| |
| |
| |
Vliegend langs de Gouden Cirkel
‘En wat gaat U in India zien,’ vroeg de pers-attaché van de ambassade van India mij, toen ik in Den Haag voor de eerste maal met hem kwam spreken over een driemaandse reis door zijn vaderland. ‘Slangenbezweerders, fakirs, maharadja's en olifanten met vergulde slagtanden?’ Hij bedoelde, of ik tot het romantische soort reizigers behoorde, die vanuit air-conditioned hotels onder geleide van gidsen enkel wereldberoemde monumenten bezoeken als de marmeren Taj Mahal in Agra, de met wandschilderingen gevulde grotten van Ajanta en Ellora bij Bombay en de tempels van Khajuraho, waar sommige wanden overdekt zijn met innig verstrengelde liefdesparen. ‘Khajuraho is zelfs zo in trek gekomen,’ voegde hij er ironisch aan toe, ‘dat onze nationale luchtvaartmaatschappij er in het toeristenseizoen speciale vluchten naar maakt. Wat vroeger vanuit Delhi drie dagen kostte, kan nu gesnoept worden tussen de morgenkoffie en de cocktail. Ze denken dat het een oosterse variatie op La vie Parisienne is,’ ging hij door, ‘terwijl de paring tussen de god en zijn tegendeel zuiver spiritueel is bedoeld als symbool van de eeuwig terugkerende scheppingsdaad. Maar dat is moeilijk uit te leggen aan westerlingen uit het atoomtijdperk.’ Ik onderbrak zijn filosofisch betoog met de mededeling dat ik, zoals altijd en overal op mijn reizen, vóór alles het volk wilde zien en hoe het leefde. ‘Dan moet ik één waarschuwing geven,’ hernam hij. ‘U bent negenenvijftig. Dat is voor Nederland betrekkelijk jong, maar voor India oud, heel oud zelfs. De gemiddelde levensduur van onze mensen is amper vijfendertig. U zult prachtige dingen zien, maar ook verschrikkelijke ellende, honger, overbevolking, woningnood. Leg al uw Europese begrippen over welvaartsstaat in een koffer, sluit die af en laat hem achter. Wij bestaan meer dan 3000 jaar, maar we
bestaan als onafhankelijk land, dertien jaar welgeteld, sinds augustus 1947. Daar- | |
| |
voor lagen vier eeuwen van overheersing, eerst door de Islamitische Groot-Moguls, die uit Turkije en Perzië kwamen, daarna door de Britten. Als u, als voortvarend West-Europeaan teleurstellingen beleeft omdat alles u te langzaam gaat, denkt dan ook aan de geest van inertie, van slapheid, die het bijna onvermijdelijke gevolg is van eeuwen kolonialisme. En vergeet daarbij alweer één ding niet. India is een democratie, terwijl al onze buurlanden dictaturen zijn, openlijk of verkapt. Met behulp van slavenarbeid kan men prachtige produktiecijfers bereiken voor de statistieken: maar in een democratie is dat moeilijker. Probeer dus ook in onze fouten de deugden te vinden.’
Ik dankte de heer Kaul voor zijn oprechtheid, die mij beter smaakte dan de propagandistische zoetigheden die sommige diplomatieke vertegenwoordigers vertrekkende publicisten voorschotelen. Een paar weken later, op een grauwe septemberse regenmorgen, verliet ik Schiphol aan boord van de ‘Uranus’, een propeller-straalvliegtuig van het type ‘Electra’. Vergeleken bij de dc-8, de oceaanreus der luchten, leek de ‘Electra’ een luxejacht, minder robust gebouwd misschien, maar eleganter en moeitelozer bij het starten en landen. Dank zij de bereidwilligheid van de klm-persdienst en de medewerking van de drie bemanningen die deze ‘Electra’ van Amsterdam naar New Delhi brachten, had ik gedurende de hele vlucht, behalve bij de starts en landingen, vrij toegang tot de cockpit. Ik kon dus dikwijls mijn stoel uit, en de meer dan rijkelijke kost aan boord maakte deze digestiewandelingen trouwens zeer noodzakelijk. De culinaire verwennerij aan boord van de klm-vliegtuigen kan het duidelijkst meetkundig worden uitgedrukt. Het traject Amsterdam-India vormt een onderdeel van de zogenaamde ‘Golden Circle-’ route. Deze ‘gouden cirkel’ kronkelt via Bangkok, Tokio en de Noordpool terug naar Amsterdam. Iemand die in Amsterdam dun als een streepje instapt zou na het doorvliegen van deze cirkel het toestel zonder twijfel bolrond verlaten, omgetoverd van sperzieboontje in blozende tomaat.
Een grote vliegreis heeft slechts één nadeel, dat echter geldt voor elke snelle verplaatsing over een flink stuk van de aardbol: men stormt in een tijd van uren door even zovele duizenden jaren van beschavingsge- | |
| |
schiedenis en historie heen, zonder dat men de landen die men aandoet anders dan met de vingertoppen aan kan raken. Voorbij Sicilië zet de zonsondergang een vuurrode streep achter een zonnedag die voorbij de Alpen begon, en de sterren wemelen omhoog vanuit een donkerpaarse zee. Even later zijn we in Caïro. Wat is Egypte voor ons, nachtelijke trekvogels op weg naar het verre Oosten? Een slimme jongen met een rode fez die ons de weg moet wijzen van de verfrissingshal, maar ons eerst naar een curiositeitenwinkel loodst waar honderden stomme Farao's en evenzovele sfinxen ons vanaf schandalig slecht gegoten koperen asbakjes aanstaren, à raison van één Engels pond per stuk. Dadelijk duiken we de nacht van Arabië in, het land van wierook en mirre. Als ik vanuit mijn achterovergeklapte fauteuil naar buiten staar zie ik de juwelenschat van duizenden koninginnen van Sjeba aan de hemel schitteren. Dat is de woestijn: naaktheid onder God's almacht. Maar voor ons trekken al die sterren zich plotseling samen tot één ster van landingsbanen, bejuweeld met amberen, groene, blauwe en witte lichten: het vliegveld van Dharhan, de oliestad midden in het zand. Onder aan de trap staat een statige Arabier in witte burnoes: met stekende ogen neemt hij het stel Christenhonden op, die zich een uur komen verpozen op de bodem van zijne Islamitische majesteit Ibn Saoed.
Ik heb schijnbaar slechts even geslapen, wanneer de steward me op de schouder tikt: ‘Gezagvoerder Hoedeman nodigt u uit naar de cockpit te kormen. Over tien minuten gaat de zon op, en dat wou u toch zien?’ Slaapdronken waggel ik naar het kleine knusse kamertje voorin, waar de robijnrode lichten op de vele instrumentenborden nog aan zijn; maar recht vooruit blinkt alweer de rode vlam die daarnet door de Middellandse Zee werd gedoofd, en nu triomfantelijk herboren wordt uit het grauwe water van de Perzische Golf. Ik mag in de stoel van de tweede piloot komen zitten, die in de cabine in mijn stoel zijn log bij gaat werken. Gezagvoerder Hoedeman kijkt op zijn horloge en dan op een blocnote. Hij is het type van de jonge, scherpe, wetenschappelijk geschoolde piloot. ‘Volgens mijn berekening komt de zon op over drie minuten en dertig seconden precies.’ Ik kijk naar de primaire vliegin- | |
| |
strumenten: we vliegen op 19.000 voet met een snelheid van 225 knopen. We naderen de kust, die nog verborgen wordt door een brede laag grauwe cumulus-wolken. De naald van het radiokompas begint te trillen. ‘Staat er hier een radiobaken aan de kust?’ vraag ik. ‘Ja, we gaan er dadelijk overheen, hier hebt u de kaart,’ zegt de gezagvoerder. Even later flapt de naald om, en hij verlegt de koers enige graden oostelijker in de hartlijn van het nieuwe stuk van luchtweg Amber-10. Maar dan vergeet ik alle techniek: uit een nest van gele windveren stijgt de zon als een vogel van vuur omhoog. Hier, tussen de naakte aarde en de kristallen hemel, in een atmosfeer zonder een waas van vocht, schijnt het oergeweld van de levengevende planeet vele malen zo groot als in ons dampig geboorteland. Even later wordt mijn stekend netvlies gewaar dat dit ook niet meer de zon is van het Europese zuiden, maar een naakt zwaard, zonder mededogen, een blindslaand geweld, dat de mens als een vluchteling voortdrijft naar schaduw.
In de woestijn van de morgen duikt een slordige oase op van grauw beton, neergesmeten aan de rand van blakerend water: de Indische Oceaan.
Voor de meeste luchtreizigers is het oponthoud van twee uur in Karachi een aangename verrassing na de lange nacht. Een snelle autobus brengt ons in een paar minuten naar het klm-hotel, waar men zich op zijn gemak kan opfrissen in een kamer met bed en douche. We kruisen een buffelkar, voortgedreven door een magere, donkerbruine man, die een witte lendendoek draagt en een witte tulband. Met een schok besef ik dat ik in Indië ben, en toch weer niet. Want Karatsji is de hoofdstad van Pakistan, een van de vreemdste produkten van modern politiek vernuft en eeuwenoude religieuze haat.
Tientallen jaren hadden de Islamitische Indiërs en de Hindoes gezamenlijk gestreden tegen de Britse overheersing. Maar in 1906 al kwam naast het Hindoe-Congres een Moslim-verbond tot stand. En eigenlijk werd Pakistan reeds geboren in 1933, toen een groep jonge Islamitische studenten hun geloofsgenoten opriepen tot de strijd voor een nationale Moslim-staat in Noordwest-India. Als naam stelden zij Pakistan voor, een woord, opgebouwd uit afkortingen voor de verschillende land- | |
| |
streken, die zij saamgevoegd wensten te zien. De p was de eerste letter van Poendsjaab, het Vijfstromenland, de a betekende Afghan, de noordwestelijke grensstrook, ki stond voor Kashmir, s voor het woestijngebied Sind en tan was de laatste lettergreep van Baluchistan.
Reeds tijdens het gemeenschappelijk verzet tegen het Britse kolonialisme waren Hindoes en Moslims in daadwerkelijke botsing gekomen. De Islam en het Hindoeïsme zijn beide veel meer dan enkel religie; zij betekenen ook een geheel eigen levenswijze en een apart cultuurpatroon. Het Hindoeïsme steunt op een kastebesef dat de Islam verwerpt. Het strenge monotheïsme van de Islam was onverenigbaar met de vormenrijkdom aan godsbesef die uit het Hindoeïsme omhoogbloeide, en die door de Islamieten als afgoderij werd veroordeeld. Alleen het kastensysteem reeds maakte huwelijken tussen leden van de beide gemeenschappen onmogelijk. Zo bleven ze niet alleen vreemdelingen voor elkaar, maar elk verschil in levensopvatting werd tot een wrijfpunt, overal waar Hindoes en Moslims dicht op elkaar woonden. De Hindoes hielden de koe voor heilig, en wanneer de Islamieten eens per jaar, bij de herdenking van Abrahams offer, een koe ter dood brachten, waren vechtpartijen het gevolg wanneer het offerbeest soms opzettelijk aan Hindoetempels voorbij werd gevoerd. Omgekeerd stuurden Hindoes hun religieuze processies dikwijls juist op de gebedsuren langs moskeeën.
Gandhi's en Nehroe's plan, een verenigd onafhankelijk India, met bijzondere rechten voor alle minderheden, bleek daardoor niet levensvatbaar; haat en wantrouwen doodden de wortels voor ze in de Indische aarde konden doordringen. Op 14 augustus 1947 schonk Groot-Brittanje daarom de onafhankelijkheid aan twee deelstaten: aan India en aan de beide stukken van Pakistan, die door meer dan 2000 kilometer Indisch gebied van elkaar waren gescheiden. Nog voor de onafhankelijkheidsverklaring was er reeds gevochten in Delhi, in Calcutta, in de Poendsjaab. En het was in dit Vijfstromenland dat een van de grootste tragedies van de moderne geschiedenis begon. Aan weerskanten van de nieuwe grens gingen dorpen in vlammen op; de Sikhs en de Hindoes joegen de Moslims over de kling en omgekeerd. ‘Of ik me
| |
| |
1947 herinner?’, zei een oud man in de hoge Kuluvallei later tegen mij. ‘Dat was de herfst toen de forellen in de Beasrivier vetter waren dan ooit te voren. Hogerop in de vallei, bij Nagar, stond een dorp waar enkel Moslims woonden. Ze fokten kippen en verkochten de eieren. De Sikhs kwamen uit de vlakte van de Poendsjaab naar boven, overvielen het dorp en sneden in één nacht alle mannen, vrouwen en kinderen de keel af. Ze smeten de lijken in de Beas en de vissen vierden feest.’
Aan weerskanten van de nieuwe, kunstmatige grens raakten de religieuze minderheden door dergelijke moordpartijen in paniek. In de nieuwe staat Pakistan verbleven twintig miljoen niet-Islamieten; in India woonden veertig miljoen Islamieten verspreid tussen meer dan 300 miljoen Hindoes. In october 1947 begon de grote dubbele exodus uit het brandende, bloedende Vijfstromenland. De Moslims vluchtten uit het oostelijke, Indische deel; Sikhs en Hindoes uit het westelijke. Te voet, te paard, op ezels en kamelen en in ossekarren trokken lange kolonnes van tienduizenden door het verschroeide landschap. Moordlustige benden overvielen elkaars konvooien en lieten treinen met vluchtelingen uit de rails lopen. Van de zeven miljoen Moslims die aan het einde van 1947 uit India westwaarts de wijk hadden genomen, kwamen er onderweg een half miljoen om, door moord, honger en uitputting. Meer dan vijf miljoen Hindoes en Sikhs verlieten de westelijke Poendsjaab; ook zij verloren op de vlucht honderdduizenden wier lijken door zwermen gieren tot op het geraamte werden kaalgepikt.
In Bengalen, dat eveneens in twee stukken uiteenviel, wist Gandhi, geheel alleen, door zijn grote autoriteit een tweede ramp te voorkomen. Hij liet aankondigen dat hij ditmaal tot de dood toe zou vasten indien er ook in Bengalen bloed zou vloeien. Nimmer had zijn leer der geweldloosheid een groter overwinning behaald. De Hindoes vereerden hem als een heilige. Toch was hij in al zijn grootheid feilbaar als elk mens; want de geweldloze verzette zich niet toen Nehroe in de herfst van 1947 reguliere troepen zond naar het in grote meerderheid Islamitische Kasjmir, dat door een Hindoekliek werd geregeerd. De altijd oproerige stammen uit het Afghaanse grensgebied waren namelijk Kasjmir binnengetrokken om hun geloofsgenoten te beschermen tegen
| |
| |
de Hindoe-troepen die in dienst stonden van de maharadja, Hari Singh, een Sikh. Na hevige gevechten trokken commissies van de Verenigde Volken tenslotte een demarcatielijn die tot op vandaag het nog steeds omstreden Kasjmir in tweeën deelt.
Ten koste van zijn leven wist Gandhi een tweede ramp te voorkomen: dat India een theocratische Hindoestaat zou worden waar de Moslims buiten de wet werden geplaatst. Toen de Indische nationaal-fascisten eind 1947 dit programma bekend maakten, besloot Gandhi opnieuw tot de dood toe te vasten. Op de zesde dag van deze vasten reeds legde Nehroe die het op dit punt volledig met Gandhi eens was, een plechtige gelofte af dat de overblijvende Moslims in India veilig zouden zijn en hun volledige burgerrechten zouden behouden. Het was trouwens Nehroe die zich meer dan eens, met gevaar voor eigen leven, in Delhi in het straatgewoel had geworpen om Moslims te redden. Gandhi vastte echter nog om een tweede reden. Pakistan had recht op een half miljard roepie uit de gemeenschappelijke schatkist, en de Nehroe-regering had besloten dit bedrag te blokkeren om Pakistan het oorlogvoeren in Kasjmir te bemoeilijken. Om dit besluit te brandmerken als een onrechtvaardige en immorele daad gaf Gandhi nu zelfs zijn laatste voedsel, de geitemelk op. Binnen een week moest het kabinet-Nehroe kapituleren en het geld werd overgemaakt.
Dit was de grootste morele overwinning van Gandhi's leven, juist omdat hij die behaalde op zijn eigen medestrijders, die samen met hem dertig jaar lang geweldloos hadden gestreden tegen het Britse geweld, en die hij nu door zijn voortgezette ‘ahimsa’ tot geweldloosheid tegen de Moslimminderheid en rechtvaardigheid tegenover Pakistan dwong. Toch beschouwde hij in diepe verslagenheid zijn leven als mislukt, omdat hij er niet in was geslaagd Hindoes en Moslims te doen samenwonen als broeders in één huis. Twee weken na zijn grote overwinning werd hij onderweg naar een bidstond door een Hindoe-nationalist vermoord.
De dramatische ontstaansgeschiedenis van India en Pakistan ontzenuwt de al te gemakkelijke stelling dat de ontwikkeling der volken overwegend beheerst zou worden door economische motieven. De Moslims
| |
| |
scheidden zich af omdat zij zich in de eerste plaats Moslims voelden en daarna pas Indiërs. Maar economisch was de afscheiding een ramp, vooral voor Pakistan. West-Pakistan bestond voor meer dan de helft uit woestijn, terwijl acht miljoen hectare vruchtbaar land bevloeid werd door rivieren, die deels in India ontsprongen en deels in Kasjmir. Eerst in 1961 werd deze waterkwestie na stroeve onderhandelingen geregeld. Oost-Pakistan, het deel van Bengalen dat overrijkelijk bevloeid wordt door de benedenlopen van Ganges en Brahmapoetra, was er oppervlakkig gezien veel beter aan toe; maar het had niets aan zijn overvloed aan jute, katoen en huiden zolang de weverijen, spinnerijen en leerlooierijen op Indisch grondgebied stonden. Als zinnebeeld van menselijk onverstand en onverdraagzaamheid joegen de twee deelstaten, die elkaar economisch eens op natuurlijke wijze hadden aangevuld, elkaar op moordende kosten. Oost-Pakistan moest fabrieken gaan oprichten en India moest voor zijn lege fabrieken de grondstoffen katoen en jute gaan verbouwen, waardoor het toch al te krappe landbouw-areaal voor voedseldoeleinden nogmaals inkromp.
Zo werden in 1947 en 1948 in de kaart van het subcontinent met de bebloede punt van moordenaarsdolken nieuwe grenzen getrokken.
Maar de luchtvaart kent geen grenzen. Toen de ‘Electra’ opnieuw steil omhooggeschoten was zag ik onder mij geen bloedige streep. De velden van Pakistan gleden bedrieglijk vredig over in die van India. Drie uur na het vertrek uit Karatsji gleden we neer op het vliegveld van Delhi, de hoofdstad van een republiek die één zevende van de bevolking der aarde omvat. Bij die meer dan 400 miljoen zielen voegde zich nu een nieuw stofje mens: de schrijver van dit boek.
|
|