| |
| |
| |
Naar Bosnië en Herzegowina, door wouden en langs moskeeën, naar de kust der Adriatische zee
Zagreb
De tweede tocht voert naar exotischer gebieden, in de wereld van de islam. Het uitgangspunt is Zagreb, de hoofdstad van de Kroatische republiek. Zagreb stelt vele toeristen teleur. Dat is Zagrebs schuld niet. Ook de beste vrouw kan niet meer geven dan zij bezit, en Zagreb is een volkomen westerse fabrieks-, universiteits- en jaarbeursstad, met daarboven een oud gedeelte, dat in een paar uur gemakkelijk bezichtigd kan worden. De meeste monumentale gebouwen dateren uit de tijd, toen Zagreb een garnizoensstad was van de Dubbelmonarchie. Voor haar ambtsgebouwen hield Wenen er een eigen stijl op na, die geen stijl was: zwaar, zwaarmoedig en pseudo-voornaam. Vooral op zon- en regendagen maakt deze stijl het laaggelegen deel der stad ondraaglijk vervelend. De historische bovenstad is aantrekkelijker. Zij wordt van de benedenstad gescheiden door een lange winkelstraat, Ilića, die op het grote Plein der Republiek uitloopt. Het prijzenswaardigste deel van dit plein ligt onder de grond: de Stadskelder (Gradski Podrum), waar men voortreffelijk eet. Vanuit de noordoostelijke hoek van het plein loopt een korte, steile straat omhoog naar het Kaptol, waar de kathedraal staat met zijn 108 meter hoge torens, en het aartsbisschoppelijk paleis. Vanuit de noordwestelijke hoek klimmen steile straten naar de oude stad, die in de middeleeuwen geheel door muren was omringd. Van de stadspoorten is er nog slechts één over, de Kamenita Vrata (Stenen Poort). Er is een kapel in gebouwd, en onder het schemerig gewelf flikkeren steeds dozijnen kaarsen.
| |
| |
Slawonië, Noord-Bosnië
| |
| |
Tussen Kaptol en Plein der Republiek ligt zijwaarts de grote markt. Helaas is er van de verrukkelijke Kroatische volksdrachten weinig meer te zien; maar ge kunt er merkwaardig boers aardewerk kopen, onder andere eendjes op wier staart men blazen kan.
Elders in de oude stad staan bevallige barok-paleizen, en hier is het aangenaam dwalen. Bij een dezer kleine dooltochten loopt men vanzelf tegen de Sint-Markuskerk op. Op het dak zijn in email het stadswapen en het wapen van Kroatië ingelegd.
Nog een enkel woord over volksdrachten. Zo fel is het rode borduursel op rokken en blouses der Kroatische klederdrachten, dat sommige zalen van het etnografisch museum (Maarschalk-Titoplein) in brand schijnen te staan. Maar waar ziet men deze drachten nog in werkelijkheid, behalve bij volksdansavonden op de planken van een theater, waar ze eigenlijk niet thuishoren? Uit de onmiddellijke omgeving van Zagreb verdwijnen ze snel. Op de markt verschijnen de vrouwen in fleurige katoentjes en kleurige hoofddoeken; deze verhouden zich tot de werkelijke volksdracht als bessesap tot rijpe rode wijn. De meeste kans om de echte volksdrachten in hun oude schoonheid te aanschouwen (maar steeds vermengd met de moderne confectiedegeneratie) maakt men op zondagen, langs de weg van Zagreb naar Karlovac, en vooral in de dorpen ten oosten van deze weg. Maar het volledig verdwijnen uit het gewone dagelijkse leven schijnt een kwestie van jaren. Men zal zich afvragen waarom, denkend aan de eilanden van volksdracht, die zich in West-Europa nog steeds handhaven. Het verschil is, dat de bestanddelen van de Westeuropese volksdrachten grotendeels kant en klaar kunnen worden gekocht, terwijl het borduurwerk op de Kroatische drachten maanden en soms jaren geduldige arbeid vergt. In onze eeuw van mechanisatie vindt de jonge generatie daar geen tijd meer voor. Onze tijd is utilitair; en daarom handhaaft zich, in heel Joegoslavië, bijvoorbeeld nog wel de zelfgeweven ‘torba’, de wollen tas waarin boer en boerin hun mondvoorraad en marktinkopen
| |
| |
meedragen. Want deze schouderzak, die de handen vrij laat, kan alleen vervangen worden door de rugzak, industrieel vervaardigd en dus duur. Conclusie: van de volksdracht zullen op den duur die onderdelen overblijven, die goedkoper vervaardigd kunnen worden dan hun industrieel equivalent. Daarom zal men ook nog lang de schapevacht blijven zien, zij het dan zonder de eens traditionele decoratieve inlegsels van verschillend gekleurd leer.
Men kan deze ontwikkeling betreuren, maar zij is onvermijdelijk verbonden met Joegoslavië's groei van pastoraal land tot moderne industriestaat. En voorts bestaat er helaas een recht evenredige verhouding tussen toenemend toeristenverkeer en afstervende volksdracht.
| |
van Zagreb naar Jajce
Bosanska Gradiška - Banja Luka - Vrpolje - Mrkonjić Grad - Jajce - Travnik - Busovača - Kiseljak
Dat blijkt ook in Bosnië, waarheen wij ons thans op weg begeven. Deze weg is voor de eerste honderd kilometer een moderne snelweg. Hij verbindt Zagreb met Belgrado, en is, in het eerste enthousiasme van overwinning en zelfbevrijding, onder leiding van vakarbeiders gebouwd door 340 000 jongens en meisjes van veertien tot twintig jaar. De weg leidt door de Sava-vallei, met vermijding van bebouwde kommen. Daarom krijgt men onderweg niet veel meer te zien dan herders, vee en maïs. Wie naar Belgrado rijdt, ontmoet om de honderd kilometer een modern benzinestation, annex café-restaurant-motel. 23 km voorbij het eerste, bij Okučani, slaat een aanvankelijk slechte asfaltweg rechtsaf. Weldra ontmoet men de brede Sava-rivier. Aan de overkant van de brug begint Bosnië, eens, in de middel- | |
| |
eeuwen, een onafhankelijk Zuidslavisch rijk, daarna vijf eeuwen lang Turks wingewest, van 1878 tot 1918 Oostenrijkse kolonie, onder het oude Joegoslavië verwaarloosd en achterlijk gebied met een schrikwekkend aantal analfabeten, in de Tweede Wereldoorlog vier jaar lang bergredoute der partisanen en plundergebied van bezetter en landverrader, en nu een der zes gefedereerde republieken, altijd nog ietwat aarzelend tussen traag en beschouwelijk oriëntaals bestaan en razend tempo van moderne industrialisatie. Het verleden brokkelt er weg, en het beton van de moderne tijd is er nog niet droog. Als overgangsgebied tussen culturen is Bosnië, met Macedonië, het belangwekkendste gebied van Joegoslavië.
Bosnië is het land der drie godsdiensten naast elkaar: islamitisch, orthodox, katholiek. Moskeeën en huizen in oriëntaalse stijl vindt men slechts in de dalen. Hoog op de beboste hellingen schuilen dorpen en gehuchten, bestaande uit verspreide huizen. Ze zijn slechts te voet of te paard bereikbaar. Daar bleef de bevolking christelijk; daar schuilden de Turkenhaters, de ‘haidoeken’. Eerder kon men deze vrijbuiters moslim-bevechters noemen; want Bosnië kreeg door de massale afval der Bogumilen een zo sterke islamitische kern, dat de Turkse overwinnaars dit gewest gemakshalve grotendeels lieten besturen door inheemse, Zuidslavische pasja's en grootviziers. Eeuwen is er in dit land krijg gevoerd tussen Kruis en Halve Maan. Ook Oostenrijk moest een hevige opstand bedwingen. In de partisanenoorlog kwam één derde van de Bosnische bevolking om. Verwonder u dus niet, wanneer ge hier, als doortrekkend toerist, niet dadelijk dezelfde open tegemoetkomendheid vindt als elders in Joegoslavië. Dikwijls neemt de boer de vreemdeling eerst op met een ietwat trage, waakzame blik.
Dadelijk over de Sava heen verandert de atmosfeer. Kroatië was al minder netjes en schoongepoetst dan het steeds nog westerse Slowenië. Bosnië is romantisch en slordig. Nog voor het eerste stadje, Bosanska Gradiška, ontmoet men de eerste afbladderende en brokkelende moskee.
| |
| |
Banja Luka doet grote moeite zich te moderniseren en de stad heeft haar oriëntaals karakter grotendeels verloren. De Ferhadija-moskee (eind zestiende eeuw) is echter een der mooiste van Bosnië.
Banja Luka is een spoorstation aan de lijn Zagreb - Sarajewo (16 uur). Hier zij meteen vermeld, dat er een andere verbinding tussen Zagreb en Sarajewo bestaat, slechts enkele kilometers langer en vier uur rijtijd korter, via Vrpolje aan de directe spoorlijn Zagreb - Belgrado. Een deel van deze verbinding is in 1947 in de recordtijd van een halfjaar door scholieren en studenten gebouwd. Van Banja Luka lopen autobussen door het dal van de rivier de Vrbas zuidwaarts. De bergen, die langgestrekt aan de horizon lagen, sluiten de reiziger nu in. De groene rivier (vuilbruin na regendagen) schuimt door een kloof, die steeds nauwer wordt. 25 km voor Jajce heeft men de keus tussen twee routes. De geasfalteerde weg door de kloof is de gemakkelijkste. Men kan hier echter ook rechtsaf slaan over een secundaire weg, die veel landschapsschoon en afwisseling biedt, maar die tot aan het eerste stadje, Mrkonjić Grad, met de nodige voorzichtigheid bereden moet worden. De smalle weg is namelijk uitgehouwen in de wand van een diepe kloof, het wegdek is stoffig en daardoor niet slipvrij, en de balustrade van houten balkjes houdt niets tegen. Het is daarom raadzaam deze weg enkel in de richting Mrkonjić Grad te berijden; dan houdt men de bergkant.
Voorbij dit mooie en nog vrijwel gave Bosnische stadje daalt een bredere, goed berijdbare steenslagweg over eenzame heuvels omlaag naar een der mooiste Bosnische meren: het Plivameer. Aan de noordelijke oever ligt een klein hotel; aan de oostelijke staat een rustig motel tegenover een nogal druk en drassig kampeerterrein. Verderop stuift de Pliva over een rotsdorpel heen; daarop staat de mooiste groep watermolens van heel Bosnië. De bruine molens klimmen op stelten tussen de schuimende rivierarmen door. Op hete zomerdagen waden groepen rode koeien soms onder de molens langs en voltooien het kleurige beeld.
| |
| |
Voorbij een waterkrachtwerk verschijnt nu een der schoonste kleine steden in Joegoslavië's binnenland: Jajce.
Vanuit het noorden en westen rukt de industrie op de stad aan, die een kleurig prentenboek is van historische herinneringen uit zeventien eeuwen. Gips-, carbid- en ferrosiliciumfabrieken zijn de voorlopig nog niet hinderlijke buren van een conische heuvel, bekroond door een burcht, omstreeks 1400 gebouwd door de Bosnische heerser Hrvoje Vukčić. Binnen de wallen lopen treden omlaag naar een lugubere, kille, geheimzinnige crypt, die de Bogumilenkoning volgens de legende tot zijn begraafplaats had bestemd. Waarschijnlijk was dit rotshol met zijn altaar tevens bedoeld als onderaardse kerk, waar de aanhangers samenkwamen van een vervolgd geloof. In sommige opzichten, onder andere in zijn opvatting over goed en kwaad, was het een regelrechte voortzetting van de Mithras-cultus, die in de derde eeuw na Christus door de Romeins-Illyrische legioenen uit Voor-Azië naar de Balkan werd meegebracht. En merkwaardigerwijze werd aan de voet van Jajce's vestingheuvel in 1931 de ruïne van een kleine Mithrastempel opgegraven, met een uit de rots gehouwen reliëf, dat de zonnegod voorstelt, die een stier offert. Veel jonger is de bevallige veertiende-eeuwse klokketoren, die omhoogstreeft uit de verwoeste resten van de Sint-Lucas-kerk. Maar ook deze toren doet zeer oud aan, evenals de kleine moskeeën en de tentvormige Bosnische huizen, die de vestingheuvel beklimmen. Alles in Jajce spreekt van ouderdom en vergaan; en daarom doen de vele nieuwe gebouwen in de hoofdstraat dubbel onwennig en misplaatst aan. Jajce's burcht was de laatste Zuidslavische vesting, die voor de Turken bezweek. Nadat Servië reeds geheel te gronde was gegaan, werd hier in 1463 de laatste Bosnische koning onthoofd. Bijna vijf eeuwen later, in 1943, werd hier de jonge Joegoslavische Federatie van Volksrepublieken opgericht door de antifascistische raad van volksbevrijding, in een huis aan de overkant van de brug, die de Pliva overspant.
Even verder is de Pliva verdwenen; met donderend ge- | |
| |
weld doet zij een sprong van dertig meter, en verenigt zich met de kolkende Vrbas. Jajce's waterval is niet de hoogste, maar wel de meest romantische van Joegoslavië. Het beste zicht krijgt men vanaf de tegenovergelegen oever van de Vrbas. Men bereikt die, door in de eerste bocht na de brug een dalend voetpad te volgen, dat naar een hangbrug voert. Hoog aan de overkant staat een houten paviljoen. Vanaf dit standpunt verschijnt het romantische Jajce als een zuivere driehoek, die omhoogstreeft boven het brede geweld der groenwitte watersluiers.
Jajce heeft een spoor- en autobusverbinding met Sarajewo. En na de comfortabele overnachting in Jajce kunnen automobilisten gemakkelijk in één dag de hoofdstad van Bosnië bereiken.
Travnik, in de Lašva-vallei, was eens de zetel der Turkse viziers, die door de heersende klasse der Bosnische islamieten liever niet binnen Sarajewo werden geduld. Helaas is de stad in 1903 door een grote brand geteisterd, maar er zijn nog genoeg huizen overgebleven, die voorbeelden zijn uit de beste periode der Bosnisch-islamitische architectuur. De christelijke vrouwen van het verderop gelegen dorp Busovača droegen nog voor de oorlog allen een wijde harembroek van zwarte zij. Deze broeken betekenden meer dan een schijnbare, bijkans spottende onderwerping aan de Turkse zede. Ze dienden het eeuwig vrouwelijke streven naar koketterie, want samen met de strakke, rijk geborduurde bolero vormden ze een hoogst aantrekkelijke volksdracht, die helaas nog slechts sporadisch gedragen wordt.
Wij zijn nu nog 60 kilometer van Sarajewo verwijderd, maar nu reeds lijkt een waarschuwing van pas: de doortrekkende reiziger vindt tijdens het hoogseizoen in Sarajewo's hotels slechts met moeite een bed. Wie het eenvoudige voor lief neemt, kan een goedkoop onderkomen vinden in het hooggelegen studentenhuis, dat 's zomers toch grotendeels leeg staat. ‘Putnik’ en het toeristenbureau geven hieromtrent de nodige aanwijzingen. Toeristen die over een eigen auto beschikken, geven echter soms de voorkeur
| |
| |
aan een nachtverblijf buiten de stad. Daartoe is op deze route gelegenheid in twee badplaatsen: in Kiseljak (35 km van Sarajewo) en in Ilidža (17 km), waar de warme bronnen reeds door de Romeinen werden gebruikt.
| |
Sarajewo
Sarajewo - Bistrik - Jahorina - Bjelašnica - bergen
En nu Sarajewo. Het is een stad die velen verrukt en anderen diep teleurstelt. Sarajewo heeft zich de roep verworven de fraaiste oriëntaalse stad van Joegoslavië te zijn. Deze roep is niet geheel verdiend, en menig bezoeker voelt een heimelijke teleurstelling, die hij zichzelf nauwelijks waagt te bekennen.
Wat er in Sarajewo aan oriëntaalse charme overbleef, is te danken aan de vele moskeeën, aan de islamitische kerkhoven, die men op de meest onverwachte plekken ontmoet, aan de resten van de eens veel uitgebreider handwerksbuurt, de Baščaršija, en aan het uitzicht, vanaf de omringende heuvels, op de eens zo prachtige stad.
Ze telt thans nog zeven dozijn minaretten. Maar de kolonisatoren van de Dubbelmonarchie hebben het centrum toegetakeld met een aantal logge bestuursgebouwen, waarvan sommige gebouwd zijn in een pseudo-Moorse stijl, die even afschuwelijk als belachelijk werkt naast een meesterwerk van bouwkunst als de Begova Džamija. Deze grootste moskee van Bosnië werd in 1530 gebouwd door de Turkse veldheer Gazi Husref-Beg. Midden in de voorhof ruist de prachtige fontein, die voor de rituele voetwassing dient. Boven de toegangsdeur staat in steen geschreven: ‘Husref-Beg bouwde deze moskee tot Allah's roem, opdat in haar goede mensen Allah welgevallig zouden zijn’. De tapijten zijn verblekende voorbeelden van een oud handwerk, dat helaas zo goed als uitgestorven is. De beschildering van de
| |
| |
grote koepel en van de halve koepels rondom zijn soms voorbeeldig van fantastische islamitische ornamentiek; sommige delen zijn in later tijden minder fraai overgeschilderd. Maar het geheel is indrukwekkend, en ook de ‘Keizer’-moskee, aan de overkant van de rivier, is volop de moeite waard.
De Begova Džamija ligt vlak bij de resten van de oude oosterse bazaar. In een historisch begrijpelijke, maar artistiek verdoemelijke poging om eens en voorgoed af te rekenen met alle zichtbare bewijzen van achterlijkheid en vroegere verdrukking hebben vooruitstrevende communisten na de oorlog een deel van de bazaar afgebroken. In die radicale tijd was het kleinbedrijf bij de machthebbers verre van populair - en het is het nog niet. De afbraak verdelgde niet alleen zeer veel hinderlijke insekten, maar zij schond ook het toch al zo geschonden oude Sarajewo. Gelukkig bleef onder andere het steegje der koperslagers bestaan, waar kenners van het handwerk nog menige fraaie schaal en kan kunnen opduikelen.
Wilt ge niet teleurgesteld van Sarajewo weggaan? Raap dan uw moed samen en beklim, ook als het warm is, de steile straten, die omhoogleiden naar de heuvel Bembaša en naar het vroegere fort ſuta Tabija, het Gele Bastion. Daar liggen de mooiste Turkse huizen; daar bestaat volgend jaar misschien nog het kleine café, waar men rustig het zwarte vocht kan slurpen, dat voor elke toerist in Joegoslavië na een week tot een levensbehoefte wordt. Eens hoorde ik hoe nieuwelingen in dit land om Turkse koffie met melk vroegen. Dit staat ongeveer gelijk met een verzoek aan een ervaren wijnkelner om oude Bourgogne op te dienen, vermengd met slappe thee. Aan de overkant van de gekanaliseerde Miljačka-rivier ligt de voorstad genaamd Bistrik. Wanneer men daar hoog genoeg tegen de heuvels opklimt, krijgt men prachtige uitzichten op de stad vol witte minaretten, terwijl vanuit deze verte en hoogte gezien, de moderne monstruositeiten allengs verdwijnen.
Voor de geharde wandelaar en bergbeklimmer is Sarajewo een uitstekend middelpunt van tochten in de Jahorina- | |
| |
en Bjelašnica-bergen, die in de winter een paradijs zijn voor skilopers. Wie de schone uitzichten op zijn gemak wenst te bewonderen, kan vanuit Sarajewo per autobus en stoeltjeslift de top van de Gola Jakorina bereiken, en per kabelbaan de Trebević (1629 m).
| |
langs de Neretva naar de Adriatische zee
Jablanica - Mostar - Metković - Stolac
Vanuit Sarajewo loopt een smalspoorbaan naar de Dalmatische kust. Het verdient aanbeveling met de motortreinen te reizen. Een deel van de rit voert namelijk door zulke wilde bergen en kloven, dat iedereen zo lang en zo ver mogelijk uit de ramen hangt. Bij het reizen in stoomtreinen geeft dat soms vuiltjes in het oog en verdrietloze tranen. Maar zelfs dat heeft men voor het landschap over.
Na de grote tunnel van Bradina, die het Ivan-gebergte doorboort, kurketrekkert de spoorbaan in fantastische slingers omlaag naar de Neretva, een der wildste rivieren van Joegoslavië en zeker de koudste. Achter Konjic begint een stuwmeer, dat zich uitstrekt tot voorbij Jablanica, het symbool van het nieuwe Joegoslavië. Hier, bij Jablanica, leverden de partisanen in 1943 een van de beslissende veldslagen van de oorlog. Het ging erom, vierduizend gewonden en tyfuspatiënten te redden uit de handen van een vijand, die zieken noch invaliden spaarde. Op deze zelfde plek werd in tien jaar arbeid, in weerwil van ontmoedigende tegenslagen, de grootste stuwdam van het land gebouwd. De wilde Neretva, die de dammenbouwers zoveel parten speelde, is nu voorgoed getemd. Enkele kilometers voorbij Jablanica ligt rechts van de weg een bron, waaruit armdikke waterstralen schieten. Deze bron is, voor autorijders, uiterst geschikt om watermeloenen te koelen - in een hete zomer de beste verfrissing, mits ze
| |
| |
volrijp zijn. Het Neretvadal is in de zomer warm, en Mostar voert met Titograd een heet gevecht om het Joegoslavisch record in zomertemperaturen.
Wie Mostar zegt, zegt ‘Romeinse brug’. Deze brug is het meest gefotografeerde voorwerp van Joegoslavië's binnenland. In een sterke en tegelijk elegante boog overspant zij de emeraldgroene rivier. De pijlen op deze boog zijn Mostars slanke witte minaretten. Dat de Romeinen deze brug bouwden is legende. Bouwer (de Turkse architect Hajrudin) en bouwjaar (1566) zijn nauwkeurig bekend. Het misverstand ontstond, doordat Hajrudin voor het werk Dalmatische metselaars liet komen, die door de plaatselijke bevolking als ‘latini’ werden aangeduid.
Bij Gabela verlaat de spoorweg de groene rivier en klimt de Karst in. Midden in deze Karst ligt een langgestrekte groene vallei, die in de winter en lente één groot meer is: het vruchtbare Popove Polje. Er loopt een rivier doorheen, de Trebišnjica, die af en toe op geheimzinnige wijze in de bodem verdwijnt, om verderop weer op te duiken. In het hete jaargetijde stroomt ze geheel ondergronds.
Het is dezelfde rivier, die door Trebinje stroomt. Maar de spoorweg laat de stad der populieren links liggen en nadert in een wijde bocht de zee, en Dubrovnik. Men verdringt elkaar voor de ramen. De eerste cypressen groeien donker omhoog tegen een achtergrond van ongeloofwaardig blauw. Dit weerzien met de zee is telkenmale een van de grote belevenissen van een reis door Joegoslavië.
Automobilisten kunnen vanuit Mostar via Metković naar Dubrovnik rijden. Het gedeelte Metković - Dubrovnik is echter smal, met slecht wegdek, en in de komende jaren wordt deze gehele weg verbouwd. Voorlopig lijkt het daarom gunstiger om 28 km voorbij Mostar links (oostelijk) een matig goede steenslagweg in te gaan, die via Stolac en Ljubinje vlak bij Trebinje op de asfaltweg naar Dubrovnik uitkomt. Deze weg is voorbij Stolac zeer smal en er zijn weinig uitwijkplaatsen. Maar vlak vóór Stolac ligt een der grootste verrassingen van Joegoslavië op de ondernemende toerist te wachten. Het is een groot kerkhof van zware
| |
| |
stenen sarcofagen, oorspronkelijk toegeschreven aan de sekte der Bogumulen. Dit lijkt, in het licht der huidige wetenschap, onbewijsbaar. Maar belangrijker dan alle theorie omtrent hun herkomst is de merkwaardige reliëfversiering dezer zware steenbrokken: ridders, die een reusachtige hand opheffen, jachttaferelen, reidansen, paarden in galop, geometrische motieven. Niemand heeft de verborgen betekenis dezer plastieken kunnen duiden. Toch is er materiaal te over, want deze geheimzinnige dodensteden liggen over heel Bosnië en Herzegowina verspreid, doorgaans op afgelegen plekken, die de toerist niet opzoekt. Een paar van de fraaiste stenen staan in de tuin van het etnografisch museum te Sarajewo. Zeker is alleen, dat deze necropolen in de dertiende tot vijftiende eeuw zijn ontstaan. Maar met de Europese kunstvormen uit die eeuwen hebben ze niets uitstaande. Ook wanneer de vormgeving op de eerste blik onbeholpen lijkt, wordt men toch getroffen door haar grootse monumentaliteit. Zij verraden tevens een karaktertrek, die ook vandaag nog Joegoslavië tot een uitzonderlijk land maakt in Europa: een volstrekte eigenheid.
| |
| |
Kosmet, Zuid-Servië, West-Macedonië
|
|