Gevangen in de tijd
(2002)–J.A.A. van Doorn– Auteursrechtelijk beschermdOver generaties en hun geschiedenis
[pagina 15]
| |
Een rondgang als inleidingDe term ‘generatie’ wordt zo vaak gedachteloos gebruikt dat hij de schijn wekt een heldere betekenis te bezitten. Niets is minder waar. ‘Generatie’ is de naam van een familie van begrippen waarvan de leden weliswaar verwanten zijn - alleen al omdat ze allemaal iets met tijd en tijdsverschillen te maken hebben - maar die hun eigen weg gaan en nauwelijks onderlinge relaties onderhouden. Het oudst is de betekenis van afstamming: van ouders als de eerste, kinderen als de tweede en kleinkinderen als de derde generatie. Uit deze verticale figuur van stamboom, per familie onderscheiden, zijn horizontale figuren af te leiden: jongeren en ouderen, als leeftijdscategorieën en als maatschappelijke formaties. Tussen het microverband en de macrosfeer bestaan allerlei overeenkomsten:Ga naar eindnoot1 er kan sprake zijn van solidariteit, tot uiting komend in een zorgplicht over en weer, er kunnen evenzeer conflicten ontstaan, losjes aangeduid als de generatiekloof, terwijl de zogeheten intergenerationele mobiliteit zowel betrekking kan hebben op familiale als op maatschappelijke beroepserfelijkheid. Een verwante dimensie vormt de overdracht van taal, kennis, vaardigheden en vermogen van ouderen aan jongeren, vastgelegd in tradities maar ook in het erfenisconcept dat in vele samenlevingen nauwkeurig is geregeld en uitgewerkt. Wie het in het groot wil zien, kan aansluiten bij Elias die de geschiedenis door de eeuwen heen beschouwt als ‘een vele generaties omvattend leerproces’ dat als zodanig de maatschappelijke vooruitgang verklaart.Ga naar eindnoot2 Of jongeren dan wel ouderen het meest op de voorgrond treden, is historisch bepaald. De grote tijd van de jeugdbeweging ligt achter ons en daarmee het geloofvan vele jongeren dat zij de plicht hadden de maatschappij te hervormen, zo niet revolutionair te veranderen. Toen de socioloog en socialistische voorman Willem Banning in 1958 op zijn leven terugkeek, deed hij dat in de vorm van een boekje dat de niet geringe titel meekreeg: Terugblik | |
[pagina 16]
| |
op leven en strijd van althans een deel der generatie die idealistisch-jong was aan het begin der twintigste eeuw, toegelicht aan de ontwikkelingsgang van één hunner. Ten overvloede, zou men denken, zegt hij in het woord vooraf zich verbonden te weten met de vorige, de huidige en de komende generatie, opgenomen als hij zich wist ‘in de levende keten der geslachten’.Ga naar eindnoot3 Het is een generationele bevlogenheid die ons vreemd voorkomt maar die in de koortsachtige eerste helft van de vorige eeuw meer regel dan uitzondering was. ‘De jongere hunkert naar de daad’, schreef Bannings medestander Koos Vorrink, ‘de daad, die het leven, ook voor hem persoonlijk, een zin geeft. Hij verlangt naar de dienst aan het ideaal, waarin hij zijn kracht en moed kan tonen. Het offer is voor de jongeren een geheimzinnige vreugde’.Ga naar eindnoot4 In onze dagen worden dergelijke geluiden niet meer gehoord en evenmin verwacht. Jongeren - het woord klinkt al bijna belegen - zijn vooral met hun persoonlijke toekomst bezig. Het zijn eerder ouderen, ook wel post-actieven genoemd, die generationeel een factor van gewicht beginnen te vormen, zowel demografisch als economisch en mogelijk op de duur ook electoraal. Dat de term ‘generatie’ niettemin voortdurend op jongere leeftijdsgroepen wordt toegepast, heeft veel te maken met mediahypes en commerciële exploitatie. Er spreekt gemakzucht uit de losse hantering van de term, een kortademig tijdsbesef dat voor elk jaar en elk vluchtig verschijnsel een generatie-aanduiding weet te produceren. De televisie heeft de ‘beeldgeneratie’ geschapen, ook wel de ‘zap- of surfgeneratie’ genoemd, met de pc kwam de ‘internetgeneratie’, zoals de welvaart een ‘verwengeneratie’ voortbracht en enkele jaren geleden een ‘millenniumgeneratie’ werd gesignaleerd. Elke rage in de popmuziek is goed voor een eigen etiket. De suggestie van ‘vernieuwing’ die de term aankleeft, is zo onweerstaanbaar dat zelfs consumentenproducten met dit label in de markt worden gezet: cosmetica of spelcomputers of - zoals ik tegenkwam - fotopapier van Fujicolor. Ook het gewone spraakgebruik kan zich niet aan de verleidelijkheid van de term onttrekken. Het is algemeen gebruikelijk bij verwijzingen naar verleden of toekomst in termen van generaties te spreken. Vroegere generaties, zegt men dan, hebben meer armoede gekend dan de huidige. Komende generaties zullen | |
[pagina 17]
| |
rekening moeten houden met hogere publieke lasten als gevolg van de vergrijzing van de bevolking. Dat is natuurlijk niet onjuist, maar de aanwending van de term generatie voegt niets toe aan onze kennis. Men had ook kunnen zeggen dat ‘in vroegere tijd’ meer armoede werd geleden dan vandaag de dag en dat ‘in de komende tijd’ het probleem van de vergrijzing gaat spelen. Nog beter zou het zijn de bedoelde perioden in jaren of decennia uit te drukken. Als Nadine Gordimer een van haar romanpersonages laat zeggen: ‘we belong to the generation that lays down its burdens on Freud, as our parents were exhorted to lay down theirs on Jesus’,Ga naar eindnoot5 dan is dat een aardige observatie omdat ze een breed historisch proces aanduidt waarin het vertrouwen in religieuze troost heeft plaats gemaakt voor een geloof in wetenschappelijk gefundeerde therapieën. Maar de winst van het gebruik van de term ‘generatie’ is mager, tenzij zou worden aangetoond dat de oudere generatie, ondanks de veranderde voorkeur, vasthoudt aan het oorspronkelijke gedragspatroon en zich daardoor vervreemdt van de jonge generatie. Indien echter de ouders zich inmiddels gedragen als de kinderen, dan wordt weinig anders beweerd dan dat godsdienst vroeger meer en nu minder functies vervult, wat we al wisten en waarvoor we het generatiebegrip niet nodig hebben. ‘De tijden veranderen en wij met hen’: zo gaat het meestal. Generaties zijn in die gevallen niet meer dan vormloze clusters met een pover ontwikkeld collectief bewustzijn: zwakstroomgeneraties. Geprononceerde en duurzame generaties ontstaan pas indien tijdgenoten betrokken raken bij of getroffen worden door zodanig ingrijpende gebeurtenissen dat zij het effect ervan langdurig, misschien levenslang ervaren. De Franse historicus Marc Bloch, die generaties op deze wijze definieert, noemt als voorbeeld zichzelf en zijn medestudenten die zich beschouwen als de laatsten van de generatie die de Dreyfus-affaire bewust heeft meegemaakt en de navrante herinneringen eraan voorgoed meedraagt.Ga naar eindnoot6 Omdat de twintigste eeuw vol is geweest van catastrofale gebeurtenissen, is zij vervuld van generationeel bewustzijn. Het was de eeuw van de Eerste Wereldoorlog die bij monde van Gertrude Stein en door Hemingway vereeuwigd, een ‘lost generation’ opleverde.Ga naar eindnoot7 Het was ook de eeuw van totalitaire regimes die het leven | |
[pagina 18]
| |
van hele generaties verwoestten. Stefan Zweig begint zijn memoires, geschreven kort voordat hij zich het leven benam, met de bekentenis dat hij spreekt als Oostenrijker, jood, schrijver, humanist en pacifist, en daarmee woordvoerder is van een oneindig zwaar getroffen generatie: ‘unserer einmaligen Generation, die wie kaum eine im Laufe der Geschichte mit Schicksal beladen war’.Ga naar eindnoot8 Maar elke generatie is een deelgeneratie. Dezelfde oorlog die Zweig vernietigde, kon voor andere schrijvers een inspiratiebron zijn. Het blijkt uit een tweetal curieuze gesprekken die Harry Mulisch, Jan Blokker en Henk Hofland ten overstaan van een redacteur van Vrij Nederland in 1978 en 1993 voerden.Ga naar eindnoot9 Ze zijn ongeveer even oud - jaargang 1927 - en spreken namens ‘hun’ generatie. Zowel de voorgaande als de volgende generaties in het literaire en journalistieke wereldje worden op de weegschaal gelegd maar ze vallen er tenslotte allemaal af: serieuze concurrenten ontbreken. Vooral de jongeren moeten het ontgelden: ‘De generatie die na ons komt (blaast) maar een heel klein nummertje’. Zoiets komt voor. Boeiender is de verklaring die het drietal voor hun historische prestatie aanvoert: hun puberteit viel samen met de oorlog. ‘En daar kan niks tegenop’, heet het in 1978. Vijftien jaar later wordt de stelling verder onderbouwd: ‘Het was de compactheid van de oorlog. Je telde de uren(...) Het was in zekere zin het Duizendjarig Rijk (...) De dingen hadden toen een veel grotere intensiteit. Dat heeft ons tot gevuldere mensen gemaakt in onze kop dan alle generaties na ons’. Met de verdwijning van deze generatie - de drie heren dus - verdwijnt de laatste verbinding met de oorlog. ‘En dat is wat Nederland zal veranderen’. Het zijn frappante observaties. De oorlog verschijnt hier niet als een noodlot maar als een lot uit de loterij van de geschiedenis. Hij vormt een onvervangbaar literair en intellectueel kapitaal dat levenslang kan worden geëxploiteerd. Behoren tot een oorlogsgeneratie bevordert de creativiteit, vooral daarom een interessant geluid omdat de periode 1940-1945 altijd wordt gezien vanuit het verzets- en collaboratie- dan wel slachtofferperspectief. Maar ook de daders dragen hun verleden mee en vormen in die zin een generatie. De schrijver en schilder Armando heeft in zijn Berlijnse jaren een schat aan kleine relicten uit de nazitijd verza- | |
[pagina 19]
| |
meld, minuscule aanwijzingen zoals een gezegde, een anekdote, soms een enkel gebaar, waarbij hij vragen stelt: ‘Zoals op een weemoedige namiddag in een Kaffeehaus: de pianist en violist staan met de ober te praten, drie heren op leeftijd. De violist legt even zijn hand op de schouder van de ober. Kameraden? Wie waren deze drie? Waar waren ze?’Ga naar eindnoot10 Ik herken dit. Als ik kennis maak met een mannelijke leeftijdgenoot en we raken min of meer vertrouwelijk aan het praten, dan komt vroeg of laat het moment dat een van ons de simpele vraag stelt: ‘Ook in Indië geweest?’ Een bevestigend antwoord opent een wereld van herinneringen en emoties en schept op slag een gevoel van verbondenheid. De openhartigheid kan bijzonder ver gaan. Krasse verhalen, zelfs over moord en doodslag, worden onbevangen uitgewisseld en becommentarieerd. Het gesprek is gelardeerd met een soort van veteranen-steno, onbegrijpelijk voor buitenstaanders maar voor ons geladen met associaties: Hueting, tni, ivg, hamot, sq-lijn, tentara soesoe, tjotten en tempatjes. Huiselijker zijn voor velen die ‘erbij waren’ de herinneringen aan de gebeurtenissen van ‘1968’. Zij maken deel uit van een van de weinige generaties die sinds jaar en dag de belangstelling hebben van de media en het sociologisch-historisch onderzoek. Interessant is de vraag hoe die ervaringen hun verdere levensloop hebben beïnvloed. Voor veel huidige jongeren heeft deze ‘protestgeneratie’ verraad gepleegd door zich in politiek en bestuur een monopoliepositie te verschaffen. Ze zouden kunnen verwijzen naar de klassieke these van Robert Michels dat de revolutionairen van vandaag de reactionairen van morgen plegen te zijn, maar ze hadden het ook bij Friedrich Hebbel kunnen lezen die al in 1857 terloops noteerde: ‘Es gibt Leute, die heute Sozialisten und Rebellen sind und morgen Verwaltungsräte. Die sind Personifikationen der Seelenwanderung’.Ga naar eindnoot11 Dat is aardig gezegd maar het legt wel een bom onder het begrip generatie. Veel discussies over dit onderwerp gaan namelijk over de vraag of niet de meeste mensen, al maken ze diep ingrijpende gebeurtenissen mee dan wel fundamentele veranderingen in het maatschappelijk bestel, dermate flexibel en realistisch zijn dat zij zich schikken naar nieuwe situaties en de kansen grijpen | |
[pagina 20]
| |
die deze situaties bieden. Vriendelijker gezegd: mensen zijn doorgaans in staat en bereid te leren uit ervaring en geneigd hun gedrag te corrigeren overeenkomstig nieuwe inzichten en mogelijkheden. Zo gezien, zullen de verschillen tussen de opeenvolgende generaties zelden abrupt zijn, veeleer geleidelijk. De discontinuïteit die de klassieke generatietheorie veronderstelt, zou wel eens zeer betrekkelijk kunnen zijn.Ga naar eindnoot12 Gezien het voorgaande, valt het niet te verbazen dat onderzoekers die zich voornemen het generatieprobleem systematisch in kaart te brengen, hun taak enigszins zuchtend opnemen. François Mentré, die er in 1920 een zeer omvangrijke studie aan wijdde, begint zijn boek met de vaststelling: ‘L'idée de génération n'est pas une idée simple’.Ga naar eindnoot13 Zijn landgenote Claudine Attias-Donfut, die driekwart eeuw later een nieuwe omvattende poging onderneemt, wijst bij de aanvang meteen op de vele manieren waarop de term generatie wordt gebruikt en concludeert al in de eerste alinea dat het om een begrip gaat dat zwaar geladen is met betekenissen - ‘lourdement chargée de sens’ - maar toch vaag blijft.Ga naar eindnoot14 Het is een geluid dat uit de literatuur telkens weer opklinkt. Het heeft de Nederlandse onderzoekers niet ontmoedigd. Juist in de laatste jaren wordt er in ons land veel over generaties geschreven en is er zelfs gesproken van ‘een renaissance van het generatie-onderzoek’.Ga naar eindnoot15 Sociologen en demografen hebben het voortouw genomen, politicologen tonen zich geïnteresseerd en historici volgen op enige afstand. Werd de Nederlandse samenleving een eeuw geleden vaak in termen van sociale klassen bestudeerd en naderhand volgens de indeling naar zuilen, momenteel heeft het onderscheid naar generaties in wetenschapsland de nodige populariteit verworven.Ga naar eindnoot16 Toch is er ook veel kritiek. De term wekt irritatie en weerstand, niet zelden bij spraakmakende auteurs. De socioloog Bart Tromp spreekt van ‘een journalistiek begrip, bruikbaar in krant en conversatie, maar onhoudbaar zodra gevraagd wordt het te preciseren’. De historicus Piet de Rooy acht het begrip wellicht nuttig als ‘sensitizing concept’ maar ook niet veel meer dan dat. De publicist Paul Scheffer noemt het veelvuldig verwijzen naar generaties ‘een stok om mee te slaan of om mee te gaan’ en ‘een teken van | |
[pagina 21]
| |
onzelfstandig denken’: ‘Het schuilen en kritiseren in groepsverband is een slechte gewoonte’.Ga naar eindnoot17 Anderen, niet minder bevoegd tot oordelen, zijn over de bruikbaarheid van het generatiebegrip zonder meer enthousiast. De socioloog Henk Becker, die op dit terrein in Nederland pionierswerk heeft verricht, kan zich de beoefening van de hedendaagse Westerse geschiedenis zonder aandacht voor generaties moeilijk voorstellen.Ga naar eindnoot18 Hij wordt bijgevallen door de historici Luyks en Righart: ‘Voor historici is het concept om meer dan één reden interessant: het kan(...) verdiepend en verhelderend werken bij vraagstukken van continuïteit en discontinuïteit, problemen van periodisering kortom. En aangezien de historici zich nu eenmaal beroepshalve bezighouden met de vraag wat verandert en wat eender blijft, wanneer iets begint en wanneer het afgelopen is, zou generatie een kernthema voor hen moeten zijn’.Ga naar eindnoot19 Misschien zou dat moeten, maar het is zeker niet zo: in de geschiedschrijving is van generaties zelden sprake. Ook sommige sociaal-wetenschappelijke onderzoekers tonen zich teleurgesteld over de ongrijpbaarheid van het begrip generatie en storen zich aan de uiteenlopende betekenissen waarin het wordt aangewend. Zo komt Hagenaars tot de harde conclusie dat het begrip generatie zelfs niet verwijst naar ‘een eigen entiteit en identiteit’. Hij heeft het over ‘de onzichtbare kleren van de generaties’.Ga naar eindnoot20 Minstens zo dodelijk is zijn stelling dat generatietheorieën weinig verklarende potentie bezitten en in dit opzicht achterblijven bij klasse- en statustheorieën. Een ander gaat nog een stap verder en noemt de voorliefde voor generatie-onderscheidingen een modieuze hebbelijkheid van intellectuelen die geen oog hebben voor de veel ingrijpender maatschappelijke tegenstellingen inzake klasse, ras, partij en ideologie. Hij citeert een auteur die van mening is dat ‘belonging to a generation is one of the lowest forms of solidarity’.Ga naar eindnoot21 Daar staan dan weer juichkreten tegenover. Lewis Feuer, die naar eigen zeggen veertig jaar met dit onderwerp bezig is geweest, noemt het generatieconflict een universeel historisch thema en | |
[pagina 22]
| |
een drijvende kracht in de geschiedenis, misschien wel belangrijker dan de klassenstrijd.Ga naar eindnoot22 Ortega Y Gasset, die eigenhandig een complete filosofie van het generationalisme heeft ontworpen, aarzelt niet het generatiebegrip uit te roepen tot ‘de meest belangrijke idee van de historie en om zo te zeggen, de scharnier waardoor deze haar bewegingen uitvoert’.Ga naar eindnoot23 Wie dit te mooi vindt om waar te zijn - of in ieder geval te zweverig om er iets mee te kunnen beginnen - moet echter weten dat er in Duitsland al een eeuw geleden tal van bijzonder fraaie studies over allerlei cultuur-historische generaties zijn verschenen en dat nogal wat Amerikaanse sociaal-wetenschappelijke onderzoekers nadien de fakkel met het nodige enthousiasme hebben overgenomen, om op hún manier - concreter en meer empirisch - het generatieprobleem te lijf te gaan. Het kan dus niet allemaal schuim en as zijn. Uitgaande van deze bescheiden veronderstelling zullen we nu zelf aan de slag gaan, vrij van een vooropgesteld oordeel, vrij ook van de neiging voorgangers op dit gebied op hun woord te geloven. Om te beginnen nemen we een duik in een materie die ons persoonlijk vertrouwd is en ons op gedachten kan brengen. |
|