Vereenigde dichtwerken. Deel 2. 1850-1869. Najaarsvruchten en winterbloemen
(1877)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
De schoone kunsten in Belgie.Ga naar voetnoot*)
| |
[pagina 34]
| |
ARIA.
Hier blinken de maagden, dáar blozen
De rozen;
Hier knielen, daar komen de zaligen aan;
En bloempjes, omwemeld van droppen,
Ontknoppen
Op hunne volgeurige baan.
SOLO.
Eedle Triest, o Kunstbeschermer,
Immer spreekt gij tot het volk:
Op uw heilige tombe is 't marmer
Van uw ziel nog steeds de tolk.
DUO.
A.
Hoor het orgel de eeuwge hymnen bruisen,
Waar Orlandoos groote geest in zweeft!
B.
Hoor het somber Requiëm nu ruischen,
Waar de ziel van 't voorgeslacht in leeft!
CAVATIEN.
Verhef u, o Schelde,
Uw golfslag vermelde
Uw Rubens, uw vorst,
Homerischen dichter,
Der Schilderschool-stichter,
Een schepper naast God.
| |
[pagina 35]
| |
RECITATIEF.
De Heiland daalt van 't kruis, de traan der moeder parelt:
‘Is dit het dierbaar kind, dat God mij had geleend?’
Ze zwijgt en snikt. - Ontzondigd is de wareld,
De hemel weent.
QUATUOR.
Triomf! de glans der oude dagen
Is nog niet uitgedoofd.
De Vlaamsche School verrees, zij beurt het jonge hoofd,
En mag de diadeem nog dragen.
DUO.
A.
En gij, o Dichtkunst, zoudt ge zwijgen,
Bij 't vaderlandsche koorgezang?
B.
Neen, gij bekroont met groene twijgen
En Wuestenraad en Ledeganck.
A. en B.
Neen, Schoone Kunst, ge wilt niet zwijgen:
U boeit in Belgenland geen dwang.
ALGEMEEN SLOTKOOR.
Lof aan Jehova, lof!
Zijn Vaderhand gaf licht bij licht aan 't wolkenhof,
Aan 't wereldrond de Schoone Kunsten.
't Heelal vloeit over van zijn gunsten:
Lof aan Jehova, lof!
- 1853. -
|
|