Voorne-Putten
(1992)–Peter Don– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |||||||||||
BoerderijenDe boerderijbebouwing op Voorne-Putten is relatief jong. Boerenhofsteden die in hun huidige gedaante ouder zijn dan de tweede helft van de 18de eeuw zijn uiterst zeldzaam. Verreweg de meeste boerderijen werden tussen 1800 en 1940 gebouwd. Een nieuwe hofstede (of ‘stee’, zoals de boerderij op het eiland wordt genoemd) verrees in deze periode vaak op een reeds lang in gebruik zijnde boerderijplaats, ter vervanging van een oude boerderij. Soms is uit bepaalde bouwsporen op te maken dat het oude gebouw niet in zijn geheel is verdwenen, maar dat delen ervan in het nieuwe zijn opgenomen. Veel vaker lijkt de nieuwbouw echter totaal te zijn geweest. De tegenwoordige boerderijen zijn derhalve in de regel aanzienlijk jonger dan het landschap waardoor zij worden omringd en ook jonger dan de vestigingsplaats waarop zij zijn gesticht. Voor de geschiedenis van landschap en vestigingsplaatsen zij hier verwezen naar wat er in de historisch-geografische inleiding eerder in dit boek is gezegd over ontginning en bewoning. Met betrekking tot het grondgebruik is in die inleiding ook het nodige te vinden. Het onderhavige hoofdstuk behandelt in de eerste plaats de agrarische bebouwing: de boerderij in haar verschillende verschijningsvormen, compleet met erf en bijgebouwen. | |||||||||||
LitteratuurC. Baars, De geschiedenis van de landbouw in de Beijerlanden, Wageningen 1973; G. Berends, ‘Gebinten en kapgebinten, dragers van het dak van oude boerderijen, schuren en vakwerkhuizen’, in: Jaarverslag 1989 SHBO, 21-43; Boerderijen in Zuid-Holland. Aquarellen van J. Verheul Dzn, Zutphen 1989; R.C. Hekker, ‘De ontwikkeling van de boerderijvormen in Nederland’, in: Duizend jaar bouwen in Nederland II, Amsterdam 1957, 195-316; R.C. Hekker, ‘Historische boerderijtypen’, in: Atlas van Nederland,Ga naar voetnoot+
461 Een van de vele thans verdwenen oude boerderijen op Voorne-Putten. Deze 1620 gedateerde stee stond op de hoek van de Koeneweg en de Zeedijk, ten zuidwesten van Zuidland, en werd kort voor 1920 door complete nieuwbouw vervangen; opname 1918, coll. Zeelenberg Oudenhoorn.
| |||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||
's-Gravenhage vanaf 1963, X-1; R.C. Hekker, ‘De boerderijtypen in Zuid-Holland’, Holland 18 (1986), 158-180; A. Hoynck van Papendrecht, De Rotterdamsche plateel- en tegelbakkers en hun product 1590-1851, Rotterdam 1920; Klok 1939; J. Klok, Kunst, ambacht en volksgebruiken. Zuidhollandse eilanden, Bussum 1980; C.T. Kokke, ‘Het historisch boerderijonderzoek in Zuid-Holland’, Jaargids van de Stichting Het Zuid-Hollands Landschap 1969, 51-62; F.H. Landzaat en J. Pluis, ‘Klokketableaus’, in: Tegel 18 (1990), 15-23; Meischke en Zantkuyl; E.L. van Olst, Uilkema, een historisch boerderij-onderzoek. Boerderij-onderzoek in Nederland 1914-1934 I en II, Arnhem 1991. Zie ook de litteratuuropgaven bij de verschillende individuele beschrijvingen. | |||||||||||
AfbeeldingenHet Kaartboek van de landen specterende tot het kantoor van de Regulieren en Conventualen in den Briel, in 1656 getekend door Johannes Dou, ARA, afd. Kaarten en Tekeningen, coll. Hingman. SHBO-opmetingen van de volgende boerderijen: Esterenburch (Middelweg 5) te Vierpolders (SHBO 618, 1-3); Waterrijk (Bredeweg 2) te Nieuwenhoorn (SHBO 626, 1-3), met het bijbehorende, maar thans verdwenen knechtenhuis Gootseweg 7 (SHBO 641); Dorpzicht (Kerkweg 3) te Vierpolders (SHBO 635, 1-3); Wouddijk 12 te Zwartewaal (SHBO 636, 1-2); Gemeenlandsedijk Zuid 33 te Abbenbroek (SHBO 658, 1-2). Talrijke oude foto's van boerderijen op Voorne-Putten, coll. Zeelenberg te Oudenhoorn. | |||||||||||
Verspreiding en situeringDe boerderijen liggen over geheel Voorne-Putten verspreid. Van opvallende concentraties is nergens sprake, niet op het platteland en evenmin in de dorpen en steden. Als er al boerderijen in de kernen te vinden zijn, dan liggen zij in het algemeen aan de rand van dorp of stad, op de grens tussen min of meer gesloten bebouwing en open poldergebied. Slechts hier en daar binnen het stadje Geervliet en langs de noordzijde van de hoofdas van het dijkdorp Hekelingen wisselen woonhuizen en boerderijen elkaar nog af. In de andere plaatsen, die oorspronkelijk veelal een zelfde ‘gemengde’ bebouwing te zien gaven, hebben woonhuizen, winkels en dergelijke de boerderijen op den duur nagenoeg geheel verdrongen. Binnen de wallen van Brielle zijn, in enkele thans voor andere doeleinden gebruikte gebouwen (Kaaistraat 18-20 en 23, Turfkade 35 en Langestraat 72), nog voormalige stadsboerderijen of restanten daarvan te herkennen. In de grillig gevormde polders van Putten en van het noordoostelijk deel van Voorne zijn de merendeels grote boerderijen vrijwel zonder uitzondering langs de dijken gebouwd. Ook de rechthoekig verkavelde polders onder Zuidland en rondom Oudenhoorn, Nieuwenhoorn en Nieuw-Helvoet worden gekenmerkt door grote hoeven, maar deze staan behalve langs de dijken ook langs de rechte polderwegen, soms op min of meer regelmatige afstanden, vaak echter ogenschijnlijk nogal willekeurig verspreid. Op de meer zandige kleigronden van het westelijk deel van Voorne en met name ten noordwesten van de lijn Brielle - Rockanje is er tussen de grotere boerderijen, die zich hier merendeels aan de dijken houden, sprake van een veel kleinschaliger agrarische bebouwing; deze is zowel langs de dijken als langs de andere wegen te vinden. Hoe nu zijn de boerderijen ten opzichte van dijk of weg gesitueerd? In de polders van Putten en van het noordoostelijk deel van Voorne, waar de bebouwing zich van oudsher langs de dijken concentreerde, zijn de boerderijen in het algemeen op zodanige wijze tegen die dijken aangebouwd, dat hun lengteas evenwijdig ermee loopt en dat een van de lange schuurzijgevels hoog tegen de dijkhelling staat, soms zelfs direct naast de weg op de kruin van de dijk. De verklaring voor deze situering moet in de eerste | |||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||
462 Oudelandsedijk 11 te Abbenbroek; opname 1991.
plaats gezocht worden in de bodemgesteldheid. Het gaat hier zonder uitzondering om lager gelegen, venige polders, waarvan de slappe bodem met name vóór de komst van betere bemaling veel water vasthield en gedurende najaar en winter zelfs grotendeels blank kon komen te staan. Omdat het niet goed mogelijk was op deze gronden te bouwen, bleef er niet veel anders over dan zich aan de randen van de polders te vestigen, hoog tegen de dijkhellingen en daarmee direct aan de over de dijken lopende wegen. De behoefte om de van de dijk komende boerenwagens een goede toegang tot het bedrijfsgedeelte te verschaffen, bepaalde vervolgens welke van de lange schuurzijden hoog tegen of op de dijk werd gezet, namelijk die met de deeldeuren. Molendijk 34 en 94 te Oudenhoorn en Oude Waaldijk 5 en 11 te Abbenbroek zijn slechts enkele van de talrijke tegen een dijk aangebouwde boerderijen waarvan de deel bereikbaar is door de ter hoogte van de weg in de schuurzijgevel aangebrachte dubbele deur. Voor een groot aantal hoeven die hun deeldeuren niet in de zijgevel, maar opzij van de woning in de voorgevel van de schuur hebben, geldt hetzelfde: ook hier een ligging met een der lange zijden tegen de dijkhelling en ook hier de inrit aan de kant van de dijk, ter hoogte van de weg. Van deze oplossing zijn Oudelandsedijk 11 te Abbenbroek en Konijnendijk 7 te Geervliet goede voorbeelden. Nadeel van de ligging tegen de dijk was, dat de voor het aanzicht belangrijkste gevel van de boerderij, de vaak enigszins monumentaal vormgegeven voorgevel van de woning, in de meeste gevallen niet optimaal tot zijn recht kon komen. Een situering in een kromming van de dijk, zodanig dat het woonhuis frontaal naar de weg gekeerd staat terwijl de schuur toch tegen de dijk is gelegen, was slechts in zeldzame gevallen te realiseren. Dammestee (Ringdijk 12)* te Geervliet is van een dergelijke uitgekiende ligging wel het beste voorbeeld. Hier gaat het dan ook om een zeer oude boerderijplaats (Jacob van Deventer tekende op zijn kaart van Geervliet omstreeks 1560 ter plekke al een behuizing; zie afb. 35, onderaan rechts), waarvan de ligging het huidige beloop van de dijk mede kan hebben beïnvloed. Gewoonlijk echter hebben de tegen de dijk gebouwde boerderijen een enigszins van de weg afgekeerde en daardoor vaak wat minder opvallende voorgevel. Op de hoger gelegen, steviger gronden van het zuiden en het westen van Voorne was het niet nodig zich als het ware aan de dijk ‘vast te klampen’. Hier verrezen de boerderijen in het algemeen op een ruim erf onder aan de dijk of op enige afstand ervan, aan het einde van een korte of langere oprijlaan. Zuidoord (Zuidoordsedijk 8) te Zuidland en Schapengorsedijk 3 te Rockanje tonen beide hoe door een dergelijke situering een min of meer monumentaal, naar de dijk gekeerd front mogelijk werd. Verder kon op dit deel van het eiland ook midden in de polders, langs de polderwegen gebouwd worden en hier ontwikkelde zich dan in veel gevallen hetzelfde beeld: een met haar | |||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||
463 Zuidoord, Zuidoordsedijk 8 te Zuidland; opname 1991.
464 Jagthoek, Schoutsweg 2 te Zuidland; opname 1990.
monumentale woonhuisgevel naar de weg gekeerde boerderij, zoals Jagthoek (Schoutsweg 2) te Zuidland en Smitsweg 29 te Nieuw-Helvoet. Dat het in het meer recente verleden, na de totstandkoming van een veel effectievere bemaling, ook in de voorheen natte polders met hun slappe bodem mogelijk werd onder aan de dijk te bouwen, blijkt uit een 20ste-eeuwse hofstee als Hoenderhoek (Ringdijk 6) te Geervliet. Overigens kregen lang niet alle onder aan een dijk of langs een polderweg gesitueerde boerderijen een loodrecht op de as van de weg geprojecteerde plattegrond. Er zijn er ook met een plattegrond evenwijdig met de weg of schuin ten opzichte ervan. Waterrijk (Bredeweg 2) te Nieuwenhoorn en Dorpzicht (Kerkweg 3)* te Vierpolders zijn hiervan voorbeelden. Boerderijen diep in het land, ver van dijk of weg en slechts bereikbaar via een lange oprijlaan, komen nauwelijks voor; de Kloosterstee (Strijpsedijk 12) te Rockanje en Bouwlust (Ramshilseweg 8) te Zuidland zijn uitzonderingen. Van de Kloosterstee is bekend dat zich hier ter plaatse al zeer vroeg een behuizing bevond (vermoedelijk een uithof van het klooster van de Regulieren van Rugge) en het is waarschijnlijk dat dit een gebouw was op een al dan niet natuurlijke verhevenheid midden in het land. Dat er in de middeleeuwen in deze streken woonheuvels werden opgeworpen, staat vast. Zo ontleende de Hooge Werf, de thans verdwenen boerderij die aan de Voorweg (later Rozenlaan) te Spijkenisse stond, haar naam aan een dergelijke, omstreeks 1400 opgehoogde vestigingsplaats. Als bijzonderheid kan hier voorts nog de ligging van Schuddebeursedijk 2 te Hekelingen vermeld worden: tegen de buitenzijde van de waterkerende dijk langs het Spui. Bij de bouw van boerderijen in de kernen was er naast de factoren die op het platteland een belangrijke rol speelden (slappe ondergrond, wateroverlast, toegankelijkheid vanaf de weg, streven naar een zekere monumentaliteit) veelal nog een ander aspect in het geding: ruimtegebrek, gevolg van de wens van velen zich in de kern te vestigen en tevens vaak gevolg van ter plekke reeds bestaande bebouwing. Hierdoor was het in een aantal gevallen niet mogelijk de boerderij in haar karakteristieke langgerekte vorm op te trekken, reden waarom woongedeelte en schuur anders ten opzichte van elkaar werden gesitueerd. De van het gangbare beeld afwijkende boerderijen die aldus ontstonden, moeten overigens niet gezien worden als vertegenwoordigsters van aparte boerderijtypen; hier is slechts sprake van verschillende oplossingen voor een door de plaatselijke omstandigheden geschapen probleem. Bij Tolstraat 12 te Geervliet staat de woning niet tegen de voorgevel, maar tegen de zijgevel van de loodrecht op de as van de straat geprojecteerde schuur. Kade 7 in Tinte toont een zelfde oplossing, maar hier is de woning een kwartslag gedraaid. De schuur van Tolstraat 8 te Geervliet is zelfs geheel van het woonhuis losgemaakt en staat achter op het erf, met een der lange zijden aan een achterstraat. In Hekelingen ten slotte is, om ruimte langs de hoofdstraat te besparen en toch de ligging tegen de dijk zo goed mogelijk te | |||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||
465 Tolstraat 12 te Geervliet; opname 1991.
466 Kade 7 in Tinte; opname 1991.
handhaven, bij onder andere Dorpsstraat 93 en 103 gekozen voor een haaks op de as van de straat geprojecteerd huis met tegen de achtergevel een dwars geplaatste schuur; in de hoek tussen huis en schuur ontstond zo als vanzelf een erf van bescheiden afmetingen. De zeer kleine (voormalige) boerderijtjes die vooral in de ‘kop’ van Voorne in groten getale voorkomen, liggen veelal dicht bij de weg, met het smalle woongedeelte daarheen gekeerd en de iets bredere schuur achter tegen de woning aangebouwd. | |||||||||||
Het boerenerfHet erf, op Voorne-Putten ‘de werf’ genoemd, is een ten dele of geheel door sloten omgeven stuk grond, vaak min of meer rechthoekig, maar soms als gevolg van de plaatselijke omstandigheden onregelmatiger van vorm. De boerenwoning neemt samen met de aangebouwde schuur op het erf uit de aard der zaak de centrale plaats in. Hieromheen zijn bij de grotere boerderijen enkele bijgebouwen gegroepeerd; deze staan in de regel vrij, maar zijn soms tegen de woning of de schuur aangebouwd. Boombeplanting ontbreekt op het boerenerf vrijwel nooit. De op enige afstand van dijk of polderweg gelegen boerderijen hebben meestal een tamelijk uitgestrekt erf, dat toegankelijk is via een dam in de voorlangs lopende sloot en via een op of onmiddellijk achter deze dam geplaatst inrijhek. Achter dit inrijhek is vooral bij de grote boerderijen het gedeelte van het erf waar de wagens rijden nogal eens van de vóór de woning aangelegde siertuin afgescheiden door middel van een hek. Dit is te zien bij onder andere Even Buiten (Kerkweg 3) en Vee- en Bouwlust (Kerkweg 7)*, beide te Zuidland. Ook komt het wel voor dat de verschillende delen van het erf van elkaar worden gescheiden door lage, geschoren hagen, zoals bij Jagthoek (Schoutsweg 2), eveneens te Zuidland. De in het algemeen kleinere erven van de tegen de dijken aangebouwde hoeven hebben vrijwel nooit een inrijhek. Hier is het bedrijfsgedeelte rechtstreeks vanaf de weg bereikbaar. Wel bevindt zich bij deze boerderijen soms een afscheiding in de vorm van een hek tussen het gedeelte van het erf vóór de woning enerzijds en de weg anderzijds. Dit is bij voorbeeld het geval bij Zeldenrust (Molendijk 94) te Oudenhoorn. Hier en daar is deze afscheiding langs de zijgevel van het woonhuis doorgetrokken tot aan de schuur, zoals te zien is bij Konijnendijk 7 te Geervliet en bij Kade 7 in Tinte. | |||||||||||
Het inrijhekNog tamelijk veel boerderijen hebben een oud inrijhek. De meeste van deze hekken worden thans echter niet meer gebruikt. Zij staan vrijwel altijd open. | |||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||
467 Het inrijhek van Bouwlust Zeldenrust, Aaldijk 1 te Hekelingen; opname 1991.
468 Enkele 20ste-eeuwse betonnen hekpalen. Schaal 1:40. Opmetingstekening T. Brouwer, 1990.
Bovendien zijn de dam en de oprit inmiddels vaak verbreed en de hekpijlers daarbij verder uit elkaar gezet, zodat het hek de toegang tot het erf niet eens meer kan afsluiten. Op de hekpijlers staat in veel gevallen de naam van de hoeve te lezen. Een groot aantal inrijhekken is geheel van ijzer en dateert uit de 19de eeuw. Een monumentale uitzondering hierop vormt het inrijhek van Bouwlust Zeldenrust (Aaldijk 1) te Hekelingen. Dit hek heeft twee zware en hoge, 18de-eeuwse bakstenen pijlers met daarop hardstenen dekplaten en kolossale, wellicht van elders afkomstige, gebeeldhouwde pijnappels. De hardstenen palen van het inrijhek van Esterenburch (Middelweg 5) te Vierpolders dateren uit omstreeks 1800. Het 19de-eeuwse inrijhek is in de regel grotendeels van smeedijzer, met gietijzer voor enkele onderdelen. Zo zijn de pijlers veelal hol en gegoten, terwijl ook bepaalde veelvuldig terugkerende ornamenten, zoals pijnappels en pijlpunten, uit de gieterij komen. De gegoten onderdelen werden destijds door de dorpssmid los besteld uit de catalogus van een der Nederlandse gieterijen en vervolgens door hem in het smeedwerk ingepast. Goede voorbeelden van deze combinatie zijn de inrijhekken van Landzicht (Schuddebeursedijk 1) te Simonshaven en Vee- en Bouwlust (Kerkweg 7)* in Zuidland. Het laatstgenoemde, zeer rijk uitgevoerde hek telt twee brede inritten en twee voetgangerspoortjes; onder meer de van palmetachtige bekroningen voorziene afdekstukken op de posten zijn van gietijzer. Het ijzer van de inrijhekken is natuurlijk altijd geschilderd; zwart, groen, geel en wit komen, meestal in een combinatie van twee kleuren, voor. In de 20ste eeuw werd het inrijhek vereenvoudigd tot een samenstel van enkele ijzeren buizen, opgehangen aan vierkante betonnen palen. Deze palen, die door middel van uitsparingen bij het storten van het beton vaak enkele simpele versieringen hebben gekregen, zijn veelal ongeverfd, soms echter wit geschilderd en dan vaak met een donkere kleur voor de verdiepte vlakken der versieringen; een voorbeeld van het laatste is het inrijhek van Waterrijk (Bredeweg 2) te Nieuwenhoorn. | |||||||||||
De erfbeplantingHet erf van de boerderij is in het vlakke open landschap reeds van verre als zodanig herkenbaar, niet alleen door de hoge schuurkap, maar ook (en in de zomer zelfs voornamelijk) door de boombeplanting. Voor de windkering zorgen in de eerste plaats populieren en wilgen, maar verder komen op de erven ook andere bomen voor, zoals abelen, iepen, essen en kastanjes. Een aparte plaats nemen de geschoren leibomen in; op sommige boerenerven staan deze nog in een rij vóór en soms ook aan een der zijkanten van de
469 Leilinden in een rij voor en opzij van het woongedeelte van Konijnendijk 7 te Geervliet; opname 1990.
| |||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||
470 Zuidland, het wagenhuis van Koekendorpseweg 1. Aanzichten, plattegrond en dwarsdoorsnede. Schaal 1:150. Opmetingstekening B. Kooij, 1987.
woning. De functie van deze bomen, veelal linden, soms iepen, was het weren van de zon uit de op het oosten en/of het zuiden gelegen woonkamers. Hun stammen werden eertijds tot zekere hoogte wit gekalkt. Ondanks het feit dat vele rijen leibomen thans zijn verdwenen, als gevolg van de gegroeide behoefte aan meer licht binnenshuis, zijn er toch nog verschillende mooie voorbeelden bewaard gebleven, zoals te zien is op het erf van Konijnendijk 7 te Geervliet en op dat van de Kloosterstee (Strijpsedijk 12) te Rockanje. Dat er ten behoeve van de zonwering behalve rijen leibomen ook wel losse, vrijuit groeiende bomen op korte afstand van de voorgevel van het woonhuis werden geplant, blijkt onder andere uit de kastanjes op het erf van Esterenburch (Middelweg 5) te Vierpolders. Voor of naast het woongedeelte van de boerderij ligt in veel gevallen een siertuin, in de regel thans modern van aanleg (boerentuinen die nog iets van hun karakteristieke oude aanleg hebben bewaard, zijn op Voorne-Putten zeldzaam). Op iets grotere afstand van de woning, min of meer op de grens van het eigenlijke erf, zijn soms een moestuin en een boomgaard met fruitbomen gesitueerd. | |||||||||||
De opstallenAangezien de grote schuur in het Overmase (de eilanden Voorne-Putten, IJsselmonde en de Hoekse Waard) al eeuwenlang allerlei verschillende bedrijfsfuncties in zich verenigt, is de diversiteit aan bijgebouwen op het erf betrekkelijk klein. Het bij de wat grotere boerderijen meest frequent voorkomende bijgebouw is het wagenhuis, waarin zich oorspronkelijk de stalling bevond voor de wagens, de grote werktuigen en de zondagse koets, thans die voor de tractor, de machines (voor zover de moderne machines nog passen in dit lage gebouwtje met zijn smalle inritten) en de auto. Hoe is het wagenhuis op het boerenerf gesitueerd? Op de erven van de loodrecht op dijk of polderweg geprojecteerde boerderijen staat het vrijwel altijd aan die kant van de schuur waar zich de deeldeuren bevinden. Er zijn in dit geval globaal drie situaties te onderscheiden. Zo kan het wagenhuis vooraan op het erf staan, min of meer ter zijde van het woonhuis, met de inritten naar de weg of de dijk gekeerd (Jagthoek, Schoutsweg 2 te Zuidland). De tweede mogelijkheid is een plaatsing achteraan op het erf, schuin of recht achter de schuur; ook in dit geval is het gebouwtje meestal met zijn dubbele deuren naar voren gewend (Hollandseweg 17 te Oudenhoorn). Ten slotte komen ook wagenhuizen voor die opzij van de schuur zijn opgetrokken; deze hebben hun inritten aan de kant van de schuur (Smitsweg 29 te Nieuw-Helvoet). Bij de tegen de dijken aangebouwde boerderijen is het wagenhuis vaak zo gesitueerd dat het samen met de voorgevel van het woonhuis en enige boombeplanting het vanaf de dijk toegankelijke ‘voorerf’ omsluit; de inritten zijn dan vrijwel altijd naar de dijk gericht (Molendijk 94 te Oudenhoorn). Een plaatsing helemaal aan de andere kant van de boerderij, achter de schuur, komt echter ook voor en in dat geval zijn de dubbele deuren veelal aan de kant van de dijk aangebracht (Konijnendijk 1 te Geervliet), soms echter aan de kant van de schuur (Oude Waaldijk 5 te Abbenbroek). Ook bij de boerderijen die op enige afstand van de dijk of de weg liggen, maar waarvan de lengteas niet loodrecht daarop is geprojecteerd, is variatie in de situering van het wagenhuis te constateren. Zo heeft Achterdijk 27 te Vierpolders het wagenhuis tegenover de oprit, schuin voor het woongedeelte, en is er bij Waterrijk (Bredeweg 2) te Nieuwenhoorn juist sprake van plaatsing achter de schuur. Op het erf van Schoutsweg 1 te Zuidland is het wagenhuis direct naast de inrit van de deel neergezet; hierdoor biedt deze hoeve, met naast elkaar het witte woonhuis en het eveneens wit gepleisterde front van het wagenhuis en daartussen de hoge schuur, vanuit de richting van het dorp een monumentale aanblik. Een tegen een der zijgevels van de schuur aangebouwd wagenhuis komt slechts enkele malen voor. Esterenburch (Middelweg 5) te Vierpolders heeft in de lange aanbouw ter linkerzijde een wagenhuis en ook de thans ingekorte | |||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||
471 Het wagenhuis van Korte Schenkeldijk 4 te Spijkenisse; opname 1974.
472 Bouwlust Zeldenrust, Aaldijk 1 te Hekelingen, met aangebouwd zomerhuis; opname 1991.
aanbouw van Gemeenlandsedijk Zuid 59 te Abbenbroek had eertijds de functie van wagenstalling. Overigens is het aangebouwde wagenhuis te beschouwen als een betrekkelijk recente ontwikkeling; van beide genoemde voorbeelden is bekend dat zij van na 1900 dateren en dat er vrijstaande wagenhuizen aan voorafgingen. Het achter tegen de schuur van Vee- en Bouwlust (Kerkweg 7)* te Zuidland aangebouwde wagenhuis is, voor zover bekend, het enige niet vrijstaande wagenhuis dat duidelijk ouder is, maar het is dan ook van oudsher deels ingericht als veestal. Na de ligging nu iets meer over het wagenhuis zelf. Het heeft een rechthoekige plattegrond en in veel gevallen nog een constructie en wanden van hout. Het zadeldak is vrijwel altijd gedekt met pannen; rieten daken waren er vroeger vele, maar zijn thans nauwelijks meer aanwezig (het wagenhuis van Korte Schenkeldijk 4 te Spijkenisse is wat dit betreft een der laatste). Naast de houten wagenhuizen komen er ook talrijke met stenen gevels voor. Vrijwel zonder uitzondering is in een der lange zijden een reeks dubbele deuren aangebracht, variërend van twee tot vijf stuks. Het achter de schuur geplaatste wagenhuis van Heinestein (Bollaarsdijk 15) te Oostvoorne heeft bij uitzondering de inritten niet in een der lange, maar in de beide korte zijden. De houten wagenhuizen hebben meestal zwart geteerde, soms echter groen geverfde gepotdekselde wanden. Een enkele maal is een houten wagenhuis geel geverfd (Koekendorpseweg 1 te Zuidland). De stenen wagenhuizen hebben soms een met de uitmonstering van de voorgevel van het woongedeelte van de boerderij corresponderende metselversiering van verschillend gekleurde baksteen boven de deuren. Een voorbeeld van dit laatste levert Welgelegen (Drogendijk 5) te Hekelingen.
473 Het wagenhuis van Dammestee, Ringdijk 12 te Geervliet. Plattegrond en dwarsdoorsnede. Schaal 1:300. Opmetingstekening B. Kooij, 1989.
Tegenover de betrekkelijk hoge zijde waarin de inritten van het wagenhuis geplaatst zijn, is de andere lange zijde vaak veel lager; de dwarsdoorsnede van het gebouwtje is dan dus asymmetrisch. In het lage gedeelte achter in een dergelijk wagenhuis waren oudtijds de varkens ondergebracht, met in de lage gevel deurtjes naar de mesthoop. Een mesthoop naast de schuur is thans nog slechts bij enkele boerderijen aanwezig (bij voorbeeld bij Dammestee, Ringdijk 12* te Geervliet) en het houden van varkens als onderdeel van het gemengd bedrijf is geheel en al verdwenen. Het varkenshok kon van oudsher ook zijn plaats hebben in het dwars tegen de schuur aangebouwde bakhuis. Deze situatie bestond bij Vee- en Bouwlust (Kerkweg 7)* te Zuidland en bij Waterrijk (Bredeweg 2) te Nieuwenhoorn. De meeste boerderijen hadden de bakoven binnen in de woning, maar plaatsing in een aparte aanbouw, het bakhuis, kwam ook voor. Dit bakhuis is veelal een smal gebouwtje met een pannen zadeldak en een eigen schoorsteen; het staat dicht achter de brandmuur, dwars tegen de lage koestalgevel van de schuur. Een vrijstaand bakhuisje, zoals dat tot in 1987 nog voorkwam bij Ruigendijk 9 in Tinte (afb. 476), werd verder op het eiland nergens aangetroffen. Voorts zijn alleen enkele van de grootste boerderijen in het bezit van een apart zomerhuis, waarin dan het bakhuis is opgenomen. Bouwlust Zeldenrust (Aaldijk 1) te Hekelingen heeft een dergelijk, tegen het grote woonhuis aangebouwd zomerhuis. | |||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||
Bijgebouwen met andere functies dan de bovenstaande zijn zeldzaam. Aan de op Voorne-Putten ooit bloeiende, maar thans geheel verdwenen vlascultuur herinnert een rechthoekige houten zwingelkeet met pannendak bij Wouddijk 12* te Zwartewaal. Op het erf van deze kleine boerderij staat bovendien de enige nog intacte oude houten kapberg, vierkant en met een rieten kap. De in deze streken al vroeg ingezette concentratie van alle tasruimten in de grote schuur deed op den duur de oude kapbergen op deze ene na verdwijnen. Er komen overigens hier en daar wel kapbergen van beton en staal voor (zoals op het erf van Dammestee, Ringdijk 12* te Geervliet), maar deze zijn pas in de eerste helft van de 20ste eeuw gebouwd als een goedkope oplossing voor het probleem van een ‘de schuur uitgroeiende’ hooitas. Eveneens van tamelijk recente datum zijn de op sommige erven (zie bijvoorbeeld dat van Jagthoek, Schoutsweg 2 te Zuidland) aangetroffen pootaardappelschuurtjes, gebouwtjes met grotendeels glazen wanden. Apart dient ten slotte nog Esterenburch (Middelweg 5) te Vierpolders genoemd te worden. Bij deze boerderij, waar gedurende de laatste halve eeuw de nadruk sterk op de veeteelt heeft gelegen, bevindt zich op het erf sinds circa 1930 een schuurtje met daarin een uit een afgedankte smidse overgenomen hoefstal (zie pagina 399); deze hoefstal is thans nog in gebruik bij het afsnijden van de hoeven der koeien. Verder staat hier, eveneens sinds omstreeks 1930, een ‘dekbox’, een eenvoudige houten stellage waarin de te dekken koe kan worden vastgezet. Bovendien is het erf van Esterenburch een der laatste waar nog iets van het oude wed, de drenkplaats voor de paarden, kan worden teruggevonden: achter het restant van de oorspronkelijke, door brand verwoeste grote schuur ligt een glooiing, bestraat met gele IJsselsteentjes, die de paarden in staat stelde zonder problemen het water te bereiken. | |||||||||||
De boerderijtypenBij de bestudering van de boerderijen op Voorne-Putten zijn twee hoofdtypen te onderscheiden: het dwarsdeeltype en het langsdeeltype. Deze benamingen geven al aan dat het kenmerkende verschil zich openbaart in de indeling van het bedrijfsgedeelte van de boerderij, de schuur. De dwarsdeelboerderijen hebben de hoge dubbele deeldeuren in een der lange schuurzijgevels, terwijl bij de langsdeelboerderijen de toegang tot de deel juist in een der kopgevels is geplaatst. De twee op deze manier onderscheiden hoofdgroepen zijn vervolgens op een aantal andere punten verder onder te verdelen in verschillende subtypen. Sommige van deze subtypen ontwikkelden zich min of meer tegelijkertijd, andere ontstonden veeleer na elkaar, als opeenvolgende ontwikkelingsstadia. Hierna wordt eerst globaal de ontwikkeling geschetst welke de boerenschuur in het Overmase doormaakte. Vervolgens wordt hetzelfde gedaan voor de boerenwoning. Systematisch wordt daarna nagegaan hoe en in welke omvang de verschillende stadia in deze ontwikkelingen op Voorne-Putten vorm kregen (althans voor zover een en ander thans nog is te achterhalen) en in hoeverre elk van deze stadia in het huidige boerderijenbestand op het eiland nog zichtbaar is. Aandacht wordt verder nog besteed aan het aparte type der duinboerderijtjes en aan Overburgh en Stuyvesande, twee uitzonderlijke (voormalige) boerderijen die in hun huidige vorm niet bij enig type zijn in te delen. Ten slotte worden vijf boerderijen, die vijf verschillende (sub)typen vertegenwoordigen, individueel behandeld. | |||||||||||
Ontwikkelingsschets van de boerenschuurUit het historisch boerderijonderzoek zoals dat tot heden is uitgevoerd, is komen vast te staan dat het dwarsdeeltype zich uit het hallehuis heeft ontwikkeld en dat het langsdeeltype tot de Vlaamse-schuurgroep dient te worden gerekend. Het driebeukige hallehuis, met de deel tussen twee in de zijbeuken | |||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||
474 Boerderij met uitgebouwde opkamer: Korte Schenkeldijk 4 te Spijkenisse. Situatie (met in de plattegrond in zwart aangegeven de plaats van de kelder) en doorsnede en plattegrond van de kelder. Schalen 1:2500 en 1:150. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
ondergebrachte koestallen, ontwikkelde zich in het Overmase al voor de 17de eeuw tot een boerderij met dwarsdeel, doordat men het einde van de deel voor het tassen van koren ging benutten. De deeldeuren, oorspronkelijk in het midden van de achtergevel, verhuisden dientengevolge naar opzij. De koestalling werd nu in een der zijbeuken geconcentreerd en in de middenbeuk en de andere zijbeuk kreeg naast de deel de tas zijn plaats. Het hooi werd nog buiten de schuur opgetast, in een kapberg op het erf. In de I7de en 18de eeuw werd de capaciteit van de dwarsdeelschuur aanzienlijk vergroot. Met het belang van de akkerbouw nam ook de behoefte aan tasruimte toe en bovendien werd op den duur ook de hooitas naar binnen gehaald. Langere schuren werden nu gebouwd, vaak voorzien van twee dwarsdelen. Terwijl de dwarsdeelschuur gedurende de gehele 19de eeuw in het Overmase in zwang bleef, zij het in toenemende mate alleen nog voor de kleinere boerderijen, drong in de laatste decennia van de 18de eeuw vanuit West-Brabant een nieuw schuurtype op de eilanden door: het langsdeeltype. De schuur van dit type, die in Brabant al in het begin van de 17de eeuw was geïntroduceerd en die naar het land van herkomst Vlaamse schuur wordt genoemd, is voorzien van een in de lengterichting gelegen deel die men aan de ene kant met een volle wagen op kan rijden en vervolgens aan de andere kant leeg weer kan verlaten. Hierdoor was deze schuur bij uitstek bruikbaar voor de grote bedrijven, waar het hooien, het oogsten en het tassen gedurende de daarvoor geschikte zomerdagen door vele tientallen werknemers geschiedden en waar dan talrijke wagens tegelijk af en aan reden. Verreweg de meeste van de volgens deze nieuwe opzet ingedeelde schuren kregen een driebeukige plattegrond met een zijlangsdeel, dat wil zeggen een langsdeel in een der zijbeuken; in de middenbeuk werden dan tas, dorsvloer en paardestal ondergebracht en in de andere zijbeuk kreeg de koestal zijn plaats. Een aantal zeer grote bedrijven kreeg echter geen driebeukige zijlangsdeelschuur, maar een vierbeukige schuur met een middenlangsdeel, welke geplaatst werd tussen de tasruimten enerzijds en de stallen voor koeien en paarden anderzijds. In het Overmase bleven de twee hoofdtypen, de dwarsdeelschuur en de langsdeelschuur, respectievelijk voor de kleinere en voor de grote bedrijven, in zwang tot aan de tweede wereldoorlog. | |||||||||||
Ontwikkelingsschets van de boerenwoningHet woongedeelte van het oude hallehuis vertoonde dezelfde driebeukige indeling als de bijbehorende schuur. Het zal oorspronkelijk uit één groot vertrek hebben bestaan, door twee rijen stijlen in drieën verdeeld. Later werden de buitenstijlruimten afgescheiden van de middenbeuk, waardoor aan beide zijden van het ‘voorhuis’ een apart vertrek ontstond: aan de ene kant een zijkamer die als slaap- of als opslagruimte werd benut, aan de andere kant een onderkelderde opkamer. Een vergroting van deze laatste tot een zijwaartse uitbouw onder een apart zadeldak, welke de boerderij een L-vormige plattegrond gaf, kwam in het westen van ons land al in de 16de eeuw op tal van plaatsen tot stand. In de I7de eeuw ontwikkelde zich achter het voorhuis een woonkeuken, waarheen het dagelijkse leven zich verplaatste. Om voldoende licht in dit vertrek te verkrijgen, was het noodzakelijk de tegenover de opkamer gelegen zijkamer van nu af achterwege te laten. Hierdoor kreeg de woning een asymmetrische doorsnede en een ‘manke’ voorgevel. De wens de boerderij een representatief front te verschaffen zal de voornaamste oorzaak zijn geweest van het feit dat een dergelijke asymmetrische gevel in later tijd niet meer werd opgetrokken, maar de driebeukige indeling van het boerenhuis keerde hiermee niet terug. Intussen had namelijk de verstening van de woning haar beslag gekregen en was het dus niet meer nodig bij de houtconstructie van de schuur aan te sluiten. De weg naar een symmetrische voorgevel en een door de plaatsing der vertrekken aan weerszijden van een middengang gekenmerkte | |||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||
plattegrond lag hiermee open. De woonkeuken kreeg intussen bij een aantal grotere boerderijen een extra accent doordat zij van een topgevel werd voorzien of zelfs in een aparte uitbouw tegen een der zijgevels werd geplaatst. Met het vanaf omstreeks 1650 sterk toenemende belang van de akkerbouw, groeide ook de behoefte aan ruimte voor zaadopslag aan de (relatief) veilige kant van de brandmuur: op de zolder boven het woongedeelte. Doordat het woonhuis werd verbreed, ontstond de mogelijkheid om in de hoge kap boven de ruime zaadzolder nog een vliering aan te brengen. Sommige boerderijen kregen zelfs drie zolders boven elkaar. De 18de en 19de eeuw worden voor wat het boerenhuis betreft gekenmerkt door een steeds verder voortschrijdend streven naar symmetrie. De hoog geplaatste vensters van de opkamer werden op den duur niet langer in de voorgevel geduld, een probleem dat werd opgelost door het vertrek in zijn geheel naar achter in de woning te verplaatsen (hetgeen bij de grote huizen tevens het voordeel had dat de kelder niet al te ver van de woonkeuken kwam te liggen) of door het te ‘camoufleren’ door middel van laag geplaatste vensters. De voordeur werd indien enigszins mogelijk precies midden in de voorgevel aangebracht en erachter werd een lange middengang aangelegd. Bij de diepste huizen werd de ‘boengoot’, de werkruimte die gewoonlijk in het eerste vak van de schuur gevonden wordt, achter in het huis geplaatst, tegenover de keuken. De zolder bleef tot na 1900 voor de opslag van het zaaigoed in gebruik. | |||||||||||
De boerderijen op Voorne-PuttenBij lange na niet al de in het voorgaande geschetste ontwikkelingsstadia zijn heden ten dage nog duidelijk op Voorne-Putten aanwijsbaar. Zeer veel aan oude boerderijbebouwing is op het eiland verdwenen. Naast elders ook geldende oorzaken, zoals slijtage, brand, overstromingsrampen en de behoefte aan meer comfort in wonen en werken, speelden hier ook twee iets meer specifieke ontwikkelingen vermoedelijk een belangrijke rol. Ten eerste was daar de welvaart, die de boeren er in de tweede helft van de 18de en in het begin van de 19de eeuw toe bracht hun boerderij veelal ingrijpend te moderniseren. In de tweede plaats kwam in deze zelfde periode het nieuwe boerderijtype met de langsdeelschuur in zwang, een type dat er op den duur in slaagde de dwarsdeel bij de grotere boerderijen te verdringen. Onder de gegeven omstandigheden zal deze radicale wijziging van de schuurindeling in veel gevallen tot complete nieuwbouw hebben geleid. | |||||||||||
De oudste dwarsdeelboerderijenVan de vroegste dwarsdeelboerderijen zoals die in het Overmase vermoedelijk vanaf de 16de eeuw werden gebouwd, is zeer weinig bekend. Naast summiere opgravingsresultaten zijn het voornamelijk diverse weinig gedetailleerde laat-16de
475 Gezicht op Nieuwenhoorn vanuit het westen; op de voorgrond verschillende boerderijen met dwarsdeelschuren en hooibergen. Gewassen pentekening uit 1672 door Valentijn Klotz; coll. Rijksmuseum Kröller-Müller Otterlo.
| |||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||
476 Tinte, naast Ruigendijk 9. Plattegrond en dwarsdoorsneden. Schaal 1:300. Opmetingstekening B. Kooij, 1987. De plattegrond toont links de schuur, in het midden het woongedeelte met onderkelderd zijkamertje en rechts het vrijstaande bakhuis.
16de- en 17de-eeuwse afbeeldingen die enig houvast geven. Zo zijn op een tekening die Valentijn Klotz in 1672 van het dorp Nieuwenhoorn maakte (afb. 475), enkele boerderijen te zien die zeer duidelijk de kenmerken van het dwarsdeeltype vertonen. Belangrijk zijn hier vooral de gepotdekselde houten schuren met een gesloten achtergevel en een onder een opgewipt dakgedeelte geplaatste inrit in een der lage zijgevels. De oorspronkelijke indeling van het hallehuis, met de deel in de middenbeuk, is hier dus verlaten. Bij de boerderijen staan vierkante hooibergen afgebeeld. Van deze oudste dwarsdeelschuren, die werden gekenmerkt door een ‘kapel’ (een steekkapje) of een opgewipt dakgedeelte boven de inrit in de zijgevel, zijn op Voorne-Putten geen voorbeelden bewaard; ook een duidelijke oude foto van een dergelijke schuur kwam tot heden niet aan het licht. De meeste informatie verschaft nog de boerderij Wouddijk 12* te Zwartewaal. De driebeukige schuur van deze in oorsprong vermoedelijk uit de 18de eeuw daterende kleine hoeve heeft nog de oude constructie: ankerbalkgebinten met dekbalkjukken tussen de naar boven doorlopende stijlen. Tijdens een later uitgevoerde verbouwing werd het dak aan de zijde van de tasruimte enigszins opgelicht, waartoe de stijlen aan deze kant werden verlengd. Deze ingreep, die tot doel had de tasruimte in de schuur te vergroten, bracht tegelijkertijd een verhoging van de betreffende zijgevel met zich mee en hierdoor was er boven de destijds aanwezige (nu verdwenen) dwarsdeelinrit niet langer een steekkapje of een opgewipt dakgedeelte nodig. | |||||||||||
Het woongedeelte met ‘manke’ voorgevelDe woning van Wouddijk 12* is eveneens van groot belang, als illustratie namelijk van die fase in de ontwikkeling van de boerenwoning die wordt gekenmerkt door het achterwege laten van de tegenover de opkamer gelegen zijkamer, dit in verband met de lichtinval in de achter het voorhuis geplaatste woonkeuken. Hierdoor ontstond de karakteristieke asymmetrische, ‘manke’ voorgevel. Boerenwoningen met een dergelijke voorgevel kwamen vroeger op Voorne-Putten vaker voor, maar zijn nu zeldzaam geworden. Een voorbeeld bevindt zich nog in Tinte, naast Ruigendijk 9. Van het woongedeelte van dit boerderijtje, dat in oorsprong vermoedelijk uit de 17de eeuw dateert, kon echter niet met zekerheid worden vastgesteld dat het min of meer dezelfde ontstaansgeschiedenis heeft als dat van Wouddijk 12*. Het rechter gedeelte, met het onderkelderde kamertje, is in de huidige gedaante namelijk niet ouder dan de 19de eeuw en hoe een en ander er voor die tijd uitzag, is onduidelijk. | |||||||||||
De uitgebouwde opkamerBoerderijen met een tot een zijwaartse uitbouw onder een apart zadeldak vergrote (op)kamer waren op Voorne-Putten, getuige vele afbeeldingen op oude kaarten, ooit zeer talrijk. Zo komen in het kaartboek dat Johannes Dou in 1656 van de voormalige bezittingen van de Regulieren van Rugge tekende, veelvuldig dergelijke boerderijen voor, zowel in de dorpskernen alsook daarbuiten. Een goed voorbeeld is de stee van Cornelis Arijen Claesz. van | |||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||
477 Esterenburch, Middelweg 5 te Vierpolders. Plattegrond, dwarsdoorsnede over het woongedeelte en aanzichten. Schaal 1:300. Deel van SHBO-opmeting 618, in 1983 vervaardigd door M.L. Koopman en R. Royaards-ten Holt. De stippellijnen geven de contouren aan van de in 1931 afgebrande, grote zijlangsdeelschuur.
| |||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||
478 Het woongedeelte van Esterenburch, Middelweg 5 te Vierpolders; opname 1991.
479 Voorgevel en rechter zijgevel met bakhuis van Haasdijk 6 te Abbenbroek; opname 1990.
Berckel, die Dou in de Ban van de Vier Polders tekende, op de hoek van de ‘Speckgis wegh’ en ‘Den Ouden Dyck’. Het is - in haar oorspronkelijke gedaante - de huidige boerderij Esterenburch (Middelweg 5) te Vierpolders en de op de oude kaart duidelijk zichtbare, naar rechts uitgebouwde opkamer is in het woongedeelte van deze boerderij thans nog steeds aanwezig, zij het niet meer uitgebouwd. Het huis werd in de 18de eeuw namelijk in zijn geheel, tot aan de achtergevel naar rechts uitgebreid en daarbij van één nieuwe, brede kap voorzien. De lengte van de tot dan toe uitgebouwde opkamer werd bij deze verbreding als uitgangspunt genomen en het onderkelderde vertrek werd in het vernieuwde, grotere huis geïncorporeerd. De asymmetrie in voorgevel en kap is hiervan het nog steeds zichtbare gevolg.
480 Abbenbroek, Haasdijk 6. Dwarsdoorsnede van het voorhuis, met houtskelet. Schaal 1:300. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
Ongeveer dezelfde behandeling moet het woongedeelte van Haasdijk 6 te Abbenbroek (ten noordwesten van Zuidland) hebben ondergaan. Ook hier ligt de onderkelderde opkamer rechts voor in het huis en ook hier werd bij een verbreding naar rechts inwendig een en ander gehandhaafd. Behalve de oude kelder en de opkamer daarboven, bleef bij de vergroting (omstreeks 1800?) ook het houtskelet met samengestelde balklaag van het voorhuis links naast de opkamer bewaard. Dit eiken skelet was sindsdien aan het oog onttrokken, maar werd bij de restauratie (onder leiding van J. Walraad) omstreeks 1975 weer te voorschijn gebracht. De vormgeving van de sleutelstukken en die van een oud, gevorkt gevelanker in de rechter zijgevel wijzen op een datering in het laatst van de 16de of de vroege 17de eeuw. Achter de oorspronkelijk waarschijnlijk uitgebouwde opkamer is het huis zodanig verbreed, dat een merkwaardige hoek is ontstaan, die het geheel van voren een asymmetrisch aanzicht geeft. In deze hoek staat nu een bakhuisje. Boerderijen met een uitgebouwde opkamer zijn er thans op Voorne-Putten nog slechts enkele. Korte Schenkeldijk 4 te Spijkenisse heeft een dergelijke uitbouw, die het woongedeelte een L-vormige plattegrond verschaft. Deze met de lange rechterzijde tegen de dijk aangebouwde zijlangsdeelboerderij dateert in haar tegenwoordige gedaante grotendeels uit 1859, maar de uitbouw ter linkerzijde is veel ouder. In de monumentale, door kruisgewelven op korte zuilen en halfzuilen overdekte kelder werd een gesneden deurkalf met het jaartal 1620 aangetroffen en waarschijnlijk is hiermee ook de kelder zelf gedateerd. Een tweede uitbouw met kelder en opkamer bevindt zich in de kern van Spijkenisse, namelijk links tegen het voorhuis van Voorstraat 18. Dit in oorsprong 17de-eeuwse gebouw, bestaande uit een woongedeelte met tegen de achtergevel daarvan een houten schuur, ligt tegen de dijk aan, met zijn as haaks op de over de dijk lopende Voorstraat. De kelder wordt gedekt door een kruisgewelf. Het is overigens niet zeker of het hier gaat om een pand dat oorspronkelijk als boerderij in gebruik was; reeds in 1647 woonde op deze plaats een smid. | |||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||
De grotere dwarsdeelschuren uit de 17de en 18de eeuw
481 Thijs Cornelisstee, Strijpsedijk 5 te Rockanje. Plattegrond en dwarsdoorsnede over de in 1958 verdwenen dwarsdeelschuur. Opmetingstekening K. Uilkema, 1927; coll. SHBO.
Net zomin als van de kleinere oude dwarsdeelschuren, zijn er, voor zover bekend, van de lange schuren met twee dwarsdelen, die in de I7de en 18de eeuw verrezen, op Voorne-Putten exemplaren gaaf bewaard. De meeste van deze driebeukige schuren zullen tegen het einde van de 18de eeuw of daarna zijn vervangen door een geheel nieuwe schuur, met een langsdeel. Soms ook werd de bestaande dwarsdeelschuur verbouwd tot een schuur van het nieuwe type; hierbij werd dan de zijbeuk tegenover de koestal zodanig verbreed en verhoogd dat hierin een langsdeel kon worden aangelegd. Een voorbeeld van een zo verbouwde schuur is die van Dammestee (Ringdijk 12)* te Geervliet; de langsdeel kwam hier tot stand in 1777. Een goede indruk van plattegrond, indeling en opbouw van een lange driebeukige dwarsdeelschuur geven de foto's, tekeningen en notities die K. Uilkema in 1927 maakte van de Thijs Cornelisstee (Strijpsedijk 5) te Rockanje. In 1958 werd de schuur van deze boerderij door een nieuwe vervangen; het 1828 gedateerde woongedeelte bleef tot heden grotendeels bewaard. Vermoedelijk was de schuur niet uit de bouwtijd van de woning, maar aanzienlijk ouder; de houtconstructie bestond in hoofdzaak uit een reeks enkele ankerbalkgebinten met tussen de naar boven doorlopende stijlen geplaatste dekbalkjukken. Aan de dijkzijde lag de koestal, achter een lage stenen muur met een reeks deuren en vensters. In de houten wand van de smalle zijbeuk daartegenover bevonden zich twee brede dubbele deuren, die toegang gaven tot de dwarsdelen in het tweede en het zesde vak. Dat beide dwarsdelen, zoals gebruikelijk, tevens dienst deden als dorsvloeren, blijkt uit de twee ‘graanhokken’, de in de aangrenzende vakken aan de zijde van de koestal uitgespaarde rechthoekige ruimten die met de dwarsdelen in verbinding stonden. In het eerste vak lagen naast elkaar een paardestal en de roskarnmolen; een tweede, grotere paardestal was in het zevende vak ingericht. In de vier resterende vakken lagen de tasruimten voor hooi, tarwe en erwten. De achterwand was van hout. | |||||||||||
De grotere woonhuizen uit de periode 1650-1800Voorne-Putten bezit nog slechts één boerderij met een monumentaal woongedeelte waarvan het zeker is dat het grotendeels uit de 17de eeuw dateert: Bouwlust Zeldenrust (Aaldijk 1) te Hekelingen. De bijbehorende zijlangsdeelschuur is van veel later datum en ook het huis zelf heeft nogal wat wijzigingen ondergaan, maar de brede en vooral hoge topgevel wijst duidelijk op de in de loop van de 17de eeuw sterk toenemende behoefte aan ruimte voor zaadopslag boven de woonvertrekken. Voor opmeting van deze belangrijke boerderij werd helaas geen toestemming verkregen. Het brede woonhuis van Esterenburch (Middelweg 5) te Vierpolders is eerder reeds genoemd als een voorbeeld van een in de 18de eeuw ingrijpend verbouwd en daarbij vergroot, 17de-eeuws huis. Het bezit twee zolders boven elkaar. De voor in het huis nog aanwezige oude opkamer verstoort de symmetrie van de voorgevelindeling. De achter tegen het huis aangebouwde kleine dwarsdeelschuur verving na een brand in 1931 een forse schuur van het zijlangsdeeltype. Ook het woongedeelte van Dammestee (Ringdijk 12)* te Geervliet is in zijn huidige vorm het resultaat van een 18de-eeuwse verbouwing van een in oorsprong 17de-eeuws huis. De opkamer, die zich ook hier nog voor in het huis bevindt, valt van buitenaf echter niet meer op. Bijzonder is voorts de plaatsing van de woonkeuken en de boengoot in een uitbouw onder een apart zadeldak met topgeveltje. De zijlangsdeelschuur is het resultaat van een verbouwing in 1777 (zie hierboven). | |||||||||||
De kleinere dwarsdeelboerderijen uit de 19de eeuwNa de introductie van de langsdeel bleef ook op Voorne-Putten vrijwel uitsluitend bij de kleinere bedrijven de dwarsdeel nog in gebruik. Van deze jongere dwarsdeelboerderijen zijn op het eiland talrijke voorbeelden te vinden. Naast driebeukige dwarsdeelschuren komen ook veel tweebeukige | |||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||
482 Schapengorsedijk 15 te Rockanje, een kort na 1900 gebouwde dwarsdeelboerderij; opname 1991.
voor; de smalle zijbeuk tegenover de koestal is hier achterwege gelaten (de verschillende constructieve varianten komen hierna nog aan de orde). De woningen van deze boerderijen hebben, net als de woongedeelten van de langsdeelboerderijen overigens, veelal een plattegrond die symmetrisch is van opzet, met de verschillende vertrekken gerangschikt aan weerszijden van een middengang. Als voorbeeld van een 19de-eeuwse dwarsdeelboerderij van bescheiden afmetingen kan hier Dorpzicht (Kerkweg 3)* te Vierpolders gelden, gebouwd in 1874. Een grotere 19de-eeuwse dwarsdeelboerderij is Molendijk 94 te Oudenhoorn. De schuur van deze hoeve werd ooit met een tweetal vakken achterwaarts uitgebreid en kreeg in deze uitbreiding een tweede dwarsdeel, een uitzondering bij de latere dwarsdeelboerderijen. Eveneens voorzien van twee dwarsdelen was de schuur van de thans verdwenen Willemshoeve (aan de Voorweg, later Rozenlaan) te Spijkenisse, die in 1962 door L. Boot werd opgemeten (documentatie in coll. RDMZ). Deze boerderij was 19de-eeuws van uiterlijk, maar had wellicht een oudere kern. | |||||||||||
De middenlangsdeelboerderijenTegen het einde van de 18de eeuw begon de langsdeel op Voorne-Putten door te dringen. De meest monumentale uitvoering, de middenlangsdeel, die alleen geschikt was voor de grootste bedrijven, nam op het eiland geen grote vlucht. Van dit type zijn slechts twee ‘zuivere’ representanten bekend: de schuur van de Hooge Werf (aan de Voorweg, later Rozenlaan) te Spijkenisse en die van Jagthoek (Schoutsweg 2) te Zuidland.
483 De Hooge Wert te Spijkenisse; opname van voor de brand van 1966, coll. Zeelenberg Oudenhoorn.
De Hooge Werf, in 1966 door brand verwoest maar voordien door L. Boot opgemeten (documentatie in coll. RDMZ), was door ankers in de voorgevel van de schuur gedateerd 1764. Dit jaartal lijkt voor de introductie van de langsdeel alhier rijkelijk vroeg, maar dat deze thans verdwenen middenlangsdeelschuur eerst later werd gebouwd, kan niet (meer) worden bewezen. In de schuur boden de beide buitenste beuken plaats aan de stallen; daartussen lagen naast elkaar een reeks tasvakken en de zich tussen de dubbele deuren in voor- en achtergevel uitstrekkende deel. Het woongedeelte toonde twee perioden, een 18de- en een 19de-eeuwse. Jagthoek, de tweede ‘zuivere’ middenlangsdeelboerderij, bestaat nog wel en dateert uit 1880. Voor opmeting van deze zeer monumentale, gaaf bewaard gebleven boerderij werd helaas geen toestemming verkregen. Na 1900 verrezen enkele boerderijen die in plattegrond weliswaar sterke overeenkomst vertonen met het ‘zuivere’ middenlangsdeeltype, maar die in opstand toch aanzienlijk ervan verschillen. De Wolvenstee (Wolvenpolder 1) te Hekelingen, gebouwd in 1927, is hiervan het meest prominente voorbeeld. Ook hier is sprake van een vierbeukige schuur, met stallen in de beide buitenste beuken en daartussenin de tasvakken en de deel. Verschillend is echter, dat de buitenste beuk die naast de deel ligt door middel van een stenen muur van de rest van de schuur is gescheiden en voorts dat het dakvlak boven deze beuk halverwege is geknikt; hierdoor heeft deze buitenste beuk min of meer het karakter van een afhang gekregen. | |||||||||||
De zijlangsdeelboerderijenDe meeste grotere boerderijen op het eiland Voorne-Putten hebben een zijlangsdeelschuur. Vrijwel steeds is bij deze boerderijen het woongedeelte enigszins uit het midden tegen de voorzijde van de schuur geplaatst. Hierdoor steekt deze aan één kant zo ver uit dat er plaats is voor de ‘inrij’, de in een der zijbeuken gelegen langsdeel. De middenbeuk herbergt de tasvakken, een of twee dorsvloeren en vaak ook een of twee paardestallen. In de andere zijbeuk staan de koeien. De bijbehorende woning heeft in de regel een symmetrische plattegrond met een middengang. De verschillende toegangen tot de deel zorgen voor enige variatie binnen het zijlangsdeeltype. Bij veel schuren loopt de deel over de volle lengte door tot aan de dubbele deur in de achtergevel. Dit is het geval bij Konijnendijk 7 te Geervliet; in de hoge schuurzijgevel zijn hier, ter hoogte van de beide | |||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||
484 De Catharinahoeve, De Nolle 12 te Vierpolders; opname 1972.
485 Westdijk 15 te Hekelingen, een zijlangsdeelboerderij uit 1925; opname 1991.
dorsvloeren, twee enkele deuren geplaatst. De toegang tot de dorsvloer wordt echter ook vaak gevormd door een in de zijgevel aangebrachte dubbele deur, zoals te zien is bij de voorste dorsvloer in de schuur van Vee- en Bouwlust (Kerkweg 7)* te Zuidland. Een opzij en niet in de achtergevel geplaatste uitrit, zoals bij de Hoonaardhoeve (Schrijversdijk 5) te Brielle, is in de meeste gevallen het gevolg van een over de volle breedte van de schuur tegen de achtergevel geplaatste paardestal. Sommige zijlangsdeelschuren hebben een ten opzichte van de brandmuur iets teruggezette inrit; doordat ook het muurwerk erboven terugspringt, is er als het ware een ‘hap’ uit de schuur genomen. Dit is gedaan om de direct achter de brandmuur gelegen werkruimte licht te kunnen verschaffen. Een voorbeeld hiervan levert Hollandseweg 17 te Oudenhoorn. Ook de in 1931 afgebrande schuur van Esterenburch (Middelweg 5) te Vierpolders had een dergelijke teruggeplaatste inrit. De bouwgeschiedenis van Dammestee (Ringdijk 12)* te Geervliet toont aan dat de zijlangsdeel in 1777 op het eiland werd of reeds was ingevoerd. Toevoeging van een zijlangsdeel aan een bestaande (dwarsdeel)schuur zal veel minder vaak zijn voorgekomen dan volledige nieuwbouw. Voorbeelden van ineens als zijlangsdeelboerderijen gebouwde hoeven zijn de Catharinahoeve (De Nolle 12) te Vierpolders (gedateerd 1805) en Vee- en Bouwlust (Kerkweg 7)* te Zuidland (eveneens vroeg-19de-eeuws). | |||||||||||
De duinboerderijtjesEen aparte groep binnen het totale boerderijenbestand vormen de kleine boerderijen die in het westelijk deel van Voorne en dan met name in de binnenduinstrook en op de zandige kleigronden daar direct achter te vinden zijn en die daarom ook wel ‘duinboerderijtjes’ genoemd worden. Op deze in de regel uiterst kleine bedoeninkjes wordt hier wat nader ingegaan. Zij vertegenwoordigen de boerderij in haar meest minimale vorm: aan de voorzijde een woongedeelte, bestaande uit slechts één vertrek met daarboven een zoldertje, en daarachter een vrijwel steeds iets bredere en vaak ook iets hogere schuur. De duinboerderijtjes zijn vermoedelijk geen van alle ouder dan het midden van de 19de eeuw; de meeste werden omstreeks 1900 en in de eerste decennia van de 20ste eeuw gebouwd. Zonder uitzondering hebben zij een woongedeelte met bakstenen wanden, terwijl ook de schuur in veel gevallen al voor een deel en soms zelfs geheel is versteend. De beide zadeldaken zijn met pannen gedekt. Van de ontwikkeling die aan dit tamelijk recente, grotendeels uit baksteen opgetrokken boerderijtje voorafging, is niet erg veel met zekerheid bekend. Op de schrale duingronden zullen lang slechts hutten zijn gebouwd uit door de natuur geleverde materialen: gekapt en gejut hout, riet, plaggen en leem. De bewoners van deze hutten voorzagen in hun onderhoud door het | |||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||
486 Zandweg 41 te Oostvoorne, een circa 1865 gebouwd duinboerderijtje (in 1987 gesloopt). Plattegrond, aanzicht, doorsneden en de situatie in 1867. Schalen 1:300 en 1:5000. Opmetingstekening B. Kooij, 1987; de situatie gebaseerd op een tekening van het kadaster. In 1867 stond hier een zevental boerderijtjes op even zoveel langgerekte, smalle percelen.
aannemen van los werk in de jaargetijden waarin zich deze mogelijkheid voordeed en verder met name door het houden van een geit of een koe en door het bewerken van wat akkergrond in de directe omgeving van de hut. Deze grond, die van de eigenaar werd gepacht, moest overigens eerst door de pachter zelf worden afgezand en verder ontgonnen. Zo ontstonden in het binnenduingebied talrijke kleine boerenbedrijfjes. De oorspronkelijk ongetwijfeld uiterst primitieve hut in het duingebied ontwikkelde zich in de loop der tijd tot een kleine boerderij die, evenals dat het geval is bij de grotere boerderijen op het eiland en met name bij die van het langsdeeltype, onder meer gekenmerkt wordt door een direct in het oog springende scheiding tussen woongedeelte en schuur. De verstening van het duinboerderijtje nam vermoedelijk pas in de 19de eeuw een aanvang. Eerst werd het woongedeelte van stenen muren voorzien en vervolgens maakte het riet op de daken plaats voor pannen. De schuur behield nog een tijdlang gepotdekselde houten wanden.
487 F.H.G. van Itersonlaan 58 te Oostvoorne; opname 1991.
De indeling van de duinboerderijtjes is vrijwel steeds precies dezelfde. Het woongedeelte is een klein rechthoekig, meestal nagenoeg vierkant bouwlichaam met op de begane grond slechts één vertrek, de woonkamer. Deze kamer ontvangt licht door twee vensters, één in de voorgevel en één in een der beide zijgevels. Tegen de andere zijgevel zijn aan de binnenkant twee bedsteden aangebracht met ertussenin een kast. Onder bedsteden en kast ligt een aardappelkeldertje, eigenlijk niet veel meer dan een ongeveer 60 cm verdiept gedeelte, dat van binnenuit bereikbaar is via de kast en van buitenaf gevuld kan worden door een vierkant luikje in het midden van de betreffende zijgevel. Tegen de brandmuur, die woongedeelte en schuur van elkaar scheidt, staat een kleine schouw. De schoorsteen, tegen de brandmuur aangemetseld, steekt boven de nokken van woongedeelte en schuur uit. Het zoldertje boven de woonkamer is door middel van een luik in de brandmuur verbonden met een zolder in de schuur. Achter tegen het woongedeelte staat de eveneens rechthoekige schuur, die vrijwel altijd iets breder is en aan één kant uitsteekt. Aan deze kant bevindt zich de deur, die toegang geeft tot de boengoot en via deze tot de overige vertrekken. Boven de boengoot en boven de ernaast gelegen ruimten, waaronder meestal een oven en een privaat, ligt een zolder. Het achterste schuurgedeelte heeft geen zolder; hier stonden de beesten en hier was plaats voor hooiopslag en dergelijke. | |||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||
488 Overburgh, Hoflaan 17 te Oostvoorne. Plattegrond, doorsneden en dakplan.
Schalen 1:300 en 1:1500. Tekening B. Kooij, 1987; deels gebaseerd op tekening van J.J. Jehee uit 1968. Gedurende de 19de eeuw werd bij de bouw van de duinboerderijtjes veel van sloop afkomstig materiaal toegepast. Als gevolg hiervan vertonen de oudere boerderijtjes allerlei onregelmatigheden, zowel in de constructie als in de afwerking. Die van na 1900 zijn veel strakker van uitvoering. Een zekere standaardisering deed zich toentertijd gelden en door de oprichting van de Brielse kalkzandsteenfabriek in 1906 kwam bovendien relatief goedkope steen in grote hoeveelheden beschikbaar.
489 Laat-gotische schouw in Overburgh te Oostvoorne; opname 1966.
Thans zijn verreweg de meeste van de nog bestaande duinboerderijtjes ingrijpend verbouwd. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat met name in de binnenduinstrook deze kleinschalige, in oorsprong agrarische bebouwing in het recente verleden een volledige functiewijziging heeft ondergaan. Door de ruimte van de schuur gedeeltelijk of in haar geheel bij het van oudsher zeer kleine woongedeelte te trekken, heeft men de voormalige boerderijtjes geschikt gemaakt voor permanente of zomerbewoning. Dat een en ander gepaard is gegaan met allerlei aanpassingen aan de moderne wooneisen, moge duidelijk zijn. Hierdoor is het bij veel duinboerderijtjes nog voornamelijk de uitwendige verschijningsvorm die aan het agrarische verleden herinnert. Min of meer gaaf bewaard gebleven voorbeelden zijn nauwelijks nog te vinden. | |||||||||||
Overburgh en StuyvesandeHoogst waarschijnlijk een restant van een boerderij is het in oorsprong laatmiddeleeuwse huis Overburgh (Hoflaan 17) te Oostvoorne. Ter plaatse van dit langgerekte dwarse huis moet al in de eerste helft van de 15de eeuw een boerderij hebben gestaan, eigendom van de toenmalige deken van het Oostvoornse kapittel Jacob Jacobsz. uyt Borselen. Deze boerderij werd tegelijk met de in de onmiddellijke nabijheid (aan de huidige Zwartelaan; zie pagina 76) gebouwde vuurtoren in 1455-'56 door brand verwoest. Van het tegenwoordige huis is het linker deel het oudst. Het dateert uit de tweede helft van de 15de eeuw en heeft op de begane grond een voorhuis met links daarvan een woonkamer en aan de voorzijde een onderkelderde afhang. De kelder, voorzien van een tongewelf, is vanuit het voorhuis bereikbaar. De woonkamer bezit een van elders afkomstige en hier eerst in 1921 geplaatste schouw met gebeeldhouwde gotische wangen. De voordeur, rechts naast de afhang, is in een spitsboognis geplaatst. In het in de eerste helft van de 16de eeuw aangebouwde rechter gedeelte van het huis liggen op de begane grond naast elkaar twee kamers, beide met een uit baksteen opgemetselde schouw tegen de scheidingswand. De rug-aan-rug | |||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||
490 Overburgh te Oostvoorne; opname 1991.
491 Stuyvesande te Rockanje, met op de voorgrond de schuur; opname vermoedelijk 1931, coll. Kome Rockanje.
geplaatste schouwen hebben een boezem met eenvoudige spitsboogversiering. Geheel rechts bevindt zich onder het huis een tweede kelder met tongewelf. Deze kelder is van buiten af toegankelijk. Zowel in het linker als in het rechter gedeelte van het huis hebben de samengestelde balklagen sleutelstukken met peerkraalprofiel. Overburgh, dat in 1911 door storm en in 1932 door brand zwaar werd beschadigd, heeft boven de verdieping geen oude balklagen en kapconstructies meer. Het dak van het rechter deel, lang met riet gedekt, toont thans leien in Maasdekking. Het linker deel heeft een pannendak. Tegen de achterzijde van het oude huis, waar zich oorspronkelijk het bedrijfsgedeelte van de boerderij moet hebben bevonden, staan nu aanbouwsels uit de 20ste eeuw. Sinds 1934 is de Vereniging Hendrick de Keyser blooteigenaar van Overburgh. Stuyvesande (Rietdijk 5) te Rockanje is een boerderij van ongewone vorm. Het woongedeelte, tamelijk klein en dwars, heeft ter linkerzijde een paardestal en daarachter een eenbeukige dwarsdeelschuur, die oorspronkelijk met de paardestal één geheel vormde. De schuur staat schuin ten opzichte van het woongedeelte en heeft rechts een aangebouwde koestal. Van het thans sterk verbouwde geheel is het woongedeelte het oudst, laat-l7de- of vroeg-18de-eeuws.
492 Stuyvesande, Rietdijk 5 te Rockanje. Plattegrond en dwarsdoorsnede over het woongedeelte. Schaal 1:300. Opmetingstekening B. Kooij, 1989.
| |||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||
Het is hoogst waarschijnlijk het onder meer in 1753 vermelde ‘tuinmanshuis’, destijds behorende bij het ‘heerehuys’ Stuyvesande. Dit deftige huis werd vermoedelijk in 1798 gesloopt, aangezien er in dat jaar allerlei afgekomen bouwmaterialen en overtollige interieuronderdelen en inventarisstukken werden verkocht. Blijkens een inscriptie in een (nu los bewaarde) balk in de paardestal, was de schuur een jaar eerder, in 1797, opgetrokken. Hiermee was de tuinmanswoning een boerderij geworden. De aangebouwde koestal werd vernieuwd in 1931. Omstreeks 1985 werden het rieten dak en de kapconstructie van de schuur verwijderd, waarna een nieuwe, veel bredere overkapping over het bedrijfsgedeelte werd aangebracht. | |||||||||||
Een oude dwarsdeelboerderij: Wouddijk 12, ZwartewaalKleine boerderij van het dwarsdeeltype, ten zuidwesten van Zwartewaal aan de noordzijde tegen de Wouddijk aangebouwd; de lengteas loopt evenwijdig met de op de dijk aangelegde weg en de voorgevel staat op het oosten. Het vermoedelijk 18de-eeuwse boerderijtje bestaat uit een woongedeelte met
493 Wouddijk 12 te Zwartewaal. Plattegrond, aanzichten en doorsneden, alsmede aanzicht, plattegrond en detail van de kapberg. Schalen 1:300 en 1:60. Deel van SHBO-opmeting 636, in 1983 vervaardigd door H.W. Boekwijt.
| |||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||
‘manke’ voorgevel en een aan de achterzijde daartegen aangebouwde, grotendeels houten schuur. Op het met bomen beplante erf staan voorts onder meer een wagenhuis, een zwingelschuur en een vierkante kapberg, alle drie van hout. | |||||||||||
LitteratuurJ. Klok, ‘Een praatje bij een plaatje’, Voorlichtingsblad gemeente Brielle, april 1981, 1; E.L. van Olst, ‘Markante boerderij. Boerderij van Zuidhollandse eilanden’, Boerderij 73, nr. 27 (5 april 1988), 66-67. | |||||||||||
AfbeeldingenSHBO-opmeting 636 (1-2), in 1983 vervaardigd door H.W. Boekwijt. | |||||||||||
(Bouw)geschiedenis
494 De voorgevel van Wouddijk 12 te Zwartewaal; opname 1991.
Eind 17de eeuw stond hier in elk geval al een boerderij, maar het huidige gebouw lijkt aanmerkelijk jonger te zijn. Slechts de oudste onderdelen, de gebinten in de schuur, kunnen nog uit de 17de eeuw dateren. Vermoedelijk onderging de schuur, in oorsprong een traditionele dwarsdeelschuur, tegen het einde van de 18de eeuw een verbouwing, waarbij aan de ene kant, onder een wat verder neerwaarts doorgetrokken dakvlak, de koestal werd verbreed met het bakstenen gedeelte en aan de andere kant, onder een daartoe opgelicht dakvlak, de wand met de deeldeuren werd verhoogd. De muren van de woning zijn eveneens niet ouder dan het eind van de 18de eeuw. De bewoners zijn in het bezit van een giftbrief, gedateerd 27 mei 1803, betreffende de verkoop op die datum van ‘huis, schuur, boomgaard en een boschje’. De boerderij was in de 19de en vroege 20ste eeuw geruime tijd in gebruik als vlasboerderij. In recenter tijd onderging het woongedeelte enkele wijzigingen: het bakhuisje tegen de linker zijgevel, tot dan toe deels van hout, kreeg rondom stenen muren en het waterfornuis verdween uit de boengoot. In 1983 werd de voorgevel met gebruik van de oude stenen grotendeels opnieuw opgemetseld; hierbij werden de twee grootste ramen vernieuwd (en tegelijk iets vergroot) en werd de tegen de binnenzijde van de voorgevel aangebouwde regenbak gesloopt. | |||||||||||
BeschrijvingHet huis heeft gevels van gemengd gele en rose baksteen (formaat 16×8×4 cm, tien lagen 46 cm), met op de hoeken drieklezoren in de strekkenlagen. De linker zijgevel en het bakhuisje zijn gepleisterd. Het zadeldak is gedekt met rode Hollandse pannen. Zowel links, boven het bakhuisje, als achteraan, boven de nok, steekt een schoorsteen boven het dak uit. De voorgevel is een eenvoudige tuitgevel met twee negenruits schuiframen en twee kleine vensters met kloosterkozijnen. Een negenruits schuifraam in de linker zijgevel zorgt voor licht in de voormalige woonkeuken. In de rechter zijgevel bevinden zich een kelderraam en een deur en een raam behorend bij een kleine ruimte bestemd voor een mestkalf. Inwendig telt de begane grond van de woning in hoofdzaak drie vertrekken: de voorkamer, de opkamer en de woonkeuken. De zolderbalken lopen evenwijdig met de voorgevel. In de voorkamer bevindt zich rechts de zoldertrap en links een hangende schouw; naast deze laatste geeft een deur toegang tot het bakhuisje, waarin op een balklaagje even boven de grond een gewelfde oven is opgemetseld. De kleine opkamer is voorzien van een bedstee. De vanuit de voorkamer bereikbare kelder heeft een balkenplafond. In de woonkeuken staat tegen de brandmuur een eenvoudige schouw met links daarvan wat blauwe landschapstegeltjes uit circa 1800; rechts bevinden zich naast elkaar twee bedsteden. Achter deze laatste ligt de alleen van buitenaf toegankelijke mestkalfruimte. De kapconstructie op het woongedeelte telt een tweetal grenen schaarspanten met twee balken. De schuur heeft aan de rechter- en aan de achterzijde een zwart geteerde, gepotdekselde houten wand met daarin deuren, hooiluiken en kleine ramen. Het lage linker gedeelte heeft muren van baksteen. Het dak is met riet gedekt | |||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||
en heeft aan de achterzijde een fors wolfeind. Ter rechterzijde, daar waar de zijgevel van de schuur aanzienlijk hoger is dan die van het woongedeelte, zorgt een driehoekig, naar achter omhooglopend dakvlak voor de aansluiting. De oorspronkelijk in de hoge schuurzijgevel aanwezige dwarsdeelingang is thans verdwenen. De inwendige ruimte van de schuur wordt door drie ankerbalkgebinten met dekbalkjukken tussen de naar boven doorlopende stijlen in vier vakken verdeeld; een vierde gebint staat tegen de brandmuur. Zowel de gebinten als de jukken hebben windschoren en zijn van gedisseld grenehout. De stijlen ter rechterzijde zijn ongeveer 50 cm verlengd; de midden op de dekbalkjukken geplaatste nokstijlen zijn, evenals de nok zelf, gezaagd en duidelijk niet oorspronkelijk. In het linker gedeelte van de schuur liggen achter elkaar de boengoot, de koestal en een varkenshok; op dit laatste huisden voorheen de kippen. Rechts neemt de tasruimte twee vakken in beslag; daarachter liggen de dorsvloer en de paardestal. Midden tegen de achtergevel bevindt zich een reephok (ruimte voor het ‘repen’ of ‘repelen’, het afhalen van de zaadbollen van het vlas). Achter de schuur staat het wagenhuis, met rechts daarvan een zwingelschuur (ruimte voor het ‘zwingelen’, het verwijderen van kleine houtdeeltjes uit de vlasvezels). Beide hebben zwart geteerde, gepotdekselde houten wanden en een zadeldak met pannen. De zwingelschuur verloor bij een recente verbouwing de oorspronkelijke ingang (geheel links in de oostwand) en een reeks ventilatiekleppen. Rechts naast de schuur staat een vierkante kapberg met houten roeden en een rieten kap. De kap is met ijzeren beugels aan de roeden opgehangen. Deze beugels zijn op zodanige wijze op de hoeken aan de laningen bevestigd, dat zij om de roeden heenvallen en op aan de binnenzijde in de roeden gestoken haken kunnen worden gelegd. Doordat in elk der vier roeden een verticale reeks gaten is aangebracht, kunnen de pennen op verschillende hoogten worden gestoken en kan zo de kap hoger en lager worden opgehangen. | |||||||||||
Een verbouwde dwarsdeelboerderij: Dammestee, Ringdijk 12, GeervlietGrote boerderij van het zijlangsdeeltype, gelegen in een bocht van de dijk, ten zuiden van Geervliet. Het brede woongedeelte, naar het noorden gekeerd, heeft rechts een uitbouw met de keuken en tegen de achtergevel de schuur. Oorspronkelijk was deze schuur een dwarsdeelschuur, maar in 1777 werd bij een verbouwing de huidige langsdeel aangebracht. Op het erf staan nog verschillende bijgebouwen, waaronder een wagenhuis uit 1905 rechts van het woongedeelte. Rechts naast de schuur ligt de mesthoop. | |||||||||||
LitteratuurJ. Ph. A. Rotteveel, ‘De hoeve Dammestee’, Oud nieuws, contactblad van de Stichting Oud-Geervliet 24, 312-315. | |||||||||||
(Bouw)geschiedenisTen tijde van Jacob van Deventer, omstreeks 1560, stond hier ter plaatse reeds een boerderij (zie afb. 35, onderaan rechts), maar het huidige gebouw is jonger. Het woongedeelte dateert in oorsprong waarschijnlijk uit de tweede helft van de 17de eeuw en in diezelfde tijd of circa 1700 zal de schuur zijn verrezen. Deze had destijds wellicht al de huidige lengte en was zeker ook al driebeukig. De linker zijbeuk, aan de kant van de dijk, moet echter aanzienlijk smaller geweest zijn dan nu het geval is. In 1777 werd deze zijbeuk verbreed, zodat er een langsdeel in kon worden aangelegd. Het linker dakvlak van de schuur werd hierbij enigszins opgelicht. Omstreeks 1790 verrees de uitbouw met de keuken rechts achter tegen het woonhuis en in het begin van de 19de eeuw werd de linker zijgevel van het huis vernieuwd. Tegelijk werden inwendig wijzigingen aangebracht. In de tweede helft van de 19de eeuw volgde de verstening van de rechter zijgevel van de schuur. | |||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||
495 (pagina 360-361) Dammestee, Ringdijk 12 te Geervliet. Plattegrond, aanzichten, doorsneden en situatie. Schalen 1:300 en 1:3000. Opmetingstekening B. Kooij, 1989; de situatie gebaseerd op een tekening van het kadaster.
| |||||||||||
BeschrijvingDe gevels van woongedeelte en schuur zijn opgetrokken uit gele baksteen (formaat 15,5/17,5×8×4 cm, tien lagen 42,5/47,5 cm), met in de voor- en de rechter zijgevel van het huis klezoren in de koppenlagen. Het brede woonhuis heeft een dwars geplaatst schilddak, dat net als het schuurdak grotendeels met riet is gedekt. Op de oostelijke dakvlakken liggen oranjerode Hollandse pannen. De voorgevel van het huis heeft de voordeur vrijwel in het midden en zowel links als rechts daarvan twee vensters met zesruits schuiframen. De vensters rechts behoren bij de opkamer en zijn duidelijk later naar beneden verlengd. De linker zijgevel bevat op de begane grond drie ramen; twee smalle vensters in de rechter zijgevel zijn thans dichtgezet. Direct onder de dakgoot zijn rondom lage ramen aangebracht, die de voormalige graanzolder verlichten. | |||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||
496 Dammestee te Geervliet. De uitrit van de langsdeel; opname 1989.
Het dak van het woonhuis bezit aan de voorzijde een tweetal dakkapellen. De keukenuitbouw, onder een zadeldak met rode pannen, heeft aan de voorzijde een eigen ingang. De meeste ramen in deze uitbouw hebben een kleine roedenverdeling. In de linker zijgevel van de schuur bevinden zich onder meer twee dubbele deuren, voorzien van een uitneembare middenstijl en een breed bovenlicht met kleine roedenverdeling. De lage rechter zijgevel, ooit van hout, bevat een reeks deuren met daartussen moderne raampjes. De achterwand van de schuur is nog steeds van hout. Merkwaardig is de plaatsing van de uitrit van de langsdeel: even vóór de laatste schuurtravee, die aan deze kant schuin (met de bocht in de dijk meelopend) eindigt. Inwendig heeft het woonhuis een middengang, met links de ‘mooie kamer’. Dit vertrek bezit een enkelvoudige balklaag en tegenover de voorgevel een bedsteewand met in het midden een eenvoudige schouwpartij, alles vroeg-19de-eeuws. Rechts van de gang ligt de opkamer, boven een kelder met tongewelf. In de kamer links achter en in de keuken, in de uitbouw rechts, bevonden zich tot voor enige tijd twee uit circa 1800 daterende tegeltableaus, beide een landschap voorstellend. Het kleinste van de twee toonde een winterlandschap met schaatsers en op de achtergrond onder andere Dammestee zelf. Het grootste was, evenals het klokketableautje erboven, gesigneerd ‘I.v.d. W(olk tot Rotterdam)’.
497 Dammestee te Geervliet. De koestal met het langsgebint; opname 1989.
De kapconstructie van het woonhuis is geheel van grenehout. Op de onderste jukken der gebinten is een vloer gelegd, waarmee boven de eerste zolder een tweede is gecreëerd. Dwars door de beide zolders loopt een naar boven smaller wordend, wit gesausd schoorsteenkanaal. Achter de keuken is in de uitbouw de boengoot, met oude pomp en koelbak, ondergebracht. Daar weer achter liggen in de rechter zijbeuk van de schuur de voormalige roskarnmolen en de koestal. De schuur telt zeven traveeën. Van de vakken in de middenbeuk is het vijfde nog herkenbaar als de dorsvloer en het zesde als de paardestal. De zevende travee is geheel als koestal ingericht. Zeer opvallend is het forse niveauverschil tussen de langsdeel enerzijds en de veel lager gelegen tasvakken, dorsvloer en stallen anderzijds. De grenehouten constructie van de schuur telt zeven gebinten, waarvan het eerste tegen de brandmuur is geplaatst. Gehakte telmerken nummeren van voor naar achter. De gebinten hebben aan de kant van de koestal de vorm van een ankerbalkgebint, maar aan de kant van de langsdeel zijn de liggers als dekbalken op de stijlen opgelegd. Ter hoogte van de op de liggers geplaatste dekbalkjukken is duidelijk te zien hoe het oostelijke dakvlak bij de aanleg van de langsdeel is opgelicht. Bijzonder is het van voor naar achter lopende langsgebint tussen de middenbeuk en de rechter zijbeuk. Dit gebint, bestaande uit door korbelen ondersteunde, zware balken die tussen de stijlen der dwarsgebinten zijn aangebracht, zorgt voor extra verband en stabiliteit in de langsrichting. | |||||||||||
Een zijlangsdeelboerderij: Vee- en Bouwlust, Kerkweg 7, Zuidland
498 Boerderij Vee- en Bouwlust, Kerkweg 7 te Zuidland; opname 1964.
Grote boerderij van het zijlangsdeeltype, gelegen op een ruim erf aan de rand van de bebouwde kom van Zuidland. De hoeve ligt nagenoeg in de as van de Raadhuisstraat, de rechte straat die vanuit de dorpskern zuidwestwaarts loopt en die in de voorgevel van het woongedeelte van de boerderij haar visuele beëindiging vindt. In vorm en indeling is Vee- en Bouwlust een karakteristiek, op details na gaaf bewaard voorbeeld van een grote ‘stee’ uit het begin van de 19de eeuw: een royaal uitgevoerd woonhuis met ingezwenkte lijstgevel en een achter tegen dit huis aangebouwde, forse driebeukige zijlangsdeelschuur. Tegen de achtergevel van de schuur staat nog een ruim wagenhuis, waarmee de totale lengte van de boerderij op bijna 74 meter komt; tegen de rechter zijgevel is een bakhuis aangebouwd. Op het erf bevinden zich voorts een oude houtloods en een moderne aardappelschuur. Het monumentale front van de boerderij wordt gecompleteerd door een rijk versierd inrijhek. | |||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||
499 Vee- en Bouwlust, Kerkweg 7 te Zuidland. Plattegrond en dwarsdoorsneden. Schaal 1:300. Opmetingstekening B. Kooij, 1987.
| |||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||
500 Vee- en Bouwlust te Zuidland, vanuit het noorden gezien; opname 1987.
501 De voordeur van Vee- en Bouwlust te Zuidland; opname 1987.
| |||||||||||
(Bouw)geschiedenisVee- en Bouwlust moet in het begin van de 19de eeuw zijn opgetrokken. Het kadastrale minuutplan van 1818 toont de boerderij in elk geval al in haar huidige vorm, met woongedeelte, schuur, wagenhuis en bakhuis. De rechter zijgevel van de schuur werd vermoedelijk nog in de 19de eeuw grotendeels vernieuwd; de linker zijgevel zou ooit van hout kunnen zijn geweest. De huidige achtergevel dateert uit 1944-'45. Het wagenhuis onderging diverse wijzigingen in 1953 en in 1975. De boerderij is tegenwoordig in gebruik als akkerbouwbedrijf; het vee is verdwenen. | |||||||||||
ExterieurHet woonhuis heeft gevels van gele baksteen (formaat 16×7,6×4 cm, tien lagen 47 cm). Strekken van rode steen met dunne voegen sieren de vensters. Het aan de voorzijde afgewolfde zadeldak is gedekt met grijsblauwe Hollandse pannen. De symmetrisch ingedeelde voorgevel heeft aan weerszijden van de voordeur twee en ter hoogte van de zolderverdieping drie vensters, alle met schuiframen. Deze ramen hebben nog slechts ten dele hun oorspronkelijke indeling in zes ruiten behouden. Voordeur en bovenlicht worden door gegroefde houten pilasters en een hoofdgestel omlijst. Voor de voorgevel ligt een stoep met hardstenen stoeppalen, die onderling en met de voorgevel verbunden zijn door middel van ijzeren kettingen. Ook van de ramen in de beide zijgevels bezit nog maar een deel de oude indeling in zes ruiten. De ramen van de opkamer en de boengoot rechtsachter hebben vanouds een kleinere roedenverdeling. De twee keldervensters onder de opkamer zijn voorzien van diefijzers. De deur van de boengoot wordt aan het oog onttrokken door een houten klompenhok. Achter in de linker zijgevel bevindt zich de keukendeur. Op de nok van het woonhuisdak staat een vierkante schoorsteen met smeedijzeren bekroning en windwijzer in de vorm van een schapeschaar. Een tweede schoorsteen, die dicht achter de voorgevel stond, is thans verdwenen. De daken van woonhuis en schuur houden vrijwel dezelfde helling aan. Hierdoor en doordat de rechter zijgevel van het huis iets hoger is opgetrokken dan die van de schuur, is er aan de achterzijde van het huis, boven het schuurdak een smalle strook van de brandmuur te zien, afgewerkt met vlechtingen en voorzien van een schuin geplaatst zoldervenster met zesruits raam. De grote schuur, met rieten wolfdak, steekt links ongeveer zes meter buiten de zijgevel van het huis uit en is aan deze kant voorzien van de zijlangsdeel, met een grote dubbele deur in voor- en achtergevel. De hoge linker zijgevel is van | |||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||
rode baksteen (formaat 25×12×5,8 cm, tien lagen 68 cm), de overige gevels zijn opgetrokken uit gele steen (formaat 16×7,4×4 cm, tien lagen 48 cm). Naast de ‘inrij’ in de voorgevel bevindt zich de deur naar de voorste paardestal. De ramen in de voorgevel hebben een kleine roedenverdeling. De achtergevel, onmiddellijk na de tweede wereldoorlog met gebruikmaking van de oude bakstenen opnieuw opgemetseld, had voordien een zelfde indeling als de voorgevel: naast de deeldeuren een paardestaldeur met bovenlicht en hoger in de gevel twee rechthoekige vensters met roedenramen. Deze laatste werden bij de herbouw vervangen door drie halfronde ijzeren raampjes. De linker zijgevel van de schuur bevat onder andere een van een tweetal roedenraampjes en een klinket voorziene dubbele inrijdeur tegenover de voorste dorsvloer en een viertal hoog in de gevel geplaatste vierkante luikopeningen, die corresponderen met de vier tasvakken. Dicht bij de uitrit zorgt een negenruits raam met één sterk afgeschuinde dagkant voor extra lichtinval. Tegen de zijgevel is op schouderhoogte een doorlopende lat op houten klossen aangebracht. Deze lat werd hier, aan de zonkant, gebruikt voor het drogen van werkgoed, paardetuigen en jutezakken. De lagere rechter zijgevel van de schuur heeft ten behoeve van de koestal drie deuren en een reeks rondboogvenstertjes met gietijzeren ramen onder rollaagjes van rode baksteen. Vooraan, waar de gevel deels schuilgaat achter het bakhuis, is een rechthoekig stuk van het schuurdak erboven met oranjerode Hollandse pannen gedekt en niet met riet. Hier onmiddellijk onder bevindt zich de knechtenkamer, gelegen boven de plaats waar vroeger de karnmolen draaide. In het metselwerk van de koestalgevel is boven de lage achtergevel van het bakhuis een verticale bouwnaad te zien. Deze duidt vermoedelijk op de vernieuwing van de koestalgevel over vrijwel de gehele lengte, waarbij alleen het gedeelte achter het bakhuis gespaard bleef. | |||||||||||
InterieurDe begane grond van het woonhuis wordt door een lange middengang in twee helften gedeeld. Rechts van de gang ligt allereerst het vertrek dat oorspronkelijk de ‘mooie kamer’ was, met een stookplaats en aan twee zijden lichtinval door een stel grote ramen. Hierachter bevindt zich de opkamer. Tot voor kort lagen ook aan de andere kant van de gang twee woonvertrekken, het achterste verwarmd. Door verwijdering van de tussenmuur is hier nu echter één grote ruimte ontstaan. De evenwijdig met de voorgevel lopende grenen zolderbalken zijn in deze ruimte zichtbaar, dit in tegenstelling tot de situatie in de gang en de tegenoverliggende kamers, waar in de loop der tijd verlaagde plafonds zijn aangebracht (het plafond in de rechter voorkamer, versierd met in bonte kleuren geschilderd ornamentaal stucwerk, dateert vermoedelijk uit omstreeks 1925). Links is, tegelijk met de tussenmuur, ook de bedsteewand verdwenen die er in de achterkamer tegenaan was geplaatst. In de rechter voorkamer en in de opkamer zijn de bedsteden, thans als kasten in gebruik, nog aanwezig. Oorspronkelijk gaf de deur aan het einde van de middengang rechtstreeks toegang tot de keuken links achter in het huis. Nu is echter het rechter gedeelte van de keuken door middel van een houten wand afgescheiden, waardoor de gang als het ware nog verder in de richting van de brandmuur tussen huis en schuur is doorgetrokken. Rechts achter in het huis ligt de van oudsher door een houten wand van de keuken afgescheiden boengoot. In de keuken staat tegen de buitenmuur nog een door middel van een houten deksel afsluitbare, inwendige regenbak. Via deze kan water worden verkregen uit de waterkelder, een ruimte met tongewelf die zich onder een deel van de keuken bevindt en die gevoed wordt met van het dak van het woonhuis afkomstig hemelwater. In de boengoot is, onder de houten trap die naar de zolder leidt, een uitholling in de brandmuur zichtbaar. Hier stond eertijds de karnton; erboven is in een balk ook het gat nog aanwezig, waardoor de overbrenging van karnmolen naar karnton plaatsvond. Rechts van de deur naar de kelder had vroeger de meid haar bedstee. De behalve vanuit de boengoot ook vanuit de opkamer toegankelijke kelder | |||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||
502 Vee- en Bouwlust te Zuidland. Dwarsdoorsnede over de achterste paardestal. Schaal 1:50. Opmetingstekening B. Kooij, 1987.
503 Vee- en Bouwlust te Zuidland. Interieur van de schuur; opname 1987.
504 Vee- en Bouwlust te Zuidland. Interieur van de voorste paardestal; opname 1987.
heeft gemetselde troggewelfjes tussen houten balken, die in dezelfde richting lopen als de zolderbalken. De vloer bestaat uit rode plavuizen. Halverwege de trap naar de zolder geeft een deur in de brandmuur toegang tot de knechtenkamer. De zolder wordt door drie grenen kapgebinten in vier vakken verdeeld. Elk der gebinten bestaat uit een dekbalkjuk met middenstijl en daarbovenop een schaarspant voorzien van twee balken. Een gesleept schoorsteenkanaal verbindt de stookplaatsen van linker achterkamer en keuken met de schoorsteen op het dak. Van het andere kanaal, dat tussen de stookplaats van de rechter voorkamer en de thans verdwenen schoorsteen, resteert nog slechts het ondersteunende houtwerk. De zolder is één grote ruimte, met alleen boven de rechter voorkamer een door open latwerk afgescheiden gedeelte, vermoedelijk vroeger in gebruik als bewaarplaats voor appels en dergelijke. De inwendige ruimte van de driebeukige schuur wordt door een zevental dubbele ankerbalkgebinten in acht vakken verdeeld, de twee eerste en de twee laatste ietwat smaller dan de vier middelste. De gebinten zijn voorzien van gehakte telmerken, die van achter naar voor tellen. Veel van het toegepaste grenehout is secundair gebruikt, hetgeen te zien is aan de talrijke, overigens zorgvuldig met blokjes, plankjes en klosjes ‘bijgewerkte’, sporen van vroegere toepassing. De gebintstijlen, die tot aan het dak doorlopen, staan op korte stenen poeren. De linker zijbeuk wordt geheel in beslag genomen door de langsdeel. In de bakstenen zijgevel zijn hier zeven houten stijlen opgenomen, die de balken boven de deel ondersteunen. Het is niet geheel duidelijk of deze situatie van een zijgevel met erin opgenomen stijlen oorspronkelijk is. Het is eveneens mogelijk dat tegen de stijlen aanvankelijk een gepotdekselde houten wand was bevestigd, welke eerst later door de huidige stenen gevel werd vervangen. Tegen dit laatste pleit wellicht dat de brandmuur aan de zijde van de schuur | |||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||
uit dezelfde rode baksteen is opgetrokken als de linker zijgevel. Gaten in de boven de deel gelegen balken en in de bijbehorende spantbalken wijzen erop dat hiertussen oorspronkelijk schuine schoren waren aangebracht. Deze schoren zijn later verwijderd, vermoedelijk met het doel het tassen op tasliggers boven de deel te vergemakkelijken. In de middenbeuk hadden de vier middelste, brede vakken de functie van tasruimte, werden het tweede en het zevende vak gebruikt als dorsvloer en fungeerden het voorste en het achterste vak als paardestal. Opvallend is dat bij de gebinten tussen de tasvakken de onderste ankerbalken een stuk hoger liggen dan bij de gebinten aan weerszijden van de twee dorsvloeren. Op de betreffende balken ligt boven elk der beide dorsvloeren een ‘til’, waarop verder kan worden getast, evenals op de, nog lager gelegen, tillen boven de paardestallen. Ter hoogte van zowel het eerste als het laatste gebint bevinden zich aan weerszijden van de langsdeel nog restanten van de brede draaideur waarmee in de winter het gedeelte van de deel direct naast de paardestal kon worden afgesloten, zodat extra ruimte voor de stalling van paarden werd verkregen. Van de bij deze tijdelijke verlenging behorende ruif en van de telken jare erboven aangebrachte, ‘verlaagde’ til zijn in het laatste vak van de deel nog sporen aanwezig. Beide paardestallen hebben hun houten ruiven en voederbakken, geplaatst op een stenen muurtje, grotendeels bewaard. Met name in de voorste paardestal is ook de vloer, van gele IJsselsteentjes en compleet met drink- en mestgoten, nog intact. In het gedeelte van de brandmuur tegenover deze paardestal bevinden zich twee kaarsnissen. Vooraan in de rechter zijbeuk stond de karnmolen. De molen zelf is geheel verdwenen, maar de ronde vloer van gele steentjes geeft de plaats ervan nog precies aan. De boven de karnmolen gelegen knechtenkamer is een laag vertrek, voorzien van een uit ruw hout getimmerde bedstee. De rest van de zijbeuk wordt ingenomen door de koestal; deze is, zij het sterk vernieuwd (ten dele betonnen vloeren en goten en ijzeren staken), nog intact. | |||||||||||
Bakhuis, wagenhuis en erfHet bakhuis, tevens varkenshok, is een klein aanbouwsel op rechthoekige plattegrond, opgetrokken uit gele baksteen en voorzien van een met pannen gedekt zadeldak. Het metselwerk van de gevels is op verschillende plaatsen vernieuwd. In de voorgevel bevindt zich een deur met aan weerszijden een venstertje; in de lage achtergevel is een tweetal deurtjes voor de varkens aangebracht. Op de nok staat, aan de kant van de schuur, een hoge vierkante schoorsteen. Inwendig is het bakhuis in vier rechthoekige ruimten ingedeeld. Drie hiervan, onder meer bestemd voor de varkens, hebben geen dakbeschot. De vierde, die waar men binnenkomt, heeft een balkenplafond; hier bevinden zich een groot, rond gemetseld waterfornuis met zinken teil, een rechthoekig uitgemetseld fornuis voor potten en pannen en de deur van de in de ruimte erachter uitgebouwde oven. Het forse wagenhuis, met twee gevels van gele baksteen, één gevel van hout en een met oranje pannen gedekt wolfdak, deed van oudsher ook dienst als veestal. Van de gevels is de rechter zijgevel, met staldeuren, -ramen en een zolderluik, het oudst. Tussen deze gevel en de koestalgevel van de grote schuur is een bouwnaad waarneembaar. De achtergevel van het wagenhuis dateert van kort na de overstromingsramp van 1953. In 1975 werd behalve de kap ook de houten linker zijgevel vernieuwd; van de vier oorspronkelijk aan deze kant aanwezige dubbele deuren werden toen de twee meest rechtse vervangen door één bredere ingang. Inwendig is het wagenhuis tweebeukig en wordt het door twee gebinten in drie vakken verdeeld. In de rechter beuk was blijkens sporen in de vloer de koestal van de grote schuur als het ware voortgezet en ook tegen de achtergevel werd in de loop der tijd vee gestald. Van deze stallen is nu vrijwel niets meer over. Voor het woonhuis ligt een siertuin, met rechts daarvan een moestuin en links de oprit naar de schuur. Langs de oprit staat een rij bomen met daarnaast een brede sloot. Aan gene zijde van deze sloot is een moderne betonnen oprit aangelegd. Hieraan is het te danken dat het oude, brede inrijhek bewaard is | |||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||
gebleven. Dit volledig ijzeren hek, dat omstreeks het midden van de 19de eeuw vervaardigd zal zijn, bestaat uit twee brede inritten tussen drie opengewerkte posten, met aan weerszijden een smal voetgangerspoortje. In de posten staat de naam van de boerderij te lezen. Grote delen van het hek zijn gemaakt van smeedijzer, maar er zijn ook gietijzeren onderdelen in verwerkt. Het geheel is groen geverfd, met witte punten op de spijlen. Merkwaardig is op het erf de stoep voor het woonhuis; deze heeft met de monumentale palen en de kettingen een vorm gekregen die typisch is voor panden die binnen de bebouwde kom, direct aan de straat zijn gelegen. Hier, achter een tot het eigen erf behorende voortuin, is de stoep niet langer een functioneel gegeven, doch alleen nog een bijdrage aan de monumentaliteit van het geheel. Rechts, op enige afstand van de schuur, staat de houtloods, een rechthoekig bijgebouw met zwart geteerde, gepotdekselde houten wanden en een met riet gedekt zadeldak. De houtconstructie van deze loods bestaat blijkens de op de gebinten aangetroffen telmerken uit secundair verwerkt materiaal. | |||||||||||
Een 19de-eeuwse dwarsdeelboerderij: Dorpzicht, Kerkweg 3, VierpoldersMiddelgrote boerderij van het dwarsdeeltype, gebouwd in 1874. Dorpzicht ligt iets ten noorden van de kern van Vierpolders, zodanig schuin ten opzichte van de Kerkweg dat het woongedeelte met de voorgevel naar het zuiden is gekeerd. Achter tegen het woonhuis staat de schuur en verder bevinden zich op het erf een uitbouw voor onder andere de karnmolen, een klein varkenshok, een wagenhuis en een inrijhek. | |||||||||||
Litteratuur‘Boerderij “Dorpzicht”, Kerkweg 3 te Vierpolders’, in: Jaarverslag 1983 SHBO, 12-15. | |||||||||||
AfbeeldingenSHBO-opmeting 635 (1-3), in 1983 vervaardigd door C. Klok. | |||||||||||
BeschrijvingBlijkens een stichtingssteen in de voorgevel werd Dorpzicht in 1874 gebouwd. De boerderij heeft een vrijwel vierkant woongedeelte onder een zadeldak met blauwgrijze Hollandse pannen. De gevels van het huis zijn opgetrokken uit rode baksteen; midden in de voorgevel bevindt zich de voordeur. De vensters bevatten zesruits schuiframen; die op de begane grond zijn voorzien van luiken. Inwendig heeft het huis een middengang met aan weerszijden twee vertrekken. De voorste twee kamers hebben beide een bedsteewand. De linker voorkamer, met stookplaats, was oorspronkelijk de ‘mooie kamer’; de rechter voorkamer is onderkelderd. De kelder is overspannen met troggewelfjes. Rechts achter in het huis ligt de woonkamer, eveneens voorzien van een
505 Dorpzicht te Vierpolders, gezien vanuit het zuidwesten; opname 1991.
| |||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||
506 Dorpzicht, Kerkweg 3 te Vierpolders. Plattegrond, zijaanzicht en dwarsdoorsneden. Schaal 1:300. Deel van SHBO-opmeting 635, in 1983 vervaardigd door C. Klok.
stookplaats. De kap van het huis telt twee grenen gebinten bestaande uit een dekbalkjuk met daarop een schaarspant met balk. De tweebeukige, zes vakken diepe schuur heeft links en aan de achterzijde een zwart geteerde, gepotdekselde houten wand. De rechter zijgevel en de brandmuur zijn van steen. Op het zadeldak liggen rode Hollandse pannen. Hoog in de linker zijwand van de schuur zijn vierkante luiken aangebracht en in het voorlaatste vak bevindt zich hier de brede toegang tot de deel. Rechts steekt de iets hogere en bredere schuur net zover buiten het huis uit dat er daar plaats is voor een deur. Deze leidt naar de boengoot, die zich in het eerste vak bevindt. Achter de boengoot ligt de koestal, met links daarvan drie tasvakken, de deel en de paardestal. De grenehouten constructie van de schuur bestaat uit een zestal kreupele etagegebinten, van achter naar voor gemerkt I tot en met VI. De gebinten hebben de vorm van een juk met ankerbalk en daarbovenop een tweede, kreupel juk en een schaarspant met balk. Rechts tegen de schuur staat een uitbouw, waarin zich voorheen de roskarn en het varkenshok bevonden. Deze uitbouw werd omstreeks 1915 verlengd. Een tweede, vrijstaand varkenshok en een houten wagenhuis completeren het geheel. De bijgebouwtjes hebben alle een zadeldak met rode Hollandse pannen. | |||||||||||
Een duinboerderijtje: voorheen Vleerdamsedijk 29, RockanjeUiterst klein boerderijtje, tot de afbraak in 1987 gelegen op de hoek van de Vleerdamsedijk en de Achterstrijpseweg. Het gebouwtje lag met de lengteas evenwijdig met de over de dijk lopende weg en met de voorgevel op het zuiden. Woongedeelte en schuur waren aaneengebouwd. De schuur stak aan de kant van de weg precies zover uit dat hier plaats was voor de deur. | |||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||
507 Voorheen Vleerdamsedijk 29 te Rockanje. Plattegrond, aanzichten en doorsneden. Schaal 1:300. Tekening B. Kooij, 1987; naar tekening van L.D. Klok uit 1986.
508 Vleerdamsedijk 29 te Rockanje; opname 1986.
| |||||||||||
(Bouw)geschiedenisHet boerderijtje zou hier ter plaatse in 1864 zijn verrezen. De overlevering wil dat het voordien in de duinen stond, aldaar werd afgebroken en hier weer werd opgebouwd. Achter tegen het woongedeelte moet oorspronkelijk een houten schuurtje hebben gestaan. De in 1987 gesloopte schuur was inderdaad jonger dan het woongedeelte, waarschijnlijk laat- 19de-eeuws. De linker zijgevel van de schuur was in 1946 nog eens vernieuwd. Aan de afbraak in 1987 ging een zorgvuldige registratie van het gehele gebouw vooraf. Vervolgens werd het boerderijtje, met gebruikmaking van de oude materialen, opnieuw opgebouwd op een terrein aan de Duinstraat in Rockanje. Daar fungeert het thans, samen met Duinstraat 18, als museum. | |||||||||||
BeschrijvingHet woongedeelte was opgetrokken uit gemengd gele en rose steen (formaat 16,5×8×4 cm, tien lagen 46 cm), de eenvoudige puntgevel aan de voorzijde ongepleisterd, de beide zijgevels voorzien van een blauwgrijze pleisterlaag. De voorgevel bezat twee vensters, beide met een vierruits raam. In de linker zijgevel was een venster aangebracht met een negenruits schuifraam met luiken. Onder in de rechter zijgevel bevond zich een kelderluikje. De schuur had een gepotdekselde houten achterwand met twee raampjes en daarboven een luik. De rechter zijgevel van de schuur, met een door twee venstertjes geflankeerde deur, vertoonde onregelmatig metselwerk; uit de bouwnaad tussen deze zijgevel en die van het woongedeelte was op te maken dat de schuur later was aangebouwd. Het linker gedeelte van de schuur, onder een iets flauwere dakhelling, had aan de voorzijde de deur en opzij een wand van gladde, oranjerode baksteen. De daken van woongedeelte en schuur waren beide gedekt met rode Hollandse pannen. Rechts was er een doorlopend dakvlak, maar links waren de beide daken gescheiden door de iets uitstekende brandmuur; op deze scheiding stond boven op de nok een korte vierkante schoorsteen. Inwendig bezat het woongedeelte op de begane grond slechts één vertrek, de woonkamer, onder een balkenplafond en met tegen de brandmuur een stookplaats. Tegen de rechter zijgevel bevonden zich twee bedsteden en daartussenin een kast. Onder bedsteden en kast lag een aardappelkeldertje. De zolder boven de woonkamer had midden tussen voorgevel en brandmuur één schaarspant met balk. Een laag deurtje in de brandmuur gaf toegang tot de zolder in de schuur. In de schuur bevond zich links voorin, direct achter de deur, de boengoot. Rechts, tegen de brandmuur, stond het privaat. Van de oven, tussen boengoot en privaat, waren nog slechts de sporen aanwezig. De houtconstructie van de schuur bestond in hoofdzaak uit één dekbalkjuk met daarbovenop een schaarspant met balk. Hiertegen was de achterwand aangebracht. Het dakbeschot van woongedeelte en schuur bestond uit om en om over elkaar gelegde planken met wankanten. | |||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||
ExterieurHet woongedeelte van de boerderij heeft in alle gevallen bakstenen gevels. Lange tijd werd overwegend gele steen van bescheiden formaat (ongeveer 16/17×8×4 cm) gebruikt. Zo heeft het 17de-eeuwse huis van Bouwlust Zeldenrust (Aaldijk 1) te Hekelingen gevels van dit materiaal en geldt hetzelfde zowel voor het 18de-eeuwse woonhuis van Zuidoord (Zuidoordsedijk 8) te Zuidland als voor een groot deel der 19de-eeuwse boerenhuizen op Voorne-Putten. Rode baksteen is in deze gevels weliswaar regelmatig toegepast, maar alleen ter versiering, voor bepaalde details. In het geval van Bouwlust Zeldenrust zijn dit de van natuursteenblokjes voorziene ontlastingsbogen boven de vensters en voorts de omlijsting van het uilegat en de op een gebeeldhouwde kraagsteen rustende toppilaster. Bij Zuidoord en bij veel 19de-eeuwse boerderijen wordt het gele metselwerk verlevendigd door met zorg gemetselde rode strekken boven de vensters en door rode rollagen die boven langs de geveltop en onder de vensters zijn aangebracht. Behalve de voorgevel is vaak ook die zijgevel welke vanaf de dijk of de weg zichtbaar is, met dit soort details van rode baksteen versierd. Tegen het einde van de 19de eeuw en daarna verrezen er steeds meer boerenhuizen met gevels van rode baksteen. Dat met dit destijds voor hele gevelvlakken nogal ongebruikelijke materiaal een extra cachet aan een huis kon worden gegeven, blijkt uit een tweetal boerderijen uit omstreeks 1875, beide met alleen de monumentale voorgevel uitgevoerd in rode steen. Het zijn uit 1872 Even Buiten (Kerkweg 3) in Zuidland en uit 1880 Jagthoek (Schoutsweg 2), bij dezelfde plaats. Na 1900 gaat de rode baksteen steeds meer overheersen.
509 De voorgevel van boerderij Raadhuisstraat 46 te Zuidland; opname 1989.
Net als dat bij de gewone woonhuizen het geval is, zijn ook de woongedeelten der boerderijen in de loop van de 19de of vroege 20ste eeuw soms van een buitenbepleistering voorzien. Vaak zijn de pleisterlagen versierd met een getrokken blokkenverband, soms ook met vensteromlijstingen en andere stucwerkornamenten. Een rijke pleisterdecoratie bezit de voorgevel van Tolstraat 12 te Geervliet (afb. 465), terwijl de voorgevel van Gemeenlandsedijk Zuid 59 te Abbenbroek een combinatie laat zien van pleisterversieringen en decoratief gebruik van verschillende kleuren baksteen. De voorgevels der boerenhuizen hebben meestal de vorm van een ingezwenkte lijstgevel, een puntgevel of een tuitgevel. In de 19de eeuw zijn veel boerderijen voorzien van een dakoverstek met versierde windveren en een gevelmakelaar. Op de daken van de woongedeelten liggen gewoonlijk pannen (Hollandse pannen, maar vanaf de 19de eeuw ook andere typen, zoals platte en gegolfde Friese pannen en na 1900 kruispannen). Sommige boerenhuizen hebben nog een rieten dak. De schuren en de diverse bijgebouwen op het erf hebben in veel gevallen nog een of meer gepotdekselde houten wanden. Riet als dakbedekking komt hier ook nog vaker voor dan bij de woonhuizen. | |||||||||||
InterieurHieronder wordt eerst aandacht besteed aan de constructie, zowel die van het woongedeelte als die van de schuur, en vervolgens aan de inwendige afwerking van de boerenwoning, met bedsteewanden, schouwen en wandtegels. | |||||||||||
De constructie van de woningHetgeen bij de beschouwing van de boerderijen op Voorne-Putten vrijwel onmiddellijk opvalt, is het feit dat de constructieve eenheid van woongedeelte en schuur, oorspronkelijk zo typerend voor het driebeukige hallehuis, hier totaal is verdwenen. Omdat het proces van verstening van de boerenwoning al in de 17de eeuw was voltooid, kon dit gedeelte van de boerderij zich | |||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||
vervolgens onafhankelijk van de constructie van de schuur ontwikkelen. Houten stijlen werden op het eiland nog maar in één geval in het woongedeelte van een boerderij aangetroffen, namelijk in dat van Haasdijk 6 te Abbenbroek (afb. 480). En ook de driebeukige indeling, nog wel kenmerkend voor het merendeel der schuren, is hier wat de woning betreft vrijwel overal reeds lang verlaten. De stenen buken- en binnenmuren van het woongedeelte dragen overigens natuurlijk nog wel houten balkenplafonds en een houten kap. De balklagen zijn immer enkelvoudig en vrijwel zonder uitzondering van grenehout. De kap telt meestal twee of drie achter elkaar geplaatste kapgebinten, ieder opgebouwd uit een of twee dekbalkjukken met daarop een schaarspant. De meeste boerderijen hebben een opkamer met daaronder een kelder. De kelders zijn in het algemeen betrekkelijk klein. Slechts de grote kelder onder de uitgebouwde opkamer van Korte Schenkeldijk 4 te Spijkenisse (afb. 474) heeft een dekking in de vorm van enkele stenen kruisgewelven; deze gewelven rusten op een aantal korte zuilen en halfzuilen. Voorstraat 18 in Spijkenisse heeft een kelder met één gemetseld kruisgewelf. Kelders met een stenen tongewelf komen vaker voor; een dergelijke kelder ligt bij voorbeeld onder de opkamer van Haasdijk 6 te Abbenbroek en onder die van de Kloosterstee (Strijpsedijk 12) te Rockanje. In de loop van de 18de eeuw kwam voor de kelder een reeks troggewelfjes op houten balken in zwang, zoals onder andere te zien in de kelder van Esterenburch (Middelweg 5) te Vierpolders (afb. 477). Later werden de trogjes op ijzeren balken gemetseld. | |||||||||||
De constructie van de schuurDe constructie van de boerenschuur, meestal van grenehout, kent vele variaties. Naast driebeukige komen ook veel tweebeukige schuren voor en zelfs is er in een aantal gevallen sprake van een eenbeukige schuur met een aangebouwde koestal (zoals bij Stuyvesande, Rietdijk 5 te Rockanje; zie afb. 492). Van de zeer grote vierbeukige schuur die het kenmerk vormt van het middenlangsdeeltype, zijn op het eiland slechts enkele exemplaren te vinden. In alle gevallen wordt de kern van de constructie gevormd door een reeks dwarsgebinten. Voor de stabiliteit in de langsrichting zorgen met name de op verschillende hoogten in de constructie aangebrachte windschoren. Een langsgebint werd maar in één schuur aangetroffen, namelijk in die van Dammestee (Ringdijk 12)* te Geervliet. De dwarsgebinten bestaan altijd uit twee rechtop staande stijlen die bovenaan zijn verbonden door middel van een horizontale balk, de ligger; vrijwel steeds zijn in de hoeken tussen stijlen en ligger ter verstijving korbelen aangebracht. De ligger heeft vaak de gedaante van een ankerbalk, dat wil zeggen: een balk die aan beide einden met een pen door de stijlen heensteekt en daarachter is verankerd met behulp van wiggen. Soms steekt de pen wel door de stijl heen, maar is er desondanks geen sprake van wiggen, maar van toognagels. Naast de ankerbalk komt ook de tussenbalk voor; dit is een ligger die met niet doorstekende pennen in de stijlen is opgelegd. In beide gevallen, zowel bij het ankerbalkgebint als bij het tussenbalkgebint, kunnen de stijlen naar boven toe doorlopen. Dit is niet het geval bij het dekbalkgebint, dat wordt gekenmerkt door een ligger die op de stijlen is opgelegd; hier is het juist de ligger die kan doorlopen, naar links, naar rechts of naar beide kanten. Boven op het gebint, dat door verdubbeling in de hoogte de vorm van een etagegebint kan aannemen, ondersteunt steeds een driehoekig dement dakvlakken en nok. Deze driehoek, het kapgebint, is vrijwel altijd een schaarspant, met een of twee balken. Het meest oorspronkelijke van de in de boerderijen van Voorne-Putten aangetroffen gebinttypen is het enkele ankerbalkgebint met doorlopende stijlen en een op de ligger tussen die stijlen geplaatst dekbalkjuk. Dit gebinttype moet ook veelvuldig zijn voorgekomen in de driebeukige dwarsdeelschuren, maar is thans vrijwel geheel verdwenen. De kleine boerderij Wouddijk 12* te Zwartewaal heeft in de schuur nog deze gebinten. | |||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||
510 Schuurconstructies op Voorne-Putten: dwarsdoorsneden over elf dwarsdeelschuren, chronologisch gerangschikt. Schaal 1:300. Opmetingstekeningen B. Kooij, 1987-'90; de Willemshoeve, Rozenlaan 7 te Spijkenisse naar tekening van L. Boot uit 1962.
| |||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||
511 Schuurconstructies op Voorne-Putten: dwarsdoorsneden over negen zijlangsdeelschuren, chronologisch gerangschikt, en over een middenlangsdeelschuur. Schaal 1:300. Opmetingstekeningen B. Kooij, 1987-'90; de Hooge Werf, Rozenlaan 1 te Spijkenisse naar tekening van L. Boot uit 1962.
| |||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||
Een voorbeeld van een grote boerenschuur met een soortgelijke constructie was de eerder reeds genoemde, in 1958 verdwenen maar voordien schetsmatig gedocumenteerde schuur van de Thijs Cornelisstee (Strijpsedijk 5) te Rockanje (afb. 481). Als een afgeleide hiervan, vermoedelijk tegen het einde van de 18de eeuw ingevoerd in verband met de behoefte aan meer tasruimte en dus aan een hogere schuur, kan het dubbele ankerbalkgebint met doorlopende stijlen worden beschouwd. Dit etagegebint komt in de grote driebeukige schuren op Voorne-Putten veelvuldig voor, met name bij boerderijen van het zijlangsdeeltype, maar ook wel bij dwarsdeelboerderijen. Voorbeelden zijn respectievelijk: Vee- en Bouwlust (Kerkweg 7)* te Zuidland en 't Greene Woud (Biertsedijk 22) te Biert. Een variant op het dubbele ankerbalkgebint is het etagegebint dat bovenaan een dekbalk heeft. Dit gebinttype werd op Voorne-Putten eerst geruime tijd na 1850 toegepast. De zijlangsdeelschuur van Gemeenlandsedijk Zuid 55 te Abbenbroek heeft gebinten van dit type. Hier lopen de dekbalken naar één kant enigszins door, zodat de zijbeuk waarin de langsdeel is gesitueerd voldoende breed en hoog kon worden gemaakt om er met een volle wagen doorheen te kunnen rijden. In de tweebeukige schuren, die uit de aard der zaak altijd voorzien zijn van een dwarsdeel, staat het gebint steeds met een van zijn stijlen tegen of in de wand. De ligger is aan die kant veelal als een dekbalk op de stijl opgelegd. Aan de andere kant zijn er dan twee mogelijkheden: de ligger is als een anker- of tussenbalk in de naar boven doorlopende stijl verankerd, ofwel er is sprake van een doorlopende ligger die als dekbalk op de stijl is opgelegd. In het eerste geval is er een kreupel etagegebint ontstaan, zoals in de schuur van Dorpzicht (Kerkweg 3)* te Vierpolders. In het tweede geval heeft de in de ruimte staande stijl de gedaante aangenomen van een standvink, zoals te zien is bij Oude Waaldijk 11 te Abbenbroek. Beide tweebeukige varianten kennen ook een uitvoering in drie beuken, voor de wat bredere schuren. Bij deze gebinttypen werd onder de (verlengde) ligger een standvink geplaatst. De driebeukige schuren met kreupele etagegebinten zijn veelal zijlangsdeelschuren, zoals de schuur van Oudelandsedijk 11 te Abbenbroek. Van de minder vaak voorkomende driebeukige schuur met over de gehele breedte doorlopende ligger is de dwarsdeelschuur van Molendijk 108 te Oudenhoorn een voorbeeld. Apart dient hier de vierbeukige middenlangsdeelschuur behandeld te worden, ook al komt deze op het eiland nauwelijks voor. De eerder reeds behandelde kolossale schuur van de in 1966 door brand verwoeste Hooge Werf (aan de Voorweg, later Rozenlaan) te Spijkenisse, toont een breed tussenbalkgebint met daarop, tussen de doorlopende stijlen, een dekbalkjuk. Onder de tussenbalk verdeelt een standvink de centrale ruimte in twee ongelijke delen: de brede tasruimte en de smallere middenlangsdeel. Midden op de tussenbalk ondersteunt een tweede standvink het dekbalkjuk. | |||||||||||
De inwendige afwerking van de woningEen belangrijk interieuronderdeel, dat in de woonvertrekken van talrijke boerderijen nog aanwezig is, is de bedsteewand. Een of twee bedsteden, vrijwel altijd in combinatie met een of meer kasten, gaan achter de paneeldeuren van een dergelijke wand schuil. Tussen de deuren zijn vaak pilasters aangebracht. De meeste van deze bedsteewanden dateren uit de 19de eeuw. De Catharinahoeve (De Nolle 12) te Vierpolders, gebouwd in 1805, bezit onder meer twee mooie bedsteewanden. Een tweede oorspronkelijk dement dat in veel boerderijen gehandhaafd bleef, is de oude stookplaats. In de ‘mooie kamer’ is het een kleine haard met daarboven een smalle, door pilasters geflankeerde boezem, in de woonkeuken is het een soms zeer grote hangschouw met geprofileerde boezembalk (zie voor een aantal profielen afb. 434). Bijzonder zijn met name de in enkele boerenwoningen nog aanwezige | |||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||
512 Bedsteewand in de Catharinahoeve, De Nolle 12 te Vierpolders; opname 1972.
513 Tegelwand in de woonkeuken van de Catharinahoeve; opname 1972.
tegelkamers, alle uit de tweede helft van de 18de of het begin van de 19de eeuw. De al genoemde Catharinahoeve te Vierpolders heeft er twee: de woonkeuken en een achterkamer. De wanden van de woonkeuken zijn van onder tot boven bekleed met mangaankleurige landschapstegels. Tussen de landschapjes bevinden zich bovendien tableaus, eveneens mangaankleurig, met uiteenlopende voorstellingen. Zo zijn er enkele landschappen, een voorstelling van een roskarnmolen, siervazen en een ‘klokketableau’. Het laatste toont een pendule met de signatuur ‘I.v.d. Wolk tot Rotterdam’. Ook een van de landschapstableaus is gesigneerd ‘I.v.d.W.’, hetgeen aannemelijk maakt dat al het tegelwerk in de Catharinahoeve afkomstig is uit de Rotterdamse fabriek van Johan van der Wolk. Deze leverde ook de nu verdwenen tableaus voor Dammestee (Ringdijk 12)* te Geervliet. De achterkamer van de Catharinahoeve heeft, behalve een bedsteewand en twee
514 Schouw in de tegelkamer van Hogeweg 8 te Vierpolders; opname 1987.
| |||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||
515 Tegeltableau met landschap, in de Catharinahoeve; opname 1972.
516 Tegeltableau met roskammolen, in de Catharinahoeve; opname 1972.
witte tegelwanden met één wandkastje, één wand met landschapstegels en daarin tegen de (latere, versmalde) schoorsteenboezem een tweetal herplaatste tableaus. Ook hier is alles weer mangaankleurig. De tableaus stellen Jezus en de Samaritaanse vrouw en het offer van Abraham voor. Hogeweg 8 te Vierpolders bezit een soortgelijke tegelkamer: de voormalige woonkeuken. Ook hier weer wanden met landschapstegels en verder tegels met bijbelse voorstellingen, een klokketableau, een vogelkooitje en onder de hangschouw een tweetal met bloemslingers en vogels versierde zuilen en tableautjes van een hond en een kat.
517 Tegeltableau met de tempelreiniging, in Langestraat 72 te Brielle; opname 1990.
In het van een voormalige stadsboerderij overgebleven woonhuis Langestraat 72 te Brielle bevinden zich verschillende tableaus, waaronder een voorstelling van Jezus die de tempel reinigt, een landschap en een klokketableau met de signatuur ‘Bakhuizen tot Rotterdam 1766’. Het achterhuis van een andere voormalige stadsboerderij, Kaaistraat 18 te Brielle, bevat een hangschouw met een uitzonderlijk breed landschapstableau. Hierop zijn de initialen ‘I. Lz.’ te lezen. In de gang van Waterrijk (Bredeweg 2) te Nieuwenhoorn ten slotte zijn twee tableaus met bloemenvazen bewaard gebleven. Alle hierboven genoemde tegelwanden en -tableaus zijn, op hier en daar een enkel blauw of geel detail na, mangaankleurig.
518 Klokketableau uit 1766, in Langestraat 72 te Brielle; opname 1990.
519 Tegeltableau met bloemenvaas, in Waterrijk, Bredeweg 2 te Nieuwenhoorn; opname 1987.
|
|