Vereenigde dichtwerken. Deel 1. 1826-1850. Madelieven en avondlamp(1876)–Maria Doolaeghe– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Moederliefde. 'k Geloof, dat vrouw Natuur, Toen zij uw oogjes schiep, het element van vuur Alleen genomen heeft, om mij dus aan te randen: Want hunne minste straal doet mij het harte branden. Charlotte Lochon; 't klagende Zwaentje. Schuldlooze Engel, mij gegeven, Beeld van mijnen Echtgenoot, 'k Voel de Godheid mij omzweven, Als gij dartelt op mijn schoot. 'k Dank den Vader van hier boven, Dat hij u het aanzijn gaf; Moogt gij ook mijn ruste rooven, 'k Sta u voor geen wareld af. Zou de druk der zorgen wegen, Als een moeder koestren mag, Als zij onputbren zegen Schept uit elken kinderlach? Teeder spruitjen, pas ontloken Op de groote levensbaan, Worde uw knop niet afgebroken, Eer de blaadjes opengaan! Ach! moest ik u zien verkleuren, Dorren op uw tengren staf, [pagina 106] [p. 106] 'k Zou vergaan in eindloos treuren, 'k Zonk met u weldra in 't graf. 'k Zal u zogen, 'k zal u voeden, Met een onverpoosde vlijt. Mocht ik voor de smarte u hoeden, Die, mijn Kindje! u reeds bestrijdt. 'k Mag zoo zacht uw wiegje roeren, 'k Sus uw schreien, lieve spruit; Rustloos blijf ik rond u loeren, Tot de slaap uw oogjes sluit. - 1837. - Vorige Volgende