[Inleiding]
Veel generaties, zoveel is duidelijk, worden door de geschiedenis gevormd. Ze dragen het stempel van een historisch moment en ze ontlenen aan dat moment hun identiteit. Ze zijn een product van de discontinuïteit die de geschiedenis eigen is.
Het tegengestelde komt evenzeer voor: het historisch moment ontstaat uit een generationeel initiatief. De generatie ondergaat de loop der gebeurtenissen niet maar verlegt die loop. Ze reageert niet op een gegeven trendbreuk maar bewerkstelligt deze, door het stichten van een politieke partij, het proclameren van een nieuwe artistieke stijl of het poneren van een revolutionair wetenschappelijk denkbeeld.
De leden van een dergelijke ‘actieve’ generatie zijn met recht activisten te noemen. Als strijdgenoten vormen ze een falanx die doorgaans uit een elitaire minderheid bestaat, al kan door haar succes de meerderheid worden gewonnen, die op haar beurt dus als een ‘passieve’ generatie gaat fungeren. Hun ongeduld komt voort uit de pretentie eigen superioriteit te kunnen stellen tegenover de inferioriteit van hun voorgangers. Hetwordt versterkt door het besef dat ze als ‘jongeren’ - wat ze doorgaans zijn - het initiatiefnaar zich toe moeten trekken. Anders dan de passieve generaties die ontstaan uit ervaringen in het verleden, zijn actieve generaties immers op de toekomst gericht.
In het volgende komen drie typen van dergelijke generaties aan de orde, onderling sterk verschillend. Literaire en artistieke generaties ontstaan in volle vrijheid en kunnen zich elk denkbaar experiment veroorloven. Politieke generaties opereren daarentegen binnen een gegeven structuur, soms een staatsbestel, soms een partijregime. Wetenschapsgeneraties nemen een tussenpositie in: gedisciplineerd door scholing en standaard-methodologie, zijn ze vrij en worden ze soms zelfs geprovoceerd om hun boeien te verbreken.