schreef hij onovertroffen satirische stukken die de enige positieve resultaten waren van zijn slechtste karaktertrek, een onhebbelijk querulantisme. Daarom lag ik dikwijls met hem overhoop, maar als we vochten was het doorgaans als twee broers. Ik had geen broer en dat gemis trachtte ik door het zoeken van een hartsvriend te vullen. En Kuyle was een vriend van wie ik veel leerde.
In 1928 had hij mijn tweede gedichtenbundel uitgegeven, De Wilde vaart, die het binnen een jaar tot een herdruk bracht. Want Kuyle was niet alleen organisatorisch de drijvende kracht achter het maandblad De Gemeenschap, maar ook van de gelijknamige uitgeverij die hij samen met Albert Helman had opgericht. Ze konden er karig van rondkomen, want ze brachten voornamelijk poëzie. De Domprijs die zij uitloofden werd eerst gewonnen door Marsman met zijn bundel Paradise Regained en daarna door Theun de Vries. De jonge dichters van De Vrije Bladen vonden het in de jaren twintig een eer om bij De Gemeenschap te verschijnen, want zowel bundels als tijdschrift zagen er voor Nederland volslagen nieuw, jong en fris uit dank zij een moderne letterkeuze en opmaak, terwijl Kuyle als illustratoren artiesten aantrok als Charles Eyck, Jozef Cantré en Otto van Rees.
Ik had eerbied voor van Duinkerkens duizelingwekkende eruditie en voor Engelmans verfijnd esthetisch oordeel. Toch bleven ze beiden ivoren torenaars naast Kuyle, die met al zijn schreeuwende gebreken een compleet mens was. Behalve van prozastijl en Franse litteratuur wist hij alles af van kookkunst en kruiden, van vogels, tuinieren, bloemen en wijnen, van typografie en moderne schilderkunst. Via zijn schoonvader, de fijnzinnige Otto van Rees, kende hij de Franse moderne schilders. Met de helse steen van zijn genadeloze satire brandde hij de hang naar schilderkunstige romantiek uit mij weg alsof het een kwade steenpuist betrof en bracht mij begrip bij voor Picasso, Léger en Soutine, voor Modigliani en Arp, alles te zamen een verruiming van mijn horizon die ik hard nodig had.
Toen ik na Kuyles eerste antisemitische artikelen finaal met De Nieuwe Gemeenschap breken moest, was ik even verdrietig als boos. Ik miste ongaarne zijn gedetailleerde en vakkundige kritiek op mijn proza, die telkens weer neerkwam op: schrap zoveel mogelijk. Verlustig je niet in fraaie tierelantijnen die constructief waardeloos zijn voor je verhaal. Maak geen acrobatische hoogstandjes voor je eigen plezier, want door al dat bravourvertoon raak je zelf