| |
| |
| |
De diefstal
- Ga mee - zei André, - we gaan in 't wijnhuis kijken. - Zijn woeste oog stond rustig als de grijze hemel waaronder ze liepen. Ineens stond hij stil, en keek Vladja vragend aan. - Benijd je Henri niet, Vladja? - Vladja draaide zijn duimen rond elkaar. - Nog niet - zei hij aarzelend, - maar wanneer ik over vijftien jaar nog onrustig ben, dan wel. -
- Ik weet niet of jij 't rechte soort wel bent, voor dit soort leven bedoel ik - zei André peinzend. - Ik benijd Henri nooit - barstte hij uit, - ik heb de onrust noodig, en opwinding, net zoo goed als groote slokken wijn, en een stuk braadvleesch waar ik mijn tanden in kan zetten. Wanneer je bent zooals ik - dan kan de rust je alleen nog maar verbitteren. Bij Lucienne ben ik rustig geweest - drie maanden misschien. Ik was bijna blij dat zij er vandoor ging. Ik was blij dat de markies twee en tachtig was. Maar nu, vandaag, ben ik ook blij dat ik niet weet of er een jonge Saporta is, die bij Béthune stond. M'n wijn smaakt er des te beter om. Hè, wie loopt daar? -
André's uitgestrekte arm wees in de richting van het kleine afwateringskanaal, aan de grens van de druivenvelden, waar een windmolen zijn stalen vlakken door de lucht liet flitsen. Door de donkergroene struiken bewoog iets bruins. - Bébert - zei Vladja, terwijl hij een oog dichtkneep. - Is zeker zijn voeten gaan wasschen. -
| |
| |
- Kan je net denken - protesteerde André, - als je zoo'n vuil hemd aanhebt, dan ben je bang voor stroomend water. Pst, daar staat zijn kameraad. En Bébert is verdwenen, tusschen de struiken. Daarnet, terwijl Henri vertelde, lagen ze in de barak te slapen. Waarom wandelen ze niet naast elkaar? Ik vind 't verdacht. Ik vertrouw ze zoover als ik ze zie. Enfin, veel te gappen is er niet. De eenige die een paar spie schijnt te hebben is die Pool met dat mooie zwartlakensche pakje en zijn armbandhorloge, maar die heeft oogen die steken als breinaalden en armen die krom van zijn schouders afstaan, zulke biceps heeft hij. Waar gingen we ook weer heen? 't Wijnhuis kijken. -
Ze drentelden in zwijgende bewondering tusschen de twee rijen vaten door, die meer dan dubbel zoo hoog waren als zijzelf. - Dertig vaten - mompelde andré, - en dertig plukkers en dragers, voor ieder een vat. Ik heb zoo'n voorgevoel dat het mijne niet vol komt. - Hij keek naar Vladja. Maar die had 't niet verstaan. Hij stond in de deuropening, op uitkijk naar de rose jurk van Alice.
Tegen avondval, toen 't eten al klaar stond, kwamen de plukkers moe en hongerig en dik onder de slik terug. De vloer lag dadelijk vol stukken modder en daarom liet Jules ze allemaal hun voeten afschrappen voor ze aan tafel gingen. Alleen Victor was dadelijk de slaapbarak binnen- | |
| |
gegaan, om andere kleeren aan te trekken. Ineens stond hij in de deuropening. Zijn hemd hing open en de natte haren op zijn borst hijgden op en neer. Zijn oogen onder de bossige wenkbrauwen waren vuurrood en er liepen tranen uit. Maar tegelijk keken ze zoo verschrikkelijk boos, dat het lepelgekletter ineens ophield. - Mijn hemd! - riep hij snikkend, - mijn broek! Wie heeft mijn bullen gestolen? -
Andrea sprong overeind en liet haar lepel vallen. Het klonk als een knal in de beangstigende stilte Opeens raasden alle stemmen door elkaar. André schoof langzaam uit de bank en ging in de deuropening staan.
- Ik dacht het al, toen ik m'n zak zag - klaagde Victor verder. - Ik leg altijd een dubbele knoop op 't touwtje, en nu zat er een strikje op, zooals ze in de winkels maken. Had ik maar wat in kas, om nieuw te koopen, maar we werken pas twee dagen! Al m'n geld heb ik uitgegeven, in de herberg, niet om vroolijk te wezen met vrouwen, maar om m'n huid te redden, want ik was ziek; en m'n rug doet nog pijn wanneer ik de tobbe til. Een nieuwe broek, voor 20 frank, en een nieuw hemd, voor twee en twintig, flanel met streepjes; ik kon toch niet als een bedelaar bij de markies aankomen? Gisteren heeft hij mij de hand gedrukt, en ik zag dat hij blij was dat ik er netjes bijstond. Wie geen hemd heeft, hij kan er een van me krijgen, en een broek ook, die hier, die ik aan heb; maar m'n nieuwe bullen
| |
| |
te stelen, die ik nog maar twee keer aan gehad heb, dat is schande! Laat hij ze achter de schuur leggen, de dief, naast de eggen; we zullen ruilen, en ik zal niets meer zeggen, ik breng niet graag iemand om z'n hap brood, al is 't dan ook een dief; want ik weet hoe zuur het is om honger te hebben. -
Ze waren allemaal onder de indruk en hadden geen hap meer naar binnen kunnen krijgen. Victor's stem ging op en neer als de huilende Mistral: nu eens hooge snikken en dan weer een dof gegrom. Bébert sprak het eerst. - Neem 't niet zoo tragisch, oude - zei hij opgewekt, - ga naar de patroon, en zeg dat hij alle zakken in de barak doorzoekt; dat is toch zeker logisch en eenvoudig? -
- Daar heb ik je - brulde André. Zijn handen stonden in klauwen en zijn snorren beefden. Hij leek zoo op een kwade kater, dat Vladja lachen moest. Niemand lette er op, want André praatte woedend door, en iedereen was bang voor zijn woeste oog. - Een dief die zijn boel zoo opbergt is dommer dan 't achtereind van een varken - blafte hij, - en de kerel die het zegt ook. Steek dat in je zak, Bébert. Monsieur Jacques moet om de gendarmes telefoneeren. -
Maar Victor schudde van neen. - Gelijk heb je, oude - kraaide Bébert, - de zakken doorzoeken, dat zullen we. En wie dat niet goedvindt, die wil de aandacht van zich afleiden. Steek dat in je zak, André. -
| |
| |
Bébert wilde het slaaphok binnengaan, maar André gooide hem terug. - Ik zal jullie wat zeggen - klonk zijn harde stem. - Vladja, houd jij die twee khakihemden vast. -
Vladja slikte snel een augurk door, en pakte Marcel en Bébert bij hun nekken. - Die twee spartelende jochies daar, die mijn kameraad vast houdt alsof het speenvarkentjes zijn, die hebben 't gedaan. Maar ze zijn slim, o zoo slim. Ze hebben de broek en het hemd ergens verstopt om mee te nemen wanneer ze weggaan, en dat zal niet lang meer duren. Zij willen de aandacht van zich afleiden, en daarom wed ik, dat 't hemd hier is, en de broek ergens anders, of omgekeerd. Wanneer je zoo'n mooi khakihemd bezit, dan heb je geen tweede noodig; maar een kaduke broek, die wil je graag verwisselen. Ik wed dat 't hemd bij mij is, want ze hebben iets tegen me, die twee bleeke schavothoofden, die stiekume wijnbottelaars. Victor, haal m'n zak. heelemaal achteraan, op de plank. -
Het vleesch was koud geworden, maar niemand lette er op. Manon lachte schor, Cyprien sloeg op de tafel, Michael schreeuwde: - Stilte! Politie! - Andrea huilde; Henri betastte zijn biceps. Jules plukte zenuwachtig aan zijn paarse hemd en keek verlegen naar zijn dunne stokje, Alice was bleek en haar oogen stonden heel groot en ernstig.
Victor kwam terug, en legde de bruine zak, waar een groote zwarte A op stond, op tafel. Alice
| |
| |
verdween plotseling door de keukendeur. - Laat los die khaki aartsengelen! - beval André. - En ga de patroon halen! - Marcel en Bébert wreven woedend langs hun roode nekken. Vladja sprong als een haas naar de deur.
- Ik moet het zout halen - zei Alice verlegen. Vladja liep langzaam naast haar. Hij maakte zijn stappen heel klein om gelijken tred met haar te houden en zoodoende moest hij zijn voeten telkens vlak voor elkaar zetten, net als of hij op een balk liep die over een beek lag. En hij voelde zich even duizelig alsof het water onder hem doorstroomde.
- Een nare boodschap - zei hij peinzend, - want ik zweer U, dat mijn vriend het niet gedaan heeft. Zij zijn de heele middag samen geweest. -
- Natuurlijk heeft hij het niet gedaan - fluisterde Alice. - Toch ben ik een beetje bang voor hem, hij lijkt net op een woeste halfblinde stier, die ik een keer in Nîmes gezien heb, in de arena. Hij zat volgeprikt met linten, maar toch heeft hij zijn horens in de toreador gekregen. 't Liep in stralen door elkaar, zijn bloed en het bloed van de stier. Brr, verschrikkelijk. -
Vladja hield het kralen gordijn voor haar opzij. Monsieur Jacques keek even verrast, en stond toen moeizaam van zijn biefstuk op. Zijn dikke lippen blonken van het vet. - Irène heeft 't mij al verteld - zei hij met een zucht, en toen streng:
| |
| |
- Kunnen jullie druivenplukkers dan nooit rustig blijven? Jij blijft hier, Alice! -
Monsieur Jacques keek lang naar de voorwerpen, die uit André's zak gekomen waren: naaigerei, een blikken pannetje, een stuk keihard brood, een onderbroek met een scheur, een roode halsdoek, een pak kaarten, een paar schoenen waarvan enkel de zijkanten nog maar bestonden en het hemd van Victor. De heele troep stond er zwijgend rond heen. Niemand wist raad.
- De gendarmes voor zoo'n bagatel!... 't is de moeite niet - zei Monsieur Jacques. - Ik weet 't goed gemaakt. Jullie zijn geen van beiden zuiver. - Hij keek André goedig aan en dacht: - Je mag zoo smalend en zoo woedend kijken als je wilt, maar ik zal nergens last van hebben. - - Jij, André en Bébert geven Victor samen een nieuwe broek! - zei hij opgewekt. - Is 't zoo goed, Victor? -
Victor knikte. - Er zijn per slot van rekening erger dingen - mompelde hij, - de kogel bijvoorbeeld, al heb je die zelf niet gehad... - - Rustig, rustig - zei Monsieur Jacques, nog voor Bébert zijn mond opendeed. - Jullie kunnen een voorbeeld aan deze oude nemen. -
- Een Salomonsoordeel - spotte André. - Waarom, nu we toch bezig zijn dieven aan te wijzen, Cyprien en Henri niet, of U en de markies niet? -
Monsieur Jacques sloeg op de tafel. - Geen ru- | |
| |
zie om een kleinigheid! Jules, je houdt ze allebei 11 frank af, hoor je? En nu aan tafel, en dan als de bliksem naar bed! -
- Ik heb 't niet gedaan - zei Bébert onwillig. - Dat stuk lamstraal... -
- Zwijg - beet André. - Kleinigheden, zegt U, patroon? Wanneer 't om gerechtigheid gaat, zijn er geen kleinigheden, verstaan? Ik geef U tot morgenochtend, Monsieur Jacques. Wanneer na 't ontbijt de gendarmes hier niet zijn, dan zal ik recht doen, om hooger recht uit te lokken. Ik weet wie 't gedaan heeft, en ik heb een alibi. Neen, de gendarmes zal ik niet roepen. Ik ga hoogerop. Aan tafel, Vladja! - Hij kerfde een lap vleesch los en stopte zijn koonen vol.
- Ik kan niet nalaten aan mijn bescheiden jaarlijksch geschenk ditmaal een wellicht onbescheiden wensch toe te voegen - schreef de markies. - De eenzaamheid, waarin ik hier leef, is zoo volstrekt, dat Uw komst zeker geen oorlogherinneringen zal oproepen, bij U noch bij mij. Verwonder U niet over dit dringend verzoek van een oud man, die zeker weet dat hij niet in de gelegenheid zal zijn het te herhalen. Terwijl ik dit schrijf, zie ik uit over de vallei, welke de herfst in een bestendige droom van vrede verandert. Ik zie als door glas; het leven is de weerschijn der wolken in een vijver geworden; en het landschapsbeeld in de tuinspiegel, volkomen rond, volkomen effen, is als een blik in mijn
| |
| |
eigen ziel. Ik geloof, dat niet alleen de ouderdom en de rust van den naderenden dood mij de dingen zoo doet zien; de druivenpluk was altijd een wonderlijke tijd! Maar uit wiens mond kan ik bevestiging hieromtrent erlangen behalve uit de uwe? Zonder deze zal mijn vrede niet volkomen zijn, doch altijd de schaduw der gedachte aan een drogbeeld blijven dragen. De bovenaardsche vrede is voor een agnosticus als ik een twijfelachtige zaak, en de aardsche vrede kan ik slechts volkomen door Uw bijzijn deelachtig worden, hoe kort dit ook duren moge... Ja, wat is er, Monsieur Huître? -
- Ik was bezig te fotografeeren, Monsieur le Marquis... -
- Ja, ja, Uw liefhebberij... - zei de Saporta glimlachend. Hij keek niet op, maar zette met zorg een vergeten accent op een e.
- Toen Monsieur Jacques ineens kwam aanhollen... -
- Onmogelijk - onderbrak de markies hem ironisch. - Het is een uiterst warme morgen, Monsieur Huître! - Hij ging door met het corrigeeren van de brief.
Monsieur Huître barstte in snikken uit. - Er is gevochten en er is een gewonde - stamelde hij. - Ik moet naar Pertuis telefoneeren, naar de gendarmes. -
De markies keek langzaam op. - Ja, dat is ernstig - zei hij zacht en snel, - alsof hij in zijn droom praatte. - Maar waarom heeft U de tuin- | |
| |
spiegel omgegooid, Monsieur Huître? - ging hij even zachtjes voort.
Monsieur Huître zag haastig om. Het was waar. Het gelakte voetstuk hing half omver tegen een taxus; de zilveren bol lag in de blaren. Hij sloeg zijn kleine blanke handen in elkaar. - Vergeving - smeekte hij luid, - in mijn onsteltenis, ik gaf mij geen rekenschap... ik liep... -
- Genoeg, monsieur - onderbrak de markies hem. - Het klimaat in deze vallei slaat snel om, nietwaar? Zoo is er rustige zonneschijn, en zoo waait de Mistral! Wilt U mij nu volgen? In den vleeze althans? - voegde hij er spottend aan toe, toen hij zag hoe Monsieur Huître eerst verbaasd om zich heen keek en toen zijn jas dichtknoopte, alsof hij zich beschutten wilde tegen de koude Cevennenwind, die dadelijk de vallei zou doorbruischen.
De markies greep zijn ivoren stokje, en besteeg langzaam de breede treden, zonder zich verder om de beide helften van zijn brief te bekommeren; want met éen woedende schrap van zijn scherpe pen had hij zijn vredig geschrift doorsneden, zoodat er een kaarsrechte inktstreep op het witgelakte tafeltje stond, een zwarte scheidslijn tusschen de blinkende briefhelften, die zwakjes fladderden in den warmen herfstwind.
- De genoemde Blondel wilde zijn klacht intrekken - ging Monsieur Huître voort, terwijl
| |
| |
hij het glas sherry voorzichtig neerzette. - Hij is een rustig oud man, en op aandringen van Monsieur Jacques was hij aanstonds bereid de wijste partij te kiezen. -
- De vergulde knoopen van de gendarmes zijn een schrikbeeld voor sommige brave arbeiders - zei de markies effen, - ook al hebben ze gelijk. Ga door, Monsieur Huître. -
- Maar genoemde Lanclume, bij wien het hemd gevonden werd, dat genoemde Bébert volgens genoemden Lanclume uit wraak in Lanclumes zak gestopt heeft... -
- Treffelijk, Monsieur Huître! - lachte de markies. - Ga zoo voort, ik heb rechten gestudeerd, de stijl van de Code Napoleon heeft geen geheimen voor mij... -
Monsieur Huître nam adem in voor de volgende zinsnede, en in zijn oogen kwam een zwak schijnsel van bevrediging. - Genoemde Lanclume, herhaal ik, heeft vanmorgen de slechte indruk, die Monsieur Jacques van hem had, door een gewelddaad bevestigd. Als alibi voor den diefstal gaf hij de getuigenis van een Slowaak op, een zekeren Vladimir Jurgov, die gezworen heeft, dat Lanclume de slaapschuur niet betreden heeft, terwijl Henri de Algerijn tevens getuige hiervoor is; tot en met vier uur in den middag, wel te verstaan. Maar volgens mij is het niet onwaarschijnlijk, dat deze twee, te weten Lanclume en den Slowaak, onder éen hoedje spelen, zooals de populaire uidrukking luidt. Genoemde Lanclu- | |
| |
me heeft Bébert eergisteren in 't geheim een flesch wijn zien meenemen, en daar zijn getuigen voor; maar dit praecedent is volgens mij geen geldig bewijsmateriaal, evenmin als de geheimzinnige gedragen van Bébert en zijn vriend in de velden naast de watermolen; geheimzinnig althans volgens genoemden Lanclume, dewelke gisterenavond halsstarrig geweigerd heeft de helft van de broek te betalen, zijnde 11 frank; zooals trouwens ook genoemde Bébert. -
- Van wie stamt die broekenverdeeling? - vroeg de Saporta glimlachend.
- Van Monsieur Jacques. Om verder te gaan: deze Lanclume verlangde onverwijld een gendarmerie-onderzoek, ja, ja, niets meer of minder! Wat Monsieur Jacques natuurlijk niet toestond. Anders zou hij hedenmorgen zelf recht doen, om hooger recht uit te lokken, gelijk hij verklaarde. - Herhaalt U deze laatste zinsnede alstublieft? - -... Zelf recht doen, om hooger recht uit te lokken... - zei Monsieur Huître verbaasd. - Kort en goed, genoemde Lanclume heeft hedenmorgen Bébert driemaal gesommeerd de gestolen broek terug te geven, welke genoemde Bébert in de nabijheid van den watermolen zou hebben verborgen, heeft Bébert daarna een door dezen ter zelfverdediging getrokken mes ontrukt, hem bloedende kwetsuren aan mond en neus toegebracht en toen in de cementen drinkbak geworpen, waaruit hij met veel moeite gered is. Het geheel is bijna een poging tot manslag. -
| |
| |
Monsieur Huître hield puffend op en wischte zich het zweet uit de voorhoofdrimpels.
- Waar bevindt genoemde woesteling zich nu? - In het park, aan de deur zelfs - fluisterde Monsieur; - Huître en hij wenscht bij U toegelaten te worden. Ik heb met Uw goedvinden reeds aan de gendarmerie getelefoneerd. -
- Dat hebt U niet! viel de Saporta uit. - Hoe durft U? U gaat naar Uw bureau, U telefoneert deze ambtenaren af en U laat onderwijl den arbeider bij mij toe. Gendarmes? Ik ben hier vrederechter! Daarna zal ik de getuigen en den andere beklaagde ondervragen. In dit domein doe ik recht, heeft U verstaan? -
|
|