[III]
TOEN ATHENE IN 1834 DE HOOFDSTAD WERD VAN het nieuwe Griekenland, was het een dorp van driehonderd huizen aan de noordelijke voet van de Acropolis. Nu telt het moderne Athene, een stoffige, slordige, maar boeiende stad, meer dan een miljoen inwoners.
Zuidwestelijk van het tamelijk banale centrum, rond het Syntagma-plein, liggen aan nauwe, bochtige straten en kleine pleinen de oude byzantijnse kerkjes, de Turkse huizen en de resten van twee Turkse moskeeën, de open werkplaatsen der ambachtslieden, de rommelige antiek-winkels en de typische Griekse taveernen, waar de ware minnaar van Griekenland de goudgele retsinata moet leren drinken.
Deze hartverwarmende eenheid uit twee schijnbaar tegenstrijdige delen, hars en wijn, lijkt op het gecompliceerde Griekse volkskarakter. De liefde voor eigen bodem gaat samen met een onverzadelijke nieuwsgierigheid naar de vreemdeling en diens wereld en verwanten. De Griek speelt het spel des levens met een hartstocht, die zich enkel laat breidelen door de wetten der maatschappij, welke hij hoger stelt dan de wetten van de staat. De staat veracht hij, maar als soldaat sterft hij dapper voor vaderland en familie. Hij is pathetisch in woord en gebaar, maar zijn geest blijft sceptisch en zijn blik ironisch. Hij bezit een hete liefde tot het leven en is tegelijk de trouwe zoon van een Kerk, die dit leven volledig ontkent. Maar deze Kerk, geheel transcendent op het hiernamaals gericht, is tegelijk staatskerk, met een grote rol in het openbare leven. De Griek bezit een wakkere intelligentie, maar als mens die in het ogenblik leeft, wordt hij zo snel afgeleid door iets nieuws, dat hij (zoals Graf Keyserling zei) uit een maximum aan aanleg een minimum aan resultaat weet te halen. Hij leeft nooit om te werken, maar werkt om te kunnen leven, sober en zo zelfstandig mogelijk. Hij is individualist, maar haat de eenzaamheid. Hij is tolerant in alles, behalve in de politiek. Deze interesseert hem zelfs nog meer dan datgene waar hij het begaafdst in is: de handel, die hij beoefent met een voor vreemdelingen moeilijk begrijpelijk mengsel van listigheid en eerlijkheid. Psychologie is een woord van Griekse wortel, maar psychiaters kunnen in Griekenland geen droge boterham verdienen, want de extraverte Griek kent geen neuroses. Hij aanvaardt het leven met al zijn problemen als hoogste goed.