Van de Noort-Rivier.
DE benaminge van dese Rivier, als mede het recht populatie ende andere gelegentheden, zijn in het vertoogh van Nieu Nederlant eenighsins ge-expresseert, ende om dat daer beneffens noch een Tractaet, heel particulier en ampel, ofte onder handen, ofte by een liefhebber alreede uytgegeven is, sullen hier kort gaen, en met een woordt segghen, dat dese Rivier de fameuste en ghepopuleerste van Nieuw Nederlandt rechte voort is, alsoo daer op verscheyde colonien, ende oock de Stede Nieu Amsterdam, op het Eylant van de Manathans leggende is. Den meesten handel en negotie valt op dese Rivier, draeght in de veertigh mijlen vloedt op, heeft verscheyde schoone Killen, als de kleyne en groote Esopus, Kats Kil, Slapershaven, Colendonck-kil, ofte Sagh-kil, de Wappinckes-kil, etc. Men kan oock daer van daen achter het Eylandt van de Manhathans om, binnen door tot in Nieu Engelant, door de Oost-Rivier komen, sonder Nieu Amsterdam te naderen: Dese Rivier is noch heel en al in het geweldt van de Nederlanders, sonder van eenige vreemden geinvadeert te zijn; maer soo de populatie niet voortgingh. soude het groot perijckel loopen van langh in dien staet te blijven. Dese Rivier is seer Vis-rijck, van Steur, Twaelft, Dertien, Steenbrasems, Etc. Ick kan hier oock niet naelaten, alhoewel het eenighsins wat van de wegh afleydt, te verhalen, dat op dese Rivier in 't Iaer 1647. in de maent van Meert, als door het groote Af-water, dat van boven komt, de Rivier meest gheheel tot aen de Bay, versch was, anders komt het soete water by ordinaris ty maer ontrent de 20 of 24 mijlen naer, ontrent de Zee-kant: twee Walvisschen van redelijcke grootte, tot in de veertigh mijlen de Rivier op-ghezwommen zijn, waer van den eenen wederom is gekeert, ende om laegh omtrent elf of twaelf mijlen van de Zee-kant, daerder dat selve jaer noch andere vier stranden, mede gestrant ofte ontkomen: den anderen bleef sitten niet verre van de groote afval Chahoos, ontrent drie-en-veertigh mijlen vande Zee-kant; den Vis viel al vry wat speckigh, want niet teghenstaende die van Renscelaers-wijck, daer een goede partye traen af-branden, soo was de heele Rivier, die nochtans datmael sterck afliep, wel tot drie weken daer nae heel tranigh, ende met smeer bedeckt. Ia somtijdts doen den Vis in 't rotten lagh, infecteerden hy met stanck de Lucht soodanigh, dat men als het beneden windt was, wel twee mijlen ver, de lucht vernam: door wat yver desen Vis soo hoogh de Rivier sijn selven heeft op-gegeven, als zijnde in die tijdt wel in de veertigh mijlen van alle zout ofte brack water af, soude ick niet konnen seggen, ten ware de groote lust tot visschen, die hem met menighte te gemoet gekomen en ontmoet is, hem verleyt, ende alsoo verre uyt sijn streeck gevoert hadde. Vier-en-veertigh mijlen van de Zee-kant splijt haer dese Noort-Rivier in tween, en loopt d'eene helft met vier spruyten tot de groote Afval van de Macquas-kil, die Chahoos heet, daer wy terstont nader van spreken sullen: de andere helft dat geseght werdt de Rivier te blijven, ende oock in der daet blijft, is met kleyn vaer-tuygh noch verscheyden mijlen, hoogher navigabel, ende nae dat de Wilden ons berichten, soude noch seer wijdt uytstrecken, ende haren oorspronck nemen uyt een seer groot lack, daer de Rivier van Canada mede uyt-