Gevangen in de tijd
(2002)–J.A.A. van Doorn– Auteursrechtelijk beschermdOver generaties en hun geschiedenis
[pagina 5]
| |
Jeder Handelnde ist in eine Zeit und für eine Zeit geboren. Damit ist der Umkreis des für ihn Erreichbaren bestimmt. Generations are as much a way of repeating the past as of escaping from it. To a sociologist, history is not just one damn thing after another, but one damn thing instead of another. | |
[pagina 11]
| |
Woord voorafGa naar eindnoot+Het troepentransportschip M.S. Sloterdijk dat in de zomer van 1947 op weg was naar Nederlands-Indië, bood de gewone soldaat weinig comfort. Hij sliep met vele anderen in een ruim onder de zeespiegel waar, in vier lagen boven elkaar, met zeildoek bespannen rekken als slaapplaats dienst deden. Hij gebruikte zijn maaltijden in ploegen, staande aan een counter, in een benauwde walm van etenslucht. Voor het overige was hij aangewezen op een verblijf aan dek waar hij de keuze had tussen rondwandelen en op de grond zitten. Ik zat doorgaans op de grond, geleund tegen een opstaande wand, gewapend met een boek, een werkschrift en een pen. De kazernetijd had mij geleerd dat het militaire leven grotendeels bestaat uit wachten, en ik had besloten mij niet te vervelen. Omdat de militaire dienstplicht mij halverwege uit mijn studie had gehaald, gedroeg ik mij vooralsnog als een student die door omstandigheden buiten zijn wil in een avontuur is betrokken waaraan hij part noch deel heeft. Gezien de datering van de notities - 14 juni 1947 - moet het in de Indische Oceaan zijn geweest dat ik aan het peinzen raakte over een onderwerp dat ik ‘de maatschappelijke breuk’ noemde en waaraan ik een serie aantekeningen wijdde. Als halfwas socioloog probeerde ik enige orde te brengen in wat ik mij herinnerde gelezen te hebben over oorlogen, economische crises en cultuurconflicten. Een week later, ondergebracht in het tentenkamp Tjideng Baroe nabij het toenmalige Batavia, werkte ik de krabbels uit tot een primitief mini-essay over wat genoemd zou kunnen worden het verschijnsel historische discontinuïteit. Kennelijk liet het onderwerp mij niet los. Inmiddels in Semarang beland, voegde ik nog twee bladzijden aan de reeks aantekeningen toe, deze keer over een verwant onderwerp dat in het werkschrift plechtig is omschreven als ‘Het probleem der generaties’. Een generatie werd gedefinieerd als een groep die als | |
[pagina 12]
| |
belangrijkst en bindend kenmerk gelijkheid in leeftijd kent, bij benadering dan, in termen van tien tot twintig jaar. Omdat er in een maatschappij meerdere generaties naast elkaar bestaan, kunnen er door verschil in opvatting en ervaring onderlinge spanningen en zelfs conflicten ontstaan. In traditionele maatschappijen, meende ik, zijn dergelijke spanningen beheersbaar. De verhoudingen tussen de leeftijdsgroepen liggen vast en omdat er weinig sociale verandering is, zullen die verhoudingen blijven zoals ze zijn. ‘In dynamische maatschappijen is dit alles anders en is het generatieprobleem bovendien een verschil in geest en opvattingen, dus een historisch, sociologisch en cultureel verschil. Immers: elke generatie groeit onder andere omstandigheden op dan de vorige. Zodoende ontstaan er wrijvingen tussen de generaties(...).’ Zo kwam ik terug op het thema ‘maatschappelijke breuk’. Dit is de kernpassage: ‘In de maatschappelijke breuk treedt dit generatieverschil eerst duidelijk aan het licht. Dit is immers de laatste consequentie van de dynamiek, de sprong, de omslag naar een andere toestand. (...) In de maatschappelijke breuk komen daarom alle maatschappelijke ontwikkelingsproblemen veel scherper aan het licht dan in een maatschappij-in-evolutie.’ Tot slot noemde ik wat voorbeelden van schokkende gebeurtenissen die tot het ontstaan van generaties aanleiding hadden gegeven, waaronder de Russische en de Indonesische Revolutie. Onder de notities staat als datum 1 november 1947 en in minuscule lettertjes een opdracht aan mijzelf: ‘Dit alles uitwerken’. Nu ik eindelijk tot die uitwerking ben overgegaan, valt het mij op dat het thema mij in de tussengelegen halve eeuw nooit helemaal heeft losgelaten. In uiteenlopende publicaties gebruikte ik de term ‘generatie’ ter aanduiding van verschillen tussen collectiviteiten die na elkaar optreden. Zelf maakte ik trouwens deel uit van de zogeheten generatie van ‘jongeren’ in de Nederlandse sociologie, die zich na de oorlog afzette tegen het establishment in het vak. Voor het colporteren van onze ideeën zetten we zelfs een | |
[pagina 13]
| |
eigen tijdschrift op poten, het welhaast stereotype voertuig van een generatie-in-verzet. In 1980 las ik geboeid de magistrale studie van Robert Wohl, The generation of 1914, en begon naar aanleiding daarvan met het verzamelen van materiaal, zonder tot uitwerking te besluiten. In 1999 viel mij een bundel studies over het thema in handen: Generatiemix: Leeftijdsgroepen en cultuur, geredigeerd door Hans Righart en Paul Luykx. Opnieuw raakte ik in de ban van het onderwerp, zozeer zelfs dat ik na enig aarzelen besloot eindelijk te doen wat ik mijzelf lang geleden had opgedragen: het thema ‘generaties’ uit te werken. Zoals het wel vaker gaat, zo ging het ook nu. Wat als een essay was bedoeld, groeide uit tot een vrij uitvoerige verhandeling. Er bleek over het thema zoveel te zeggen en er was bovendien zoveel óver geschreven dat aan een volwassen boekpublicatie niet viel te ontkomen. Een inleiding tot het thema is het zeker niet geworden. Het blijft een reeks verkenningen, voortgekomen uit mijn fascinatie met onderwerpen als tijdgebondenheid en tijdsbewustzijn. Het boek verenigt historisch materiaal en sociologische noties, in de overtuiging dat voor een goed begrip van deze materie het een zowel als het ander nodig is. Zo is het uiteindelijk toch een ‘essay’ gebleven in die zin, dat ik mij, niet voor het eerst overigens, méér heb laten leiden door de bekoring van vergezichten en samenhangen dan door een streven naar systematische analyse. |
|