Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] De Scheidenden In het halfdonker zag de een de ander. Zij stonden op, rilden in de avondwind. Zij werden vreemdelingen voor elkander. Wanneer en waarom hadden zij bemind? Want in hun hart vernamen zij alleen Een onweerhoudbaar, hopeloos begeven. Zwijgend liet hij haar hand los en zij dreven Als twee gescheiden werelden uiteen. En van hun laatste teederheid ontdaan Ontwaarden zij elkanders neergevelde Schaduwen in het zieke licht der maan. Een man, een vrouw. En in hun diep ontstelde Oogen de afkeer van een doode daad. Toen gingen zij, met afgewend gelaat. Vorige Volgende