Vereenigde dichtwerken. Deel 1. 1826-1850. Madelieven en avondlamp
(1876)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
Den Vlaamschen jongling staat het schoon,
Te spreken in haar mannentoon:
Zijn woorden gelden eeden!
Het voorgeslacht,
Vol eigen kracht,
Liet nooit zich boeien smeden.
Een basterdbelg baart mij verdriet:
Het is de ware broeder niet,
Die Frankrijks slaaf wil wezen.
Neen, 'k wil geen man,
Die enkel kan
Romans en niets méér lezen
Als zulk een knaap van liefde praat,
Is zijn gebabbel valsch en kwaad;
Wat zou hij edel denken,
Die 't vreemde mint,
En, vreemdgezind,
Het Vlaamsch geen eer wil schenken?
Wat weet hij, dat op dezen grond
Ooit vaderlandsche grootheid stond,
Dat hier een schaar van helden,
In vroeger tijd,
Bij d'eerestrijd,
Mocht boven Cesar gelden?
Wanneer gevaar het land genaakt,
En ieders borst van kamplust blaakt
Om slaafsheid te vergruizen,
Wil de arme bloed
Fluks, kort en goed,
Ver buiten 't land verhuizen.
| |
[pagina 194]
| |
Neen, aan mijn haardsteê zitte nooit
Een Vlaamsche man, naar 't Fransch verplooid!
Ik eer den Vaderlander,
Om eedlen zin
En trouwe min:
Dien wil ik, en geen ander.
|
|