Op de Beschrijvinge van Nieuw-Nederlandt.
KOm hier Reys-zuchtigh-breyn, dat door nieuwsgierigheyt
En weet-lust tot yets vreemds, gestaagh wort aengeprickelt,
Dat ghy 't gemak veracht, en eygen rust benijt,
En uw selfs in gevaar, en sorgh, en moeyte wickelt.
Ja in een andre Dach, en over Lant, en Strant,
En onbekende Zee'n, soekt stoffe tot vernoegen,
Van uw nieuwsgierigh-oogh, dat staagh nae meerder brant,
Soo dat ghy menighmaal, het soute nat moet ploegen.
Kom hier en staakt de loop van uw Reys-zuchtigh-Hart,
Dewijl dat ghy nuw hier (en sonder ghy de Baren,
Der ongestuyme Zee, en wêêr, en winden tart)
Uw weet-zucht kont voldoen, in dese weynigh Blaren.
Daar sultg' NEDER-LANT (maar Nieuw) vol wonder sien,
En wat voor Volck daar woont: wat Vruchten, en wat Dieren
Het voortbrengt, teelt, en voedt, wat stromen datter vlien,
En welk een lucht daar sweeft, wat Vogels datter swieren,
Wat zeeden, wat gewoont, wat Spraak, daar is bekent,
Wat Oorlogh datm'er voert, wat Vorsten daar regeren,
Wat machten datter zijn, en op het laast en ent,
Wat uw nieuwsgierigh oogh vernoeght, en kan begeren.
Maar nae dat ghy dan al, die wondren hebt beschout,
Soo dankt hem diese ons dee zien, en gaf in handen,
(Terwijl ghy blijft by Huys, en u gemak behout
Hier in Out-Nederlandt) de Nieuwe-Nederlanden.
G. VERBIEST.
|
|