Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] De Engel De wind legde zich neer. Daarna ontstond Ver weg een donker aangolvende klaagzang, En in dit lied gehuld verscheen aan mij Een engel met Gods eigen, schoon gelaat Maar zwaar gemanteld in dien duist'ren zang. En toen hij over mij gebogen stond, Zag ik den steilen neergezonken vleugel, Geschonden en ontredderd zeil des hemels - Ik weet niet wanneer hij weer van mij week, Doch sinds aan mij deze verdoolde engel Verscheen, kon ik de teed're bloemen hooren, Wanneer zij bloeiend zongen van den dood, En ik verstond den roofdierlijken schreeuw. En ik herkende Gods heldere oogen, Duister en weenend in een woesten tuin. Vorige Volgende