Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Onderweg Ik zie mijzelf hier in dit lichaam loopen, Een donker, in zichzelf gesloten ding, En toch zoo vreemd van hunkeren en hopen Doorstroomd, van droomen en herinnering. De lente gaat wit bloesemende open. Een mensch gaat dicht en wordt een zonderling. Al wat mij bijblijft, is onder het loopen Een liedje dat ik onophoud'lijk zing: Waar is de vrede en het onderkomen? Wie zegt mij wat er van ons allen wordt? Wat is het doel, wie heeft den zin vernomen? De tijd van liefde en geluk is kort. Het wordt ons alles één voor één ontnomen, En wat het allerdierbaarst is, verdort. Vorige Volgende