Vereenigde dichtwerken. Deel 2. 1850-1869. Najaarsvruchten en winterbloemen
(1877)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 262]
| |
Te laat beklaagd.‘Hoor, Wantje, zeî Felix, ik zeg het rechtuit,
Lang waart ge mijn liefje, nu wordt ge mijn bruid.’
Maar Wantje, ze schudde. - Vergramd trok hij voort,
En draaide zijn muts van het oost naar het noord.
En Wantje verbleekt; - ach! ze zit zoo bedroefd,
En kwijnt als een bloem, die den regen behoeft.
Zij weent in haar bed, en bij 't koetje in de sliet:Ga naar voetnoot*)
‘Ik schudde wel,’ snikt ze, ‘maar 'k meende dat niet;
Mijn hartje dat vlamde zoo vurig naar hem!’ -
En de Echo herhaalt nu haar droevige stem,
Vergeefs in de weide, in het veld, bij de vliet:
‘Wel! schudde ik, ô Felix, maar 'k meende dat niet!’
- 1865. -
|
|