Moderne sociologie
(1959)–J.A.A. van Doorn, C.J. Lammers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 347]
| |
Slotbeschouwing over sociale controleIn het voorgaande zijn enige mechanismen van sociale controle ter sprake gekomen. Wij beweren allerminst hier een volledige opsomming te hebben geboden van de factoren, die bij handhaving of herstel van evenwicht in sociale systemen een rol kunnen spelen. Naast cultuuroverdracht, sanctionering, ritueel en positietoewijzing kan men in een concrete sociale eenheid nog wel andere voorzieningen aanwijzen die een bijdrage leveren tot de stabiliteit en continuïteit van het geheel. Homans bijv. heeft gewezen op de betekenis der wederkerigheidsrelaties in het proces van sociale controle.Ga naar eind350. Zoals reeds in een vorig hoofdstuk werd betoogd, vormen wederkerigheidsrelaties een soort ‘ruilmechanisme’, een marktstructuur; hoe meer de beide marktpartijen door wederzijdse belangen aan elkaar gebonden zijn, hoe meer een dergelijke interactie een tegenwicht tegen veranderingen in de structuur van die betrekkingen inhoudt. Andere voorbeelden van mechanismen van sociale controle zijn o.m. de zgn. ‘ventielzeden’, waarmee een sociaal systeem op gezette tijden een uitlaat biedt voor interne spanningen,Ga naar eind351. en de duurzaamheid van materiële cultuurgoederen waaraan symbolische betekenissen gehecht zijn.Ga naar eind352. De nadruk op de veelsoortigheid van de in een systeem aanwezige factoren, die in het patroon van sociale controle een functie hebben, is nog om een andere reden van belang. In de praktijk is het welhaast uitgesloten om in een sociaal systeem deze of gene factor als het mechanisme van sociale controle te identificeren. Een bepaalde evenwichtstoestand in het sociale leven is immer een gevolg van het geheel van interdependente mechanismen van sociale controle. Positietoewijzing en cultuuroverdracht, zo werd reeds vastgesteld in de vorige hoofdstukken, gaan hand in hand; tussen ritueel en sancties is eveneens een nauwe samenhang te bespeuren, terwijl ook de processen van toetreding, mobiliteit en uittreding in een sociaal systeem onlosmakelijk met allerlei sanctievoorzieningen zijn verbonden. Zelfs bij het kleinste sociale systeem dat enige duurzaamheid | |
[pagina 348]
| |
vertoont - bijv. een groep van twee vrienden - dient de sociologische verklaring voor deze duurzaamheid niet slechts aan de geïsoleerde factoren, maar vooral ook aan de specifieke totaal-constellatie van de evenwichtsbevorderende mechanismen aandacht te schenken.
Tenslotte nog enige opmerkingen - waarmee wij terugkeren tot het uitgangspunt van dit deel - inzake de relativiteit van de begrippen ‘evenwicht’ en ‘verandering’. In de eerste plaats moet duidelijk gesteld worden, dat in een sociaal systeem nooit van evenwicht-zonder-meer-sprake is; de socioloog heeft vrijwel altijd met evenwicht-in-een-bepaald-opzicht te maken. Een sociaal systeem kan bijv. ondanks diepingrijpende veranderingen in de interne structuur, toch wat betreft de externe relaties een zekere stabiliteit, een evenwichtstoestand vertonen. Men denke in dit verband aan de meermalen gesignaleerde continuïteit in de Russische buitenlandse politiek gedurende de laatste eeuw, die door de revolutie van 1917 noch ook door de daarop volgende paleisrevoluties in ernstige mate verstoord werd. Zo ook kan in een gezin de gezagsstructuur lange tijd intact blijven, terwijl de onderlinge integratie der gezinsleden steeds wisselt. In de tweede plaats houdt het dynamisch karakter van een evenwichtstoestand in, dat alle behandelde mechanismen van sociale controle ook bezien kunnen worden als krachten tot sociale verandering. Wie de gang van zaken in onze samenleving in het afgelopen decennium heeft gevolgd, zal dit wel kunnen bevestigen. Lettend op de wijze waarop thans de behandelde mechanismen van sociale controle functioneren, kan het volgende worden opgemerkt. Ten aanzien van het proces van cultuuroverdracht is een drietal tendenties waar te nemen in Nederland. Allereerst is daar het - reeds in het aanvullend commentaar op hoofdstuk IV en in hoofdstuk V gesignaleerde - ontstaan van tegenculturen, subculturen en ‘underground’-culturen. Ten dele wordt hierin een generatiekloof zichtbaar die tevens een verzetshouding weerspiegelt tegen de vigerende en ‘officiële’ cultuur. Daarbij valt te denken aan betrekkelijk kleine groepen die zich actief tonen in hun oppositie tegen de bestaande opvattingen, maar ook aan het ontstaan van een sterk commercieel bepaalde ‘tieners’- en twennies'-stijl. Het betekent | |
[pagina 349]
| |
in al deze gevallen echter dat de cultuuroverdracht van oudere naar jongere generatie in bepaalde opzichten stagneert of zelfs averechts werkt. In wat algemener zin valt hierbij te denken aan een tamelijk wijd verbreide oriëntatie op de vrijetijdsbesteding, welke vooral voorkomt bij jongere mensen en bij hen die relatief veel opleiding genoten hebben, Sommige auteurs zien hierin een afbouw van de zgn. protestantse ethiek, met name in de werksfeer, hetgeen ook kan worden gedefinieerd als een afbraak van het ‘achievement syndrome’ en een pleidooi voor spontaniteit, soms uitlopend op regelrecht hedonisme.Ga naar eind353. Vrijetijdsoriëntatie evenwel betekent nog niet noodzakelijkerwijs een negatieve oriëntatie ten aanzien van het werk. Zo toonde Philipsen aan de hand van onderzoeksgegevens aan, dat zo'n vrijetijdsoriëntatie niet het omgekeerde is van ‘plichtsbesef’, maar dat het om twee verschillende grondhoudingen gaat.Ga naar eind354. In de tweede plaats wordt cultuuroverdracht meer dan voorheen in dienst gesteld van individuele ontplooiing en van sociale en culturele verandering. Termen als ‘bewustwording’ en ‘vorming’ dekken een groot aantal activiteiten die bedoelen de bestaande verhoudingen en opvattingen te ontstroeven of om te buigen. Tot op zekere hoogte is er sprake van een renaissance van de 18e-eeuwse Verlichting, thans echter in meer gepopulariseerde en gedemocratiseerde vorm. In de derde plaats wordt meer dan voorheen aandacht gegeven aan de culturele barrières in ons bestel. Met name het onderwijs - instituut voor cultuuroverdracht bij uitstek - heeft sedert de sociologische onderzoeken van Van Heek, Vervoort, Van Calcar, Van Kemenade e.a.Ga naar eind355. steeds meer de opdracht gekregen zich open te stellen voor iedereen: gelijkheid van kansen in cultureel opzicht. De werking van het mechanisme van positietoewijzing sluit hierbij onmiddellijk aan. Veel aandacht wordt besteed aan de positie van gedepriveerde groeperingen - waaronder de vrouwenGa naar eind356. - en evenveel inspanning wordt aangewend om de leden van deze groeperingen meer in het maatschappelijk en arbeidsproces te betrekken. Wat onder ‘democratisering’ figureert, is in feite vaak het streven naar grotere openheid van maatschappelijke instituties, naar snellere en minder gereguleerde doorstroming en naar massaler deelneming aan het besluitvormingsproces. | |
[pagina 350]
| |
Ook het collectief ritueel heeft in plaats van stabiliserende meer en meer dynamiserende functies verworven. Het verzet tegen militair vertoon, tegen universitair en justitieel ceremonieelGa naar eind357. en tegen kerkelijke plechtstatigheid gaat gepaard met een sterke beleving van collectieve symbolen van dynamische signatuur: van Provo via Maagdenhuis naar Dennendal, nog afgezien van de toegenomen bindende werking van charismatische figuren en stromingen van revolutionaire aard. De toepassing van sancties is evenmin als zodanig impopulair geworden maar heeft zich functioneel verlegd. Naast het streven naar ‘de-juridisering’ en ‘de-penalisering’ - populaire onderwerpen in progressief-juridische kring, en beinvloed door sociaal-wetenschappelijke bijdragen - is er een toegenomen aanwending van sancties om in de publieke sfeer veranderingen af te dwingen. Zo in het verkeer, de sociaal-economische orde en de internationale verhoudingen. De moraal is van statisch dynamisch geworden.
Dit alles houdt nauw verband met het in hoofdstuk V besproken proces van de-institutionalisering. Als cultuuroverdracht, ritueel, sancties en positietoewijzing meer als veranderings- dan als sociale controlemechanismen gaan fungeren, dan houdt dat een zekere mate van de-institutionalisering en een zekere structuurloosheid in. Men denke in dit verband aan het teloorgaan van spelregels, bijv. in het politieke bedrijfGa naar eind358., aan de kritiek op ‘gezag’ en ‘establishment’Ga naar eind359., op de ‘status-quo’ en de ‘bestaande verhoudingen’. Met deze laatste uitweidingen zijn wij echter al beland bij het vijfde en laatste deel van dit boek, waarin de processen van sociale verandering nader aan de orde gesteld worden. | |
Aanvullend commentaarDe belangstelling van sociologen voor de in dit deel behandelde processen van cultuuroverdracht, sanctionering, ritueel en positietoewijzing is sinds het verschijnen van de eerste druk van Moderne Sociologie bepaald niet afgenomen. Genoemde processen - met uitzondering van het collectief ritueel - vormen zelfs stuk voor stuk het kernobject van bloeiende specialismen in de sociologie. Zo draait het in de so- | |
[pagina 351]
| |
ciologie van opvoeding en onderwijs om cultuuroverdracht en socialisering. Zo is inmiddels de studie van afwijkend gedrag waarin sanctioneringsprocessen centraal staan, een apart deelgebied van de sociologie geworden. Zo tenslotte staan mobiliteitsprocessen nog steeds en in toenemende mate centraal in de sociologische studie van de maatschappelijke gelaagdheid. Toch is het opvallend dat in al dit soort studies de processen van cultuuroverdracht, sanctionering, collectief ritueel en positietoewijzing doorgaans in het geheel niet, dan wel slechts terloops als mechanismen van sociale controle behandeld worden, óf als ‘onvolkomen’ evenwichtsbewarende voorzieningen in een sociaal systeem worden aangemerkt. Zo is er de laatste jaren meer aandacht voor de actieve inbreng van het kind zelf in zijn opvoeding, en daarmee hangt dan samen dat ook vaker dan vroeger de nadruk gelegd wordt op individuele verschillen in en het altijd maar matig effect (d.w.z. maar matig succesvol vanuit het socialiserende systeem bezien!) van cultuuroverdracht en socialisering.Ga naar eind360. Verder is er sprake van een duidelijke stroming die niet zozeer de integratieve als wel de repressieve functies van het socialisatieproces benadrukt.Ga naar eind361. Wat betreft sancties zou men kunnen stellen dat juist deze processen hoe langer hoe meer als de sociale controlemechanismen bij uitstek worden beschouwd. Alleen, evenals bij socialisatie, zo ook worden in analyses van sanctioneringsprocessen deze niet meer als spontane (re)acties van ‘het’ sociaal systeem opgevat, maar veeleer als welbewuste beheersingspogingen van belanghebbende partijen.Ga naar eind362. Evenzeer ziet men in recente studies vaker dan vroeger de zienswijze naar voren komen, dat ritueel en ceremonieel niet altijd uitingen en tevens versterkingen van het collectief bewustzijn en de culturele eenheid van de groepering in kwestie zijn, maar veelal pogingen van de ene partij om de andere partij zijn ‘definitie van de situatie’ of zijn ‘sociale constructie van de werkelijkheid’ op te dringen.Ga naar eind363. Ook in het sociologisch denken over processen van positietoewijzing is in toenemende mate sprake van scepsis met betrekking tot de doeltreffendheid van dit soort processen als systeemhandhavende mechanismen. Zo merkt bijv. Berting op dat een te ongenuanceerd generaliseren van bevindingen omtrent het verband tussen mobiliteit en socialisering-bij- | |
[pagina 352]
| |
voorbaat leidt tot een maatschappijbeeld, waarbij ‘de maatschappij qua sociale structuur, maar vooral qua cultureel systeem relatief onveranderlijk is, waarin de mobiele individuen wat hun culturele oriëntering betreft hun herkomst vergeten en de culturele schutkleur aannemen van hun bestemmingsmilieu’.Ga naar eind364. Hij wijst dan vervolgens op nieuwer onderzoek waaruit blijkt dat met name inter-generatiemobiliteit lang niet altijd gepaard gaat met overname van de cultuur van de hogere lagen. Zo is in West-Europa vrij weinig te bespeuren van ‘anticiperend socialiseren’ op politiek terrein van arbeiderszoons.Ga naar eind365. Zo ook bleek uit een onderzoek omtrent hun politieke gezindheid, dat tijdens hun verblijf aan de universiteit of hogeschool, Nederlandse studenten - voor een groot deel sociale stijgers! - in politieke oriëntatie eerder naar ‘links’ dan naar ‘rechts’ opschuiven, al zijn er aanwijzingen dat zij tegen de tijd van afstuderen symptomen van ‘anticiperende resocialisering’ vertonen, d.w.z. een lichte tendentie naar ‘rechts’ om de entree in de maatschappij te vergemakkelijken.Ga naar eind366.
Een en ander samenvattend kan men ten eerste concluderen dat thans meer dan vroeger sociologen oog hebben gekregen voor de variabiliteit van de gevolgen van de hier behandelde processen van sociale controle, zodat nu meer zicht verkregen is op die talrijke gevallen waarin deze processen als evenwichtsbewarende krachten ‘falen’. Ten tweede wordt bij de studie van de origine van cultuuroverdracht sanctionering enz. nu bepaald meer dan voorheen gelet op de specifieke personen of partijen die in een sociaal systeem deze processen sturen of manipuleren, of althans pogingen daartoe aanwenden. Hoezeer men ook een dergelijke toename in precisie en nuancering van dit soort studies als wetenschappelijke winst kan toejuichen, toch is het jammer dat zo weinig getracht wordt systematisch de omstandigheden te bestuderen waaronder de processen van cultuuroverdracht enz. wel of niet bijdragen tot de continuïteit of de veranderlijkheid van sociale systemen. De fragmentarisatie van de studie van sociale controle en sociale verandering heeft uiteraard te maken met de déconfiture van het functionalisme en met de opkomst van stromingen als conflictsociologie en kritische maatschappijtheo- | |
[pagina 353]
| |
rie, symbolisch interactionisme en fenomenologie. Op hun beurt zijn deze ontwikkelingen in het sociologisch denken natuurlijk weer mede een gevolg van de de-institutionaliseringsverschijnselen in de huidige maatschappij, die - zoals in de slotbeschouwing, voorafgaand aan dit commentaar, al werd betoogd - weer nauw verband houden met de ‘ontregeling’ van de mechanismen van sociale controle. Daarbij komt dan nog dat de studie van de vier hier behandelde processen van sociale controle niet alleen - zoals al opgemerkt - verspreid is over bepaalde sociologische specialisaties, maar dat ook elk van de genoemde soorten sociale controle-processen weer aandacht krijgt in allerlei uiteenlopende deelgebieden van de sociologie. Om maar een voorbeeld te noemen: socialiseringsprocessen vormen niet slechts het kernobject van de sociologie van onderwijs en opvoeding, maar krijgen tevens aandacht als min of meer belangrijke onderwerpen in zulke gebieden als de politieke sociologie (‘politieke socialisering’), de sociologie van de professies (‘professionele socialisering’), de militaire sociologie (‘militaire socialisering’), enz. Het is te hopen dat in de komende jaren de processen van cultuuroverdracht, sanctionering, ritualisering en positietoewijzing niet alleen als op zichzelf interessante verschijnselen, maar óók en vooral als algemene en centrale bronnen van stabiliteit én verandering in het sociale leven geanalyseerd zullen gaan worden. |
|