Dierbaar magazijn. De bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
(1995)–B.P.M. Dongelmans, F.P. van Oostrom, Peter van Zonneveld– Auteursrechtelijk beschermdDe bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
[pagina 169]
| |||||
Marieke van DelftEen ‘miniaturen wolkenkrabberstad van boeken’: zo beschrijft de levensgezellin van de dichter J.C. Bloem (1887-1966), Clara Eggink, zijn bibliotheek in ongeordende toestand. Bloem had zijn hele leven besteed aan het bijeenbrengen van deze collectie. Want, alweer volgens Eggink, er was in het dagelijks leven maar één ding waar hij verslaafd aan was, ja zelfs alles aan opofferde. Dat waren boeken en het bezit daarvan. Toen Bloem in 1966 overleed liet hij dan ook een flinke bibliotheek na. Eggink wist niet wat te doen met die grote hoeveelheid boeken en belde een vriend die in het bibliotheekvak werkte, Aad Groeneweg. Groeneweg, die Bloem en Eggink had leren kennen via zijn toenmalige schoonvader, de schilder Toon Kelder, was op dat moment directie-assistent in de Leidse universiteitsbibliotheek. Groeneweg kende de bibliotheek van Bloem, had er tijdens logeerpartijen al dikwijls in gesnuffeld en wist dat het een unieke kans was een mooie collectie te verwerven. Hij wist te bewerkstelligen dat de hele boekerij op kosten van de universiteitsbibliotheek naar Leiden overgebracht werd. Men ontruimde een speciale kamer voor de boeken en controleerde in enkele maanden wat in de universiteitsbibliotheek respectievelijk de bibliotheek van de Maatschappij ontbrak en aangekocht kon worden. Aldus verwierf de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde ongeveer vijfhonderd werken uit de door Bloem nagelaten bibliotheek. Wat er voor betaald is, is niet meer te achterhalen. De toenmalige secretaris Dirk de Jong noemt in een tweetal brieven waarin hij fondsen voor de aanschaf probeert te werven, éénmaal een bedrag van ƒ5000,-, een andere keer van ƒ7500,-. Groeneweg kan zich het exacte bedrag niet meer herinneren. Bloem had veel contact met collega's. Bovendien bewoog hij zich in kringen van bibliofiele drukkers. In 1910 richtte hij samen met Jan Greshoff de bibliofiele uitgeverij De Zilverdistel op, waaruit hij zich echter twee jaar later terugtrok. Inmiddels had hij de vormgever Jan van Krimpen leren kennen die ook een reeks bibliofiele boeken uitgaf, Palladium , en die Greshoff, Jan van Nijlen en Bloem vroeg om de redactie van die reeks op zich te willen nemen. Op tweeërlei wijze was Bloem dus betrokken bij het prille begin van het Nederlandse ‘private press’ wezen. Hoewel Bloem geen echte bibliofiel was, getuige de conditie van de boeken in zijn bibliotheek, spreekt hieruit toch een zekere betrokkenheid bij het uiterlijk van het boek. J.C. Bloem in zijn bibliotheek te Kalenberg
Het ligt voor de hand dat in Bloems boekerij zijn contacten met collega-dichters en belangstelling voor het bibliofiele boek terug te vinden zijn. Is dat in de boeken die door de Maatschappij uit zijn bibliotheek verworven werden te zien? Het bleek niet eenvoudig te zijn vast te stellen wat uit Bloems boekerij aanschaft werd. Het acquisitieboek van de bibliotheek van de Maatschappij uit 1967 is verdwenen en in het Jaarboek wordt niet meer vermeld dan dat er 475 boeken aangekocht werden. De correspondentie van de Maatschappij bood evenmin uitsluitsel. Daarin wordt nauwelijks over deze aanschaf gesproken. Door systematisch publikaties van enkele belangrijke Nederlandse auteurs uit het interbellum in de catalogi van de universiteitsbibliotheek op te zoeken vond ik uiteindelijk bij Penthesileia van H. Marsman de vermelding dat dat boek voor mr. J.C. Bloem gedrukt was. Dat móest wel uit de bibliotheek van Bloem komen. | |||||
[pagina 170]
| |||||
Gedrukte opdracht aan Bloem in Marsmans Penthesileia. Arnhem 1925
Ervan uitgaande dat de boeken bij elkaar geplaatst waren, vroeg ik de hele plank - 1510 D - op. Diverse boeken bleken opdrachten aan Bloem te bevatten of voor hem gedrukt te zijn. Mijn vermoeden werd dus bevestigd. Ik had de boeken uit Bloems boekerij te pakken. Voorin stond het nummer 35513-36017, kennelijk het ‘verwervingsnummer’ van deze partij. Aangezien in principe ieder boek een eigen aanwinstnummer krijgt, blijkt uit dat nummer dat er geen 475 maar 504 boeken uit de bibliotheek van Bloem door de Maatschappij gekocht zijn. Plank 1510 D is een signatuur uit de kluis en daar zijn dan ook de bijzondere uitgaven geplaatst. Op deze plank staan boeken die de enigszins bibliofiel geïnteresseerde lezer doen watertanden. Gezien Bloems betrokkenheid bij Palladium zal het niemand verwonderen dat er een aantal delen uit deze reeks op te vinden zijn. Het hiervoor al genoemde Penthesileia van Marsman en verder Hoofts Sonnetten , Joan Luykens Duytse lier, De ceder van Greshoff, Clair-obscur van Slauerhoff, De zwerver spreekt en andere gedichten van Jan Veth, van Frans Erens Berbke en van R.N. Roland Holst Overpeinzingen van een bramenzoeker . Al deze boeken vermelden in het colofon: ‘Dit exemplaar is gedrukt voor Mr. J.C. Bloem’. Opvallend is dat boeken uit de reeks ontbreken. En Bloem bezat die wel degelijk, want bij de veiling van de rest van zijn bibliotheek bij Beijers in 1968 werden ze verkocht. Maar die waren al in de bibliotheek van de Maatschappij aanwezig en werden daarom niet aangeschaft. Omgekeerd had Bloem dus meer boeken uit deze reeks dan in die veilingcatalogus opgesomd worden. Wederom een waarschuwing voor het gebruik van veilingcatalogi als bron voor het boekenbezit van individuele personen - maar dit terzijde. Curieuzer is wellicht dat in 1967 nog zoveel bibliofiele uitgaven uit het interbellum in de bibliotheek van de Maatschappij ontbraken. Uit de contemporaine aanwinstenlijsten in de Jaarboeken van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde blijkt, dat die ook niet actief verzameld werden. Natuurlijk bezat Bloem ook enkele Zilverdistel-boeken, zoals Een abel spel van Lanseloet van Denemerken, Cheops van J.H. Leopold en Verzen uit de jaren 1880-1890 van Willem Kloos. Voor de eerste uitgaven uit de jaren dat hij bij De Zilverdistel betrokken was, geldt hetzelfde als voor de Palladiumdelen: opdrachtexemplaren werden geveild bij Beijers en vermoedelijk waren die uit het bezit van Bloem afkomstig. Maar van die uitgaven is niet vast te stellen of die op dat moment al in de bibliotheek van de Maatschappij aanwezig waren. Overigens zijn dit niet de enige bibliofiele boeken uit Bloems bibliotheek die in de Maatschappij terechtkwamen. Hij had ook enkele bijzondere uitgaven van de uitgever A.A.M. Stols, bijvoorbeeld een op zijn naam gedrukt werk uit de reeks Trajectum ad Mosam, De afspraak van A. Roland Holst en enkele delen uit de Halcyon-reeks, van Van Nijlen Het oude kind en nog een viertal werken van A. Roland Holst, Het elysisch verlangen, Voorteekens, Een winter aan zee en In gevaar . Uit de naoorlogse tijd zijn onder andere een tweetal bibliofiele uitgaven van de Zondagsdrukkers - de pers van Simon Carmiggelt en Reinold Kuipers - te vinden: | |||||
[pagina 171]
| |||||
Recitatief van Ab Visser en Duiven melken van Carmiggelt. In al deze boeken zijn opdrachten van de auteur aan Bloem te vinden. Hij kreeg ze dus van de schrijvers, niet van de drukkers of uitgevers. Van een paar auteurs bezat Bloem veel boeken. Opvallend is het grote aantal bundels van A. Roland Holst. Op plank 1510 D staan maar liefst veertien publikaties van de ‘Prins der dichters’, waaronder de uiterst zeldzame want slechts in vijf exemplaren door E. du Perron gedrukte privé-uitgave, Disjecta Membra . Bloem kreeg dit als nieuwjaarsgeschenk van de dichter zelf, getuige de handgeschreven opdracht voorin: ‘Aan Jacques met de beste wenschen voor 1930, van Jany [= A. Roland Holst]. Ascona Dec. 1929’. Ook met Du Perron had Bloem kennelijk een collegiaal/amicaal contact. Op dezelfde plank staan zeven vroege werken van Du Perron, waarvan vijf met een opdracht. In Het boozige boekje dat Stols in 1926 voor rekening van Du Perron drukte, schreef Du Perron voorin: Aan ù, heden Je-aak, gisteren Bloem
der Dichteren, ofwel der tafelschuimren:
en denk dat, met of zonder Roem,
in alle Dichtren zwijnen sluimren...
De Dichter
Een andere aardige opdracht staat in Bij gebrek aan ernst : ‘Probeer ze te lezen, O drukbezette Man! EduP. 23.11.28’. Bloem bezat ook nog enkele andere uitgaven die Du Perron in eigen beheer uitgaf, zoals de herziene uitgave van Archipel van Slauerhoff, Stances à la nuit van Jules Choux en Le Bonze Mèche-de-Lampe van Kao Tong Tsia. En natuurlijk staan er ook eigen werken van Bloem op deze plank, namelijk de luxe uitgave in perkament van de Verzamelde gedichten en van de Verzamelde beschouwingen . Van andere auteurs staat slechts een enkel boekje op deze plank, maar dit zijn dan wel bijzondere uitgaven, veelal met een meer of minder uitgebreide opdracht aan Bloem. Nog een aantal voorbeelden: van Marsman diens poëzie-debuut Verzen , van Nijhoff Pierrot aan de lantaarn , van Van Schendel Pandorra , van Achterberg, Eurydice en Morendo , van Slauerhoff Jan Pietersz. Coen , van Van Nijlen diens in eigen beheer uitgegeven Negen verzen en van Hendrik de Vries eveneens een uitgave in eigen beheer, Het gat in Mars en het Milagrat . Ten slotte is het aantal Zuidafrikaanse dichtbundels opvallend. Bloem kreeg ze aan de opdrachten te zien tijdens een rondreis door Zuid-Afrika in het voorjaar van 1948. Handgeschreven opdracht van Roland Holst in diens Disjecta membra (1929)
Plank 1510 D blijkt een belangrijke bron voor inzicht in Bloems contacten met collega-dichters en de wereld van het bibliofiele boek. Er staan echter slechts negentig boeken op en de boeken op de andere planken uit kast 1510 komen niet uit Bloems bibliotheek. Waar was de rest gebleven? Hier bleek het verwervingsnummer 35513-36017 uitkomst te kunnen bieden. Dat was bij de titels als journaalnummer gebruikt. Bovendien kan op dat nummer gezocht worden in de geautomatiseerde catalogus. Zo werd nog een concentratie van signaturen opgespoord. De overige boeken uit de bibliotheek van Bloem blijken geplaatst te zijn in kast 1228, planken A t/m G. De uitgaven in deze kast zijn minder spectaculair. Minder opdrachtexemplaren, soms wel bibliofiele edities maar minder belangrijke, meer doorsnee-boeken uit een bibliotheek van een literair geïnteresseerde verzamelaar. Ook hier een aantal bundels van A. Roland Holst, de Brusse-uitgave van de vertaling door Boutens van de Perzen van Aischylos, enkele uitgaven van de | |||||
[pagina 172]
| |||||
J.C. Bloem te Kalenberg
historicus Pieter Geyl, de dichtbundel De vogel Phoenix van Vasalis, De argelozen van Ida Gerhardt en werken van F. Bordewijk, Menno ter Braak, Carry van Bruggen Cyriel Buysse, L. van Deyssel, Maria Dermoût, Frederik van Eeden, Willem Elsschot, Jan Greshoff, Hella Haasse, Han G. Hoekstra en J.W.F. Werumeus Buning, om maar enkele van de bekendere te noemen. Bovendien zijn hier werken van enkele negentiende-eeuwse auteurs als A.L.G. Bosboom-Toussaint, J.J. Cremer en J.J.L. ten Kate te vinden en een aantal negentiende-eeuwse liedboekjes zoals De bloemendaler minnezangster of Gezelschapsliederen voor den beschaafden stand . Ten slotte een aantal oude drukken. Ook daarvan een paar voorbeelden: 't Groot Hoorns, Enkhuyzer, Alckmaerder, en Purmerender liede-boeck (1746); Proeve van taal- en dichtkunde door B. Huydecoper (1730) met een opdracht aan Aagje Deken; drie delen Theologische werken van Dirck Rafaelsz Camphuysen (1672); 't Handt-boeckjen van den christlijken ridder van Erasmus, door D.P. Pers uit het Latijn vertaald (1667), Grove roffel ofte Quartier des Amsterdamsche mane-schyn van Jan Zoet (1639) en Toneel ofte vertooch der Bybelsche Historien , kopergravures van Pieter H. Schut (1659). In kast 1228 staan ongeveer 380 boeken. 470 boeken konden dus opgespoord worden. De resterende boeken staan verspreid in andere kasten. Welke boeken in 1967 door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde uit de bibliotheek van J.C. Bloem aangekocht werden, bleek slechts via omwegen te achterhalen te zijn. Nadat ik echter op goed geluk één boek gevonden had en daardoor het verwervingsnummer van de hele collectie vast kon stellen, bleek de rest te vinden te zijn. Gelukkig maar, want het is al erg genoeg dat een dergelijke bibliotheek, met zoveel belangrijke werken die interessante informatie blijken te bieden over de literaire contacten van een groot dichter, verspreid raakt. De boeken die dan wel bij elkaar blijven in de bibliotheek van een belangrijk instituut als de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde moeten dan toch eigenlijk gemakkelijker te traceren zijn dan nu het geval bleek. Wellicht helpt een volgende keer de beschrijving van deze zoektocht daarbij. | |||||
Literatuur
Met dank aan A. Groeneweg voor zijn mondelinge informatie en aan de medewerkers van het uitleenbureau en de Dousa-zaal van de Leidse universiteitsbibliotheek. |
|