Voorts voerde dr. De Jong, nadat hij de opdracht tot het schrijven van zijn levenswerk verworven had, uitvoerige gesprekken met onder andere de voornaamste ex-ministers uit de Londense periode, met prinses Wilhelmina, en ten slotte in de loop van 1956 met François van 't Sant, de veelbesproken figuur die van 1920 tot 1934 harer majesteits raadgever was geweest in particuliere zaken verband houdend met de buitenpaleiselijke levenswandel van haar gemaal, en die in Londen als haar particuliere secretaris was opgetreden.
Deze François van 't Sant had in 1935 zijn ontslag moeten nemen als hoofdcommissaris van politie in Den Haag, nadat hij in 1932 verdacht was van oplichting in de toentertijd geruchtmakende zaak-Van Vredenburch. In 1956 openbaarde hij aan dr. De Jong waarom hij het in 1927 had doen voorkomen alsof het vaderschap van een buitenechtelijk kind, in 1924 ter wereld gebracht door een mysterieuze mejuffrouw Elisabeth le Roi, toe te schrijven was aan de toen pas overleden Nederlandse gezant te Brussel, jhr. dr. C.G.W.F. van Vredenburch, en dat op een moment toen diens stoffelijk overschot nog boven aarde stond. Gezegde mejuffrouw dreigde volgens hem op de komende begrafenis schandaal te veroorzaken en daarom had de familie Van Vredenburch erin toegestemd haar, door zijn bemiddeling, een bedrag van f. 40 000 te betalen. Van 't Sant had dit indertijd gedaan, zo verklaarde hij in 1956 tegenover dr. De Jong, om de reputatie van het huis van Oranje te redden, want de werkelijke vader, verklapte hij meer dan dertig jaar na de geboorte van de bastaard, was niet jhr. Van Vredenburch geweest maar prins Hendrik van Mecklenburg, koningin Wilhelmina's gemaal. Tijdens zijn gesprekken met dr. De Jong schroomde deze redder van de dynastieke reputatie niet om bijzonderheden uit het vorstelijke huwelijksleven te vermelden, die slechts in zeer beperkte kring bekend waren geweest. Ook deze voor een zeker soort lezers pikante stof werd door dr. De Jong getrouw weergegeven. Hij deed dit vanzelfsprekend niet om met zijn deel 9 sensatie te verwekken - al had hij geredelijk kunnen voorzien dat deze niet uit kon blijven. Zijn enige zorg, zei hij, was zijn wetenschappelijke verantwoordelijkheid.
Er viel een geschiedkundig raadsel op te helderen. Hoe was het mogelijk dat de man die in de zaak-Van Vredenburch zijn goede naam had verspeeld, of volgens eigen zeggen had opgeofferd aan de reputatie van het huis van Oranje, in Londen ‘in bijzondere mate