Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Vesper Gods angelus luidt het laatste. Als het kinderhart is gestorven, En wij al wat we spelend verworven Roekeloos hebben verkorven, Hooren wij het ten laatste. Een liefde windstil en luw. Na de stormen die om ons woedden Drijven wij als een moede Vogel op het vermoeden Dat God niet ver is maar schuw. En deze liefde is het laatste. Alleen wie het ondervonden Hebben die ongeschonden, Besneeuwde plek hier gevonden. Maar geen mensch en geen engel verraadt ze. Vorige Volgende