Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] De Onvervulde Zij zag hem opstaan en de lamp aansteken. De warme, milde lichtkring bracht hen nader. Hij zocht haar oogen, die hem snel ontweken. Toen zei hij aarz'lend, zij geleek haar vader. Zij trok den smallen doek strak om haar schouder. Hij had haar schuwen glimlach niet gezien. Zij dacht aldoor: wij werden beiden ouder. Zóó anders had zij het gedroomd vóórdien. - Ver in den duist'ren tuin juichte een merel. Zij hief zich op uit haar herinnering. 't Geluk scheert rakelings voorbij de wereld. Zij zag haar schralen schoot en haar verdorde Vingers spelende om den doffen ring, En vroeg zich af hoe het zóó was geworden. Vorige Volgende