Tusschen dese twee Bayen, is meest een doorgaende dubbelt voorlant met verscheyde Eylanden, die op sommige plaetsen twee of drie dick, zijn leggende: Dese voorlanden soo wel als de Eylanden, zijn alle seer wel gelegen ende bequaem, niet alleen tot Zee-dorpen voor alderley soorte van Visschers, maer oock goet om Coorn te winnen, Wijnen te teelen, Ooft en Tuyn-vruchten te queecken, en Vee aen te houden, door dien het Landt ghedrachtigh en redelijck vet is: Met menighte van boomen, wijngaerden, pruymen, haesse-noten, gras en aerdbesien overwassen zijnde, zijn oock meest alle seer Oester-rijck, door de menighte van Oester-bancken daerom en ontrent gheleghen.
Behalven dan, dat de menighvuldige Eylanden, die sommige oock vry hoog zijn, van naturen verscheyde schoone Bayen en Zee-havenen geven, soo zijnder oock noch andere bequame gaten, voor de ghene diese kennen, hoewel als noch weynigh bevaren zijn, voornemelijck het Beere-gat, de groote en kleyne Eyer-haven, het Barne-gat, etc. daer het binnen seer veyligh en seecker te legghen is: doch om dat Nieuw Nederlant, voor als noch niet naer wensch over al beset en bewoont is, soo dat op die plaetsen, ofte daer ontrent, heel weynigh Christenen woonen, werden dese gelegentheden weynigh gebruyckt, als by ongheleghentheydt van weer en windt.
De boven gheroerde Bay daer het Staten Eylandt in leydt, is te fameuser, om dat daer te gelijck invallen, de Oost en Noort-Rivier, zijnde twee seer schoone Rivieren, hier naer naeder te beschrijven, neffens verscheyde killen, gaten en kreecken, die sommighe wel Riviertjens gelijcken, ende oock navigabel zijn, als de Raritans Kil, de Kil van Col Neuvesinck, etc. mitsgaders dat inde selve Bay, met fatsoen voor alle gevaerlijcke Winden bevrijdt, wel konnen havenen en leggen, meer als duysent Schepen van last, en dat alle binnens Landts. Het inkomen van de Bay is redelijck ruym, en sonder veel perijckel, wel te vinden voor de ghene dieder eens geweest, ofte wel van onderwesen zijn. Men kan oock dickwils met ghemack, alsmen des sints is, en de Windt soo dienen wilt, met een en het selve doorgaende Ty, uytter zee tot voor de Stede Nieu Amsterdam, die vijf mijlen van de openbare Zee leyt, met den vollen Last eens slachs op zeylen, al waren de Schepen noch so groot en swaer: Insgelijcx weder van Nieu Amsterdam ter Zeewaert keeren, doch in het uyt zeylen, setmen het ghemeenlijck onder 't Staten Eylandt, aen een Water-plaets, om voor het laetste sich wel te versien van water en hout, dat daer beyde ghenoegh te krijghen is. Men set het oock wel verre in de Bay, achter den zant-punct, om Windt en Ty waer te nemen, en het laetste volck met de brieven in te wachten.
In het langhe Eylandt langhs de Zee-kant, zijn oock eenighe gaten en ghelegentheden, om Vaer-tuygh te berghen, doch van de onse heel weynigh ghefrequenteert: het heeft oock op eenighe plaetsen heel groote binnen-wateren en valeyen, daermen over al van daen, wel met de Tyen in Zee kan komen, anders zijnse te droogh, en by populatie soo soudender verscheyde plaetse van consideratie gevonden worden die wy nu om kortheyts wille verby sullen gaen.
Tusschen het lange Eylandt en het vaste Landt, is doorgaens oock veel goede gheleghentheydt, om alderley kleyne en groote Schepen, hoe die oock mochten wesen, te berghen: Want behalven dat die gheheele Rivier, by veele selfs