Grenzen(1929)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Paradise Lost Het droeve hart werd in het schemergoud Van den vooravond zóó onzegbaar loom, Zooals een bloem de bladen samenvouwt Verzonk het hart in den geloken droom. Schaduwen vielen weg. Een ijle vloed Van wit verblindend bovenwereldsch licht Ruischte voorbij en het bedwelmde bloed Is naar diepzeeën van stilte gezwicht. Er was een milde tuin en er bewogen Zeldzame bloemen, wit en zilvergrijs. Als blauwe zonnen straalden kinderoogen En een stem zei: dit is het paradijs. Toen stormden duizend ademlooze vragen Weeklagend op en peilloos viel het hart, Door steile duisternissen teruggeslagen En in de valstrik van den tijd verward. [pagina 19] [p. 19] En in den stervensrooden avondgloed Spleet het geloken hart sidderend open, Voor éénen stond ontdaan van aarde en bloed, Arglistig door de oude drift beslopen. In duister sloeg het hart, zwart en alleen. En in de verte, op den vagen wind Verdoolde, was het nu of lang voorheen, De heldere echo van een lachend kind. Vorige Volgende