[IV]
DE SLOWENEN ZIJN DE NUCHTERLINGEN ONDER DE Joegoslaven, altijd in het betrekkelijke dan. De Joegoslaaf is in diepste wezen een irrationeel georganiseerd mens. Zijn denken is niet onredelijk, maar het gaat als het ware buiten de rede om. De Joegoslaven denken eerst met hun hart en dan pas met hun verstand. Zij zijn kunstenaars, niet in het rekenen, maar in de goedgeefsheid, die niets terugverwacht. Zij gaan moeilijk om met moderne vraagstukken als rentabiliteit, maar uiterst gemakkelijk met elke vreemdeling. Want zij beschouwen hem als een broeder op aarde - tot hij hun misschien het tegendeel bewijst. De Slowenen doen iets westerser aan. De oriëntaalse droomlustigheid, die reeds vele Kroaten bij tijd en wijle bevangt, is hun vreemd. In propere vlijt bewerken zij hun karige bodem. Hun leeslust is nog groter dan hun liefde voor een hartige dronk. Men placht hen de Tsjechen van de Balkan te noemen, vanwege hun handelsgeest en praktische aanpak. En zij zijn inderdaad niet alleen naar de taal met de Tsjechen verwant, want eigenlijk zijn zij naar het zuiden verdwaalde Westslaven, wier gebied eens tot dichtbij Wenen reikte. Het was hun ongeluk, dat hun vroeg-middeleeuwse staat ontstond aan de gemaliede voeten van de Germaanse feodaliteit. Maar in taaie zelfbewustheid bewaarden zij in negen eeuwen onderwerping hun taal- en volkseigen ongeschonden.
Nog altijd spreken zij in het nieuwe staatsverband hun eigen taal, en wat zij als klein volk aan letterkunde opbrengen, is verbluffend van omvang. Vele nieuwe verworvenheden in de technisch achterlijker delen des lands zijn voor hen oud bezit. Ook daarom leven zij in het huidige Joegoslavië zo'n beetje als staat in de staat. Zij werken rustig door, in een degelijkheid die alle ophef schuwt.
Hun witte wijnen zijn even smaakvol en houdbaar als hun moderne meubelen. En hun land is schoon. Voorbij Kočevje duistert zelden betreden oerwoud. In de Sloweense Karst gaapt bij Postojna de diepste druipsteengrot van Europa. Wild en liefelijk is de keten der Karawanken, en benoorden de bergmeren van Bled en Bohinj verzamelen de Alpen hun laatste kracht voor een majesteitelijke finale: de Triglav, de berg met de drie hoofden.