Moderne sociologie
(1959)–J.A.A. van Doorn, C.J. Lammers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Tweede deel
| |
[pagina 36]
| |
Hoofdstuk II
| |
[pagina 37]
| |
de tweede plaats corresponderen met dit zichtbaar handelen allerlei gevoelens (trots, verslagenheid, woede, enthousiasme), gedachten (hoe de bal het best te bereiken is; wat de tegenstander vermoedelijk zal doen) en strevingen (pogingen een doelpunt te scoren en de anderen de loef af te steken). Naast het objectief gedrag is er dus het subjectief gedrag, ‘dat wat er in de speler omgaat’ of wel de psychische processen. Psychische en handelingsprocessen zijn als delen van het menselijk gedrag onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het een vloeit uit het ander voort. Dat het onderscheid wordt gemaakt is niettemin om analytische redenen van belang. Het subjectief gedrag is immers niet onmiddellijk waarneembaar. Het moet worden afgeleid uit de zichtbare verschijnselen aan het individu, en in feite doen wij bij het waarnemen van anderen niets anders dan juist het waarneembare in termen van ‘achterliggende’ geestelijke verschijnselen: de gevoelens, de opvattingen, de strevingen, interpreteren. Het voetbalspel doet zich echter aan ons voor als een geheel, en niet als een collectie losse gedragingen van enkelingen. Er is sprake van sociaal gedrag. Zowel de activiteiten van de diverse medespelers die wij kunnen zien, alsook de zich aan ons oog onttrekkende gedachten, gevoelens en strevingen van de voetballers zijn op elkaar betrokken. Waaruit bestaat die ‘betrokkenheid’ van de gedragingen van de één op de gedragingen van de ander in het sociaal gedrag? De kern van die ‘betrokkenheid’ is gelegen in de zingeving van elkaars gedrag.Ga naar eind18. Het gedrag van de doelverdediger heet sociaal omdat het past in het geheel van het voetbalspel, omdat zijn eigen gedrag een gevolg is van het feit, dat hij aan de activiteiten van de toestormende tegenstander een bepaalde zin geeft. Hij loopt uit, ‘duikt’, of laat in wanhoop het hoofd hangen, al naar gelang de indruk, die hij heeft van datgene wat de tegenstander en hijzelf in deze situatie kunnen, willen en zullen verrichten. Het zingevingsproces maakt deel uit van een algemener proces, dat in de psychologie perceptie genoemd wordt. Deze term wordt gebruikt om aan te duiden de subjectieve beleving door het individu van wat zich in zijn veld van waarneming voordoet. Perceptie heeft te maken met de indruk welke iets of iemand in onze omgeving op ons maakt, en hangt behalve van de eigenschappen van dat ‘iets’ of die ‘iemand’ ook in hoge mate van onze eigen innerlijke gesteld- | |
[pagina 38]
| |
heid af. Percipiëren is dus een actieve innerlijke gedraging. Men past de voor het bewustzijn opdoemende zaken en gebeurtenissen in een eigen zienswijze in. Sociaal/zijn dus gedragingen, die betrokken zijn op het gedrag van anderen; deze betrokkenheid komt tot stand door perceptie. Onderscheiden we in dit sociaal gedrag nu opnieuw een uiterlijke en een innerlijke component, dan heten de activiteiten van meerdere personen welke op elkaar zijn betrokken interactie, terwijl het proces van onderlinge uitwisseling van gedachten, gevoelens en strevingen tezamen communicatie kan worden genoemd. Ook hier een nauwe samenhang. Zoals een individuele activiteit niet te begrijpen is zonder kennis van de psychische processen waaruit de activiteit voortvloeit, zo ook is de interactie vaak ondoorzichtig, indien men geen rekening houdt met de plaatsvindende communicatie tussen de interactiepartners. In de communicatie immers komt het contact tussen de gedachten, gevoelens en intenties van verschillende mensen tot stand, waarop de interactie tenslotte berust. | |
2. Interactie en communicatieDe onderscheiding tussen interactie en communicatie is even kunstmatig als die tussen uiterlijke en innerlijke bewegingen van de persoon in het algemeen, maar analytisch niettemin vruchtbaar. Het zojuist gereleveerde voetballen is een voortreffelijk voorbeeld van een interactieproces, omdat steeds naar aanleiding van de actie van de ene speler (die bijv. de bal voorzet) een ander reageert (bijv. de bal in het doel schiet). Het is een voortreffelijk voorbeeld, omdat men aan de kennis van deze interactie alleen genoeg heeft om het verloop geheel te kunnen volgen. Iedere radioluisteraar die wel eens een voetbalwedstrijd heeft horen verslaan, weet dit. De verslaggever deelt mee wie de bal heeft, wie de bal aan wie ‘geeft’, wie de bal aan wie ‘kwijtraakt’, wie een schot lost en hoe de doelverdediger de bal ‘wegwerkt’. Alle door de verslaggever beschreven interactiereeksen tezamen geven de terzake kundige luisteraar een inzicht in | |
[pagina 39]
| |
de manier, waarop de beide elftallen functioneren, en in het verloop van de wedstrijd. Op soortgelijke wijze tracht de socioloog zich een beeld te vormen van het sociaal gebeuren. Wanneer hij een door de vakbond op touw gezette staking analyseert, gaat hij na hoe de onderhandelingen tussen de vakbondsbestuurders en vertegenwoordigers van de werkgeversorganisatie verlopen, hoe de vakbondsleiders in de ledenvergadering een motie in stemming brengen om de onderhandelingen af te breken, hoe de vergadering daarop reageert, welke maatregelen de bedrijfsleiding neemt na de afkondiging van het stakingsbesluit en het niet op post komen van de arbeiders. De analogie van verslaggever en socioloog is nog verder door te voeren. Evenals de radioverslaggever beschrijft de socioloog niet alle interacties die hij ziet. Een kortstondige woordenwisseling tussen twee spelers, die ver van het strijdtoneel ergens op het veld staan, verwaarloost de reporter. Hij zoekt de meest saillante interacties uit, en wel die interacties die de einduitslag direct kunnen beïnvloeden. Zo ‘verslaat’ ook de socioloog alleen die interacties, die volgens hem voor het verloop van het sociaal proces belangrijk zijn. Een ander punt van overeenkomst tussen de manier, waarop de voetbalwedstrijd aan het luisterend publiek wordt medegedeeld, en de benadering door de socioloog van zijn onderwerp van studie is gelegen in het interpreteren van de interacties. Zoals de verslaggever zijn verhaal doorspekt met opmerkingen als: ‘het moreel van de voorhoede begint te tanen’, ‘thans raken de gemoederen verhit; A staat met gebalde vuisten tegenover de scheidsrechter en beduidt...’, zo ook volstaat de sociaal onderzoeker niet met een pure beschrijving. Hij legt een manoeuvre van het vakbondsbestuur uit als een tactiek om de publieke opinie gunstig te stemmen, hij ziet een aankondiging van de werkgeversorganisatie als een uiting van superioriteitsbesef. Kortom, in beide gevallen wordt uit de interacties iets omtrent de daarachter liggende bedoelingen, meningen en gevoelens van de interacterende partijen afgeleid. Zowel de verslaggever als de socioloog zijn er zich dus van bewust dat interactie tevens communicatie inhoudt. Overigens treedt het verschil tussen de wetenschappelijke en de journalistieke benadering op dit punt duidelijk aan het licht. Juist omdat hij niet kan volstaan met een beschrijving maar | |
[pagina 40]
| |
dient te streven naar een verklaring, interesseert de socioloog zich in hoge mate voor die communicatie. Terwijl het de verslaggever vooral gaat om de vraag ‘wie wint en hoe?’, ligt voor de socioloog het accent op de vraag ‘waarom wint wie?’ Voor het antwoord op de eerste vraag is kennis van de interacties voldoende en waarneming van de communicatie een kwestie van oog hebben voor pittoreske details. Voor het antwoord op de tweede vraag is inzicht in de communicatieprocessen onmisbaar. In dit verband is het van belang erop te wijzen, dat communicatie en interactie niet slechts tot stand komen, wanneer er een zekere overeenstemming is in de percepties van de met elkaar in interactie en communicatie tredende personen. Ook in geval van misverstand, d.w.z. van verschil in perceptie omtrent een activiteit tussen handelende en waarnemer, kan er toch van interactie en communicatie sprake zijn. Als tijdens een plechtige visite de heer des huizes zijn uitvoerige beschouwingen over het weer na een discreet kuchje van zijn vrouw plotseling afbreekt en aan de gasten sigaretten gaat aanbieden, kan er een interactie hebben plaats gevonden tussen man en vrouw. Doorslaggevend is, of de echtgenote inderdaad met het kuchje bedoelde haar man aan zijn plichten als gastheer te herinneren en/of de man inderdaad dit kuchje als een zachte hint opvatte. Zo niet, dan was er slechts van een toevallige coïncidentie sprake! Het is ook mogelijk - en hier komt het verschil in perceptie om de hoek kijken - dat de gastvrouw haar man alleen wilde waarschuwen dat het tijd werd om de conversatie in een iets boeiender richting te leiden, terwijl mogelijkerwijs de gasten het hoesten van mevrouw ‘zagen’ als een symptoom van haar toch reeds wankel geachte gezondheid. Tenslotte vatte de echtgenoot het kuchen op als een aansporing om de visite iets aan te bieden. Hoe tegenstrijdig in dit geval de percepties van de aanwezigen over dezelfde gebeurtenis zijn, toch is er sprake van sociaal gedrag, te onderscheiden in interactie en communicatie. De gastvrouw brengt haar man tot het aanbieden van sigaretten en haar gasten wellicht tot 'n belangstellende vraag naar haar gezondheid. Tegelijk speelt zich ‘aan de binnenzijde’ van dit interactieproces een wederzijdse beïnvloeding van gedachten, gevoelens en strevingen af: de vrouw han- | |
[pagina 41]
| |
delt uit een lichte gêne over de weerberichten van haar man, deze constateert bij zichzelf een verzuim, terwijl de gasten, na hun dankbaarheid voor de aangeboden sigaret te hebben uitgedrukt, hun belangstelling laten blijken door naar de gezondheidstoestand van de gastvrouw te informeren. Ondanks de nauwe vervlochtenheid van interactie en communicatie, kan toch het accent nu eens meer op de ene dan weer meer op de andere component liggen. De voetbalwedstrijd was een goed voorbeeld van een typisch interactieproces. Wat de spelers voor gevoelens en opvattingen hebben is ondergeschikt aan het zichtbaar resultaat. Het is niet irrelevant - ‘strijdlust’ is zelfs heel belangrijk -, maar tenslotte ‘telt’ alleen het aantal doelpunten van beide partijen en deze kunnen alleen worden verkregen door ‘doel’-gerichte activiteiten. Daarentegen is een godsdienstige sekte of een discussieclub veel meer een communicatie- dan een interactiestructuur. Niet wie het drukst debatteert, maar wie de meest spitse opmerkingen maakt, is een succes. De enthousiaste sektariërs voelen zich één, ook bij afwezigheid van interactie; dit in tegenstelling tot de sleur-kerkelijken, die nog wel hun plichten onderhouden, maar wier opvattingen en gevoelens met kerkelijke binding weinig meer van doen hebben. | |
3. Aspecten van interactie en communicatieSociale interactie en communicatie zijn fundamentele sociologische begrippen, en het is dan ook geen wonder dat welhaast elke inleiding tot de sociologie met een of andere typologie of classificatie komt aandragen. Helaas zijn geen twee typologieën of classificaties eensluidend, zodat een behandeling zelfs van de meest gangbare indelingen de resterende bladzijden van deze publikatie zou vullen. Bovendien - en dat is een belangrijker argument tegen dit classificeren - begint in de sociale wetenschappen de belangstelling voor allerlei vernuftige schema's te tanen. Het besef begint door te dringen, dat evenals vele oudere wetenschappen ook de sociologie meer nut kan hebben van onderscheidingen van de veelsoortigheid van aspecten aan allerlei sociale verschijnselen dan van het streven naar een waterdicht ‘determineer-systeem’. | |
[pagina 42]
| |
Beginnen we met interactie, dan valt hieraan o.m. te onderscheiden frequentie, regelmaat, uitgebreidheid, coördinatie, eenzijdigheid en directheid. De frequentie van interactie heeft betrekking louter op het aantal contacten (d.w.z. op elkaar betrokken activiteiten) tussen verschillende personen per tijdseenheid. Bijvoorbeeld: hebben buurvrouwen in een nieuwe stadswijk dagelijks contact of ontmoeten zij elkaar slechts enige malen per maand; hebben zij met de buren frequenter contact dan met de familie buiten de stad? Het gegeven lijkt oppervlakkig gezien onbelangrijker dan het in werkelijkheid is. Een onderzoek onder migranten in een van de nieuwe Amsterdamse tuinsteden bracht bijv. aan het licht, dat frequent contact van de vrouwen met hun achtergebleven familieleden elders in het land een aanwijzing vormde voor een gebrekkig zich thuis voelen in de nieuwe woonomgeving. Anderzijds drukte een geringe contactfrequentie ten aanzien van de buren de mate van - al dan niet vrijwillig - isolement uit. Dit simpele gegeven bleek te kunnen dienen als hulpmiddel voor een snelle diagnose van maatschappelijk werksters, die op de hoogte wilden komen van eventuele aanpassingsproblemen onder migrantengezinnen.Ga naar eind19. De regelmaat van interactie heeft te maken met de voorspelbaarheid van interacties in de tijd gezien. Het ligt voor de hand dat regelmaat en frequentie van interactie geheel verschillende zaken zijn. Twee zusters kunnen elkaar regelmatig twee maal per jaar, op hun beider verjaardagen, een bezoek brengen; hier gaan dus geringe frequentie en regelmaat van interactie samen. Maar het kan ook zijn, dat zij elkaar enige malen per jaar zien als zij toevallig in de buurt zijn, zonder dat er een of andere regelmaat in hun contacten valt te ontdekken. Zo kan ook een hoge frequentie van interactie al dan niet regelmatig plaats vinden. De uitgebreidheid van interactie slaat op het aantal situaties waarin de interactiepartners met elkaar in aanraking komen. De eerder genoemde buurvrouwen kunnen in de loop van de tijd hun contacten beperken tot het uitwisselen van de laatste buurtnieuwtjes wanneer zij elkaar op de trap tegenkomen. Het kan uiteraard ook voorkomen, dat zij in een hele reeks situaties met elkaar tot interactie komen; zij gaan bijv. geregeld bij elkaar op de kinderen passen, leggen zo nu | |
[pagina 43]
| |
en dan met hun man een formele visite bij elkaar af, gaan samen de stad in en assisteren elkaar bij het toebereiden van gecompliceerde maaltijden. Een opvallend aspect van het interactieproces is de coördinatie van interactie: de mate waarin de activiteiten van verschillende personen die met elkaar interacteren, op elkaar afgestemd zijn. Wij spreken van samenwerking, wanneer collega's in een werkgroep hun activiteiten samenbundelen tot wederzijdse steun, en van tegenwerking wanneer hun activiteiten elkaar doorkruisen, onderling onverenigbaar zijn. Eenzijdigheid in de interactie is een ander gegeven, tot uiting komend in de initiatiefname in het sociaal verkeer door één van de partners.Ga naar eind20. Bij het stijldansen behoort de man het initiatief te nemen, bij het binnengaan in een vertrek laat de jongere de oudere, de heer de dame, de lager geplaatste de hoger geplaatste voorgaan. Merkwaardigerwijze gaat in deze laatste gevallen het initiatief uit van resp. de jongere, de heer en de lager geplaatste, die door een opmerking, een gebaar of alleen een afwachtende houding de andere partij uitnodigen om als eerste binnen te treden. Dat de meeste mensen zich van deze regels bewust zijn, is reeds een aanwijzing dat hun bestudering sociologisch belangwekkend is. Men ziet zelfs, dat in gevallen waar kennis omtrent bijv. de sociale rang ontbreekt, de initiatiefname opheldering kan verschaffen. Dit geldt al voor een gezelschap, dat in afwachting is van enige directieleden waaronder de hoofddirecteur, of bij een openbare plechtigheid, waar men een aantal autoriteiten op gereedstaande zetels ziet plaats nemen. Uit de volgorde van het binnentreden en uit de plaatsing van de stoelen kan ook voor volslagen buitenstaanders de rangorde van de personen worden afgelezen. Wij kennen allen de speculaties die in de politieke berichtgeving de ronde doen, als de Russische regeringsleiders bij een belangrijk bezoek plotseling in een ‘ongewone’ volgorde het vliegtuig verlaten. De directheid van de interactie, tenslotte, is een aspect van de wijze, waarop de communicatie in de interactie tot stand komt. Directe interactie is die interactie, waarbij de betrokken partijen door regelrechte waarneming van elkaars activiteiten met elkaar communiceren. Indirecte interactie is interactie, waarbij de partijen in kwestie door tussenpersonen | |
[pagina 44]
| |
of door middel van materiële voorwerpen (brieven, tijdschriften, grammofoonplaten e.d.) communiceren. Zo kenmerkt het toneel zich door een directe interactie tussen publiek en spelers, maar komt bij de film het contact tussen speler en toeschouwer op indirecte wijze tot stand.
Komen wij thans tot een nadere ontleding van het communicatieproces. Het is dienstig bij een behandeling van aspecten van communicatie onderscheid te maken al naar gelang de drie soorten psychische processen: denken, voelen en streven. In de eerste plaats iets over de denkprocessen. Men kan spreken van de precisie en de convergentie van denkbeelden. Wij kennen een ander ‘goed’ of ‘vaag’, hetgeen zeggen wil dat de scherpte van het beeld, dat wij omtrent een ander hebben, in hoge mate kan variëren. In het contact met een ander is de precisie van de perceptie uitermate belangrijk. Dit geldt zowel voor de percepties omtrent elkaar als ook voor de percepties omtrent allerlei andere voor de partijen in kwestie belangrijke zaken. De chef, die slechts een vaag idee heeft over de taak van één van zijn ondergeschikten, zal in de communicatie met deze ondergeschikte tot geheel andere resultaten komen dan de chef, die van alle details der werkzaamheden van de ondergeschikte in kwestie op de hoogte is. Convergentie van denkbeelden slaat eenvoudig op de mate van overeenstemming in percepties omtrent elkaar, of met betrekking tot voor de partijen relevante kwesties. Het behoeft geen nader betoog, dat de aard der interacties en communicaties tussen mensen in hoge mate afhankelijk is van de mate, waarin zij het eens zijn. In de tweede plaats verdienen de emotionele processen onze aandacht. Men kan spreken van gevoels-intensiteit en van gevoels-gerichtheid. Om met de laatste te beginnen, een zeer algemeen aspect van de sentimenten die wij jegens anderen, en ook jegens allerlei in het communicatieproces naar voren tredende dingen of verschijnselen, koesteren is de mate van ‘pro of contra’, de mate waarin wij vóór of tegen iemand of iets gekant zijn. De medemens zo goed als al het andere dat in onze percepties voorkomt, kan in ons positief óf negatief gerichte gevoelens, gevoelens van goed- óf afkeuring opwekken. | |
[pagina 45]
| |
Natuurlijk is er aanmerkelijk verschil in de mate waarin het individu positief of negatief gestemd is met betrekking tot iemand of iets in zijn omgeving. Wij kunnen een uitgesproken sympathie of een extreme antipathie jegens onze buurman koesteren, maar ook is het mogelijk, dat het slechts om ‘lichte’ wrevel of ‘geringe’ voorkeur voor de buurman gaat, terwijl het tenslotte ook nog kan voorkomen, dat wij ons op het ‘nulpunt’ tussen positieve en negatieve gevoelens bevinden. Wij zeggen dan, dat wij ‘neutraal’ staan tegenover iemand. Gevoelsintensiteit slaat op de sterkte van de sentimenten. Ongeacht de gerichtheid der gevoelens kunnen deze variëren naar ‘geladenheid’. In dit licht bezien wordt de alledaagse ervaring dat liefde in haat verkeert, begrijpelijk. Weliswaar verandert in dit geval het gevoel radicaal van richting, maar de gevoelsintensiteit blijft dezelfde. Wanneer iemand ons ‘koud’ laat, dan bedoelen wij dat de hevigheid van de sentimenten jegens de persoon in kwestie minimaal is. In de derde plaats zij gewezen op enige aspecten van het streven, die voor een begrip van het communicatieproces van belang zijn. Evenals bij de emotionele psychische processen kunnen wij bij de volitionele een wils-intensiteit en een wils-gerichtheid onderscheiden. Met termen als ‘vastbeslotenheid’, ‘wilskracht’ en ‘slapheid’ wordt gedoeld op allerlei sterkte-variaties in de strevingen, waarop men in de intermenselijke communicatie stuit. Daarnaast is er ook weer positieve of negatieve gerichtheid te ontwaren in de wilsprocessen. Naast de wil tot samenwerking kan er een wil tot tegenwerking in de interactie naar voren komen.
Het spreekt vanzelf, dat deze verschillende aspecten van interactie- en communicatieprocessen nauw met elkaar verbonden zijn. In plaats van te volstaan met de kreet dat het gedrag van de mens één en ondeelbaar is, willen wij juist om de aard van de samenhangen tussen de diverse gedragscomponenten te bestuderen eerst zo nauwkeurig mogelijke onderscheidingen aanbrengen. In een volgend hoofdstuk worden dan ook enige resultaten van sociaal-psychologisch onderzoek vermeld omtrent de verbanden tussen de hier onderkende factoren in het menselijk gedrag. | |
[pagina 46]
| |
4. Interactie, communicatie en de restWie ons tot zover heeft gevolgd, zal zich, zeker indien hij al meer sociologische verhandelingen onder ogen heeft gehad, met recht kunnen afvragen wat dit alles nu eigenlijk met sociologie te maken heeft. Hij zal opmerken dat er weliswaar voorbeelden zijn genoemd die hem aanspreken, maar dat de analyse in termen van interactie en communicatie toch wel bijzonder schraal aandoet. De vakbeweging en de voetbalclub zijn toch nog wel iets meer dan interacterende en communicerende individuen. Het zijn groepen, die bepaalde sociale waarden als oriëntatiepunt hebben en volgens sociale normen en spelregels functioneren. Hierover is nog niets gezegd. Bovendien, aldus onze onzichtbare criticus, interactie en communicatie zijn verschijnselen die zich in elke groep, in elk menselijk contact, hoe vluchtig ook, voordoen. Is het juist niet kenmerkend voor de verschijnselen die de sociologie bestudeert, dat zij duurzaam zijn, zelfs een langer leven hebben dan het individu? Waar blijven begrippen als cultuur en institutie? Hoe kan men een katholieke kerk of een Franse revolutie met armetierige concepten als interactie en communicatie te lijf? Nu richt deze aanval zich op pretenties, die wij - en de groepsdynamica en sociaal-psychologen op wier terrein wij bezig zijn - bepaald niet hebben. Het misverstand - want daarvan is hier sprake - berust op een verwarring van analyseniveaus.Ga naar eind21. Toegeven dat bijv. een gezin veel ‘meer’ is dan een bundel interactieprocessen, weerspreekt niet het feit dat het óók interactieprocessen omvat en dat (dus) de kennis van de wetmatigheden van deze processen direct bijdraagt tot de verklaring van het functioneren van het gezin. Dit feit verschaft de groepsdynamicus de mogelijkheid om experimenten met volkomen willekeurig tezamen gebrachte personen te ondernemen, waarvan het resultaat materiaal aandraagt voor het begrip van groepen, welke inderdaad door hun rol als maatschappelijk instituut en hun duurzaamheid, veel méér dan experimentgroepen zijn. De verhouding tussen interactie en communicatie en de sociaal-culturele werkelijkheid-in-volle-omvang is niet een elkaar uitsluitende maar een inclusieve verhouding, zoals - om een voorbeeld van elders te nemen - een analyse van het | |
[pagina 47]
| |
instituut van het huwelijk de seksualiteit niet uitsluit maar impliceert. Met de processen van interactie en communicatie is het in principe niet anders. De duurzaamheid van de contacten tussen individuen, en de normen waaraan zij zich bij hun contact bereid zijn te onderwerpen, vooronderstellen steeds interactie en communicatie, op welke wijze de betrokkenen ook kans zien deze processen vorm te geven. Interactie, communicatie en de rest: van deze ‘rest’ zullen wij zo straks een enkele, zij het een voor de sociologie zeer centrale factor uitlichten om zijn betekenis voor de analyse van de sociale werkelijkheid nader te onderzoeken, nl. de duurzaamheid van sociaal gedrag. | |
Aanvullend commentaarOnze verhandeling over interactie-communicatieprocessen als basiselementen van het sociale leven was destijds vooral geïnspireerd door het werk van de socioloog Homans en van sociaal-psychologen als Newcomb, Krech en Crutchfield.Ga naar eind22. Vele van deze inzichten en onderscheidingen zijn inmiddels gemeengoed geworden in de sociale wetenschappen. In moderne handboeken en inleidingen treft men zelden speciale definities en aparte behandelingen van de grondbegrippen interactie en communicatie aan. In het algemeen kan worden opgemerkt dat in de sociale psychologie de afgelopen vijftien jaar de aandacht verschoven is van verbale naar non-verbale vormen van interactie en communicatie. Dit heeft ook te maken met een verhoogde belangstelling van sociaal-psychologen voor de ethologie (dat deel van de biologie dat zich bezighoudt met de studie van dierlijk gedrag). Voorts zijn bij de studie van communicatieprocessen de taal en het taalgedrag vaker dan vroeger voorwerp van studie geworden. Voor een overzicht van de ‘new look’ van de sociale psychologie zij verwezen naar het eerste hoofdstuk van het hierna in de bibliografie genoemde boek van Michael Argyle. Wat betreft de typisch sociologische studie van interactie-communicatieprocessen, zag het er in het begin van de jaren zestig naar uit dat de sociologen het gehele gebied van de zgn. micro-sociologie (de studie van interactie en communi- | |
[pagina 48]
| |
catie, elementaire sociale verhoudingen en betrekkingen, kleine groesprocessen) overlieten aan de sociaal-psychologen. Alleen Homans ging op de door hem eenmaal ingeslagen weg verder, publiceerde in 1961 zijn Social Behaviour. Its elementary forms en hield in 1964 als president van de Amerikaanse sociologenvereniging een geruchtmakende rede, ‘Bringing Men Back In’, waarin hij de dominante functionele school in de sociologie heftig aanviel en pleitte voor psychologische verklaringen van het sociaal gedrag.Ga naar eind23. Met deze publikaties werd hij de voornaamste exponent van de zgn. uitwisselingstheorie (‘exchange theory’), een benadering welke uitgaat van het menselijk gedrag als een functie van de hoeveelheid en de hoedanigheid van de door de mens van zijn optreden verwachte baten enerzijds, en de ermee voor hem gemoeide kosten anderzijds. Een andere prominente vertegenwoordiger van deze stroming is Peter Blau (Exchange and Power in Social Life, 1964). Hoewel sommige ideeën en inzichten van Homans en Blau wel zijn aangeslagen, kan toch niet gezegd worden dat zij ‘school’ gemaakt hebben en dat er sprake is van een aparte micro-sociologie op basis van de uitwisselingstheorie. Schoolvorming op basis van een serie theoretische uitgangspunten vond wel plaats bij een heel andere richting, nl. die van het symbolisch interactionisme, welke de laatste jaren sterk in opkomst is. Aanhangers van deze richting plegen zich vaak scherp af te zetten tegen de gangbare benaderingen in sociologie en sociale psychologie en gebruiken een nogal eigensoortig begrippenapparaat. Aandacht voor processen van betekenisverlening of zingeving door de mens aan zijn eigen gedrag en aan dat van anderen, vormen het vertrekpunt van hun analyses. Omdat deze sociologen eigenlijk alleen de sociale belevingswereld van de mens tot studie-object willen nemen, beperkt hun terrein van activiteit zich goeddeels tot de bestudering van interactie-communicatieprocessen. Een goede verzameling van theorie en onderzoek uit deze school biedt jerome g. manis en bernard n. meltzer, Symbolic Interaction. A Reader in Social Psychology (1972; 2e dr.). Voor verdere beschouwingen en literatuurverwijzingen met betrekking tot het symbolisch interactionisme, zie o.a. j.j. van hoof, Symbolisch interaktionisme. Een overzicht en een poging tot evaluatie (Mens en Maatschappij, Jrg. 48, 1973, 328-373), en a.c. zijderveld, De theorie van het | |
[pagina 49]
| |
symbolisch interactionisme (1973).
Wellicht ten overvloede wijzen wij erop dat de manier waarop wij in dit hoofdstuk en ook verder in ons boek interactie-communicatieprocessen behandelen, beter aansluit bij het begrippenapparaat van de sociale psychologie dan bij dat van de sociologie in de stijl van het symbolisch interactionisme. Vandaar dat in de volgende bibliografie enige inleidingen tot de sociale psychologie zijn genoemd ten behoeve van lezers die zich verder willen verdiepen in theorie en onderzoek betreffende deze basisprocessen van het sociale leven.
Tenslotte nog iets over de op het eind van dit hoofdstuk genoemde drie soorten psychische processen: denken, voelen en streven. Zoals in het volgende hoofdstuk zal blijken, kan men deze processen tevens opvatten als aspecten van menselijke houdingen en verhoudingen. De ‘drieslag’ komt men nog altijd wel tegen in de sociale psychologie (zie bijv. de in de bibliografie bij dit hoofdstuk genoemde inleiding van Wrightsman, p. 259-260), maar wordt bepaald niet meer algemeen erkend als zinvol. Toch zijn wij geneigd deze indeling nog wel enig nut toe te kennen, al was het maar omdat in de praktijk van het sociaal-wetenschappelijk onderzoek bij vrijwel elke vorm van enquêtering de vragen te classificeren zijn op basis van deze drieslag. Zo hebben de meeste opinievragen (bijv. ‘In welk opzicht vindt u het beleid van de huidige regering een mislukking? In welke opzichten een succes?’) betrekking op cognitieve (denk-)processen. In waarderingsvragen (bijv. ‘Hoe goed of slecht vindt u het beleid van de huidige regering?’ 10 = zeer goed ... 1 = zeer slecht) gaat het om affectieve (gevoels-)processen, met name om ‘de mate van pro of contra’. Bij intentievragen tenslotte benadrukt men conatieve (wils-)processen: ‘Als er nu verkiezingen waren, zoudt u dan stemmen vóór een der partijen uit de huidige coalitie?’. | |
Aanbevolen literatuur bij hoofdstuk IImichael argyle, Social interaction (Londen: Methuen, 1969) is een vlot geschreven, moderne inleiding tot de studie van interactie- en communicatieprocessen, zulks bij wijze van algemene oriëntatie in de huidige sociale psychologie. De | |
[pagina 50]
| |
auteur legt vooral de nadruk op non-verbale interactie, is een vurig pleitbezorger van de ‘new look’ in de sociale psychologie, maar is daardoor wel wat overdreven sceptisch gestemd omtrent de voortgang en resultaten van de ‘conventionele’ sociale psychologie.
robert a. baron, donn byrne en william griffit, Social psychology: Understanding human interaction (Boston, Mass.: Allyn and Bacon, 1974) vormt een uitstekende algemene inleiding, minder dan die van Argyle vanuit een bepaald partipris geschreven. Terwijl in hoofdstuk 9 de perceptieprocessen worden behandeld, komen de communicatieprocessen ter sprake in hoofdstuk 6, bij de behandeling van veranderingen van houdingen en gedragingen.
c. keers en h. wilke, Oriëntatie in de sociale psychologie: Het individu in de groep (Alphen a.d. Rijn: Samson, 1972). Een heldere, systematische maar wel erg beknopte inleiding tot dit vakgebied. Hoofdstuk 4 gaat over interpersoonlijke waarneming - een belangrijk onderdeel van het perceptieproces -, terwijl in de hoofdstukken 5 en 6 het communicatieproces wordt behandeld.
lawrence s. wrightsman, Social psychology in the Seventies (Belmont, Ca.: Wadsworth, 1972) is evenals het werk van Baron e.a. een uitgebreide algemene inleiding van hoog niveau. Bevat veel materiaal over toepassing van de sociale psychologie op allerlei deelgebieden. De sociale perceptie komt ter sprake in hoofdstuk 15, terwijl in hoofdstuk 10 het nodige is te vinden over interactie en communicatie. |
|