Fausten en faunen
(1930)–N.A. Donkersloot– Auteursrecht onbekendBeschouwingen over boeken en menschen
[pagina 190]
| |
Der Abituriententag.De geschiedenis van een schuld uit de jeugd. En tegelijkertijd de geschiedenis eener begoocheling. Toevallige ontmoetingen, een voorbijganger, een stuk speelgoed, een meubel of nog onnaspeurlijker, ontastbaarder aanleidingen roepen uit den Hades van het verleden herinneringen op, en een vroegere wereld rijst uit een onnoozel voorwerp wederom voor ons op met intenser dreiging of bekoring, dan zij ooit in het verleden bezat. Onwaarschijnlijkheid kan men dergelijke begoochelingen nooit verwijten, want de spelingen van het onderbewustzijn zijn grilliger dan de onwaarschijnlijkste vondsten der fantasie. Ergens op onzen alledaagschen weg ligt het verleden, ligt een oude schuld, een onderdrukt berouw op de loer, en het bespringt ons op een straathoek, uit de schemering van het studeervertrek, uit de hinderlaag van een achteloos gesproken woord. Onverhoeds belichaamt zich de nachtmerrie van een oud berouw op klaarlichten dag in levenden lijve in een willekeurig, toevallig ontmoet persoon. Hoeveel maal op een dag komt de moordenaar zijn slachtoffer tegen? Een schuld, die niet werd geboet, wreekt zich langzaam en meedoogenloos; straf is een botte en lichte vorm van vergelding, maar berouw is een langzaam en sloopend vergif. Een oude schuld roept zichzelf op uit een toevallige verschijning, omdat zij onweerstaanbaar, onweerhoudbaar een uitweg zoekt en zich door ondergrondsche, onderbewuste sluipgangen na jaren naar de oppervlakte van het heden wringt. Noem | |
[pagina 191]
| |
het niet onwaarschijnlijk of gezocht, dat in gerechtsraad Sebastiaan een booze herinnering wakker wordt, alleen omdat er op een kwaden dag een beklaagde voor hem verschijnt, die denzelfden naam draagt, die even oud is als de verdwenen schoolmakker, aan wiens ondergang hij schuld is geweest. Het geweten slaapt een hazenslaap. Dienzelfden dag, waarop deze Adler voor den rechter van instructie verschijnt, zal er 's avonds een reunie zijn der gymnasiumklasse, waartoe hij behoorde. En het verleden, dat daardoor reeds den geheelen dag door zijn hoofd speelde, begint er nu te spoken; er zijn maar enkele vage overeenkomsten noodig en dan ziet zelfs de ervaren jurist het verschil in de voornamen over het hoofd en herkent in den aan lager wal geraakten intellectueel, in den van moord verdachten armoedzaaier den schoolmakker, van wiens verderf hij de eerste aanleiding is geweest. Zonder dat de schuwe beklaagde iets vermoedt, vindt er tijdens het verhoor een angstwekkende verwisseling der rollen plaats. De aanklager verschijnt in de gedaante van den beklaagde. De klem wordt zelf een prooi van de gevangen vos. De gerechtigheid gaat andere wegen dan de justitie, zij enscèneert een andere rolverdeeling. De schuld van het verleden, die onder den bodem van het heden altijd door vaag merkbaar woelde, staat dreigend en levensgroot op. Aldus heeft Werfel, die als vele romanschrijvers in Duitschland en Oostenrijk, als Hesse en Wassermann, met Freuds psychoanalyse vertrouwd is, de geschiedenis dezer jeugdschuld weergegeven in de drieledige ontwikkeling harer wederopstanding; tusschen het oproepen en de bezwering van het spook- | |
[pagina 192]
| |
beeld staat de fata morgana der schuld zelf, de koortsachtig in een langen nacht, in nauwelijks leesbare hiëroglyfen, in de dwalende schriftteekens van herinnering tusschen waken en droomen opgeteekende biecht, het verslag van die jeugdschuld. Met dit uitvoerige middenstuk van het boek stond de schrijver voor een moeilijkheid, die hij niet voldoende heeft opgelost: de beschrijving diende in een droomsfeer gehuld te blijven, maar de overzichtelijkheid en leesbaarheid van het verhaal eischen anderzijds een heldere, logische en regelmatige aaneenschakeling der gebeurtenissen; daardoor verliest dit uitvoerig bericht het vreemde, onbestemde waas van droom en verleden, waarin het gehuld moet zijn, en wordt het verzonken en schimmig weer opdoemende verleden hier helder als de dag, slechts weer getemperd, doordat ons telkens even de figuur van den rechter wordt geteekend, droomerig en vaag zijn herinneringen in onleesbare stenogrammen schrijvend, alsof zijn pen slaapwandelt over het papier. De film beschikt over voortreffelijke middelen om in een waas van onwezenlijkheid iemands droomen en visioenen rondom hem op te roepen. Hetzelfde in de taal te bereiken vereischt een zeer groot meesterschap en is onvergelijkelijk moeilijker. De werkingen van het onderbewustzijn zijn hier belangrijker dan de geschiedenis van die schuld uit de jeugd zelf. Het merkwaardigste in dit boek is verreweg de afstand tusschen heden en verleden en het oproepen van hun geheimzinnig verband. Op zichzelf is het verder niet zoo bijster interessant in détails te vernemen, hoe deze rechter in zijn jongensjaren de kwelduivel is geweest van een schoolmakker, op | |
[pagina 193]
| |
wien hij zich uit misplaatste en gekrenkte eerzucht wreekt door hem den eersten stoot te geven op het hellend vlak, aan den rand waarvan hij staat, hem de eerste smadelijke nederlaag toe te brengen, die het sein is tot zijn ondergang, het begin der destructie van zijn capaciteiten, zijn prestige en zijn moreel. Van meer belang is dan eer nog de curieuse schildering der troebele atmosfeer, waarin Oostenrijksche en Duitsche scholieren blijkbaar veelal opgroeiden, een sfeer, die wij ook uit Hesse's Demian en uit andere auteurs kennen, en waaruit blijkt hoeveel vroeger en gevaarlijker rijp en verworden deze gymnasiasten, die nachten buitenshuis doorbrengen en bars en bordeelen bezoeken, zijn in vergelijking tot onze scholieren; de trieste Duitsche scholierenprocessen van de laatste jaren bewijzen, dat deze excessen op geen schrijversfantasie berusten. De beschrijving der klassereunie, het samenkomen der vroegere schoolkameraden is weliswaar in dit boek meer bijzaak en slechts als aanleidende factor tot het oproepen der herinneringen bedoeld, maar juist daar vinden wij in den terugblik op vroeger Werfels merkwaardig vermogen om het verloren verband tusschen verleden en heden te herstellen. Zijn aanduidingen van de schakels tusschen de vroegere scholieren en deze meer of minder maatschappelijk geslaagde heeren zijn schetsmatig maar zeer suggestief (slechts die oude leeraarsfiguur is te caricaturaal). De schets van het verschil tusschen deze scholieren en deze ambtenaren, die dezelfde menschen op verschillende tijdstippen van hun leven verbeelden, heeft hetzelfde schrijnende effect als de vergelijking van jeugd- met latere portretten. Hij | |
[pagina 194]
| |
meet er den man aan het kind, de groep scholieren aan het gezelschap oudere heeren. Wat is er van hen geworden? Wie waren zij eens? Waren zij toen reeds in het klein, wat zij thans zijn geworden? Herkent men die jongens nog, de ijdele en de onbetrouwbare, de koppige en de gewillige, de gulle en de gierige, de schrandere en de trage, de luie en de leergierige, de onverschillige en de teerhartige, de droomerige en de militante, de bange en de brutale, de talenten en de strebers? Wat voor wrange of zoete vruchten rijpten er uit de volle of schriele bloesems? Hoe ontwikkelden zich hun eigenschappen, hebben zij zich harmonisch geordend of zijn zij wanstaltig uitgegroeid? Een klas is een ontroerend raadsel der toekomst. Een klassereunie de aangrijpende bevestiging of loochening van het verleden. Dit is in deze analytische studie van schuld en onderbewustzijn het andere gegeven, het neventhema, waarop een tweede boek te bouwen zou zijn. Het perspectief van den tijd, van de collectieve gelijktijdigheid van gebeurtenissen en personen of, zooals hier, van het samentreffen, het botsen van verleden en heden in het moment, is een weinig bewerkt gegeven in de romanliteratuur, waarvan men verdere verdieping en uitbeelding van een dichter als Werfel verwachten kan en met spanning tegemoet zien. |
|