Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] De Vader en het Kind Zij zijn dezen morgen uitgegaan, voor het eerst, de vader en het kind. Maandenlang heeft hem de twijfel beheerscht of hij het wint, of hij beter zal worden. Anderen zag hij, die in dit land moe en hoestend verdorden. Het kind rukt spelende aan zijn hand. Hij denkt aan zijn zieke longen, aan de fonk'lende sneeuw, aan de zon. Zijn beenen wegen als lood. Wandelend denkt hij aan den dood. En de stem van zijn kleinen jongen Heeft zóó juichende: vader gezongen, dat hij snel de oogen sloot. Vorige Volgende