Voorne-Putten
(1992)–Peter Don– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woonhuizen
343 Plattegrond van Brielle, omstreeks 1560 getekend door Jacob van Deventer; coll. ARA 's-Gravenhage.
Brielle is op Voorne-Putten van alle plaatsen verreweg het rijkst aan historische woonhuisarchitectuur. Bovendien bezit het voor een stad in het westen van Nederland relatief zeer oude huizen. Zo kan aan de hand van wat nog resteert de ontwikkeling van het Brielse woonhuis vanaf de vroegste sporen uit de 14de eeuw tot heden worden geschetst. Tegenover deze rijkdom van Brielle staat het in de meeste gevallen zeer bescheiden bezit aan oude woonhuismonumenten van de andere plaatsen op het eiland. Het woonhuisonderzoek dat aan dit hoofdstuk ten grondslag ligt, heeft zich dan ook, zeker wat het inwendige der huizen betreft, in hoofdzaak tot Brielle beperkt. De woonhuizen elders op het eiland zijn wel in beschouwing genomen, maar slechts in incidentele gevallen systematisch onderzocht. In het onderstaande zorgt het Brielse woonhuizenbestand derhalve in belangrijke mate voor het lopende verhaal. De huizen elders op Voorne-Putten komen waar dat dienstig is binnen dat verhaal ter sprake. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LitteratuurT.E. van Ditmars, ‘De historie van de 17de eewse brouwerij “'t Gecroonde Hart”’ (scriptie Technische Universiteit Delft, z.j.); M.J. Dolfin e.a., De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst, Utrecht. De huizen binnen de singels, deel I: Beschrijving, 's-Gravenhage 1989; G.W.M. Jager en C.W. Fock, Italiaans stucwerk in Den Haag en Leiden 1700-1800, Leiden 1984; Janse 1989; Klok Jzn. 1980; W. Kuyper, Dutch Classicist Architecture. A Survey of Dutch Architecture, Gardens and Anglo-Dutch Architectural Relations from 1625 to 1700, Delft 1980; Van Lennep en Ter Gouw I en II; Meischke 1965; R. Meischke, ‘Huizen en keuren’, in: De gothische bouwtraditie. Studies over opdrachtgevers en bouwmeesters in de Nederlanden, Amersfoort 1988, 208-262; Meischke en Zantkuyl; J.F. Staal, Bouwwerk van Vorkink en Wormser, Wendingen 4 (1921), nr. 6; J. Tegelaers e.a., De Vier Gekroonde Ambachtslieden, Trompmuseum Den Briel, Delft 1987 (typoscript, exemplaar aanwezig in bibliotheek RDMZ); Verslagen der Provinciale Zuidhollandsche Archeologische Commissie; Voorloopige Lijst. Zie ook de litteratuuropgaven bij de verschillende individuele beschrijvingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De huiservenWie zich met de geschiedenis van de huizen en hun erven in een stad of dorp in Nederland bezighoudt, vindt in de omstreeks 1825 vervaardigde kadastrale minuut steeds een uiterst waardevolle informatiebron. Op de kadastrale minuutplans namelijk werd destijds per gemeente voor het eerst een vrijwel volledige en zeer nauwkeurige opmeting vastgelegd van alle uit juridisch en belastingtechnisch oogpunt belangrijke grenzen. Zowel de percelen als deGa naar margenoot+ daarop aanwezige gebouwen staan daarom ingetekend op deze kaarten, die zo een gedetailleerde momentopname vormen van de situatie in het jaar van vervaardiging. De gemeenten op Voorne-Putten kregen hun minuutplans tamelijk vroeg, in de jaren 18l7-'20. Van de meeste kernen op het eiland is het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kadastraal minuutplan, in overgetekende en enigszins aangepaste vorm, in dit boek opgenomen (zie het zaakregister: kadastrale minuutplans). Eerdere plattegronden verschaffen op het punt van de individuele erven meestal nauwelijks of in het geheel geen gegevens. Dit geldt bij voorbeeld voor de kaarten van Jacob van Deventer, die omstreeks 1560 op Voorne-Putten de plaatsen Geervliet, Heenvliet en Brielle tekende (afb. 35 en 343). Grenzen tussen percelen zijn op Van Deventers kaarten nergens te vinden. Wel is bij benadering aangegeven hoe dicht de bebouwing toentertijd was en hoever zij zich uitstrekte, langs welke straten er min of meer aaneengesloten rijen huizen stonden en welke terreinen geheel of gedeeltelijk (nog) onbebouwd waren. Dergelijke informatie leveren ook de 17de- en 18de-eeuwse plattegronden, die met name van steden en andere door vestingwerken omgeven plaatsen werden vervaardigd. Overigens moet hierbij worden aangetekend dat deze kaarten lang niet altijd en in alle opzichten even betrouwbaar zijn. Een voorbeeld hiervan geeft de plattegrond van Brielle die Johannes Blaeu in 1649 maakte (afb. 344) en die een aantal forse afwijkingen van de historische werkelijkheid laat zien. Niet alleen heeft Blaeu de Catharijne- en de Pieterskerk nogal ‘vrij’ weergegeven, maar ook in het stratenplan tekent hij enkele merkwaardige, onverklaarbare details, zoals de rechte straat die ten westen van het Maarlandse kerkhof de verbinding vormt tussen de Langestraat en de zuidzijde van het Maarland.
344 Plattegrond van Brielle, in 1649 gemaakt door Johannes Blaeu; coll. RDMZ.
Naast oude kaarten vormen archiefstukken vaak een tweede belangrijke, zij het meestal wat minder direct toegankelijke bron. Vooral Meischke heeft in dit verband gewezen op de waarde van de oude keurboeken en van eertijds voor diverse doeleinden gemaakte registers van huizen. Allerlei gegevens over de rangschikking, de maten, de bebouwing en het gebruik van de percelen kunnen hierin zijn opgenomen. Brielle bezit zeer vroege keuren; het oudste Brielse keurboek is van 1346. Verder is hier ook uit het brandemmerregister uit 1523 en uit het kohier van de tiende penning uit 1545 veel op te maken. De derde en misschien wel belangrijkste informatiebron wordt gevormd door de heden ten dage ter plaatse aan te treffen situatie. Immers, ook door de bestudering van de huizen en hun erven zoals zij zich nu voordoen, wordt inzicht in de historische ontwikkeling verkregen. In dit boek is van een aantal kernen op Voorne-Putten een kaartbeeld van de huidige situatie opgenomen (zie het zaakregister: nette plans). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BrielleGetuige de door Jacob van Deventer vervaardigde plattegrond van Brielle concentreerde zich omstreeks 1560 de bebouwing aldaar vooral langs de noord-zuidas (Voorstraat - Nobelstraat) en verder in de omgeving van het stadhuis, langs de Langestraat en aan weerszijden van de Maarlandse haven. Duidelijk zijn op deze plaatsen de huizenrijen te zien, slechts onderbroken door de verschillende zijstraten en door enkele bijzondere gebouwen. Johannes Blaeu tekende in 1649 in grote lijnen dezelfde situatie, met als enige opvallende verschillen de komst van het nieuwe wijkje in de noordoosthoek, waar aan beide zijden van de Nieuwstraat intussen huizen waren verrezen, en de aanleg van de Kaaistraat, die eveneens snel bebouwd was geraakt. Ten opzichte van dit in essentie laat-middeleeuwse beeld toont de kadastrale minuut van 1820 (afb. 23) opvallend weinig grote veranderingen. De stad is nu aan de zuidzijde ingekort, met als gevolg het verdwijnen van enige huizenreeksen aldaar, en verder is onder andere aan het Slagveld, aan het Scharloo en aan diverse zij- en achterstraten, zoals aan de Rozemarijnstraat, hier en daar een huizenrijtje opgetrokken. Een volledig aaneengesloten bebouwing is in de periode van circa 1650 tot 1820 echter nergens tot stand gekomen. In feite duurde het zelfs tot in de 20ste eeuw voordat aan het bestaande geheel weer nieuwe huizenrijen en kleine woonwijken werden toegevoegd. Binnen de omwalling gebeurde dit in de omgeving van het
345 Aaneengesloten bebouwing in het centrum van Brielle: gevelwand van de Voorstraat, met daarin opgenomen de voorgevel van de Jacobskerk; opname 1987.
Asylplein, achter de noordzijde van het Maarland en in de zuidwesthoek van de stad. In het recente verleden ten slotte verrees een nieuw wijkje ten oosten van de Voorstraat, tussen Geuzenstraat en Fransestraat (afb. 24). In de eerst na 1900 bebouwde stadsdelen staan veel huizen niet direct aan de straat, voorzien als zij zijn van een voortuin. Overal elders houdt de bebouwing zich echter vrijwel zonder uitzondering nauwkeurig aan de rooilijn. Terugliggende huizen komen in de oudere straten in het geheel niet voor en buiten de rooilijn is hier alleen gebouwd in het geval van een toevoeging in de vorm van een erker (Scharloo 8), een pothuisje (Voorstraat 159, hoek Maarland) of een - voormalige - galerij (Nobelstraat 88, in oorsprong geen woonhuis, maar het wachthuis aan de nu verdwenen Zuidpoort; zie pagina 62). Vrijstaande huizen zijn er in de oude stadsdelen eveneens nauwelijks. Overigens moet er zich omstreeks 1500 in de omgeving van de Catharijnekerk een aantal grote huizen van vooraanstaande Briellenaren hebben bevonden, geheel vrijstaand op ruime erven. Hiervan is echter alleen de later als weeshuis in gebruik genomen woning van Angelus Merula (zie pagina 253) bewaard gebleven. Getuige de kadastrale minuut hadden in 1820 de huizen aan de belangrijkste oude straten alle nog hun eigen stoep, die dus deel uitmaakte van het erf. Deze stoepen zijn op het minuutplan in de eerste plaats aangegeven aan weerszijden van het Maarland, van de noord-zuidas (Voorstraat - Nobelstraat) en van de oost-westas (Kaaistraat - Visstraat - Koopmanstraat - Wellerondom - Langestraat). Verder zijn zij getekend langs de westzijde van wat destijds de Groenmarkt genoemd werd (het op het Wellerondom aansluitende deel van de Venkelstraat), en langs de huizen aan het meest noordelijke gedeelte van het Slagveld. Opvallend is, dat in de meeste uitbreidingen van circa 1600 (de Kaaistraat, het meest oostelijke deel van het Maarland en het meest noordelijke deel van het Slagveld) de huiserven wèl met eigen stoepen zijn afgebeeld, maar dat deze bij de uit dezelfde tijd daterende Nieuwstraat geheel ontbreken. Op de plaatsen waar in 1820 eigen stoepen werden getekend, bestaat deze situatie thans nog steeds, met als uitzondering de as Voorstraat - Nobelstraat. De stoepen aan weerszijden van deze hoofdverkeersader werden in of kort na 1955 onteigend en vervangen door een trottoir. Alleen Voorstraat 27*, eigendom van de Vereniging ‘Hendrick de Keyser’, behield destijds de eigen stoep. De smalste huiserven in het tegenwoordige Brielle hebben een breedte van iets minder of iets meer dan vier meter. Dergelijke smalle erven komen in groten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getale voor, met name aan weerszijden van het Maarland en langs het meest noordelijke deel van de Voorstraat, maar ook langs bij voorbeeld de Langestraat, de Visstraat en het meest zuidelijke deel van de Nobelstraat. Deze minimumbreedte van ongeveer vier meter vindt haar oorsprong ongetwijfeld in de middeleeuwse situatie, die in hoofdzaak zal zijn gekenmerkt door kleine huizen met lemen wanden op smalle percelen. Het Brielse keurboek van 1346 bepaalde onder meer dat er geen vuur mocht branden in huizen smaller dan tien voet. De hier ter plaatse destijds gangbare Oostvoornse voet leverde zo een minimumbreedte voor de huizen op van 3,26 meter. Voorts werd tussen deze smalle huizen in de regel enige ruimte opengelaten, bedoeld als gang ten behoeve van de brandbestrijding en tegelijkertijd ook dienend als osendrop (= druipstrook). De totale erfbreedte kwam daarmee op ongeveer vier meter. In later tijd, bij de vervanging van de oorspronkelijke bebouwing door stenen huizen, werden de tussenruimten binnen de muren getrokken. De huizen gingen toen de gehele perceelsbreedte beslaan.
346 Gezicht op de noordzijde van het Maarland in Brielle. Smalle en bredere huizen wisselen elkaar af; opname 1991.
Naast de talrijke erven met de minimumbreedte van circa vier meter, bezit de stad verspreid ook nogal wat huiserven met een breedte die varieert van 5,5 tot 6,5 meter. Verder zijn vooral aan weerszijden van de centraal gelegen gedeelten van de Nobelstraat en de Voorstraat de percelen met de grootste breedte te vinden. Zo zijn er huiserven van circa acht meter breed, die zeer goed kunnen zijn ontstaan door het bijeennemen van twee oorspronkelijke percelen, waarop dan één groot stenen huis werd gebouwd. Op verschillende plaatsen is de breedte zelfs opgelopen tot ongeveer twaalf meter, in feite dus een drietal oude erven, waarop een groot huis met een bijbehorende zijkamer tot stand kwam. Deze grote huizen op brede percelen in het centrum van de stad ontstonden vooral in de loop van de 14de, 15de en 16de eeuw. Maar ook later werden nog naast elkaar gelegen huiserven samengevoegd. In de 18de eeuw leidde dit zelfs tot enkele percelen met een totale breedte van ruim vijftien meter. Op al deze ontwikkelingen en op de diverse, ermee verband houdende woonhuistypen wordt in het vervolg van dit hoofdstuk nader ingegaan. Wat de diepte van de huiserven betreft, die loopt in de verschillende gedeelten van de stad sterk uiteen. Zeer diepe percelen, met een lengte van 40 à 50 tot zelfs 70 meter, zijn te vinden aan de noordzijde van het Maarland en aan weerszijden van de Nobelstraat en de Voorstraat, met name in de omgeving van de Markt. Aanzienlijk minder diep zijn bij voorbeeld de erven in de scherpe hoek tussen de zuidzijde van het Maarland en het meest noordelijke gedeelte van de Voorstraat. De huizen aan de eerst in het begin van de 17de eeuw aangelegde Nieuwstraat hebben zelfs uiterst krappe erven. Aan de westzijde werden deze erven destijds afgenomen van de achtererven van de huizen aan de Voorstraat en aan de oostzijde werden zij van het begin af beperkt door een aldaar tot na 1900 aanwezige scheepswerf. Geheel of vrijwel geheel zonder achtererf zijn de kleine huizen die in een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
347 Markt 9 te Heenvliet met aangrenzende panden. Achter de smalle gevel gaat een huis op wigvormige plattegrond schuil; opname 1991.
348 Heenvliet, Markt 9. Plattegrond. Schaal 1:300. Tekening B. Kooij, 1991; naar tekening van J.H. Kooreman en J.J. Raue uit 1961.
smalle strook tussen de Langestraat en het St.-Catharijnehof zijn gebouwd. Min of meer in dezelfde situatie verkeren de meeste huisjes aan de zij- en achterstraten, zoals aan de Rozemarijnstraat. Deze huisjes werden in de loop der tijd op een stukje van de achtererven van aan de hoofdstraten staande huizen opgetrokken. Een apart geval vormen de diverse huizen die op of dicht bij de hoek van twee bebouwde straten werden gebouwd. Zij zitten elkaar als het ware ‘in de weg’ en hebben door plaatsgebrek eveneens geen achtererf. Sommige, meestal grotere huizen hebben een achtererf dat breder is dan het voorste gedeelte van het erf, breder dus ook dan het huis zelf. Deze situatie, van een achtererf dat verbreed is ten koste van de achtererven van een of meer belendende panden, komt onder meer op de noordzijde van het Maarland voor en aan weerskanten van de Voorstraat. Maarland Nz 48* en Voorstraat 27* zijn goede voorbeelden. Hoe waren de achtererven van de huizen, behalve dan door de huizen zelf, te bereiken? De kadastrale minuut van 1820 laat zien dat ook toen stegen of gangen tussen de huizen al vrijwel overal slechts uiterst sporadisch aanwezig waren. Een belangrijke uitzondering vormde ook in dit opzicht weer de Nieuwstraat, met niet minder dan twaalf gangen die naar de achtererven leidden. Elders waren deze gangen nauwelijks nodig, omdat Brielle weinig of geen echt gesloten bouwblokken liet zien. Elke belangrijke straat had haar eigen achterstraat, die slechts zeer ten dele bebouwd was en dan nog vaak met schuren, koets- of pakhuizen die behoorden bij de huizen aan de hoofdstraat. De achtererven waren dus meestal via deze achterstraat te bereiken. Enige aandacht dient ten slotte nog geschonken te worden aan de vaak grote niveauverschillen in de erven. Veel huizen werden namelijk tegen een dijk aangebouwd. Dit geldt zowel voor de huizen aan de Nobelstraat en de Voorstraat als voor de huizen aan weerszijden van het Maarland. De ligging tegen de dijk had tot gevolg dat het erf naar achter toe snel daalde. Hiervan werd gebruik gemaakt bij de bouw van ten dele of geheel onderkelderde achterkamers of achterhuizen. De niveauverschillen zijn heden ten dage nog goed waarneembaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De overige kernenWat de ligging, vorm en bebouwing van de huiserven betreft, komt de situatie in de kernen van met name Heenvliet, Abbenbroek, Zuidland en Zwartewaal in grote lijnen overeen met de Brielse: een min of meer aaneengesloten bebouwing van merendeels of uitsluitend diepe huizen op ten dele zeer smalle, tegen de dijk gelegen percelen. In de meeste gevallen is ook een achterstraat aanwezig, ter ontsluiting van de achtererven. In Abbenbroek zijn tussen de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
349 Gezicht op de Oostkade in Hellevoetsluis; opname 1964.
huizen bovendien nog verschillende gangen opengelaten. Achter op de erven staat vaak een schuur. Abbenbroek heeft met Heenvliet en Zuidland de bebouwing rond om de voormalige haven (nu vijver of marktplein) gemeen. In Zuidland zijn de huiserven op de beide westelijke hoeken van de Ring wigvormig en dat geldt ook voor de erven aan de zuidwestzijde van de Markt van Heenvliet. In Abbenbroek daarentegen is niet voor deze wigvormige oplossing gekozen. Opvallend verschil met de situatie in Brielle is verder de ligging van de kelders onder de huizen. In Brielle zijn zij vrijwel zonder uitzondering onder het middelste of achterste deel van het huis aangebracht, maar in Heenvliet, Abbenbroek en Zuidland liggen zij aan de voorkant, min of meer in het dijklichaam. Zuidland heeft, behalve om de Ring, ook langs de Dorpsstraat en de Breedstraat aaneengesloten bebouwing en deze is eveneens te vinden aan weerszijden van de haven van Hellevoetsluis, de Kerkstraat in Geervliet en de Dorpsstraat in Nieuwenhoorn. Voor het overige worden de twee laatste kernen echter gekenmerkt door verspreide, zelfs nog enigszins agrarisch getinte bebouwing op onregelmatig gevormde erven. Dit beeld is vooral voor de kleinere kernen op Voorne-Putten, zoals Hekelingen, Simonshaven, Nieuw-Helvoet en Vierpolders nog steeds karakteristiek te noemen, maar het bepaalt ook in hoge mate het aanzicht van het oude centrum van Oostvoorne. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De woonhuistypenOp grond van hun bouwmassa kunnen woonhuizen op tamelijk eenvoudige wijze al enigszins worden geordend. Toegepast op de huizen van Voorne-Putten levert een dergelijke globale ordening in eerste instantie twee hoofdtypen op: dat van het diepe en dat van het dwarse huis. Wanneer nu de bouwmassa wat nader wordt bekeken en wanneer daarbij de indeling en de constructie van de huizen wordt betrokken, dan kunnen binnen deze hoofdtypen verschillende subtypen worden onderscheiden. Allereerst is er het meest eenvoudige diepe huis, dat alleen een zolderverdieping bezit en geen belangrijke extra ruimten aan de achterkant of opzij. Daarnaast is er het diepe huis dat van een echte verdieping is voorzien. Verder kan aan een diep huis ook een achterkamer zijn toegevoegd en soms is er een uitbreiding zijwaarts, in de vorm van een of twee zijkamers. Ten slotte kan het diepe huis uit twee min of meer gelijkwaardige beuken bestaan; dan is er sprake van een tweebeukig of dubbel diep huis. Ook het dwarse huis komt in verschillende gedaanten voor. Het heeft veelal alleen een zolderverdieping, maar er zijn daarnaast ook dwarse huizen die van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een echte verdieping zijn voorzien. Zeldzaam zijn de tweebeukige dwarse huizen; deze bezitten een tweede, eveneens dwars geplaatste beuk tegen de achterzijde van de eerste. Op basis van hun plattegrond zijn deze tweebeukige huizen, samen met nog enkele andere op het eerste gezicht dwarse huizen, eerder als vierkant huis te beschouwen. Bij de hier ontwikkelde ordening in de diverse typen is uitgegaan van de tegenwoordige toestand waarin de huizen zich bevinden. Deze toestand is weliswaar in veel gevallen het resultaat van een aantal opeenvolgende verbouwingen en uitbreidingen, maar de loop van de bouwgeschiedenis van een huis heeft bij de indeling bij een der genoemde (sub)typen nooit een rol gespeeld. In zekere zin geldt dit niet helemaal voor het laatste ‘type’ dat is onderscheiden, namelijk dat van het huis dat zijn huidige vorm kreeg door het achter één nieuwe voorgevel samenvoegen van twee (of meer) reeds bestaande panden. Bij een dergelijke samenvoeging werden de samenstellende delen in het algemeen zodanig ingrijpend gewijzigd, dat hier wel van een afzonderlijke groep moet worden gesproken. Ook bij de indeling bij deze groep is de tegenwoordige toestand van een huis steeds het uitgangspunt geweest, maar anders dan bij de voorgaande (sub)typen geeft de benaming ‘huis ontstaan door samenvoeging’ hier al enig inzicht in de historische ontwikkeling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het diepe huisDrie belangrijke, met elkaar verband houdende kenmerken karakteriseren het diepe huis. Allereerst is de plattegrond in het algemeen meer diep dan breed. Verder liggen de balklagen doorgaans evenwijdig met de voorgevel. En ten slotte heeft de kap een nokrichting loodrecht op diezelfde voorgevel. In min of meer stedelijke situaties, met een aaneengesloten bebouwing langs straat, kade of plein, komt het diepe huis verreweg het meeste voor. Dit is met name het geval langs de hoofdstraten van Brielle, maar verder ook in de kernen van een aantal kleinere plaatsen, bij voorbeeld langs de Oostkade van Hellevoetsluis, rondom de Markt te Heenvliet, aan weerszijden van de Dorpsstraat zowel in Nieuwenhoorn als in Zwartewaal en in het centrum van Zuidland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eenvoudige diepe huis
350 Maarland Nz 41 te Brielle; schets B. Kooij, 1991.
In zijn meest eenvoudige vorm heeft het diepe huis een begane grond met twee achter elkaar gelegen vertrekken en daarboven niet meer dan een zolderverdieping. Van de twee vertrekken op de begane grond is het voorste gewoonlijk groter dan het ongeveer vierkante vertrek dat tegen de achtergevel ligt. Het voorste vertrek was in de oudere huizen oorspronkelijk het vaak onverwarmde ‘voorhuis’ en het vertrek erachter was dan de ‘binnenhaard’, de van een stookplaats voorziene woonkamer. De trap naar de zolder bevond zich meestal in een der twee hoeken achter in het voorhuis en verder lag er dikwijls een kleine kelder tegen de scheiding tussen de twee vertrekken. De zolder heeft vrijwel altijd een borstwering met een hoogte van 0,5 à 1 meter. De eenvoudige diepe huizen kunnen zeer klein zijn. Sommige zijn gebouwd op een perceel van minimumbreedte, dat wil zeggen niet meer dan ongeveer 4 meter breed (Brielle, Maarland Nz 45); andere zijn wat breder, tot circa 5,5 meter (Brielle, Maarland Nz 41). In de voorgevel is naast de deur soms één, soms een tweetal vensters aangebracht; voor meer dan twee vensters is geen ruimte. De huizen hebben in het algemeen een diepte van tussen de 10 en 15 meter; zij tellen in de meeste gevallen vijf of zes balk- of kapvakken. In Brielle staan veel van deze kleine huizen aan weerszijden van het westelijk gedeelte van het Maarland, langs het noordelijk uiteinde van de Voorstraat, langs het zuidelijk uiteinde van de Nobelstraat en aan straten als de Langestraat, de Kaaistraat en de Nieuwstraat. Hiernaast komen in deze stad ook eenvoudige diepe huizen van wat grotere breedte voor. Deze staan hoofdzakelijk in de nabijheid van de haveningang, aan de noordzijde van het Maarland en aan het Slagveld. Zo is Maarland Nz 24* bijna 6,5 meter breed en Slagveld 52 zelfs meer dan 7 meter. Vermoedelijk hadden deze bredere huizen, die verder ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorzien zijn van een ruime zolder met een tamelijk hoge borstwering, oorspronkelijk een gecombineerde woon- en opslagfunctie die verband hield met de visserij of de handelsvaart. In het algemeen is het eenvoudige diepe huis echter klein te noemen. Dit geldt zeker ook voor de kernen buiten Brielle. Met de inwendige ruimte in deze kleine, verdiepingloze huizen moest in de loop der tijd worden gewoekerd en vooral in de 19de en 20ste eeuw werd bij moderniseringen en uitbreidingen veel gewijzigd. Op een gegeven moment werd achter de vaak naar opzij verplaatste voordeur een van voor naar achter lopende gang aangebracht. Soms kon deze buiten het oorspronkelijke huis worden geplaatst. Zo werd bij Langestraat 37 in Brielle de gang die rechts van het huis naar de achtererven voerde, bij het huis getrokken. Een ander voorbeeld levert Slagveld 53, eveneens te Brielle. Dit huis, dat blijkens het kadastrale minuutplan in 1820 nog één geheel vormde met het bedrijfspand Slagveld 54-55, kreeg later, bij de splitsing van de beide panden, een smalle strook van het buurpand erbij ten behoeve van een gang. Overigens is bij verbouwingen in het recentere verleden, om ruimte te winnen, vooral uit de smalste huizen de gang vaak weer verdwenen. Een tochtportaal achter de voordeur is er dan voor in de plaats gekomen. Andere wijzigingen die veel eenvoudige diepe huizen in de loop der tijd hebben ondergaan, zijn het verwijderen van het keldertje, de vervanging van de oude spiltrap door een moderne steektrap, de vergroting van de keuken ten koste van het achterste gedeelte van de gang (of de aanbouw van een geheel nieuwe keuken tegen de achtergevel) en de afscheiding van een aantal slaapkamers op de zolder. Het type van het eenvoudige diepe huis is algemeen verbreid en de eeuwen door toegepast. Met een specifieke periode uit de geschiedenis is het dan ook niet in verband te brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het diepe huis met verdieping
351 Maarland Zz 4-5 te Brielle; schets B. Kooij, 1991.
De aanwezigheid van een verdieping beïnvloedt de indeling van de begane grond meestal niet wezenlijk. Het vroegere voorhuis en de voormalige binnenhaard blijven vaak min of meer herkenbaar en ook op de verdieping is er een hoofdindeling met twee achter elkaar gelegen vertrekken. Daarboven ligt de zolder, in de regel voorzien van een borstwering. De vertrekken op de verdieping liggen doorgaans op gelijke hoogte, maar in sommige huizen is er een zeker niveauverschil, zoals in Nobelstraat 84 te Brielle. Hier liggen de verdiepingvloer, de zoldervloer en de kap van het voorgedeelte duidelijk hoger dan de vloeren en de kap daarachter. De voormalige binnenhaard is dientengevolge een tamelijk laag vertrek. Het diepe huis met verdieping kan even smal zijn als het eenvoudige diepe huis. In Brielle zijn bij voorbeeld Wellerondom 4, Maarland Nz 5 en 6 en Langestraat 40* alle ongeveer 4 meter breed, terwijl een breedte van 5 à 5,5 meter, zoals van Voorstraat 131 en Maarland Zz 4-5, hier eveneens veel voorkomt. Deze vrij smalle diepe huizen met verdieping staan verspreid over de gehele Brielse binnenstad, maar bevinden zich ook hier en daar in de oudere kernen elders op het eiland. Hun voorgevels hebben zowel naast de voordeur als op de verdieping één of hooguit twee vensters. Bredere diepe huizen met verdieping zijn er ook, zij het niet in groten getale. Zij staan in Brielle voornamelijk in het centrum van de stad, in de omgeving van de Markt. Zo heeft het hoekpand Markt 2 (hoek Voorstraat) een breedte van niet minder dan 8 meter, met een voorgevel met drie vensterassen. De diepe huizen met verdieping zijn veelal tussen de 10 en 15 meter diep, maar door de aanwezigheid van de bovenkamers kon hier en daar ook wel met een geringere diepte genoegen worden genomen. In Brielle meten bij voorbeeld Voorstraat 117 en Raas 1 (hoek Langestraat) niet veel meer dan 8 meter. Dat het aantal balk- of kapvakken bij deze geringere diepte ook kleiner is dan het gebruikelijke vijf- of zestal, spreekt vanzelf. Aparte vermelding verdienen ten slotte nog enkele huizen die in zekere zin tussen het eenvoudige diepe huis en het diepe huis met verdieping in geplaatst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zouden kunnen worden. Het gaat hier om huizen die alleen boven het achtergedeelte een verdieping bezitten. Brielse voorbeelden hiervan zijn Voorstraat 126 en Slagveld 51, beide tegen een dijk aangebouwd. Ook voor het diepe huis met verdieping geldt dat het niet met één bepaald historisch tijdvak te verbinden is. Huizen van dit type zijn gebouwd vanaf de late middeleeuwen tot in de huidige tijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het diepe huis met achterkamer
352 Maarland Nz 10 te Brielle; schets B. Kooij, 1991.
Wanneer het diepe huis zich verder in de diepte ontwikkelde, kreeg het veelal een achterkamer, een derde hoofdvertrek gelegen achter het voorhuis en de binnenhaard. Deze achterkamer komt nogal eens voor bij huizen die ook van een verdieping zijn voorzien. De ‘achterkamer’ is dan vaak een min of meer apart bouwdeel, dat zelf ook een verdieping heeft. Een goed voorbeeld is Maarland Nz 10 te Brielle. Dit is een hoog huis dat tegen zijn achtergevel een smaller en lager aanbouwsel heeft, bestaande uit een begane grond en een verdieping onder een eigen zadeldak. Diepe huizen zonder een echte verdieping, maar mèt een achterkamer, zijn in Brielle Maarland Nz 43 en Maarland Zz 49. Zij hebben achter de voormalige binnenhaard een forse opkamer boven een onderhuis. Met hun achterkamer hebben deze nauwelijks 4 meter brede panden een diepte van ongeveer 20 meter bereikt. Dat deze achterwaartse ontwikkeling met name in Brielle kon leiden tot panden van nog grotere diepte, blijkt bij voorbeeld uit Maarland Nz 47*, in totaal ongeveer 27 meter diep. De ontwikkeling van het diepe huis met achterkamer lijkt in Brielle vooral in de 15de, 16de en vroege 17de eeuw geplaatst te moeten worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het diepe huis met zijkamer
353 Nobelstraat 19 te Brielle; schets B. Kooij, 1991.
Diepe huizen voorzien van een zijkamer komen in Brielle tamelijk veel voor. Kenmerkend voor deze huizen is de aanwezigheid van een smaller en meestal ook minder diep bouwdeel opzij van het hoofdhuis. Dit hoofdhuis heeft in Brielle vrijwel altijd een verdieping, de zijkamer is er veelal lager en voorzien van een eigen kap. Soms is het samenstel van hoofdhuis en zijkamer ook aan de voorgevel nog af te lezen, zoals bij voorbeeld bij Voorstraat 27* en bij Nobelstraat 19. Bij beide huizen staat rechts van het zeer forse hoofdhuis een veel lager en smaller bouwdeel, dat bovendien ook veel minder diep is. Als extra bijzonderheid moet worden vermeld dat zich bij Nobelstraat 19 achter de zijkamer een binnenplaatsje bevindt en dat daarachter een tweede zijkamer onderscheiden kan worden. Het zijn alleen enkele van de oudste grote stenen huizen (Nobelstraat 14 en 19 en Voorstraat 4-6), die een tweetal zijkamers met daartussen een binnenplaatsje bezitten. Bij Voorstraat 4-6 staat op het plaatsje bovendien een vierkante stenen traptoren. Of hoofdhuis en zijkamer in oorsprong tegelijk zijn gebouwd, is in Brielle in de meeste gevallen onduidelijk. De zijkamer lijkt in het algemeen jonger, maar latere verbouwingen maken het vaak moeilijk hierover een duidelijke uitspraak te doen. Daarnaast is het, als gevolg van de talrijke splitsingen en samenvoegingen die in het verleden hebben plaatsgevonden, van veel oude Brielse huizen slechts met de grootste moeite of in het geheel niet meer uit te maken of de situatie van een hoofdhuis met een zijkamer er ooit heeft bestaan. Op basis van archiefgegevens uit de eerste helft van de 16de eeuw maakt Meischke dit op tal van plaatsen aannemelijk, maar lang niet overal is daar nu nog een huis met een zijkamer te vinden. Zo moet het hoekpand Markt 9-10 vroeger het nu zelfstandige huis Nobelstraat 1 als zijkamer hebben gehad. Bij meer huizen moet de zijkamer op een gegeven moment als zelfstandig pand in gebruik zijn genomen. Ten slotte bezit Brielle ook huizen die in hun plattegrond duidelijk een zijkamer laten zien, maar waar deze in het opgaande werk volledig in het tegenwoordige huis is opgenomen, dat wil zeggen voorzien van een verdieping en onder één kap met de rest van het huis. Goede voorbeelden hiervan zijn Maarland Nz 31 en 38 en het rechter gedeelte van Nobelstraat 20. Deze huizen hebben een vier traveeën brede voorgevel, met de smalle zijkamer aan één | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kant van de achter de voordeur gelegen gang en de hoofdvertrekken aan de andere kant. Het diepe huis met zijkamer is ook buiten Brielle te vinden, maar heeft daar meestal een enigszins andere gedaante aangenomen. Een goed voorbeeld hiervan is Markt 13 (het oude raadhuis) te Heenvliet (zie pagina 106). Hier was de direct achter de voorgevel gelegen zijkamer rechts oorspronkelijk een onderkelderde opkamer, voorzien van een eigen, dwars geplaatste kap. Een dergelijke zijkamer, dwars en onderkelderd, was in de 16de en 17de eeuw een gewoon verschijnsel op het platteland van Voorne-Putten. Bij de boerderijen buiten de dorpskernen is deze zijkamer nu nagenoeg geheel verdwenen (zie pagina 348). Woonhuizen met een onderkelderde opkamer komen hier en daar nog voor, zoals in Abbenbroek (Ring 10 en 22), Heenvliet (Markt 15) en Zuidland (Ring 5). Het diepe huis met zijkamer zoals dat in Brielle voorkomt, is als geheel meestal moeilijk te dateren. In de eerste helft van de 16de eeuw was het type in elk geval volop in zwang. Of het in oorsprong veel ouder is, is alleen met behulp van gericht bouwhistorisch onderzoek wellicht nog te achterhalen. In de loop van de 17de eeuw en daarna bleef een aantal oudere panden herkenbaar als een huis met zijkamer. Nieuwe voorbeelden van dit type zullen toen alleen nog min of meer bij toeval ontstaan zijn, bij de samenvoeging van huizen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het dubbele diepe huis
354 Voorstraat 43 te Brielle; schets B. Kooij, 1991.
In een beperkt aantal gevallen is de zijwaartse ontwikkeling dusdanig ver voortgeschreden, dat niet langer van een huis met een zijkamer kan worden gesproken. Wanneer de beide naast elkaar geplaatste bouwlichamen in breedte, hoogte en diepte min of meer gelijk zijn, dan is er sprake van een tweebeukig of dubbel diep huis. Het beste en meest gave voorbeeld hiervan is Maarland Nz 48* te Brielle. Dit huis heeft achter een dubbele topgevel twee volkomen gelijke helften links en rechts. Een tussenpositie neemt Nobelstraat 21-23, eveneens in Brielle, in. Hier is het rechterdeel duidelijk nog lager dan het linker, maar het is wel al even breed en diep, met achter elkaar twee vertrekken, waarvan het achterste uitgevoerd als onderkelderde opkamer. Een ander dubbel diep huis te Brielle, Voorstraat 45, heeft achter de dubbele topgevel aan de voorzijde een ingewikkeld samenstel van ruimten, dat in feite in een aantal fasen ontstond en dat in veel mindere mate twee gelijke helften laat zien. In hoeverre Voorstraat 43, eveneens met een dubbele topgevel aan de voorzijde, oorspronkelijk aan het ‘ideaalbeeld’ van een dubbel diep huis beantwoordde, kon door de vrijwel totale vernieuwing van het huis niet meer worden vastgesteld. Buiten Brielle zijn geen voorbeelden van het dubbele diepe huis aangetroffen. Wel is het waarschijnlijk dat zich ter plaatse van het tegenwoordige pand Ring 21 te Zuidland, achter de op oude foto's nog zichtbare dubbele trapgevel, een dergelijk huis heeft bevonden. Voor zover bekend dateren de dubbele diepe huizen alle uit de 16de of vroege 17de eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het dwarse huis
355 Burgemeester Letteweg 5 te Oostvoorne; schets B. Kooij, 1991.
Dit huistype wordt gekenmerkt door een plattegrond die veelal meer breed is dan diep, door balklagen die in de regel loodrecht op de voorgevel liggen en door een kap met een nokrichting evenwijdig met de voorgevel. Het dwarse huis komt in Brielle slechts sporadisch voor. Het is er duidelijk gekoppeld aan de diepte der percelen. Vrijwel alleen daar waar er voor diepe huizen op lange percelen geen ruimte was, zoals met name aan de oostzijde van het kerkhof van de Catharijnekerk en verder hier en daar aan achterstraten, verrezen dwarse huizen. Dwarse huizen met een echte verdieping zijn Langestraat 13 en 25*. De grotere dwarse huizen hebben op de begane grond meestal een indeling met een van voor naar achter lopende middengang. Kleine dwarse huizen met alleen een zolderverdieping staan, behalve aan de Langestraat, onder meer ook aan de Rozemarijnstraat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
356 Geervliet, ‘Swaaneburg’ (Burgemeester van der Minnelaan 12). Plattegrond en dwarsdoorsneden. Schaal 1:300. Tekening B. Kooij, 1987; naar bestaande tekening uit 1982.
De oudste dwarse huizen in Brielle dateren, voor zover bekend, uit de 17de eeuw. Elders op het eiland is het dwarse huis aanzienlijk talrijker aanwezig. Vooral daar waar men minder moest woekeren met de beschikbare ruimte, dat wil zeggen op het platteland, in de kleine dorpen en aan de randen van de grotere kernen, zijn veelal vrijstaande, dwarse huizen te vinden. Een voorbeeld is het voormalige diaconiehuisje Burgemeester Letteweg 5 te Oostvoorne (zie pagina 251). Binnen een aaneengesloten huizenrij is het dwarse huis zeldzamer. Het komt in die situatie bij voorbeeld voor rond de Ring van Abbenbroek en het domineert zelfs de Kerkstraat in Geervliet, waar na de verwoestende brand van 1743 de bebouwing aan weerszijden volledig nieuw werd opgetrokken. De dwarse huizen werden in de 17de, maar veel meer nog in de 18de en 19de eeuw gebouwd. Tot na 1900 verrezen op tal van plaatsen kleine, lage dwarse huizen in rijtjes van twee of drie onder één doorlopend zadeldak: armhuisjes, dijkhuisjes, arbeiderswoningen en dergelijke. Naast deze uiterst simpele dwarse huizen werden vooral in de 19de eeuw op het eiland ook forsere en meer voorname, vrijstaande dwarse huizen gebouwd. Een voorbeeld hiervan is de van een verdieping voorziene, voormalige notariswoning Raadhuisstraat 33 in Zuidland. Met alleen een zolderverdieping boven de begane grond zijn de in en buiten de dorpen veel voorkomende rentenierswoningen uitgevoerd. Deze dwarse huizen dateren voornamelijk uit de tweede helft van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Westdijk 20 ten westen van Hekelingen en Oude
357 De voormalige pastorie te Abbenbroek; opname 1990.
Veerdam 2 en 4 ten oosten van Zuidland zijn voorbeelden. Ook ‘Swaaneburg’ (Burgemeester van der Minnelaan 12) te Geervliet (zie ook afb. 87-88) is een renteniershuis. Dit monumentale vrijstaande pand uit 1857 is voorzien van een koetshuis en heeft onder het tamelijk flauw hellende, dwars geplaatste schilddak een vrijwel vierkante plattegrond, met aan weerskanten van een middengang zowel een voor- als een achterkamer. Deze plattegrond maakt dat hier eerder van een vierkant dan van een dwars huis gesproken moet worden. Andere voorname huizen buiten Brielle, met name de dorpspastorieën, laten een zelfde opzet zien. Zo heeft de voormalige pastorie (Kerkplein 4) te Abbenbroek aan de voorzijde een monumentale lijstgevel met een verdieping, maar aan de achterzijde, onder het daar verder naar beneden doorlopende dakvlak, alleen een begane grond; de plattegrond is hierdoor vrijwel exact vierkant. Verder zijn er verschillende vierkante huizen met twee achter elkaar geplaatste dwarse daken, zoals Tolstraat 2 te Geervliet, Stationsweg 7 te Zuidland en de van een verdieping voorziene pastorie (Smitsweg 49) te Nieuw-Helvoet. Zeldzamer zijn de vierkante huizen met een omlopend schilddak, zoals Burgemeester Letteweg 36 te Oostvoorne. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het vierkante huis, hier behandeld als een monumentaler uitwerking van het gewone, rechthoekige dwarse type, raakte op Voorne-Putten waarschijnlijk vanaf het einde van de 18de eeuw langzamerhand in zwang voor de grotere, meer voorname woning buiten de stedelijke structuur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het huis ontstaan door samenvoeging
358 Voorstraat 128-130 te Brielle; schets B. Kooij, 1991.
De huizen van deze groep, die zich hoofdzakelijk tot Brielle beperkt, tonen onderling in allerlei opzichten zeer grote verschillen. Zij ontstonden door de samenvoeging van bestaande panden, veelal diepe huizen, die soms groot, soms klein waren en die al of niet van verdiepingen, achter- of zijkamers waren voorzien. Wel kregen zij daarbij altijd één nieuwe voorgevel, die een eenheid moest suggereren. Achter deze voorgevel is op het huis vaak een ondiepe dwarse kap aangebracht. Op deze kap sluiten dan de veelal lagere, diepe kappen van de oudere samenstellende delen aan. Een zeer monumentaal voorbeeld van een samenvoeging is Nobelstraat 7-9* (nu in gebruik als winkelpand). Hier zijn een diep huis met een zijkamer en een enkelvoudig diep huis samengetrokken. Een zelfde combinatie leverde het zes traveeën brede huis Voorstraat 31 (thans het kantongerecht) op. Veel bescheidener van omvang, maar volgens hetzelfde principe aangepakt, is Voorstraat 128-130; dit is een samenvoeging van twee kleine diepe huizen. Buiten Brielle komt het min of meer monumentale huis dat het resultaat is van een samenvoeging, nauwelijks voor. Het ambachtsherenhuis van Heenvliet (zie pagina 382) is hierop een relatief vroege, belangrijke uitzondering. De meeste huizen die op deze manier ontstonden door de samenvoeging en verbouwing van bestaande panden, dateren in hun ‘nieuwe’ gedaante uit de 18de of vroege 19de eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een eenvoudig diep huis: Maarland Noordzijde 24, Brielle
359 Brielle, Maarland Nz 24. Plattegrond en dwarsdoorsnede. Schaal 1:300. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekening van Ph.J.W.C. Bolt uit 1957.
Maarland Nz 24 (oud adres: Maarland 24) is een diep huis van vrij bescheiden afmetingen, iets minder dan 6,5 meter breed en ongeveer 12 meter diep. Het pand, dat uit het eerste kwart van de 17de eeuw dateert, heeft boven de begane grond alleen een zolderverdieping. Het staat op een schuin ten opzichte van de rooilijn gelegen perceel, aan het meest oostelijke gedeelte van de noordzijde van het Maarland. Het huis bezit een zadeldak tussen twee topgevels. De rijk versierde, uit de bouwtijd van het pand daterende trapgevel aan de voorzijde heeft een pui van veel recenter datum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ArchivaliaRDMZ, dossiers (vanaf 1925). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LitteratuurVoorloopige Lijst, 20; J.H. Been, ‘Een Brielsch Admiraalshuis?’, Heemschut 2 (1925), nr. 7 (met ‘Bijschrift’ van A.A. Kok); Jaarverslagen Vereniging ‘Hendrick de Keyser’ 1925, 6-7, en 1960, 17; Verslag der Provinciale Zuidhollandsche Archeologische Commissie 1925, 2-4; J. Gratama en F.A.J. Vermeulen, Oude Nederlandsche bouwkunst in het bezit van de Vereeniging ‘Hendrick de Keyser’, tweede druk, Amsterdam 1944, 20, 36 en afb. 92 en 93; Meischke en Zantkuyl, 151-152. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbeeldingenFoto's van de voorgevel uit 1925 en 1956, coll. RDMZ. Bouwkundige tekeningen: opmetingstekeningen en restauratieontwerpen uit 1957-'60 door Ph.J.W.C. Bolt, coll. RDMZ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis en bouwgeschiedenisHet meest oostelijke gedeelte van het Maarland werd kort na 1600 binnen de vesting getrokken en vrijwel onmiddellijk daarna moet dit huis hier zijn gebouwd. Meischke en Zantkuyl vermelden de chirurgijn Jan Pansers als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
360 Voorgevel van Maarland Nz 24; opname 1962.
mogelijke bewoner in 1628; anderen opperen de latere vice-admiraal Witte Cornelisz. de With als de bouwheer en eerste bewoner. Van Witte de With is bekend dat hij in 1627 een bestaand huis met erf, ‘staende en leggende aende noortsijde vant Maerlandt’, door koop verwierf en verder dat hij zowel in 1640 als in 1654 een huis aan het Maarland verkocht. Geen van deze vermeldingen is echter met zekerheid aan Maarland Nz 24 te koppelen. In de richting van de beroemde vlootvoogd zou wel de gevelsteen in de voorgevel kunnen wijzen. Deze steen toont de aartsengel Michaël die de duivel verslaat en het was in 1646 dat Witte de With in de Franse ridderorde van Saint-Michel werd opgenomen. Of hij hier ook werkelijk heeft gewoond, blijft echter onzeker. In 1733 was het huis in het bezit van de stad. Het had destijds in de voorgevel een uurwerk met een slagklok, waarmee het spuien van de haven werd aangekondigd. Later in de 18de eeuw kwam het pand weer in particuliere handen. De oorspronkelijke, waarschijnlijk houten pui verdween vermoedelijk in de 19de eeuw. Ervoor in de plaats kwam een stenen pui, eerst nog met de deur in het midden, later met de deur geheel links. In 1925 werd het huis, in deplorabele staat, aangekocht door de Vereeniging ‘Hendrick de Keyser’. Direct werden enige verbeteringen uitgevoerd, waarbij de voorgevel werd ontdaan van saus- en pleisterlagen. In 1937 volgde een nieuwe opknapbeurt. Nu werden de vensters in de voorgevel voorzien van ramen met een kleine roedenverdeling. Een algehele restauratie vond plaats in 1960-'61 onder leiding van architect Ph.J.W.C. Bolt. Hierbij werd met name de fundering van de voorgevel verbeterd, terwijl verder de indeling van het huis verschillende wijzigingen onderging. Tevens werd de achtergevel ontpleisterd, waarna onder de te voorschijn gekomen bogen de vensters op hun oude plaats werden teruggebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ExterieurDe op vlucht gebouwde voorgevel is opgetrokken uit helderrode baksteen (formaat 18,5 × 9 × 4 cm, 10 lagen 49 cm), met zandstenen speklagen die het metselwerk boven de begane grond verlevendigen. Het metselwerk toont in de koppenlagen klezoren, die echter merendeels het produkt zijn van de diverse 20ste-eeuwse restauraties. De trapgeveltop heeft sierankers, zandstenen dekplaten en verder diverse gebeeldhouwde versieringen: rolwerkornamenten op het tweede en het vierde stel trappen, diamantkoppen en gebeeldhouwde kopjes in de strekken boven de vensters, de gevelsteen tussen de verdiepingvensters en een kraagsteen onder de toppilaster. De gevel wordt bekroond door een uit Edam afkomstig en bij de restauratie van 1960-'61 hier aangebracht, schildhoudend leeuwtje. De gevelsteen, met in een staand ovaal de aartsengel Michaël die de duivel overwint en daaromheen de spreuk PERFER ET OBDUR(A) (= ‘verdraag en
361 Gevelsteen met de aartsengel Michaël en de duivel; opnamen 1990.
volhard’), werd tijdens de laatste restauratie gerepareerd en opnieuw gepolychromeerd. De ramen zijn alle schuiframen voorzien van een kleine roedenverdeling, behalve het raam boven in de top, dat bij genoemde restauratie in de onderste helft een middenstijl en twee luikjes kreeg. Ook het bovenlicht boven de voordeur is een produkt van de restauratie van 1960-'61. De achtergevel is een tuitgevel van gele baksteen, met vlechtingen in de top en met ontlastingsbogen boven de vensters. De bogen in de top zijn van rode baksteen. De ramen, alle met een kleine roedenverdeling, zijn van 1960-'61. Het dak is gedekt met oranjerode Hollandse pannen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterieurHet huis heeft onder de zoldervloer een enkelvoudige eiken balklaag. De balken lopen min of meer evenwijdig met de voor- en achtergevel. Zij worden aan weerszijden ondersteund door houten consoles. Deze tonen een profiel in de vorm van een omgekeerd ojief tussen een hol en een bol. Achter de voordeur loopt van voor naar achter een gang. Rechts van deze gang bevinden zich achter elkaar de woonkamer en de keuken, met daartussen onder meer de trap naar boven. Het voorste gedeelte van de gang is eerst in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
loop van de 19de of in het begin van de 20ste eeuw aangebracht. Oorspronkelijk zal achter de waarschijnlijk houten pui over de volle breedte van het pand een onverwarmd voorhuis hebben gelegen. Dit voorhuis was toegankelijk via de midden in de pui geplaatste voordeur. Later werd aan weerszijden van deze ingang een zijvertrek afgescheiden. Met de verplaatsing van de voordeur naar opzij kwam aan deze situatie een einde. Achter het voorhuis lag van oudsher de binnenhaard. De stookplaats bevond zich hier tegen de rechter zijgevel, terwijl links van dit vertrek een gang naar de achterdeur liep. De huidige keuken, de schouw en de zijgang weerspiegelen in grote lijnen deze oorspronkelijke situatie. De schouwen in keuken en woonkamer zijn beide een produkt van de restauratie van 1960-'61. Tegelijkertijd kreeg de woonkamer een houten achterwand, met paneeldeuren in een pilasteromlijsting. Deze in oorsprong 18de-eeuwse wand was afkomstig uit een huis in Amsterdam. De zolder, thans bereikbaar via een moderne trap, heeft een tamelijk hoge borstwering. De kapconstructie telt drie eikehouten gebinten, elk met twee dekbalkjukken en een driehoekspant boven elkaar. De driehoekspanten dragen de nokgording. De onderste jukken hebben windschoren onder de flieringen. De gebinten tonen gehakte telmerken, met links streepjes die langer zijn dan rechts. Op de onderste dekbalken ligt thans een vliering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een diep huis met verdieping: Langestraat 40, Brielle
362 Brielle, Langestraat 40. Plattegrond en dwarsdoorsnede. Schaal 1:300. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekening van Ph.J.W.C. Bolt uit 1950.
Langestraat 40 (oud adres: Langestraat 39) is een klein diep huis, dat van het begin af in het bezit is geweest van een verdieping. Het werd in de eerste helft van de 16de eeuw op een perceel van minimumbreedte gebouwd. Het is 4,3 meter breed en iets minder dan 11 meter diep. Het pand staat dicht bij het Raas, daarvan slechts gescheiden door het hoekhuis Raas 1, waarmee het een tijdlang één geheel heeft gevormd. In de voorgevel en in het inwendige zijn nog enkele restanten van de eerste, laat-gotische bouwfase bewaard gebleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ArchivaliaRDMZ, dossiers (vanaf 1948). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LitteratuurVoorloopige Lijst, 21; Meischke 1965, 64-65; Klok Jzn. 1980, 94. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbeeldingenBouwkundige tekeningen: opmetingstekeningen en restauratieontwerpen uit 1953-'55 door Ph.J.W.C. Bolt, coll. RDMZ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis en bouwgeschiedenisMede op basis van een vermelding in het brandemmerregister van 1523 houdt Meischke het voor mogelijk dat het huis kort voordien voor een kanunnik van de St.-Catharijnekerk werd gebouwd. Zeker is dit niet. Een datering in de eerste helft van de 16de eeuw is echter wel zeer waarschijnlijk. Later, eind 16de of eerste helft 17de eeuw, verrees ter rechterzijde het huidige hoekpand Raas 1. Dit werd zonder eigen linker zijgevel tegen het reeds bestaande huis aangebouwd. In de loop der tijd ondergingen beide panden ingrijpende wijzigingen. Hun geveltoppen werden afgebroken en op een bepaald moment werden zij samengetrokken, waarbij een fors gedeelte van de gezamenlijke bouwmuur werd verwijderd. Dit gebeurde in elk geval vóór 1820, want op het kadastrale minuutplan zijn de twee huizen al samengevoegd. In het zo ontstane geheel was lange tijd een wagenmakerij gevestigd. In 1948 werd het verwaarloosde en vervallen ‘Wagenmakershuis’ door de gemeente Brielle aangekocht. Vervolgens kreeg het architectenbureau Meischke en Schmidt te Rotterdam opdracht om een restauratieplan te maken. Hierbij werd ervan uitgegaan dat het geheel weer in twee aparte woningen gesplitst zou worden. Begin 1950 meldde het Rijksbureau voor de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
363 Voorgevels van Langestraat 40 en Raas 1; opname 1958.
Monumentenzorg dat met de architecten was besproken ‘dat zij de restauratie moeten zoeken in een consolidering van het bestaande en zeker niet in een reconstructie met kwasie Gothische topgevels enzovoort’. De architecten konden zich hiermee niet verenigen en de restauratie raakte in het slop. Eind 1953, nadat nog even overwogen was om het museum vanuit de waag naar het Wagenmakershuis te verplaatsen, kwam er een nieuw restauratieplan voor twee aparte woningen op tafel. Het was van de hand van architect Ph.J.W.C. Bolt (die op dat moment ook werkte aan de restauratie van de waag). Dit plan werd in 1955-'57 uitgevoerd. Het hoekpand kreeg hierbij weer twee geveltoppen, maar bij Langestraat 40 werd het schilddak gehandhaafd. Inwendig kregen beide huizen een volledig nieuwe indeling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ExterieurDe enigszins op vlucht gebouwde, smalle voorgevel is geheel opgetrokken uit gemengd geelgroene en rose baksteen (formaat 18 × 8,5 × 4 cm, 10 lagen 53 cm), met hoekblokjes van Ledesteen. Een band van Ledesteen scheidt begane grond en verdieping. Boven de verdieping wordt de gevel abrupt afgesloten door een houten goot op klossen. Geheel rechts in de gevel bevindt zich een hoge spitsboognis met geprofileerde laat-gotische omlijsting. Deze nis, versierd met blokjes van Ledesteen, bevat de voordeur met bovenlicht. Boven in de spitsboog is een driepasversiering aangebracht. De nis en de blokjes geven duidelijk aan dat dit huis van de aanvang af een stenen pui bezat. De groen geverfde voordeur is een laat-18de-eeuwse paneeldeur met enige gesneden versieringen in Lodewijk-XVI-stijl. Het bovenlicht heeft, evenals het zeer grote, veertigruits schuifraam links van de voordeur, een kleine roedenverdeling zoals die ook vóór de restauratie reeds aanwezig was. Dit geldt niet voor het tweelichtvenster op de verdieping. Dit is in zijn geheel een restauratieprodukt. In de eveneens afgeknotte achtergevel bevinden zich rechts een achterdeur met bovenlicht en daarboven een schuifraam, alles voorzien van een kleine roedenverdeling. Het schilddak is gedekt met oranjerode Hollandse pannen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterieurHet huis heeft zowel onder de verdieping- als onder de zoldervloer een samengestelde eiken balklaag. De moerbalken zijn evenwijdig met de voorgevel gelegd. De balkvakken, vijf in getal, hebben niet alle dezelfde afmetingen. Het tweede vak is aanmerkelijk groter (dieper), het derde veel kleiner (ondieper) dan de andere. Van een constructie met muurstijlen onder de moerbalken werden tijdens de restauratie alleen in het voorste gedeelte van het huis restanten aangetroffen. Thans zijn op de begane grond en op de verdieping alleen onder de eerste moerbalk achter de voorgevel muurstijlen met korbelen en sleutelstukken met laat-gotisch peerkraalprofiel aanwezig. De tweede moerbalk op de begane grond heeft sleutelstukken met ojiefprofiel; de overige moerbalken hebben eenvoudige houten consoles. Een en ander zou kunnen wijzen op een wellicht omstreeks 1600 uitgevoerde verbouwing van vooral het achterste gedeelte van het huis, misschien verband houdend met de bouw van het buurpand ter rechterzijde. Sinds de restauratie liggen op de begane grond een woonkamer ter grootte van de eerste twee balkvakken, daarachter een gedeelte met onder meer de trap naar boven en tegen de achtergevel een keuken. De trap is een nieuw gemaakte spiltrap. De oorspronkelijke indeling gaf waarschijnlijk een onverwarmd voorhuis van drie vakken te zien, met daarachter de normale binnenhaard. In het derde vak rechts bevond zich vermoedelijk de trap. De binnenhaard zal de stookplaats tegen de linker zij wand hebben gehad. Sporen van een tweede stookplaats werden tijdens de restauratie op de verdieping aangetroffen. Links in het tweede vak bevond zich hier namelijk nog de achterwand van een smalle haard, opgebouwd uit kleine rode plavuizen (formaat 15 × 15 cm). De kapconstructie, eerder reeds gewijzigd, werd bij de restauratie vrijwel volledig vernieuwd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een diep huis met achterkamer: Maarland Noordzijde 47, Brielle
364 Brielle, Maarland Nz 47. Plattegrond en lengtedoorsnede. Schaal 1:300. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
Maarland Nz 47 is een diep huis met een verdieping en een zeer forse achterkamer. Het staat op een tamelijk smal perceel, niet meer dan 5,5 meter breed, dat enigszins schuin ten opzichte van de rooilijn is gelegen. Op dit perceel verrees oorspronkelijk, in het laatste kwart van de 15de eeuw, een klein en verdiepingloos huis. Dit ontwikkelde zich vervolgens in de loop van de 16de eeuw tot het huidige, hoge en ongeveer 27 meter diepe pand. Het huis heeft een trapgevel aan de voorzijde en toont uit- en inwendig sporen van in totaal minstens zes belangrijke bouwfasen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ArchivaliaRDMZ, dossiers (vanaf 1965). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LitteratuurMeischke 1965, 68-69. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbeeldingenFoto's van de voorgevel uit 1962 en 1966, coll. RDMZ. Bouwkundige tekeningen: opmetingstekeningen en restauratieontwerpen uit 1965-'68 door J. Walraad, coll. RDMZ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis en bouwgeschiedenis
365 Reconstructie van de oorspronkelijke houten pui van Maarland Nz 47. Schaal 1:150. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekening van J. Walraad uit 1968. Daaronder de doorsnede van een kozijnstijl uit deze pui (restant in het huis nog aanwezig), in 1990 opgemeten en getekend door B. Kooij. Schaal 1:10.
Het oorspronkelijke, laat-15de-eeuwse huis bezat, zoals gezegd, geen verdieping. Het had onder de zoldervloer een samengestelde balklaag en telde tussen voor- en achtergevel vijf balkvakken. De indeling kan de in Brielle en elders veel voorkomende zijn geweest: een drie vakken diep voorhuis met daarachter een ongeveer vierkante binnenhaard van twee vakken. Van dit eerste huis zijn - midden in het tegenwoordige pand - de achtergevel en de achterste gedeelten van de zijgevels en van de houtconstructie op de begane grond nog over. In het eerste kwart van de 16de eeuw werd aan de achterzijde een kamer van bescheiden afmetingen aangebouwd. Van deze achterkamer, thans de hal met het trappenhuis, zijn alleen de muren bewaard gebleven. In het tweede kwart van de 16de eeuw volgde een grootscheepse uitbreiding. Een nieuwe, vier vakken diepe achterkamer werd toegevoegd en tegelijk werd op het gehele huis, met uitzondering van het voorhuis, een verdieping aangebracht. Op deze verdieping werd een nieuwe kap gezet. Dit alles moet voor 1545 wel zijn beslag hebben gekregen, aangezien het geheel in het kohier van de tiende penning uit dat jaar wordt aangeduid als een ‘groot huys met zijn boogaert’ en geschat op een huurwaarde van 18 pond. Het huis werd op dat moment bewoond door burgemeester Pieter Steurs. Deze bezat tegelijkertijd ook het veel kleinere buurhuis ter rechterzijde (thans Maarland Nz 46), waarvan Meischke vermoedt dat het als zijkamer bij het grote huis behoorde. Vervolgens restte alleen nog de aanpak van het oude, lage voorhuis. Op grond van de hierna nog te noemen haardsteen uit 1589, die werd aangetroffen op de verdieping van het tegenwoordige voorhuis, kan de bouw van dit laatste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omstreeks 1590 worden gedateerd. Het nieuwe voorhuis kreeg een trapgevel met houten pui, een representatieve voorkamer op de verdieping en een hoge kap daarboven. Het werd bovendien ten opzichte van het oude voorhuis zowel naar links als naar rechts iets uitgebreid, doordat aan weerskanten de osendrop (= druipstrook tussen twee huizen) erbij werd getrokken. In de eeuwen na de 16de onderging het huis een reeks grotere en kleinere wijzigingen. Ingrijpend was de afbraak van de trapgeveltop aan de voorzijde, welke vermoedelijk in het eerste kwart van de 19de eeuw plaatsvond. De voorgevel werd nu voorzien van een houten kroonlijst en van een volledige buitenbepleistering. Waarschijnlijk verdween tegelijkertijd de houten pui, waarbij de voordeur naar rechts werd verplaatst en er achter die deur in het huis een gang werd afgescheiden. Ook de achtergevel verloor in de 19de eeuw zijn top. Bovendien werd een fors bouwwerk (een schuur of een achterhuis), dat zich blijkens het kadastrale minuutplan in 1820 nog in de tuin achter het huis bevond, kort voor of in 1834 gesloopt. In 1966-'68 werd het huis onder leiding van architect J. Walraad in twee fasen gerestaureerd. De voorgevel werd hierbij ontpleisterd, opnieuw gevoegd en weer van een top voorzien. Omdat historische gegevens aangaande het oorspronkelijke uiterlijk ontbraken, moest deze top geheel nieuw worden ontworpen. Gekozen werd voor een trappentop, die in materiaalgebruik en vormgeving in grote lijnen aansluit bij de afwerking van de verdieping. Een historisch verantwoorde reconstructie van de oude eikehouten pui werd daarentegen wel mogelijk geacht, dit omdat een groot aantal onderdelen van deze pui als secundair verwerkt bouwmateriaal in de vloer van het voorhuis werd aangetroffen. Deze reconstructie werd dan ook serieus overwogen, maar uiteindelijk niet uitgevoerd. Verder kregen de vensters in voor- en achtergevel
366 Voorgevel van Maarland Nz 47 vóór de restauratie; opname 1962.
367 Voorgevel van Maarland Nz 47 na de restauratie; opname 1990.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe schuiframen met een kleine roedenverdeling en werden in het huis onder andere de meeste oude balklagen weer te voorschijn gebracht en waar nodig hersteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ExterieurDe sterk op vlucht gebouwde voorgevel heeft een pui van gele baksteen, die wordt afgesloten door een natuurstenen waterlijst. Deze lijst is evenals die boven de verdiepingvensters een produkt van de restauratie. De verdieping toont metselwerk van helderrode baksteen, verlevendigd door natuurstenen hoekblokken, speklagen en blokjes in de korfbogen boven de vensters. Deze aankleding is nog de oorspronkelijke, daterend uit het eind van de 16de eeuw. De geheel nieuw opgetrokken top, eveneens van helderrode baksteen, heeft een soberder versiering met natuursteenblokjes. Al het natuursteenwerk, het oude zowel als het nieuwe, is van Gobertangesteen. De gevel wordt bekroond door een overhoekse toppinakel die rust op een moderne kraagsteen met een gebeeldhouwde kop. Voordeur en ramen dateren alle van de restauratie. Het laatste geldt ook voor de achterdeur en voor de ramen in de achtergevel. Deze gevel heeft een begane grond van helderrode baksteen en daarboven metselwerk van gemengd gele en rose steen. Boven de achtergevel bevindt zich een forse dakkapel. Het dak van het voorhuis steekt bijna 1,5 meter boven dat van de rest van het huis uit, waardoor een deel van de achterste top van het voorhuis van buiten zichtbaar is. Hier zijn nog restanten aanwezig van een gevelbekleding bestaande uit secundair aangebrachte daktegels (zie ook pagina 303). Beide daken zijn gedekt met rode Hollandse pannen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterieurHet huis heeft op begane grond en verdieping overal samengestelde eiken balklagen, die thans alleen in de achterkamers op de verdieping nog door eenvoudige 19de-eeuwse stucplafonds aan het oog worden onttrokken. De moerbalken lopen evenwijdig met de voorgevel. Achter de voordeur ligt een gang die door een bij de restauratie aangebrachte glaswand van de rest van het voorhuis wordt afgescheiden. Het voorhuis heeft onder de moerbalken consoles die versierd zijn met een monsterkop. Een van deze consoles is een authentieke gebeeldhouwde renaissance-console; de andere zijn gipsafgietsels hiervan. In het tweede vak links is direct onder de balklaag een gemetseld en gestucadoord gewelfje zichtbaar. Hierop rust de schouw op de verdieping. Het voorhuis was oorspronkelijk onverwarmd. Ook de voormalige binnenhaard is door een wand verdeeld in een gang en een kamer. Dit is het oudste gedeelte van het huis, nog voorzien van moerbalken met peerkraalsleutelstukken. Deze sleutelstukken vormen aan weerskanten één geheel met de balk. De laatste moerbalk toont duidelijk sporen van de aanhechting van een korbeel, waaruit blijkt dat zich hier oorspronkelijk een constructie met muurstijlen bevond. Omdat de tweede moerbalk in de tussenkamer de genoemde sporen mist, moet worden geconcludeerd dat het laat-15de-eeuwse huis (in een soort ‘alternerend stelsel’) om en om een moerbalk mèt en een moerbalk zonder muurstijlen bezat. Links in de binnenhaard, in het vierde balkvak van het oorspronkelijke huis, bevond zich eertijds de schouw. Rechts achterin is de gebogen raveling van de spiltrap nog aanwezig. Achter de voormalige binnenhaard bevindt zich het tegenwoordige trappenhuis, met een uit omstreeks 1900 daterende steektrap. Hierachter ligt de grote achterkamer die na het midden van de 16de eeuw werd toegevoegd. Het is een tamelijk laag vertrek, dat thans als keuken in gebruik is. De houten consoles onder de moerbalken zijn een produkt van de restauratie en hetzelfde geldt voor de schouw links. De in deze schouw ingemetselde blauwe tegeltjes, die uit de eerste helft van de 17de eeuw dateren, zijn afkomstig uit de nu ontoegankelijke, overwelfde kelder die zich onder dit gedeelte van het huis bevindt. Op de verdieping is boven de eerder vermelde trapraveling nog de eikehouten spil van de oude trap bewaard. Het belangrijkste vertrek is hier ongetwijfeld | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
368 Haardstenen op de verdieping van Maarland Nz 47; opname 1990.
de voorkamer. Deze heeft een eiken moer- en kinderbalklaag die altijd ongeverfd is gebleven. Onder de moerbalken zijn ook hier weer gipsafgietsels van de reeds genoemde renaissance-console aangebracht. De betimmering van de achterwand van de kamer dateert van de restauratie; enkele oude deuren zijn erin verwerkt. De schouw, in het tweede vak links, is eveneens een restauratieprodukt, zij het dat van de hier aangetroffen haardstenen er enkele min of meer gaaf bewaarde in deze schouw zijn herplaatst. Het zijn drie rechthoekige steentjes met een ruitmotief, waarin klimmende leeuwen en dubbelkoppige adelaars, en een grote halfronde steen met het gekroonde wapen van koning Philips II, gehouden door twee leeuwen. Het jaartal op deze laatste steen, 1589, vormde een belangrijk houvast bij de bepaling van de ouderdom van het huidige voorhuis. Opvallend is hier de keuze voor het wapen van de koning, 17 jaar na de inname van Brielle in 1572! De kappen op het huis zijn beide van eikehout. Zij bevatten nogal wat hergebruikt materiaal. De achterste kap is de oudste, uit het derde kwart van de 16de eeuw. Deze kap telt zeven gebinten, met gesneden en rechts gebroken merken die van voor naar achter tellen. De iets jongere kap boven het voorhuis heeft twee gebinten; hier zijn de van voor naar achter tellende merken gehakt. Beide kappen hebben dekbalkjukken met kromme benen en beide hebben bovenin ook een nokgording. In de achterste kap valt op dat de gebinten niet op regelmatige afstanden van elkaar zijn geplaatst. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat men bij de bouw van de kap rekening hield met twee bestaande bouwmuren: de voormalige achtergevels, respectievelijk uit het eind van de 15de en uit het eerste kwart van de 16de eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een diep huis met zijkamer: Voorstraat 27, BrielleVoorstraat 27 (oude adressen: Botermarkt 84 en Voorstraat 84) is een fors huis, gelegen aan de westzijde van de Voorstraat. Het bestaat uit twee gedeelten: een hoog en diep hoofdhuis, dat in oorsprong vermoedelijk uit de tweede helft van de 15de eeuw dateert, en rechts daarvan een jonger zijhuis, van meer bescheiden afmetingen. Beide gedeelten hebben een trapgevel aan de straat. Het geheel, ruim 12 meter breed en met een grootste diepte van ongeveer 23,5 meter, is te beschouwen als een diep huis met verdieping, achterkamer en zijkamer. Achter het huis ligt een grote tuin, die doorloopt tot aan de Kaatsbaan en die zich bovendien naar weerskanten uitstrekt tot achter de beide buurpanden. De zijkamer is al sinds lang in gebruik als winkelruimte. Het voorste gedeelte van de begane grond van het hoofdhuis is hier in recenter tijd bijgetrokken. Het pand, sinds 1927 eigendom van de Vereniging ‘Hendrick de Keyser’, onderging een ingrijpende restauratie in 1932. Het resultaat van deze relatief tamelijk vroege woonhuisrestauratie is zeer typerend te noemen voor de restauratiepraktijk die zich in de jaren na 1918 in Nederland ontwikkelde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ArchivaliaRDMZ, dossiers (vanaf 1926). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LitteratuurVerslagen der Provinciale Zuidhollandsche Archeologische Commissie vanaf 1910 (met name 1910, 2, en 1932, 3); Voorloopige Lijst, 20; Gedenkboek Vereeniging ‘Hendrick de Keyser’. Oud-Hollandsche bouwkunst en haar behoud, Amsterdam 1928, 186; Jaarverslag Vereeniging ‘Hendrick de Keyser’ 1932, 13-14 en 33-40; J. Gratama en F.A.J. Vermeulen, Oude Nederlandsche bouwkunst in het bezit van de Vereeniging ‘Hendrick de Keyser’, tweede druk, Amsterdam 1944, 9, 28-29 en afb. 8 en 9; Meischke 1965, 61-62; Meischke en Zantkuyl, 278-281; Klok Jzn. 1980, 158. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbeeldingenFoto van de voorgevel uit circa 1925 en twee foto's van gedeelten van de voorgevel uit 1932, coll. RDMZ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
369 Brielle, Voorstraat 27. Plattegrond, lengtedoorsnede en dakplan. Schalen 1:300 en 1:1200. Opmetingstekening B. Kooij, 1990; ten dele naar tekeningen van J.W. Janzen uit 1931-'32.
Drie foto's van het apotheekinterieur uit 1966, coll. RDMZ (Index Bouwkunst). Bouwkundige tekeningen: opmetingstekeningen en restauratieontwerpen uit 1930 door A.A. Kok en uit 1931-'32 door J.W. Janzen, coll. RDMZ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis en bouwgeschiedenisDe vormgeving van de voorgevel en bepaalde details van de kapconstructie maken het aannemelijk dat het voorste gedeelte van het hoofdhuis in de tweede helft van de 15de eeuw werd gebouwd. Tegen het einde van de 16de eeuw werd aan dit huis een onderkelderde achterkamer toegevoegd. Wanneer het zijhuis werd opgetrokken en of het vanaf het begin als zijkamer bij het hoofdhuis heeft behoord, is niet geheel duidelijk. De bij de restauratie volledig vernieuwde trapgevel van de zijkamer dateerde vermoedelijk uit de eerste helft van de 17de eeuw, maar uit verschillende gegevens valt op te maken dat zich hier hoogst waarschijnlijk al eerder een zijkamer bevond. Het brandemmerregister van 1523 vermeldt stadssecretaris Engel Dircxz. als eigenaar van het huis; hij moest twee brandemmers in gereedheid houden. Korte tijd later, in 1545, was het pand eigendom van schout Willem Heerman, die in het kohier van de tiende penning werd aangeslagen voor een huurwaarde van 14 pond. Een en ander wijst op een groot en voornaam huis en de zijkamer zal er destijds wel al onderdeel van hebben uitgemaakt. Door opeenvolgende vernieuwingen in later tijd is thans van deze oorspronkelijke zijkamer (of van een eerdere constructie hier ter plaatse) boven de grond echter niets meer terug te vinden. In 1959 werden in dit gedeelte van het huis onder de vloer drie oudere vloeren aangetroffen. De oudste van deze bestond uit in visgraatverband gelegde, grote bakstenen, die gezien hun formaat (28 × 13 × 6,5 cm) zeer wel in de 14de eeuw kunnen zijn vervaardigd. Eind 16de eeuw, misschien tegelijk met de bouw van de achterkamer, werd de voorgevel van het hoofdhuis gedeeltelijk gemoderniseerd. Hierbij verdwenen op de verdieping de laat-gotische spitsboognissen achter volledig nieuw metselwerk. Dit nieuwe werk (baksteenformaat 19 × 9 × 4 cm) was voorzien van geblokte korfbogen boven de vensters. In 1714 kwam het huis in handen van mr. Willem van Almonde, neef van luitenant-admiraal Philips van Almonde, en in 1750 werd het verkocht aan de apotheker Gerard Knoll. Deze liet de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijkamer als apotheek inrichten, waarbij een uit Amsterdam afkomstige betimmering werd hergebruikt. Dit bleek bij werkzaamheden in 1959, toen op een kastplank het volgende opschrift werd gevonden: ‘Jan van Globs 1717, Kalverstraat, Amsterdam’. In de loop van de 18de eeuw werd de pui over de voile breedte van hoofd- en zijhuis vernieuwd en werden vrijwel alle ramen gewijzigd. In het begin van de 19de eeuw werd het interieur van de apotheek gemoderniseerd. In 1928 werd het pand aangekocht door de Vereeniging ‘Hendrick de Keyser’ en in 1932 werd het onder leiding van architect J.W. Janzen gerestaureerd. De gevaarlijk achterover hellende voorgevel van het hoofdhuis werd hierbij grotendeels nieuw opgetrokken. Alleen de top werd niet volledig vernieuwd. Op de verdieping kwamen de spitsboognissen te voorschijn en na enig wikken en wegen werd besloten deze nissen te reconstrueren. Verder kreeg het zijhuis een geheel nieuwe voorgevel en werden in de meeste vensters houten kruiskozijnen aangebracht. De 18de-eeuwse architectuur van de pui maakte plaats voor aan het oudere werk aangepaste, maar toch duidelijk als modern te herkennen vormen. Ook binnen werd veel vernieuwd. Het streven naar constructieve verbeteringen en een sobere, doelmatige inrichting stond hier voorop; bouwsporen en andere tijdens het werk gedane vondsten hadden nauwelijks invloed op de uitvoering der plannen. Veel van het oude is hierdoor thans uit het inwendige verdwenen of op zijn minst aan het oog onttrokken. De kelder werd nog eens apart gerestaureerd in 1962. In 1969 kwam een einde aan het gebruik van het zijhuis als apotheek. De winkelfunctie bleef echter gehandhaafd en de winkelruimte werd uitgebreid met een gedeelte van de begane grond van het hoofdhuis. In verband hiermee werd in de tussenmuur een doorgang aangebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ExterieurDe in 1932 vernieuwde gedeelten van de voorgevel zijn destijds opgetrokken uit nieuwe, overwegend bruinrode handvormsteen. Hierbij is gebruik gemaakt van een verdiepte voeg, die voor een enigszins ruw geveloppervlak zorgt. Alleen de top van de hoge trapgevel is nog van oude, helderrode baksteen. De hoge trapgevel wordt door drie natuurstenen waterlijsten horizontaal geleed. Op de onderste, die de begane grond van de verdieping scheidt, staan drie spitsboognissen met geprofileerde bakstenen dagkanten. Boven de ramen zijn in de nissen driepassen aangebracht, eveneens van baksteen. Midden in elk der driepassen werd tijdens de restauratie een gebeeldhouwd kopje aangetroffen. Een van deze kopjes was nog in goede staat; het bevindt zich thans in het huis. Ter hoogte van de tweede lijst begint de geveltop. Deze is voorzien van natuurstenen dekplaten en hoekblokjes en wordt geflankeerd door twee veelhoekige, spitsloze pinakels. De laatste rusten op geprofileerde kraagstenen en hebben enigszins holle zijden. Ook het bovenste gedeelte van de top, boven de derde waterlijst, heeft aan weerszijden een korte, in dit geval overhoeks geplaatste pinakel. Boven in de top bevindt zich een smal venster met kloosterkozijn. Alle andere vensters hebben kruiskozijnen. Aparte vermelding verdienen nog de gevelankers, die uit drie perioden dateren (zie ook pagina 307). De top bezit heel bijzondere laat-gotische sierankers, de verdieping bewaarde de ankers van de laat-16de-eeuwse modernisering en de begane grond heeft, evenals de voorgevel van het zijhuis, eenvoudige ankers die bij de restauratie werden aangebracht. De lage trapgevel had oorspronkelijk een waterlijst onder langs de top. Deze werd bij de vernieuwing in 1932 achterwege gelaten. In het zoldervenster werd weer een kruiskozijn geplaatst. De deur en de beide vensters op de begane grond kregen een bovenlicht met middenstijl en daaronder, ter afscheiding van de moderne winkeldeur en -ramen, een doorlopende houten luifel. De achtergevel van het zijhuis is een gepleisterde, afgeknotte tuitgevel. De rechter zijgevel van het hoofdhuis toont twee soorten metselwerk: het voorste gedeelte is opgetrokken uit helderrode baksteen (formaat 17,5 × 8,5 × 3,5 cm, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10 lagen 53,5 cm), het achterste uit gemengd gele en rose baksteen (formaat 18,5 × 10,5 × 4,5 cm, 10 lagen 55,5 cm). Van dezelfde gemengd gele en rose steen is ook de achtergevel van het hoofdhuis. Dit is een afgeknotte trapgevel, met aan weerszijden nog slechts twee trappen, waarboven het wolfeind van het dak. De gevel heeft op de verdieping thans twee zesruits schuiframen onder één brede, gedrukte ontlastingsboog. Onder deze brede boog bevond zich oorspronkelijk vermoedelijk een groot, samengesteld venster. Op de daken van hoofd- en zijhuis liggen oranjerode Hollandse pannen. In de tuin, achter het buurpand ter rechterzijde, staat nog een van oudsher bij Voorstraat 27 behorend, rechthoekig bijgebouw, dat dateert uit circa 1800. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterieurDe ingang van het huis bevindt zich al sedert lang in de voorgevel van het zijhuis. Bij de restauratie werden in de pui van het hoofdhuis geen sporen van een oude ingang gevonden. Direct achter de voordeur ligt in het zijhuis de voormalige apotheek, waar de vroeg-19de-eeuwse betimmering bewaard is gebleven. Deze betimmering, bestaande uit oorspronkelijk grotendeels open kasten onder een door halfzuiltjes gedragen hoofdgestel, beslaat drie van de vier wanden. Op twee plaatsen is een halfronde nis onder een met geel koper beslagen gewelfje aangebracht. Zeer bijzonder zijn de twee met snijwerk versierde, ronde pleisterkastjes boven de deur naar de gang. Deze kastjes hebben achter hun glazen deurtjes een straalsgewijze indeling in acht vakken, waarin de opgerolde pleisters konden worden geborgen. Op rondom golvende ‘linten’ zijn de benamingen van de diverse pleisters weergegeven. Achter de winkelruimte liggen thans twee vertrekken, maar ooit was er in het zijhuis vermoedelijk maar één grote, ongedeelde ruimte, de zijkamer. Het zijhuis is zonder een eigen linker zijgevel tegen het hoofdhuis aangebouwd. Balklaag en kapconstructie zijn in de loop der tijd volledig gewijzigd. Het hoofdhuis, dat is voorzien van samengestelde eiken balklagen, had
370 Voorgevel van Voorstraat 27 vóór de restauratie; opname circa 1925.
371 Voorgevel van Voorstraat 27 na de restauratie; opname 1962.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
372 Apotheekinterieur in de zijkamer van Voorstraat 27; opname 1966.
373 Pleisterkastjes in de voormalige apotheek in Voorstraat 27; opname 1990.
oorspronkelijk een constructie met muurstijlen en korbelen onder de moerbalken. Sporen hiervan werden tijdens de restauratie aangetroffen. De huidige indeling weerspiegelt voor wat de begane grond betreft in grote lijnen de oorspronkelijke: een drie balkvakken diep voorhuis, daarachter een binnenhaard van twee en ten slotte een achterkamer weer van drie vakken. Het voorhuis toont een samengesteld plafond met omtimmerde moerbalken die evenwijdig lopen met de voorgevel. De sleutelstukken onder de moerbalken dateren uit 1932 en hebben een eenvoudige, eigentijdse versiering. In het middelste vak links werden bij de restauratie sporen van een oude stookplaats gevonden. Deze stookplaats was overigens naar alle waarschijnlijkheid niet oorspronkelijk; het voorhuis zal aanvankelijk wel onverwarmd zijn geweest. De binnenhaard had zijn stookplaats eveneens links, daar waar zich nu nog een vroeg-19de-eeuwse kachelnis met versierde houten omlijsting bevindt. Rechts achterin stond oorspronkelijk waarschijnlijk de spiltrap naar boven. Nu is er een moderne steektrap. De onderkelderde achterkamer ligt enkele treden hoger dan de rest van de begane grond en heeft tussen en rondom tegen de moerbalken een versierd stucplafond uit omstreeks 1910. In het middelste balkvak links bevindt zich van oudsher de stookplaats, nu met een geprofileerde schoorsteenmantel met gesneden Lodewijk-XIV-ornamenten. De zowel vanuit het huis als vanuit de achtertuin toegankelijke, nagenoeg vierkante kelder heeft een gedrukt kruisgewelf met in het midden een zuil van Ledesteen met grof gehakt basement en kapiteel. De verdieping heeft thans een indeling die grotendeels uit 1932 dateert. De oorspronkelijke indeling was vermoedelijk dezelfde als die van de begane grond: drie grote vertrekken achter elkaar. Tijdens de restauratie werden op een der moerbalken in het voorste gedeelte sporen van een oude beschildering aangetroffen. Hiervan is niet meer bekend dan dat de namen ‘Jhesus’ en ‘Maria’ te lezen waren, hetgeen doet denken aan de schildering op een der moerbalken in Nobelstraat 14 (zie pagina 324). Zowel boven het 15de- als boven het 16de-eeuwse gedeelte van het hoofdhuis bevindt zich een kap die, ondanks de nodige wijzigingen, nog een goed idee geeft van de oorspronkelijke constructie. Beide kappen worden elders in dit boek (op pagina 318 en 319) min of meer uitvoerig beschreven. De scheidingswand tussen de beide zolders ten slotte bevat nog een restant van een vakwerkconstructie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een dubbel diep huis: Maarland Noordzijde 48, BrielleMaarland Nz 48 (oud adres: Maarland 70) is tweebeukig, heeft een dubbele trapgevel, een verdieping en een achterhuis. Het pand is gebouwd op een bijna 10 meter breed perceel en is in totaal bijna 27 meter diep. Het eigenlijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
374 Brielle, Maarland Nz 48. Plattegrond van de verdieping, dwarsdoorsnede en dakplan. Schalen 1:300 en 1:600. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
dubbele huis is het voorste gedeelte van het pand. Dit verrees in het tweede kwart van de 16de eeuw. Het achterhuis kreeg zijn huidige gedaante vooral in de loop van de 18de eeuw. Ondanks twee ingrijpende verbouwingen, die in respectievelijk 1964 en 1983-'85 werden uitgevoerd, is het pand in zijn hoofdstructuur nog steeds een zeer goed voorbeeld van een in één keer als zodanig opgetrokken dubbel diep huis, dat later achterwaarts werd uitgebreid. De forse achtertuin, in het verleden overigens nog aanzienlijk groter, loopt links door tot achter de belendende kleinere panden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ArchivaliaRDMZ, dossiers (vanaf 1955). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LitteratuurVoorloopige Lijst, 20; Meischke 1965, 67-69. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbeeldingenTwee ansichtkaarten van de voor- en de achtergevel uit circa 1930, bezit van de huidige bewoners. Bouwkundige tekeningen: opmetingstekening van de voorgevel uit 1955 door J. Walraad en restauratieontwerpen voor de voorgevel uit 1956-'57 door Ph.J.W.C. Bolt, coll. RDMZ; opmetingstekeningen en restauratieontwerpen uit 1962 door J. Walraad en uit 1982-'83 door A.S. Fukken, coll. RDMZ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis en bouwgeschiedenisOorspronkelijk stonden ter plaatse van het huidige dubbele huis hoogst waarschijnlijk twee kleine huizen op twee aparte, smalle percelen. Meischke wees er al op dat in het brandemmerregister van 1523 hier nog geen huis van enige omvang vermeld staat, terwijl dat in het kohier van de tiende penning uit 1545 wèl het geval is: een huis toebehorend aan Willem Cornelisz. en geschat op een huurwaarde van 9 pond. De hoogte van dit bedrag maakt het overigens aannemelijk dat het dubbele en van een verdieping voorziene huis, dat dus tussen 1523 en 1545 moet zijn gebouwd, destijds nog geen achterkamer of achterhuis bezat. Het 16de-eeuwse dubbele huis bestond vanaf het begin uit twee even brede, hoge en diepe vleugels, beide vijf balkvakken diep en beide met zowel op de begane grond als op de verdieping een dwarsmuur tussen de drie voorste en de twee achterste balkvakken. Het huis telde in totaal derhalve acht vertrekken. Waar de trap was geplaatst, is niet bekend. Uit de op de begane grond in de voorgevel aanwezige ontlastingsbogen valt op te maken dat de voordeur zich oorspronkelijk onder de tweede boog van links bevond. Deze boog is namelijk smaller en hoger dan de andere. De voordeur zal toegang hebben verschaft tot een in de linker vleugel gelegen, onverwarmd voorhuis, met daarachter de onderkelderde keuken. Deze keuken had natuurlijk een haard. Van een tweede stookplaats werden in 1964 sporen aangetroffen in het voorste vertrek in de rechter vleugel. Over oorspronkelijke stookplaatsen op de verdieping is niets bekend. Op een gegeven moment werd het huis achterwaarts uitgebreid, maar over de geschiedenis van deze uitbreiding is weinig met zekerheid te zeggen. Bouwhistorisch onderzoek werd tijdens de recente verbouwingen niet verricht. Het tegenwoordige achterhuis is ongeveer even breed als het dubbele huis ervoor en ook hier deelt een tussenmuur het geheel in een linker- en een rechterhelft. Verschillende onregelmatigheden lijken erop te wijzen dat onder andere deze tussenmuur en de beide zijmuren van het achterhuis ten dele ouder zijn dan de in hoofdzaak 18de-eeuwse afwerking van het geheel zou doen vermoeden. Verder zijn er verschillen te constateren tussen de balklagen links en rechts van de tussenmuur, terwijl op een der vloerdelen van de verdiepingvloer rechts achter in het achterhuis bij de laatste verbouwing het jaartal 1721 werd aangetroffen. Duidelijk is, dat het huis in de loop van de 17de en 18de eeuw, waarschijnlijk in fasen, werd gemoderniseerd en uitgebreid. In 1820 heeft het in elk geval al zijn huidige omvang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
375 Voorgevel van Maarland Nz 48; opname 1990.
De belangrijkste wijziging die de 18de-eeuwse modernisering in het voorste gedeelte van het huis met zich meebracht, was de aanleg van een gang. Deze kwam in de rechter vleugel te liggen, waarschijnlijk omdat men de kelder en de keuken links wilde sparen. In verband met deze wijziging werd de voordeur een travee naar rechts opgeschoven. Vanuit het voorste gedeelte werd de gang via een smal tussenstuk doorgetrokken tot achter in het achterhuis. Aan de tuinzijde kreeg het achterhuis een brede lijstgevel, voorzien van ramen met een kleine roedenverdeling. De ramen in de voorgevel werden in de 18de of 19de eeuw gewijzigd. Verder werden voor- en achtergevel gepleisterd. De tuin achter het huis werd in 1834 naar rechts uitgebreid, hetgeen ten koste ging van de achtertuin van Maarland Nz 47*. Deze uitbreiding werd in 1920 overigens weer ongedaan gemaakt en ten behoeve van de bebouwing langs de Witte de Withstraat werd de tuin kort na 1950 nog eens aanzienlijk ingekort. In 1957 werd onder leiding van architect Ph.J.W.C. Bolt de voorgevel van zijn buitenbepleistering ontdaan en gerestaureerd. Hierbij werden de beide trappentoppen vrijwel volledig nieuw opgemetseld en kregen de vensters nieuwe ramen, met een kleine roedenverdeling. Een zeer rigoureuze verbouwing tot hotel-restaurant volgde in 1964, onder leiding van architect J. Walraad. Op de begane grond van het voorste gedeelte werd toen een aantal tussenmuren weggebroken, waardoor het vroegere voorhuis links en de gehele vleugel rechts één grote ruimte gingen vormen. De kelder achter het voormalige voorhuis was eerder al verdwenen. In 1983-'85 werd het huis onder leiding van architect A.S. Fukken opnieuw verbouwd, nu tot woning met op de begane grond een notariskantoor. Hierbij werd op de begane grond in het voorste gedeelte in grote lijnen weer de oude situatie van een aantal kamers aan weerszijden van een gang teruggebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ExterieurDe voorgevel, een dubbele trapgevel, is opgetrokken uit gemengd gele en rose baksteen en voorzien van natuurstenen hoekblokken. In het metselwerk van de begane grond zijn boven de vensters en de deur, maar daarmee niet corresponderend, ontlastingsbogen bewaard gebleven. Deze bogen geven aan dat hier vanaf het begin een bakstenen pui aanwezig was. De vensters op de verdieping hebben aan de bovenzijde alleen een eenvoudige rollaag. Boven de twee zoldervensters zijn echter wel weer bogen zichtbaar. De beide toppen bezitten eenvoudig versierde gevelankers; een aantal van deze ankers is gevorkt. De voorgevel heeft schuiframen met een kleine roedenverdeling en een voordeur met een versierde omlijsting. In deze omlijsting zijn aan weerszijden boven elkaar twee lange smalle rondboograampjes aangebracht. Het waarschijnlijk vroeg-19de-eeuws bovenlicht toont een versiering met cirkelvormen. De twee zadeldaken van het voorste gedeelte van het huis zijn gedekt met rode Hollandse dakpannen; het omlopende schilddak van het achterhuis heeft blauwgrijze Hollandse pannen. Het smalle tussenstuk tussen de beide gedeelten, opgetrokken uit gele baksteen, wordt geflankeerd door twee rechthoekige binnenplaatsjes. Op het rechter plaatsje, thans grotendeels volgebouwd, is goed te zien hoe bij de bouw van het achterhuis rekening is gehouden met het belendende pand Maarland Nz 47*: onder het doorlopende dak van het achterhuis is hier een hoek uitgespaard om een raam in de zijgevel van het buurpand niet het licht te ontnemen. De achtergevel van het achterhuis is een brede, wit gepleisterde lijstgevel, die blijkens sporen in een vroegere periode was afgewerkt met een okergele pleisterlaag met frijnslag-imitatie. De meeste ramen in deze gevel hebben een roedenverdeling die bij de verbouwingen ongewijzigd bleef. Alleen in de deuren, in de daaraan gekoppelde ramen en in de beide dakkapellen is een nieuwe verdeling aangebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterieurHet voorste gedeelte van het huis, het eigenlijke dubbele huis, heeft op de verdieping nog de oorspronkelijke samengestelde balklagen, zij het dat in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beide voorkamers de kinderbalkjes door houten plafonds aan het oog zijn onttrokken. De moerbalken lopen evenwijdig met de voorgevel en worden ondersteund door sleutelstukken met peerkraalprofiel. Op de begane grond zijn alleen in de voorste vertrekken nog samengestelde balklagen aanwezig, overigens zonder sleutelstukken; hierachter zijn bij een wijziging ooit enkelvoudige balklagen aangebracht. Het tussenstuk en het achterhuis hebben op de begane grond en de verdieping ook enkelvoudige balklagen, alle evenwijdig met de voorgevel. Door het gehele huis zijn de balklagen, plafonds, betimmeringen en dergelijke thans lichtgroen geverfd. Door de ingrijpende verbouwingen is van het oude interieur niet erg veel bewaard gebleven. Op de begane grond heeft de gang een reeks 18de-eeuwse eikehouten paneeldeuren. Deze zijn van hun oude verflagen ontdaan en blank gelaten. Verder is er in de kamer rechts achter in het achterhuis een monumentale 18de- of wellicht vroeg-19de-eeuwse schouw. Als een late toevoeging moet nog genoemd worden de kleine kelder op het rechter binnenplaatsje. Vanuit het tussenstuk voert een steektrap naar de verdieping. Trappenhuis en overloop hebben witte tegelwanden en een eiken pilasterbetimmering met paneeldeuren en een houten plafond, alles 18de- of misschien vroeg-19de-eeuws. De beide kappen van het voorste gedeelte hebben elk vier eiken gebinten, bestaande uit een dekbalkjuk met kromme benen en daarop een driehoekspant voorzien van een tussenbalk. Opvallend is, dat de flieringen op de dek- en tussenbalken aan de binnenzijde van de benen zijn gelegd. De gebinten dragen gesneden, links gebroken telmerken, die eerst de linker kap van voor naar achter tellen en daarna, in een doorlopende nummering, de rechter kap. Sporen, nokgording en beschot zijn alle nieuw. Het achterhuis heeft grenen kapgebinten met gehakte merken (rechte streepjes tegenover ‘halve maantjes’). Ook hier zijn de sporen en het beschot nieuw. Het omlopende schilddak, oorspronkelijk uitgevoerd met een zakgoot in het midden, kreeg bij de laatste verbouwing een plat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een dwars huis: Langestraat 25, Brielle
376 Brielle, Langestraat 25. Plattegrond en dwarsdoorsnede. Schaal 1:300.
Opmetingstekening B. Kooij, 1991. Langestraat 25 staat op een ruim 8 meter breed perceel aan de zuidwestzijde van de Langestraat en heeft een diepte van ongeveer 5,5 meter. Het kleine achtererf heeft een ontsluiting naar het St.-Catharijnehof. Het huis dateert blijkens een gevelsteen in de voorgevel uit 1648. Het heeft zijn oorspronkelijke hoofdindeling, met zowel op de begane grond als op de verdieping naast elkaar twee vertrekken, in grote trekken behouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ArchivaliaRDMZ, dossiers (vanaf 1971). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbeeldingenOpmetingstekeningen en verbouwings- en restauratieontwerpen uit 1971-'79 door J. Walraad, coll. RDMZ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BouwgeschiedenisHet huis verrees in 1648, waarschijnlijk op een tweetal naast elkaar gelegen erven van minimumbreedte. Dat bij de bouw met een ter plaatse reeds bestaande situatie rekening werd gehouden, blijkt wel uit de verre van precies rechthoekige plattegrond: de achtergevel loopt niet evenwijdig met de voorgevel en ook de zijgevels lopen niet parallel. Mogelijk zijn in de bouwmuren hier en daar nog restanten van oudere constructies aanwezig. De tegenwoordige hoofdopzet is echter geheel uit 1648. Uitbreidingen van enig belang bleven daarna achterwege. De gang op de begane grond en de tegenwoordige trap dateren vermoedelijk uit het laatste kwart van de 19de eeuw. In 1974-'75 werd onder leiding van architect J. Walraad een restauratie uitgevoerd. Hierbij werd vooral de kap onder handen genomen. Voorts kreeg de begane grond in de voorgevel schuiframen met kleine ruitjes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Exterieur
377 Voorgevel van Langestraat 25; opname 1990.
De door een goot op houten klossen recht afgesloten voorgevel bestaat uit een gepleisterde pui en een verdieping in schoon metselwerk. De pui, aanvankelijk waarschijnlijk geheel van hout, bezit nog de oorspronkelijke puibalk. Deze geprofileerde balk loopt over de gehele breedte van de gevel. De voordeur is links van het midden geplaatst, met aan beide kanten een schuifraam met kleine roedenverdeling. Het pleisterwerk van de pui toont op beide hoeken en aan weerszijden van de voordeur een smalle verticale zone, versierd met enigszins verhoogde, ruw afgewerkte (‘gerotste’) en profielvormig beëindigde vakken, die bovendien in een afwijkende kleur zijn geverfd. Deze versiering dateert uit de late 19de eeuw. Het metselwerk van de op de puibalk iets overkragende verdieping is van gele baksteen (formaat 15 × 7 × 4,5 cm, tien lagen 47 cm) en heeft klezoren in de koppenlagen. Rode stenen zijn als accenten aangebracht, onder meer op de hoeken en in de korfbogen boven de verdiepingvensters. Deze vensters hebben beide een negenruits schuifraam. De tussen de vensters aangebrachte gevelsteen toont een gekroond hart met daaronder op een lint de tekst ‘ANNO 1648’. Het dwars geplaatste zadeldak is gedekt met rode Hollandse pannen. De geveltoppen links en rechts zijn van gele baksteen en voorzien van vlechtingen. De achtergevel is ten dele eveneens van gele steen, maar toont daarnaast nogal wat reparaties. In deze gevel bevinden zich op de verdieping onder meer een dichtgezet oud raamkozijn en een smal venster met kloosterkozijn. Dit smalle raam geeft wellicht de oorspronkelijke plaats van de (spil)trap aan. Verder zijn in de achtergevel ter hoogte van de balken van de zoldervloer geglazuurde plavuizen in het metselwerk aangebracht. Deze plavuizen dekken de balkkoppen in de dunne muur af. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterieurDe voordeur bevindt zich mogelijk nog op de oorspronkelijke plaats. Thans ligt achter de deur een gang, met rechts een kamer, links de keuken en achterin de trap naar boven. Aanvankelijk zal de voordeur echter toegang hebben gegeven tot één grote ruimte, die de gehele linkerhelft van de begane grond besloeg. Deze ruimte, vergelijkbaar met het eveneens direct achter de voordeur gelegen voorhuis in het diepe huis, was destijds vermoedelijk onverwarmd. De rechterhelft van de begane grond (vergelijkbaar met de binnenhaard in het diepe huis) bezit tegen de rechter zijgevel een oorspronkelijke stookplaats. De balklagen in het huis zijn enkelvoudig. De balken onder de verdiepingvloer liggen evenwijdig met de voorgevel. De keuze voor deze richting, niet de meest gebruikelijke in een dwars huis, houdt hier verband met de tussenmuur, die de begane grond in twee helften verdeelt en die aan weerszijden zorgt voor een korte overspanning tussen links en rechts. In de tegenwoordige keuken zijn onder de balken nog eenvoudige houten ojiefconsoles aanwezig. Op de verdieping heeft de kamer rechts een stookplaats, maar ook de linker zijgevel toont hier nog sporen van een haard. De balken onder de zoldervloer liggen wel loodrecht op de voorgevel. De kap telt twee gebinten, elk bestaande uit een dekbalkjuk met daarop een driehoekspant met tussenbalk. De dekbalkjukken hebben eiken benen, de rest van de kapconstructie is van grenehout. Veel onderdelen van de kapconstructie zijn vernieuwd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een huis ontstaan door samenvoeging: Nobelstraat 7-9, BrielleNobelstraat 7-9, een zeer groot en monumentaal pand met een brede, hoge lijstgevel aan de oostzijde van de Nobelstraat, kwam in het midden van de 18de eeuw tot stand door de samenvoeging en verbouwing van twee veel oudere, naast elkaar gelegen huizen. Het geheel beslaat hierdoor nu een bijna 15,5 meter breed perceel en is voorts ongeveer 20,5 meter diep. Erachter ligt een ruime tuin. Op de zeer ingrijpende verbouwing van omstreeks 1750 volgden nog verschillende andere wijzigingen, waardoor thans van de beide oudere huizen nauwelijks nog iets is terug te vinden. Toch is de hoofdstructuur van dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
378 Brielle, Nobelstraat 7-9. Plattegronden en dakplan. Schalen 1:300 en 1:600.
Tekening B. Kooij, 1991; naar tekeningen van J. Walraad uit 1977-'81. tweetal op enkele punten duidelijk van invloed geweest op de indeling van het huidige pand. Verder tonen de voorgevel en enkele van de belangrijkste vertrekken van het huis decoraties in rococo-stijl uit het midden der 18de eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ArchivaliaGA Brielle, koopaktes uit 1740, 1743, 1776 en 1788 (in kopie aanwezig in het pand zelf); RDMZ, dossiers (vanaf 1955). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LitteratuurMeischke 1965, 49; L. Krug, ‘Meubeltoonkamers in historisch pand’, Eigen huis en interieur, mei 1983, 50-53. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbeeldingenFoto's van de voorgevel uit 1956 en 1962 en een reeks exterieur- en interieuropnamen uit 1975, coll. RDMZ. Bouwkundige tekeningen: opmetingstekeningen en verbouwingsontwerpen uit 1966-'67 door P.M.A. Grimbergen en reeks opmetingstekeningen en restauratieontwerpen uit 1975-'81 door J. Walraad, coll. RDMZ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis en bouwgeschiedenisVan de twee oudere huizen hier ter plaatse stond het rechter voorheen bekend als ‘de Wildeman’. Onder deze naam wordt het al vermeld in 1445 en opnieuw in het brandemmerregister van 1523. Men moest er destijds een tweetal brandemmers in gereedheid houden. In 1545, toen dit huis eigendom was van een goudsmid genaamd Thonis, werd de huurwaarde vastgesteld op 10 pond. Het linker huis, in 1523 eveneens goed voor twee emmers, was in 1545 in handen van de tinnegieter Jan Ariaensz, met een huurwaarde van 13 pond. Uit de vergelijking van de huurwaarden blijkt wel dat het linker pand groter was dan het rechter en alles wijst erop dat hier links een fors huis heeft gestaan met aan de rechterzijde een zijkamer. Het rechter pand moet een gewoon diep | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
379 Overzicht van Nobelstraat 7-9; opname (vanaf de stadhuistoren) 1990.
huis met een verdieping en waarschijnlijk ook een achterkamer zijn geweest. In 1740 kocht Theodorus Beels, burgemeester van Brielle, het rechter pand en drie jaar later verwierf hij ook het pand links. Niet lang daarna zullen de samenvoeging en de verbouwing hebben plaatsgevonden. Hierbij werden de twee oude voorgevels vervangen door de tegenwoordige lijstgevel. Achter deze nieuwe gevel verdween met name van het linker huis de oude indeling volledig. Zo werd onder andere de muur tussen hoofdhuis en zijkamer tot de grond toe afgebroken. Gehandhaafd werd daarentegen de muur die de twee oude huizen scheidde, waardoor in de plattegrond de hoofdvorm van het rechter huis herkenbaar bleef. Direct links hiervan werd op de begane grond een gang aangelegd. De vertrekken aan weerszijden van deze gang en op de verdieping kregen een aankleding in rococo-stijl. Boven de verdieping werd het huis aan de voorzijde extra verhoogd met een ondiep zoldergedeelte, dat zich uitwendig voordoet als een tweede verdieping en dat voorzien is van een dwars geplaatst schilddak. In de lager gelegen kapconstructies hierachter werden waarschijnlijk vooralsnog belangrijke delen van de kappen van de beide oude huizen gehandhaafd. Op de kadastrale minuut van 1820 is te zien dat het huis destijds aan de achterkant nog niet de tegenwoordige vorm had. Zo was het rechter gedeelte duidelijk forser en dieper dan thans het geval is, terwijl links daarvan, achter de voormalige zijkamer, een met het achtererf verbonden binnenplaats was gelegen. Verder is aangegeven dat het diepe achtererf nog geheel bij het huis behoorde, tot en met een stalgebouw aan de Turfkade. De twee kleine pakhuizen (‘korenkassen’) naast de stal, die in respectievelijk 1740 en 1743 tegelijk met de huizen door Theodorus Beels waren aangekocht, behoorden in 1820 niet meer tot het eigendom. In 1848 werd het rechter gedeelte van het huis ingekort en werd de binnenplaats verkleind door de bouw van een achterhuisje. De achterste kapconstructies werden gewijzigd en over de voile breedte van het huis werd nu een nieuwe achtergevel opgetrokken, een lijstgevel met zesruits schuiframen. De voorgevel kreeg dergelijke ramen misschien op datzelfde moment. Nadat het gedurende meer dan een eeuw verschillende burgemeesters van Brielle en enkele andere belangrijke personen tot woning had gediend, kwam het huis in 1882 in handen van de koopman Ary Lenis Verwoerd. Deze begon hier ter plaatse een winkel in koloniale waren, die tot circa 1950 in bedrijf bleef. Daarna was het pand enige tijd in gebruik als pension. Tussen 1965 en 1970 waren er plannen om er een hotel in te vestigen, maar dit vond geen doorgang. In 1976 werden enige verbouwings- en restauratiewerkzaamheden uitgevoerd, waarna in het pand een complex van meubeltoonkamers werd ondergebracht. Een restauratie waarbij onder meer de kappen onder handen werden genomen, volgde in 1981-'82. In 1989 werd het binnenplaatsje van een licht doorlatend kapje voorzien en bij de winkelruimte getrokken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ExterieurDe zes traveeën brede voorgevel is opgetrokken uit donkerrode baksteen (formaat 21,5 × 10,5 × 4,4 cm, tien lagen 45,5 cm), met strekken boven de vensters en klezoren in de koppenlagen. Het metselwerk is zeer fijn uitgevoerd, met uiterst dunne voegen. Merkwaardig zijn de in het zicht gelaten staafankers, ongebruikelijk bij 18de-eeuwse gevels van vergelijkbare allure. De vensters van de begane grond staan direct op een hardstenen plint, die is voorzien van eenvoudige zwart geverfde versieringen. De gevel wordt aan weerszijden beëindigd door een geblokte hoekliseen en aan de bovenzijde door een hoofdgestel met een tamelijk ver overstekende kroonlijst. Boven aan de hoeklisenen zijn onder de kroonlijst twee rijk bewerkte consoles aangebracht. Het fries daartussen is door middel van trigliefen ingedeeld in een aantal metopen. De metopen boven de muurdammen zijn versierd met gesneden bladertakken en rocaille-ornamenten. Iets rechts van het midden vormt de monumentale ingangspartij de grote blikvanger. De forse voordeur is voorzien van zeer rijk rococo-snijwerk en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
380 Voorgevel van Nobelstraat 7-9; opname 1962.
boven het beweeglijk gesneden kalf is ook het bijbehorende snijraam bewaard gebleven. De ingang heeft verder een pilasteromlijsting met twee bewerkte consoles en rondom het verdiepingvenster erboven is een uitbundig gesneden rococo-omlijsting aangebracht. Het geheel van de omlijsting is crèmekleurig geverfd, evenals de raamkozijnen, de hoeklisenen en het hoofdgestel boven aan de gevel. De voordeur zelf is donkergroen, de ramen zijn wit. Van de ramen hebben die op de begane grond hun roedenverdeling geheel verloren en in de tweede travee van links is bovendien omstreeks 1900 in verband met de winkelfunctie een tweede ingang aangebracht. Deze ingang is voorzien van een dubbele deur met daarachter een tochtportaal, alles in Jugendstil. De verdieping heeft zesruits schuiframen met een gegroefde middenstijl. De lage zoldervensters bevatten vierruits ramen. Op de kroonlijst ten slotte staan twee dakkapellen. Zij hebben vierruits ramen in een getoogde omlijsting en gesneden wangen in de vorm van langgerekte dolfijnen. Het voorste, dwars geplaatste schilddak heeft op beide uiteinden van de nok een schoorsteen. De van de straat af zichtbare dakschilden zijn gedekt met blauwgrijze Hollandse pannen. Dezelfde pannen zijn gelegd op de drie dakschilden boven de achtergevel. Voor het overige hebben de daken rode Hollandse pannen. De zijgevels van het voorste gedeelte van het huis zijn bovenaan van gele baksteen. Geheel achteraan rechts toont de zijgevel hier en daar, door het grijze cementpleister heen, rode bakstenen van een zeer fors formaat (6,5 à 7 cm dik). Dit formaat wijst op een ontstaansdatum die waarschijnlijk in de 14de of 15de eeuw gezocht moet worden. Ook de achtergevel is bedekt met een grijze cementpleisterlaag. In deze gevel, die door een eenvoudige houten kroonlijst wordt afgesloten, zijn zowel op de begane grond als op de verdieping zesruits schuiframen met een gegroefde middenstijl aangebracht. De middenstijlen van de ramen op de begane grond zijn extra breed. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterieurDe indeling van de begane grond is als volgt. Achter de voordeur ligt een gang, van waaruit links een brede en rechts een smallere voorkamer is te bereiken. De gang voert vervolgens, langs trappenhuis en voormalig binnenplaatsje, naar het kleine achterhuis dat in de 19de eeuw tegelijk met de achtergevel werd gebouwd. Links liggen achter de brede voorkamer twee smallere vertrekken: een tussenkamer en een tuinkamer. Rechts bevinden zich achter de voorkamer een tussenkamer en een onderkelderd opkamertje. Dit laatste dateert, evenals de erachter gelegen keuken en schuur, uit de 19de eeuw. De brede voorkamer links bezit een zeer fraai stucplafond met uitbundige rocaille-ornamenten. De schouw is hier verdwenen. In de linker tussenkamer bevindt zich nog een schouw met een marmeren rococo-mantel en een latere boezem, geschilderd in houtimitatie en voorzien van een gesneden empireornament. In de voorkamer rechts is de balklaag nog zichtbaar. De balken, drie in getal, lopen evenwijdig met de voorgevel. Deze kamer bezit verder een schouw met zeer rijk en beweeglijk rococo-snijwerk aan de hangboezem, onder meer als omlijsting van het schoorsteenstuk. Dit schilderstuk toont een allegorische vrouwenfiguur in een tropische omgeving. De vrouw zit op een schelpentroon, te midden van een overvloed aan vruchten, scheepslading en nautisch gerei, en wordt geflankeerd door een moor en een zeegod. Op de achtergrond is een zeilschip te zien dat in een baai voor anker ligt. Het geheel is waarschijnlijk een allegorie op de rijkdom welke voortspruit uit de overzeese handel en scheepvaart. In de tussenkamer rechts bevindt zich een veel eenvoudiger schouw voorzien van een hangboezem, eveneens uit de 18de eeuw. Deze heeft een 19de-eeuws schoorsteenstukje, dat een jongen voorstelt die door een geopend venster naar buiten kijkt. Op de verdieping herinneren nog twee interieuronderdelen aan de verbouwing van omstreeks 1750: een met rococo-stucwerk versierde schouw in de linker voorkamer en een dubbele deur in een rijk gesneden omlijsting tussen de tussenkamer en de achterkamer links. Van de kapconstructies is met name de voorste interessant. Op een vijftal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
381 Schouwboezem met schoorsteenstuk inde rechter voorkamer op de begane grond van Nobelstraat 7-9; opname 1990.
direct achter de voorgevel geplaatste stijlen liggen hier even zoveel balken. Deze balken lopen naar achter en zijn daar in een op schuine benen onder een zakgoot geplaatste, lange dwarsbalk verankerd. Op de vijf balken liggen reeksen kinderbalkjes en hierop ligt een vliering. Deze vliering bevindt zich onder het voorste, dwars geplaatste schilddak en ontvangt licht door de twee dakkapellen. Ter hoogte van de vliering bestaat de constructie uit vijf driehoekspanten, elk met twee tussenbalken. Achter deze 18de-eeuwse grenehouten constructie is veel lager een tweede dwarse kap aangebracht. Hierop sluit aan weerszijden een naar achter lopend schilddak aan en tussen deze twee schilddaken ligt achter het binnenplaatsje het aparte kleine schilddak van het 19de-eeuwse achterhuisje. Door de vele wijzigingen, reparaties en vernieuwingen is in deze kappen niet erg veel oorspronkelijks meer overgebleven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ExterieurNu de verschillende woonhuistypen mede aan de hand van een aantal voorbeelden zijn beschreven, wordt eerst aan het uitwendige van de huizen aandacht geschonken. Hierbij wordt ingegaan op aspecten als de afmetingen van de gevels en hun indeling (aantallen vensterassen en bouwlagen), de gebruikte bouwmaterialen, de vormgeving, detaillering, kleur en versiering der gevels en de daken. Verder komen ook specifieke onderdelen, zoals de ingangen, deuren, vensters, dakkapellen, gevelankers en gevelstenen aan de orde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voorgevelsIn Brielle is de bebouwing langs de straten in het algemeen aaneengesloten. Uitzonderingen hierop vormen binnen de wallen alleen enkele zij- en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
achterstraten en de zuidwesthoek, waar het merendeel der gebouwen eerst na 1900 verrees. Door deze aaneengesloten bebouwing is van de meeste huizen alleen de voorgevel vanaf de openbare weg zichtbaar. Samen met de vorm en de richting van het dak verschaft deze gevel de geïnteresseerde beschouwer veelal de eerste informatie over een bepaald huis. Soms geeft de voorgevel een goede indruk van de bouwmassa en is er van buitenaf direct al veel te concluderen aangaande de grootte, indeling en ouderdom van een pand. Vaker echter werkt de voorgevel eerder misleidend en blijkt een huis bij nadere, inwendige bestudering bij voorbeeld veel kleiner of veel ouder te zijn dan het er van buiten uitziet, uit twee in oorsprong aparte panden te bestaan of achter de ‘verdiepingvensters’ in het geheel geen verdieping maar alleen een zolder te bezitten. Een dergelijke situatie is veelal het gevolg van een min of meer ingrijpende verbouwing van een bestaand huis en een daarmee gepaard gaande modernisering van de oude voorgevel. Het door verbouwing aan nieuwe eisen aanpassen van bestaande woonhuizen was ook in Brielle eeuwenlang schering en inslag. Getuige de plattegrond van Jacob van Deventer (afb. 343) waren de hoofdstraten omstreeks 1560 alle reeds van een volledig aaneengesloten bebouwing voorzien. De huizen aan deze straten werden in de eeuwen daarna veelvuldig gewijzigd, maar slechts zelden geheel gesloopt om te worden vervangen door complete nieuwbouw. Verder werden aan de zij- en achterstraten, waar zich in de eerste plaats schuren en koetshuizen bevonden, in de loop der tijd nauwelijks woonhuizen opgetrokken. Wel verrezen in het laatst van de 16de en in de eerste helft van de 17de eeuw nog nieuwe huizen in de stadsuitbreidingen in het noordoosten en oosten, met name langs het oostelijk uiteinde van het Maarland, langs het Slagveld, aan de Nieuwstraat en aan de Kaaistraat. Het duurde daarna echter tot in de 20ste eeuw voordat de stad opnieuw met woonwijken - binnen zowel als buiten de wallen - werd uitgebreid. Voor wat de woonhuizen betreft, concentreerde de bouwactiviteit zich dus lange tijd vrijwel volledig op het verbouwen van bestaande panden. Soms werd hierbij een geheel nieuwe voorgevel opgetrokken, maar vaker werd volstaan met aanpassing van de bestaande gevel. Veel voorgevels met een op het eerste gezicht geheel 18de-, 19de- of zelfs 20ste-eeuws uiterlijk hebben dan ook een oudere kern. Deze kan nog herkenbaar zijn, bij voorbeeld aan bepaalde bouwsporen, aan in het zicht gelaten oude onderdelen, zoals sierankers, natuurstenen dekplaten of een puibalk, of aan het feit dat de gevel ietwat vooroverhellend - ‘op vlucht’ - is gebouwd. Meestal echter is de hogere ouderdom geheel gecamoufleerd, door een pleisterlaag of door een nieuwe
382 Voorstraat 98 en 100 te Brielle: in oorsprong twee kleine diepe huizen, later verbouwd en van een dwarse kap voorzien; opname 1990.
bakstenen buitenbekleding. In een aantal gevallen zijn bij een restauratie in het meer recente verleden oude vormen weer te voorschijn gebracht en soms daarbij deels gereconstrueerd. De straatwanden laten door de gehele oude stad een voortdurende afwisseling zien in vorm, kleur, grootte en indeling der gevels. Vrijwel nergens domineert één bepaalde gevelvorm; trap-, tuit- en lijstgevels wisselen elkaar steeds af. Gepleisterd komt naast gesausd en ongepleisterd voor, gele naast rode baksteen en versierd naast uiterst strak en sober. Belangrijk voor het zeer afwisselende karakter is verder het feit dat sommige gevels sterk op vlucht zijn gebouwd, andere slechts een weinig voorover hellen en weer andere loodrecht staan. Wat de afmetingen betreft is het weliswaar zo, dat de grotere huizen voornamelijk geconcentreerd zijn aan weerszijden van die delen van de Nobelstraat en de Voorstraat die het dichtst bij de Markt liggen, alsmede langs de oostelijke helft van de noordzijde van het Maarland, maar ook hier staan tussen de grote huizen nog tal van kleinere. De straten waar de kleinere panden domineren, zijn met name de uiteinden van Nobel- en Voorstraat, het westelijk deel van de noordzijde en vrijwel de gehele zuidzijde van het Maarland en verder de Kaaistraat, de Langestraat met het Wellerondom en de Nieuwstraat. De kleinste voorgevels zijn die van de verdiepingloze woonhuizen met naast de voordeur één of hooguit een tweetal vensters en daarboven een zoldervenster. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slechts enkele huizen zonder verdieping zijn breder; zij zijn voorzien van een voorgevel van vier of vijf traveeën. De meeste huizen met een verdieping hebben in de voorgevel boven de begane grond twee verdiepingvensters. Forsere gevels met op de verdieping een drietal vensters zijn tamelijk zeldzaam, hetgeen zeker ook geldt voor de nog bredere voorgevels, die vier of vijf en in enkele gevallen zelfs zes of zeven vensterassen kunnen tellen. Een aantal van deze bredere gevels heeft boven de verdieping nog een rij lage vensters die een tweede verdieping suggereren, maar die in werkelijkheid het dak (de daken) aan het oog onttrekken en tegelijk de zolder(s) van licht voorzien. Huizen met meer dan één ‘echte’ verdieping komen in de oude kern van Brielle niet voor. Veel van het bovenstaande geldt eveneens voor verschillende andere kernen op het eiland. Goed vergelijkbaar zijn vooral Zuidland, Heenvliet en Abbenbroek. Ook daar hebben huizen bij een verbouwing juist vaak een nieuwe of gemoderniseerde voorgevel gekregen, terwijl daarachter nog veel van het oude bewaard bleef. Dit gaat ten dele ook op voor Geervliet, maar daar levert de ruimere vertegenwoordiging van het dwarse huis toch een ander bebouwingsbeeld op. Totaal anders van karakter zijn de veel minder dicht bebouwde dorpskernen, zoals die van Hekelingen, met talrijke vrijstaande huizen, die ten dele ook nog op enige afstand van de weg zijn gebouwd.
383 Slagveld 52 en 53 te Brielle; opname 1990.
Hier zijn de topgevels duidelijk in de minderheid. Dat is ook het geval in Oostvoorne, een kern met vrijwel uitsluitend verspreide bebouwing. Wel aaneengesloten, maar in vergelijking met de Brielse situatie uiterst kleinschalig, is de bebouwing aan weerszijden van de dijk die de as van Zwartewaal vormt. In de meeste plaatsen, met uitzondering van de Bernissenederzettingen, is de gemiddelde ouderdom der huizen zeer veel lager dan in Brielle, terwijl grotere woonhuizen zoals de stad die kent er nauwelijks of in het geheel niet voorkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De trapgevels uit de 15de, 16de en 17de eeuwAanvankelijk moet Brielle een stad zijn geweest van voornamelijk kleine huizen met lemen wanden. Geheel uit hout opgetrokken gevels waren waarschijnlijk zeldzaam. Hout, op een afgelegen eiland als Voorne een kostbaar materiaal, zal in de meeste huizen alleen zijn gebruikt voor de constructie. De eerste stenen woonhuizen verrezen vanaf het begin van de 14de eeuw. Van deze huizen, lange tijd de grootste en voornaamste van de stad, zijn er enkele in gewijzigde vorm bewaard gebleven (met name Nobelstraat 14 en 19). Zij zijn echter niet meer in het bezit van hun oorspronkelijke voorgevel. In de loop van de 15de en 16de eeuw verdwenen geleidelijk alle lemen huizen. Zij werden vervangen door huizen met stenen muren, waarvan de voorgevel in de meeste gevallen zal zijn voorzien van een trappentop. Ook gedurende de 17de eeuw bleef de trapgevel de voorkeur genieten en omstreeks 1700 werden de straatwanden dan ook volledig door deze gevelvorm gedomineerd. Behalve de woonhuizen hadden destijds ook openbare gebouwen als het stadhuis en de naastgelegen burgerwacht een trapgevel aan de voorzijde (zie afb. 102). Van alle trapgevels is er nu nog ongeveer een dertigtal in grote lijnen compleet, dat wil zeggen met hun trappentop, over. Drie hiervan zijn dubbele trapgevels, die behoren bij de dubbele huizen Maarland Nz 48* en Voorstraat 43 en 45. Voorts gaat achter de twee ongelijke trapgevels van Voorstraat 27* een huis met zijkamer schuil. De meeste van de thans nog bestaande trapgevels zijn altijd ongepleisterd en ongesausd gebleven. Bovendien werden enkele trapgevels die op zeker moment wel van een buitenbepleistering of een sauslaag waren voorzien, tijdens een restauratie na 1950 hiervan weer ontdaan (Slagveld 53, Maarland Nz 48*, Visstraat 12). Van vrijwel alle in grote lijnen nog compleet aanwezige trapgevels kunnen derhalve metselwerk en versiering goed bestudeerd worden. Hierbij moet worden opgemerkt dat twee trapgevels deels het produkt zijn van een restauratie: van Langestraat 36-38 werden de trappen en van Maarland Nz 47* werd de gehele geveltop gereconstrueerd. Veel oorspronkelijke trapgevels zijn slechts ten dele, in gewijzigde vorm en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
384 Maarland Nz 29-30 te Brielle; opname 1990.
385 Voorstraat 43 te Brielle; opname 1962.
daardoor min of meer onherkenbaar, bewaard gebleven. Hun top werd in de loop der tijd gemoderniseerd of in zijn geheel gesloopt. De verschillende gevelvormen die hierdoor ontstonden, komen in het vervolg nog aan de orde. Hier kan worden volstaan met de opmerking dat ook deze gewijzigde gevels, zeker wanneer zij niet gepleisterd zijn, nog gegevens verschaffen aangaande de oude trapgevelarchitectuur. De meeste trapgevels zullen in oorsprong een houten pui hebben gehad, maar deze is nergens compleet bewaard gebleven. Ter vervanging werden in de 18de en 19de eeuw stenen puien opgetrokken, waarvan het sobere metselwerk duidelijk afsteekt bij het meestal meer versierde, oudere werk daarboven (Voorstraat 43 en 45 en Maarland Nz 10, 24* en 29-30). Bij een aantal gevels is nog wel de oude puibalk bewaard en van buitenaf zichtbaar (Langestraat 36-38, Voorstraat 29), terwijl bij andere gevels deze balk tijdens een restauratie naar aangetroffen sporen of oude restanten nieuw is gemaakt (Maarland Nz 10). In het pand Maarland Nz 47* kwamen tijdens de restauratie de restanten van de voormalige houten pui te voorschijn, op basis waarvan reconstructie van deze pui werd overwogen (zie afb. 365). Uiteindelijk werd echter besloten deze reconstructie niet uit te voeren. De trapgevels zijn in het algemeen duidelijk op vlucht gebouwd. In dit verband is het verschil opvallend tussen de nauwelijks vooroverhellende dubbele trapgevel van Maarland Nz 48* en de sterk op vlucht staande voorgevel van Maarland Nz 47* rechts daarvan. Dit verschil hangt wellicht samen met een ander verschil tussen de beide gevels. De rechter had, zoals vermeld, een houten pui, terwijl de bogen en hoekblokken in het metselwerk van de linker aangeven dat hier vanaf het begin een stenen pui aanwezig was. Bij een houten pui, met bovenin glas-in-loodpanelen, speelden inwateringsproblemen ongetwijfeld een grotere rol dan bij een stenen pui. Werd daarom hier in het ene geval voor een sterk vooroverhellende en in het andere voor een vrijwel loodrecht staande gevel gekozen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De decoratieve detaillering der trapgevelsDe oudste nog bestaande Brielse voorgevel met een trappentop is de linker trapgevel van Voorstraat 27*. Deze forse gevel, die in oorsprong vermoedelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit de tweede helft van de 15de eeuw dateert, maar die in 1932 een zeer ingrijpende restauratie onderging, valt op door zijn duidelijk laat-gotische detaillering: de verdiepingvensters zijn gevat in spitsboognissen met een driepasversiering en de top wordt geflankeerd door pinakels en is verder voorzien van bijzondere, laat-gotische gevelankers. Alle andere voorgevels met een trappentop (behalve enkele vroeg-20ste-eeuwse, historiserende exemplaren) dateren uit de 16de of 17de eeuw. Wat hun versiering betreft zijn zij allerminst als één groep te beschouwen. In de eerste plaats zijn er enkele uiterst sobere, geheel vlakke gevels, zoals die van Maarland Nz 48*, uit het tweede kwart van de 16de eeuw. Hier is de decoratie beperkt tot de gevelankers en tot het gebruik van natuursteenblokken. Nog soberder is de 1589 gedateerde voorgevel van Kaaistraat 1. Tegenover de nagenoeg onversierde trapgevels staan twee groepen van veel rijker uitgevoerde gevels. De eerste groep wordt gekenmerkt door het gebruik van rode baksteen als basismateriaal, met natuursteen (witte Ledesteen of gelige zandsteen) voor speklagen, waterlijsten, blokken, gebeeldhouwde kraagsteentjes en dergelijke. Voorts spelen juist bij deze groep ook de sierankers in de decoratie in het algemeen een zeer belangrijke rol. De tweede groep wordt gevormd door een aantal trapgevels van gele baksteen, versierd met helderrode baksteentjes in banden en metselmozaïeken, op de hoeken en in de vensterbogen of -strekken. Een goed voorbeeld van een rijke gevel uit de eerste groep is de voorgevel van Maarland Nz 29-30, vermoedelijk daterend uit het laatste kwart van de 16de eeuw. Deze gevel verdient enige nadere beschouwing. Hij heeft boven de verdiepingvensters twee geblokte en geprofileerde korfbogen, die rusten op halverwege de verdieping naast de vensters aangebrachte kraagsteentjes. De beide korfbogen dienen niet alleen als ontlastingsbogen boven de vensters, maar zijn tegelijk ook de bogen waarop de topgevel overkraagt, een verschijnsel dat onder andere in Dordrecht bij veel trapgevels voorkomt, maar dat in Brielle verder nergens (meer) wordt aangetroffen. Voorts is opvallend, dat links geen hoekblokken zijn aangebracht en dat daar nog juist de aanzet te zien is van een ruwweg onderbroken derde boog. Dit zou erop kunnen wijzen dat de architectuur oorspronkelijk over de gevel van het pand links doorliep en dat hier dus ooit een dubbele trapgevel stond. De bij het huis behorende afhang ter rechterzijde ten slotte heeft een gevelbeëindiging met renaissance-rolwerk. Ook de 1612 gedateerde trapgevel van Maarland Nz 10 en de twee eveneens in het eerste kwart van de 17de eeuw gebouwde trapgevels van Slagveld 52 en 53 hebben op kraagsteentjes rustende, geprofileerde korfbogen boven de vensters. Deze bogen, hier niet de ondersteuning voor een overkragende top, steken uit het gevelvlak naar voren en zorgen zo, samen met de waterlijsten en de dekplaten op de trappen, voor een sterke reliëfwerking. Bij een aantal
386 Visstraat 12 te Brielle, voorgevel boven de pui; opname 1991.
andere gevels die tot de eerste groep gerekend kunnen worden, is dit laatste in veel mindere mate of in het geheel niet het geval. Zo heeft de dubbele trapgevel van Voorstraat 43, die in de eerste helft van de 17de eeuw verrees, korfbogen die in het gevelvlak liggen, met daarbinnen alleen iets verdiept gelegen boogvelden. In plaats van bogen kunnen boven de vensters ook geblokte strekken zijn aangebracht, zoals boven de verdiepingvensters van de twee uit respectievelijk 1588 en 1595 daterende trapgevels van Voorstraat 45. Soortgelijke strekken, maar dan voorzien van natuursteenblokken met diamantkop, heeft ook de vroeg-17de-eeuwse, vrijwel geheel vlakke trapgevel van Maarland Nz 24*. Deze gevel bezit bovendien, als enige in Brielle, gebeeldhouwde rolwerkornamenten die als kleine klauwstukken aan weerszijden op de trappen zijn geplaatst. De trapgevels van gele baksteen, die de tweede groep vormen, zijn in het algemeen tamelijk vlak, met hoogstens een enkele natuurstenen waterlijst. De versierende rode steentjes zijn in ononderbroken reeksen op de gevelhoeken aangebracht, van onder tot boven en ook langs de zijkanten der trappen. Verder is het metselwerk soms versierd met enkele rode banden, zoals bij de hoge smalle trapgevel van Wellerondom 8 en bij de voor wat hun top betreft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
387 Ring 13 te Zuidland; opname 1966.
gewijzigde voorgevels van Maarland Nz 5 en 6 en Kerkstraat 20 (hoek Maarland Zz), alle opgetrokken in de eerste helft van de 17de eeuw. De meeste gevels van de tweede groep hebben geblokte korfbogen boven de vensters; deze bogen zijn ook weer van rode steen en soms gevuld met eenvoudige metselmozaïeken in geel en rood. Een voorbeeld van dit laatste levert de trapgevel van Visstraat 12, eveneens uit de eerste helft van de 17de eeuw. De van een gevelsteen uit 1565 voorziene, maar vermoedelijk toch eerst na 1600 opgetrokken voorgevel van Langestraat 36-38 heeft korfbogen met iets verdiept gelegen boogvelden en voorts boven de oude puibalk nog het oorspronkelijke bakstenen fries; de pui zelf is een restauratieprodukt. Maarland Nz 86 heeft een volledig vlakke, gele trapgevel, wellicht uit de tweede helft van de 17de eeuw, die versierd is met rode hoeksteentjes en rode strekken boven de vensters. Enkele algemene opmerkingen kunnen nog worden gemaakt over de wijze waarop de trappentoppen in Brielle bovenaan zijn beëindigd. Naast elkaar komen trapgevels met en zonder toppilaster voor. Sommige toppilasters steken wel, andere steken niet boven de bovenste trap uit. Zij zijn altijd iets naar voren uitgemetseld en rusten op een geprofileerd kraagsteentje, dat soms een gebeeldhouwd kopje toont. Overhoeks geplaatste toppilasters zijn zeldzaam. Van de oude trapgevels heeft alleen het 17de-eeuwse voorgeveltje van Rozemarijnstraat 38 een dergelijke beëindiging. Verder is deze weliswaar te vinden boven aan de geveltop van Maarland Nz 47*, maar deze top is in zijn geheel een restauratieprodukt. Een derde overhoeks geplaatste toppilaster bekroont de vroeg-20ste-eeuwse, historiserende voorgevel van Fransestraat 2 (hoek Voorstraat). Buiten Brielle is nergens een 16de- of 17de-eeuwse trapgevel gaaf bewaard gebleven. Ring 13 in Zuidland bezit nog een tot tuitgevel verbouwde trapgevel, gedateerd 1637, die veel oorspronkelijke details, zoals gevelstenen, sierankers en geprofileerde korfbogen op gebeeldhouwde kopjes, heeft behouden. Markt 8 in Heenvliet heeft een thans halverwege de top afgeknotte en van een kroonlijst voorziene trapgevel van gele baksteen met rode accenten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele andere voorgevels uit de 17de eeuwWas er voor de diepe huizen dus de trapgevel, de - in Brielle overigens veel minder talrijke - dwarse huizen kregen aan de straat veelal een recht afgesloten langsgevel. Uit de 17de eeuw bleven drie van deze gevels in grote lijnen gaaf bewaard: die van Turfkade 6 en Langestraat 13 en 25*. De laatste is gedateerd 1648 en ook de andere twee zijn in de eerste helft of het midden van
388 Turfkade 6 te Brielle; opname 1976.
de 17de eeuw opgetrokken. In hun materiaalgebruik en detaillering, met speklagen en geblokte bogen in rood metselwerk of met rode hoeksteentjes en bogen met metselmozaïeken in geel metselwerk, komen zij in alle opzichten overeen met de 17de-eeuwse trapgevels. Opvallend is bovendien dat alle drie deze langsgevels hun oorspronkelijke puibalk hebben behouden, terwijl bij Turfkade 6 bovendien nog belangrijke delen van de oorspronkelijke houten pui zelf achter de klamplaag op de begane grond aanwezig zijn. Een in oorsprong uit de eerste helft van de 17de eeuw daterende voorgevel met een voor Brielle uitzonderlijke, in- en uitgezwenkte top heeft Maarland Nz 17. Deze gevel, van gele baksteen met rode accenten, werd bij de restauratie in 1969 van een later aangebrachte pleisterlaag ontdaan, waarbij onder meer de oude puibalk te voorschijn kwam. De gevel werd vervolgens grotendeels nieuw opgetrokken en ook de puibalk werd daarbij vernieuwd; de vorm van de top is echter waarschijnlijk wel 17de-eeuws. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De lijstgevels en de topgevels uit de 18de en 19de eeuwZoals eerder reeds vermeld, onderging de top van zeer veel oorspronkelijke trapgevels in de loop der tijd een ingrijpende vormverandering. De ook met hun achterzijde aan de weersinvloeden blootgestelde trappen raakten relatief snel in verval en herstel in de oude vormen was kostbaar en na de 17de eeuw bovendien niet langer gewenst, omdat de trapgevel uit de mode was geraakt. De lijstgevel had intussen zijn intrede gedaan en het liefst gaf men nu zijn huis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
389 Brielle, Voorstraat 31 (het kantongerecht): een huis ontstaan door samenvoeging. Vooraanzicht, dakplan en plattegrond begane grond. Schalen 1:150 1:900 en 1:300. Voorgevel: opmetingstekening P. Matthijssen, 1990. Overig: tekeningen B. Kooij, 1990; naar tekening van gemeentewerken uit 1987.
bij een verbouwing een dergelijke, door een kroonlijst recht afgesloten gevel. Was dit om een of andere reden niet mogelijk, dan werd de oude trapgevel gemoderniseerd tot puntgevel, klokgevel of ingezwenkte lijstgevel. Een aantal van de rijkste Brielse families, die al grote huizen bezaten of er in slaagden twee of drie naast elkaar gelegen panden in eigendom te verwerven, ging er met name in de tweede helft van de 18de en in het begin van de 19de eeuw toe over aan de straatzijde een monumentale brede lijstgevel te laten optrekken. In sommige gevallen zal een dergelijke voorgevel van de grond af geheel nieuw opgetrokken zijn, maar bij andere huizen bestaat hij uit een kern van ouder muurwerk met een aan de voorzijde daartegenaan bevestigde nieuwe klamplaag. De grootste van deze brede lijstgevels zijn die van Voorstraat 31 (het kantongerecht) en Nobelstraat 7-9*. Beide gevels zijn zes vensterassen breed en hebben een asymmetrische indeling die verraadt dat het achtergelegen huis in feite een samenvoeging is van enkele oudere panden. Opvallend zijn in dit verband vooral de verschillen in de breedtes der muurdammen tussen de vensters. Vijf traveeën breed zijn de lijstgevels van Nobelstraat 16 en 34, de eerste met thans gewijzigde pui, de tweede geheel symmetrisch ingedeeld, met een monumentale ingangspartij in het midden. Een vier traveeën brede lijstgevel hebben Maarland Nz 38 en Voorstraat 26. Achter elk van de genoemde brede lijstgevels ligt een huis dat ontstond door de samenvoeging van twee of drie oudere panden. Voorts hebben deze gevels alle een reeks lage vensters onder de kroonlijst. Deze vensters suggereren een mezzanino, een lage tweede verdieping, maar zijn in feite niet meer dan zoldervensters. Een brede lijstgevel zonder een lage tweede verdieping hebben onder meer Slagveld 42, Maarland Nz 27-28 en 31 en Voorstraat 61 en 67, alle ook weer in de tweede helft van de 18de of in het begin van de 19de eeuw ontstaan door de samenvoeging van twee of drie smallere en oudere panden. Maarland Nz 52 heeft een brede lage lijstgevel met een mezzanino direct boven de begane grond, gevolg van het feit dat hier - vermoedelijk omstreeks 1770 - twee huizen van zeer bescheiden afmetingen werden samengevoegd. Verdiepingloze brede lijstgevels zijn in Brielle zeldzaam. Langestraat 35 en 44 hebben een dergelijke voorgevel, beide uit de 18de of vroege 19de eeuw. De brede lijstgevels zijn in het algemeen steeds ongesausd en ongepleisterd gebleven. Uitzonderingen hierop zijn de reeds genoemde gevel van Maarland | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
390 Maarland Nz 31 te Brielle; opname 1990.
391 Maarland Nz 52 te Brielle; opname 1990.
Nz 52 en die van het dwarse huis Venkelstraat 8-8A; deze hebben beide een pleisterlaag met getrokken schijnvoegen. Waar het metselwerk aan de dag treedt, is dit bij de 18de- en vroeg-19de-eeuwse lijstgevels vrijwel zonder uitzondering van een bruinrode tot bruine baksteen. De meeste van deze gevels zijn verder uiterst strak en sober van vormgeving, met strekken of soms alleen eenvoudige rollaagjes boven de vensters en een decoratie, meestal in de vorm van enig snijwerk, die zich beperkt tot de ingangspartij. Slechts bij de meest monumentale lijstgevels zijn ook rondom het venster boven de voordeur en soms aan de kroonlijst ornamenten aangebracht. De deuromlijstingen, kroonlijsten en gesneden ornamenten zijn meestal wit, soms crèmekleurig geverfd. Eén gevel, die van Nobelstraat 7-9*, heeft naast de versieringen aan ingangspartij en kroonlijst ook nog een bewerkte natuurstenen plint en geblokte en gesausde hoeklisenen. Ook bij de minder grote huizen, diepe panden met een verdieping en een twee of drie vensterassen brede voorgevel, bracht de modernisering in de 18de of 19de eeuw veelal de verdwijning van de voorgeveltop met zich mee. Meestal werd deze top in zijn geheel vervangen door een dakschild met een dakkapel boven de nieuwe kroonlijst. Soms werd ook bij een dergelijke, smallere lijstgevel ter hoogte van de zolder door middel van lage vensters een tweede verdieping gesuggereerd. Voorbeelden van dit laatste leveren Markt 2 (hoek Voorstraat) en Nobelstraat 53. Naast talrijke ongepleisterde, zijn er ook veel gepleisterde, gecementeerde of gesausde smallere lijstgevels. De ongepleisterde zijn in de regel geheel nieuw opgetrokken gevels, veel gepleisterde bevatten vermoedelijk nog een kern van ouder metselwerk. Bij de kleinste huizen, smal en vaak zonder verdieping, werd meestal niet gekozen voor de vervanging van de geveltop door een dakschild. Het ruimteverlies dat hierdoor op zolder zou ontstaan, was, naast de wens het huis toch nog enige allure te geven, waarschijnlijk een voorname reden om naar andere oplossingen te zoeken. Het eenvoudigst was het slopen van alleen de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
392 Maarland Nz 5 en 6 te Brielle, twee voormalige trapgevels; opname 1990.
393 Voorstraat 126 te Brielle, lijstgevel uit 1845; opname 1962.
trappen van de oude top en het vervolgens moderniseren van de gevel tot tuitgevel, klokgevel of ingezwenkte lijstgevel. Daarna werd meestal een pleisterlaag aangebracht. Naast deze gemoderniseerde oude gevels werden er vooral in de 19de eeuw ook geheel nieuwe tuit-, klok- en ingezwenkte lijstgeveltjes gebouwd. Een andere oplossing, waarvoor met name bij de verdiepingloze kleine huizen veelvuldig werd gekozen, was het tot voor de oudere kap optrekken van de nieuwe lijstgevel. Hierdoor wordt een tweede verdieping gesuggereerd die er in feite niet is. De huizen waar deze oplossing is toegepast, zijn in het algemeen makkelijk te herkennen aan het dak dat aan de voorzijde toch nog met een klein wolfeind boven de kroonlijst uitsteekt. Dit laatste is niet het geval bij Voorstraat 126, een verdiepingloos pand dat in 1845 van een nieuwe voorgevel werd voorzien. Deze lijstgevel met hoeklisenen en verdieping is duidelijk wat monumentaler uitgevoerd en hij onttrekt het oudere en lagere huis erachter dan ook geheel aan het gezicht. In veel kernen buiten Brielle wordt het bebouwingsbeeld in belangrijke mate bepaald door 19de-eeuwse gevels, zowel verbouwde oudere (zoals rond de Ring in Zuidland en langs de Dorpsstraat van Zwartewaal) als geheel nieuw gebouwde (zoals hier en daar in Nieuwenhoorn en Oostvoorne). Top- en lijstgevels wisselen elkaar af; gepleisterd en ongepleisterd komen naast elkaar voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De pleisterafwerking van de voorgevelsWanneer de gepleisterde voorgevel in Brielle en elders op Voorne-Putten zijn intrede deed, is niet precies vast te stellen, maar het zal voor het gewone woonhuis waarschijnlijk niet veel vroeger dan circa 1800 zijn geweest. Voor min of meer monumentale buitenhuizen was het aanbrengen van een buitenbepleistering toen overigens al enige tijd in de mode. Het Heenvlietse ambachtsherenhuis was er zelfs heel vroeg bij: hier werd de voorgevel al | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
394 De gepleisterde en geverfde voorgevel van Ring 1 te Zuidland; opname 1991.
omstreeks 1740 van een kroonlijst voorzien en gepleisterd (zie pagina 389). Hoe het ook zij, in de loop van de 19de eeuw werden in en buiten Brielle veel woonhuizen van buiten gepleisterd. In sommige kernen, zoals rond de Ring van Zuidland en langs de Kerkstraat in Geervliet, is de gepleisterde gevel thans verre in de meerderheid. De gepleisterde gevels zijn tegenwoordig veelal wit of crèmekleurig en af en toe in een heel lichte groene, grijze of blauwe kleur afgewerkt. Daarnaast is er een aanzienlijk aantal grijsgrauwe, gecementeerde gevels, die hun cementlaag alle in de 19de eeuw ontvingen. Buitenbepleistering en cementlaag zijn in veel gevallen voorzien van getrokken schijnvoegen. Deze suggereren in het algemeen een eenvoudig blokkenverband, met doorlopende horizontale en daartussen verspreid enkele verticale ‘voegen’. Wanneer een dergelijke afwerking uit de tweede helft van de 19de of uit het begin van de 20ste eeuw dateert, dan heeft deze tevens vaak forse geblokte strekken en af en toe zelfs speciaal geaccentueerde hoekblokken, alles door middel van de aangebrachte verschillen in structuur en reliëf slechts gesuggereerd. Een goed voorbeeld hiervan levert in Brielle de voorgevel van Voorstraat 10, die zijn huidige cementlaag in 1919 kreeg. Voorts werden tegen het einde van de 19de eeuw nogal wat voorgevels voorzien van een pleisterlaag compleet met platte of geprofileerde stucwerkomlijstingen rond om de bovenste delen van deur en vensters. Deze omlijstingen, meestal aangebracht boven licht getoogde venster- en deuropeningen, rusten als het ware op ‘kraagsteentjes’ van stucwerk die ter hoogte van wisseldorpel of deurkalf zijn geplaatst. Onder andere de voorgevels van Maarland Nz 23 en Nobelstraat 18, beide te Brielle, bezitten dergelijke versieringen. Af en toe zijn geprofileerde stucwerkomlijstingen aangebracht tegen een voor het overige in schoon metselwerk uitgevoerde gevel (zoals bij Dorpsstraat 9 in Zwartewaal). Eveneens uit de late 19de eeuw stamt nog een andere wijze van versiering van de gepleisterde gevel, die op Voorne-Putten ook hier en daar voorkomt. Deze wordt gekenmerkt door het gebruik van enigszins verdiept gelegen of juist verhoogde vakken in het pleisterwerk. De langwerpige vakken hebben een profielvormige beëindiging en vaak een ruw (‘gerotst’) oppervlak, dat duidelijk afsteekt bij het vlakke pleisterwerk eromheen. In Brielle zijn de voorgevel van Voorstraat 34 en de pui van Langestraat 25* op deze wijze versierd. Een combinatie van de eerder genoemde stucwerkomlijstingen en de versiering met deze vakken toont de voorgevel van de rentenierswoning Westdijk 20 bij Hekelingen.
395 Maarland Nz 11 en 10 te Brielle; opname 1990.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gevels uit de 20ste eeuwDe 20ste eeuw bracht daar waar het volledige nieuwbouw betrof, in het algemeen geen grote schok teweeg in de gevelarchitectuur van de Brielse binnenstad. Verspreid in de reeds bestaande straatwanden verscheen af en toe een nieuwe gevel, maar meestal voegde deze zich in vorm, kleur en materiaal op onopvallende wijze binnen de oude context. Dit geldt bij voorbeeld voor de brede voorgevel van Nobelstraat 22 (de pastorie naast de Rooms-Katholieke kerk), maar ook voor de voorgevel van Nobelstraat 8, die boven de ingang een driezijdig uitgebouwde erker heeft. In de eerste helft van de 20ste eeuw kregen meer huizen in de Nobelstraat, in de Voorstraat en aan weerszijden van het Maarland op de verdieping een dergelijke kleine erker. Deze biedt vanuit het huis naar weerskanten een ruim uitzicht. Kort na 1900 werden verschillende min of meer historiserende trapgevels gebouwd. Zo werden de twee oude trapgeveltjes van Langestraat 27 en 29 vervangen door volledige nieuwbouw, die alleen de trapgevelvorm en een gevelsteen uit circa 1600 handhaafde. Maarland Nz 11 heeft een eveneens geheel uit moderne materialen opgetrokken gevel. Deze kwam in de plaats van de bestaande lijstgevel en kreeg, vermoedelijk naar aanleiding van de hier en in de trapgevel van het buurpand Maarland Nz 10 bewaard gebleven vroeg-17de-eeuwse gevelstenen, een trappentop. Opvallend genoeg werd deze nieuwe trapgevel zowel boven de begane grond als boven de eerste verdieping | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
396 Voorstraat 75-81 te Brielle, gepleisterde gevels; opname 1962.
397 Asylstraat 1, hoek Voorstraat te Brielle; opname 1991.
voorzien van een overkraging. Fransestraat 2 (hoek Voorstraat) ten slotte is een huis met gevels van rose kalkzandsteen, waarvan de neorenaissancevoorgevel aan de Voorstraat in zijn opbouw en decoratie geheel de rijkere trapgevels uit de eerste helft van de 17de eeuw volgt, compleet met speklagen, hoekblokken, geblokte bogen, sierankers en een toppilaster. Woonhuizen die tussen 1900 en 1940 in de binnenstad verrezen en die zich door een eigentijds uiterlijk duidelijk onderscheiden van de omringende bebouwing, zijn schaars. Enkele voorbeelden staan op een straathoek, een situatie die - meer dan een ligging midden tussen huizen aan een straat - mogelijkheden bood tot een rigoureuze wijziging van oriëntatie, indeling en exterieur. Een dergelijk huis is Asylstraat 1 (hoek Voorstraat), een pand met een enigszins door de stijl van de Amsterdamse School geïnspireerd uiterlijk. De voordeur is hier bij de verbouwing naar opzij verplaatst, maar tegelijk is (anders dan bij het eerder genoemde hoekpand Fransestraat 2) ook het hoofdaccent verlegd: de gevel aan de Voorstraat is niet langer de voorgevel. Een ander voorbeeld is Nobelstraat 88, een wit gepleisterd huis dat in zijn hoofdvorm en in de manier waarop het buiten de rooilijn uitsteekt, verraadt dat het hier gaat om een algehele verbouwing van het oude wachthuis aan de Zuidpoort (zie pagina 62). Links opzij en aan de achterzijde heeft men, gebruik makend van de door het slopen van de poort vrijgekomen ruimte, een aanbouw met verdieping, plat dak en forse erker met balkon gerealiseerd. In het recente verleden, sinds Brielle in 1975 de status van beschermd stadsgezicht ontving, is de uitwendige aanpassing aan het bestaande in hoge mate tot norm verheven. Dit is onder andere goed te zien aan de nieuwbouw aan het Slagveld en daartegenover, aan Fransestraat en Lijnbaan: rijen lijst- en
398 Noordweg 7 te Oostvoorne. Villa uit 1920, gebouwd d oor J.C. Meischke en P. Schmidt; opname 1991.
puntgevels van rode baksteen met daarboven schild-, wolf- en zadeldaken gedekt met oranjerode pannen. Werd er in de 20ste eeuw bij nieuwbouw in toenemende mate naar aanpassing gestreefd, bij de verbouwing van bestaande panden werden zeer forse moderniseringen lang niet altijd geschuwd. Het gedeelte van de voorgevel dat hierbij het meest veelvuldig en ook vaak het meest ingrijpend werd gewijzigd, is de pui, vooral in de sinds het eind van de vorige eeuw sterk ‘verwinkelde’ Nobelstraat en Voorstraat. De kernen waarvan het bebouwingsbeeld sinds 1900 het meest is veranderd, zijn Spijkenisse en Hellevoetsluis. In Spijkenisse is van het oude nog maar zeer weinig over en in Hellevoetsluis moest na 1945 de totale bebouwing ten westen van de haven weer worden opgetrokken. Bovendien werden in een nog recenter verleden binnen de vesting Hellevoetsluis verschillende grote nieuwbouwprojecten uitgevoerd. In en om de kern van Oostvoorne verrezen omstreeks 1900 en daarna tal van woningen en kleine villa's. Dit leverde de plaats een gevarieerde bebouwing op die het voor die tijd kenmerkende scala aan bouwstijlen vertoont. De ‘verwinkeling’ trof alleen de kernen van enkele grotere plaatsen met een streekfunctie, met name Spijkenisse en Zuidland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zijgevelsIn Brielle, met zijn hoofdzakelijk aaneengesloten bebouwing, zijn de meeste zijmuren uit de aard der zaak tussengevels. Van deze gevels is alleen wanneer een huis aanzienlijk hoger en dieper is dan zijn buren, soms iets te zien. Opvallend is dan het verschil tussen het metselwerk van de voorgevel en dat van de zijgevels. Het laatste, niet bedoeld om de blik te vangen, is in de regel veel minder fraai afgewerkt en vaak ook opgetrokken uit een andere, goedkopere baksteen. Zo zijn bij de huizen met een monumentale 18de- of vroeg- 19de-eeuwse voorgevel van bruinrode baksteen de bovenste delen der zijgevels meestal gemaakt van gele baksteen. De dwarse huizen hebben aan weerskanten een punt- of een tuitgevel, soms met vlechtingen. Zijtrapgevels komen niet (meer) voor. In het algemeen is alleen bij hoekhuizen een van de zijgevels van buitenaf geheel zichtbaar. Staat een pand op de hoek van een minder belangrijke straat of een steeg, dan mist de betreffende zijgevel iedere versiering, terwijl ook uit de gehele indeling - met slechts een beperkt aantal vaak kleine vensters en hooguit een zij-ingang - duidelijk blijkt dat het hier een gevel van secundair belang betreft. Deze zijgevels zijn vaak wit gesausd of gepleisterd. Een voorbeeld van een wit gepleisterde zijgevel is die van Nobelstraat 14, aan het Welleslop, die bovendien vermeldenswaard is omdat hij halverwege tussen begane grond en verdieping een houten uitbouwsel op korbelen bezit. Dit uitbouwsel werd vermoedelijk in de 18de eeuw aangebracht ten behoeve van een nieuwe, ruimere trap. Bij de huizen die op de hoek van twee hoofdstraten zijn gebouwd, is de zijgevel voor het totale aanzicht duidelijk van groter belang en daarom rijker afgewerkt. Zo heeft Wellerondom 8, een hoekhuis dat in zijn huidige gedaante uit de eerste helft van de 17de eeuw dateert, aan de Langestraat een rechter zijgevel die de architectuur van de voorgevel - zij het in een wat versoberde vorm - voortzet, met rode accenten in het voor het overige gele metselwerk. Een ander hoekpand dat bij de bouw een versierde zijgevel kreeg, is Voorstraat 159, markant gelegen op de hoek van de zuidzijde van het Maarland en in oorsprong waarschijnlijk uit circa 1600. De eigenlijke voorgevel van dit huis, aan de kant van de Voorstraat, was aanvankelijk ongetwijfeld een trapgevel en de zijgevel aan het Maarland zal destijds in kleur en decoratie bij deze voorgevel hebben aangesloten. Het pand onderging echter een volledige gedaanteverandering bij een verbouwing die vermoedelijk omstreeks 1800 werd uitgevoerd. In 1982, tijdens de restauratie, bleek het achterste gedeelte van de zijgevel onder de latere pleisterlaag nog grotendeels zijn oorspronkelijke gedaante te hebben behouden: rood metselwerk met daarin geblokte bogen en een speklaag. Dit gedeelte werd vervolgens gerestaureerd en niet opnieuw gepleisterd. Aparte vermelding verdient hier nog het pothuisje tegen het voorste deel van dezelfde zijgevel. Dit aanbouwsel stamt waarschijnlijk van de verbouwing van circa 1800 en is het enige pothuisje dat in Brielle bewaard bleef. Een ander hoekpand, Turfkade 1 (hoek Visstraat), had eertijds ook een pothuisje. Dit stond midden tegen de topgevel aan de zijde van de Turfkade, maar verdween bij de restauratie in 1969. Een zijgevel die zich in de loop der tijd tot de belangrijkste gevel van het huis ontwikkelde, heeft Markt 9-10 (hoek Nobelstraat). Aanvankelijk had dit pand zijn voorgevel aan de Nobelstraat, maar nadat het door de afbraak van het belendende huis De Gouden Pot in 1579 aan de Markt was komen te liggen, wijzigde zich de oriëntatie. De brede nieuwe hoofdgevel die hierdoor ontstond, kreeg in de eerste helft van de 19de eeuw een symmetrisch en strak uiterlijk, met middenrisaliet, hoeklisenen en een kroonlijst en met een pleisterlaag met getrokken schijnvoegen. De begane grond is thans geheel gemoderniseerd. Het laatste geldt eveneens voor het tegenoverliggende pand Markt 2 (hoek Voorstraat). Ook hier laat de verdieping echter nog duidelijk zien dat de naar de Markt gekeerde zijgevel op zeker moment aan belang won en daarom een monumentaal uiterlijk kreeg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De achtergevels
399 Zijgevel van Voorstraat 159 te Brielle; opname 1990.
400 Achtergevel van Nobelstraat 21-23 te Brielle; opname 1991.
De laat-middeleeuwse stenen huizen in Brielle zuilen oorspronkelijk alle ook aan de achterzijde een trapgevel hebben gehad. Hiervan zijn thans nog maar enkele exemplaren herkenbaar aanwezig. De hoge achtergevel van het voorste gedeelte van Nobelstraat 27-29 dateert in oorsprong uit de 15de eeuw. In later tijd verrees tegen deze achtergevel een lager aanbouwsel. Uit het laatste kwart van de 16de eeuw stamt de achtergevel van Voorstraat 27*, die ook ooit een trappentop bezat. Nu is deze gevel afgeknot, zodat aan weerszijden alleen de onderste trappen nog bewaard zijn. Opvallend is de zeer brede, gedrukte ontlastingsboog op de verdieping, die erop lijkt te wijzen dat zich hier oorspronkelijk een groot, samengesteld venster bevond. Veel huizen hebben een tuitgevel aan de achterzijde. Deze kan het resultaat zijn van de verbouwing van een oudere trapgevel, zoals waarschijnlijk het geval is bij de wit gepleisterde achtergevel van Nobelstraat 14, maar hij kan ook bij de bouw van het huis direct al als tuitgevel zijn opgetrokken. Dit laatste gebeurde in elk geval al in de tweede helft van de 16de, maar met name gedurende de 17de eeuw. In de eeuwen daarna waren het alleen nog de kleinere huizen die van een achtergevel met tuitgeveltop werden voorzien. Het in of kort na 1599 gebouwde dubbele huis Nobelstraat 21-23 heeft aan de achterzijde een tweetal tuitgevels van gele baksteen, die versierd zijn met in helderrode steen uitgevoerde vlechtingen en ontlastingsbogen. De twee onderste van deze bogen zijn breed en gedrukt van vorm, vergelijkbaar met de eerder genoemde boog in de achtergevel van Voorstraat 27* en vermoedelijk het restant van twee grote, samengestelde vensters. Rode bogen in geel metselwerk heeft ook de tuitgevel aan de achterkant van Maarland Nz 24*, uit de vroege 17de eeuw. De meeste achtergevels met een tuitgeveltop zijn echter geheel onversierd. Zij zijn veelal opgetrokken uit gele baksteen en hebben vlechtingen in de top en natuurstenen dekplaten of rode gebakken tichels op schouders en tuit. Een aanzienlijk aantal achtergevels is thans wit gepleisterd of gesausd. Zeer vele zijn voorts in de loop der tijd deels of geheel van hun top ontdaan. Onder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
langs het wolfeind of dakschild dat hierbij werd aangebracht, kregen deze gevels meestal niet meer dan een eenvoudige goot. Alleen enkele door de samenvoeging van twee of drie oudere panden ontstane grote huizen werden in de 18de of vroege 19de eeuw ook aan de achterzijde voorzien van een brede gevel met een kroonlijst. Is boven deze nieuwe lijstgevel ook een nieuw, breed schilddak aangebracht, zoals bij Maarland Nz 27-28 en 48*, dan zijn de samenstellende delen van het betreffende huis min of meer gecamoufleerd. In de andere gevallen, bij voorbeeld bij Nobelstraat 7-9* en 16, ‘verraden’ de verschillende, naast elkaar gelegen schilddaken iets aangaande de ontstaansgeschiedenis. Van slechts enkele huizen kreeg de achtergevel bij een 19de-eeuwse verbouwing de vorm van een ingezwenkte lijstgevel. Dit gebeurde bij Slagveld 54-55 en bij Voorstraat 67. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De dakenHet Brielse huizenbestand kent zadel-, schild- en wolfdaken. Omdat het diepe huis domineert, staan de meeste daken met hun nok loodrecht op de as van de straat. Dit algehele beeld wordt hier en daar doorbroken, in de eerste plaats door de daken der dwarse huizen, maar daarnaast ook enigszins door de daken die behoren bij de grote, in de loop van de 18de of vroege 19de eeuw gemoderniseerde panden. Deze laatste hebben immers meestal boven en direct achter de brede lijstgevel een ondiepe dwarse kap, die de oudere kappen erachter aan het oog onttrekt. Verreweg de meeste huizen hebben een dakbedekking van oranjerode Hollandse pannen, al of niet verbeterd. Leien liggen alleen op de daken van enkele belangrijke openbare gebouwen en kerken, zoals het stadhuis, het Asyl, de Catharijne- en de Jacobskerk. Blauwgrijze, gesmoorde pannen zijn aangebracht op de daken van bij voorbeeld de Rooms-Katholieke kerk, de Infirmerie, het voormalige gasthuis aan het Asylplein en het voormalige garnizoensturfmagazijn aan het Slagveld, maar ook op de daken van sommige woonhuizen. Bij deze laatste is het opvallend dat veelal alleen het vanaf de
401 Het Brielse dakenlandschap vanaf de Catharijnetoren naar het oosten; opname 1989.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
402 Hergebruikte daktegels tegen de linker zijgevel van Turfkade 6 te Brielle; opname 1991.
straat zichtbare dakschild met blauwgrijze pannen is gedekt. Dit geldt voor de dakschilden boven de voorgevels van een aantal kleinere huizen, maar met name ook voor de dwarse kappen boven de lijstgevels van een aantal grote panden, zoals Slagveld 42, Maarland Nz 27-28 en 31, Nobelstraat 7-9* en Voorstraat 31 (het kantongerecht). Klaarblijkelijk werd met name in de 18de eeuw aan de blauwgrijze kleur van de gesmoorde pannen, als beter passend bij een voornaam uiterlijk, de voorkeur gegeven. Naast de al dan niet verbeterde Hollandse pannen zijn op enkele huizen dakpannen van andere typen, zoals platte pannen en kruispannen, toegepast. Dit zijn echter uitzonderingen. Een enkel 20ste-eeuws huis, bij voorbeeld Nobelstraat 88, heeft geglazuurde dakpannen. Aparte vermelding verdienen op deze plaats de daktegels die werden aangetroffen. Nergens vervullen deze nog hun oorspronkelijke functie van dakbedekking, maar wel zijn zij hier en daar secundair gebruikt als bedekking van een zij- of achtergevel. Kennelijk om inwatering tegen te gaan, zijn zij in elkaar overlappende rijen tegen de buitenzijde van de gevel aangemetseld. De linker zijgevel van Turfkade 6 toont nog een dergelijke bekleding en ook tegen de achtergevels van de voorste gedeelten van Maarland Nz 2-4 en 47* werden restanten hiervan aangetroffen. Bij Maarland Nz 2-4 kon het formaat van de daktegels worden opgenomen: 24 × 14,5 × 1,4 cm. Het ambachtsherenhuis van Abbenbroek (zie pagina 392) had tot aan de restauratie een soortgelijke gevelbekleding, tegen de linker zijgevel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ingangen en deurenDe voordeur, de hoofdingang van het huis, bevindt zich bij een volledig aaneengesloten bebouwing uit de aard der zaak vrijwel altijd ook werkelijk in de voorgevel. Alleen bij enkele hoekhuizen, zoals in Brielle bij Raas 1 (hoek Langestraat) en Kerkstraat 20 (hoek Maarland Zz), is de deur op zeker moment naar de zijgevel verplaatst. In de voorgevels van de smallere huizen is de deur veelal geheel links of geheel rechts aangebracht. De bredere huizen hebben hun voordeur vaak in een der middelste traveeën, soms precies in het midden. Bezit een voorgevel twee deuren, dan is dit gewoonlijk het gevolg van gesplitst gebruik van het huis, waarbij meestal de ene deur toegang geeft tot een bovenwoning en de andere er is voor een benedenwoning, een winkel of een werkplaats. In veel voorgevels vormt de ingangspartij een belangrijke blikvanger, geaccentueerd door de speciale vormgeving en versiering van voordeur, bovenlicht en omlijsting. Juist deze vormen en versieringen waren in de loop der tijd steeds weer aan modernisering onderhevig, hetgeen verklaart waarom er in Brielle relatief zeer weinig en in de andere plaatsen geheel niets van de ingangspartijen uit de 17de eeuw of van daarvoor over is. Uit de 18de eeuw, en dan nog vooral uit de tweede helft daarvan, dateert een beperkt aantal monumentale voordeuren en ingangspartijen, alle in Brielle. Verreweg het meeste is echter 19de- en 20ste-eeuws. Een ingangsomlijsting in laat-gotische vormen heeft nog Langestraat 40*, waar voordeur en bovenlicht in een geblokte en geprofileerde spitsboognis zijn geplaatst, met in het boogveld een bakstenen driepastracering. Deze nis dateert ongetwijfeld uit de bouwtijd van het huis, de eerste helft van de 16de eeuw. Een soortgelijke hoge smalle nis als voordeuromlijsting bevindt zich in de voorgevel van de voormalige Latijnse school, Venkelstraat 4-6; deze nis, met een duidelijk minder gotisch aandoende profilering en ook zonder een driepastracering, is in het sluitsteentje 1604 gedateerd. De deuren en bovenlichten in deze twee nissen zijn overigens van veel recenter datum. Een ander laat-gotisch overblijfsel is het deurkozijn in de achtergevel van Langestraat 36-38. Dit in oorsprong wellicht vroeg-16de-eeuwse kozijn heeft
403 Deurkozijn met laat-gotisch kalf in de achtergevel van Langestraat 36-38 te Brielle. Schaal 1:40. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekening van J. Walraad uit 1972.
een bovenlicht met een middenstijl en daaronder een zeer bijzonder kalf, dat aan de onderzijde is voorzien van een rijk gesneden profiel. Dit profiel toont onder meer een accolade in het midden en een peerkraal aan weerszijden. Het bovenlicht, sinds de restauratie van 1972 gevuld met twee roedenraampjes, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
404 Ingangspartij van Voorstraat 31 (het kantongerecht) te Brielle; opname 1991.
bevatte oorspronkelijk glas-in-lood met daarachter een viertal diefijzers. De 17de-eeuwse voorgevel van Turfkade 6 heeft onder zijn oude puibalk de ingang wellicht nog op de oorspronkelijke plaats. Het deurkozijn heeft een laag bovenlicht met middenstijl; de stijlen van dit bovenlicht zijn aan de binnenzijde ‘gebiljoend’ (= afgeschuind). Vooral de verschillende zeer grote woonhuisgevels uit de tweede helft van de 18de eeuw hebben, zoals gezegd, een monumentale ingangspartij. Zo heeft Voorstraat 31 (het kantongerecht), waarvan de voorgevel uit 1772 dateert, een brede ingang met een beweeglijk gesneden kalf, een omlijsting met twee gesneden consoles onder de kroonlijst en daarboven een rijke omlijsting om het verdiepingvenster, alles in late rococo-vormen. Vergelijkbaar is de aankleding van de ingangspartij van Nobelstraat 7-9*, uit het midden van de 18de eeuw en uitgevoerd in rijke rococo. Hier zijn naast de al genoemde onderdelen ook nog het originele snijraam en de met snijwerk versierde voordeur zelf bewaard bleven. Een andere ingangspartij die een rococovormgeving toont, is die van Maarland Nz 31. Een curieuze modernisering onderging hier de bijbehorende, met snijwerk versierde deur, waarvan het bovenste paneel in de tweede helft van de 19de eeuw werd vervangen door een gietijzeren rooster. De rococo-ingangspartij van Maarland Nz 52 heeft uitbundige rocailles in kalf en consoles en verder als bijzonderheid aan weerszijden van de deur een smal hoog raampje met daarin een kronkelende bladrank. Het snijraam boven de deur is later, waarschijnlijk vroeg-19de-eeuws. Andere voorbeelden van door smalle hoge venstertjes geflankeerde voordeuren leveren Maarland Nz 48* en Nobelstraat 34. Het laatstgenoemde huis heeft een strakke, laat-18de-eeuwse ingangspartij, met pilasters, een kroonlijst en daarboven een omlijsting van het verdiepingvenster. In dit geheel zijn echter twee oudere elementen opgenomen: het rococo-snijraam boven de deur en het uit de eerste helft van de 18de eeuw daterende, ajour gesneden paneel onder het verdiepingvenster. Dit paneel toont een siervaas, geflankeerd door twee putti. De ingangspartijen uit de laatste decennia van de 18de eeuw zijn aanzienlijk strakker, met een versiering die zich in het algemeen beperkt tot een enkele siervaas en tot dunne bladkransen en guirlandes. Een goed voorbeeld is de voordeur van Maarland Nz 30. De guirlandes lopen hier onder meer vanaf een in het midden uitgebeelde siervaas naar weerskanten, waar zij door ringen zijn
405 Voordeur van Slagveld 42 te Brielle; opname 1982.
heengevoerd en naar beneden afhangen. Verder zijn bebladerde takken en een vrouwebuste te zien. Het motief van de symmetrisch opgehangen guirlande is kort voor 1800 kennelijk populair. Het is toegepast boven de deur en de beide flankerende vensters in de stadhuisvoorgevel (uit 1792), maar komt verder ook onder andere voor in de ingangsomlijstingen van Voorstraat 67 en 80 en aan de voordeur van Langestraat 40*. Meestal zijn de guirlandes uitgebeeld als hangende aan ringen of aan knoppen, maar opzij ‘verdwijnen’ zij soms even achter de hoeken van een deurpaneel of achter de pilasters aan weerszijden van een voordeur, om dan opzij van het paneel of door twee ronde ‘gaten’ midden in de pilasters weer te voorschijn te komen. Ook de zeer brede, laat-18de-eeuwse voorgevel van Slagveld 42 bezit een met een symmetrische guirlande versierde voordeuromlijsting. De voordeur zelf is een dubbele deur met rijk snijwerk: de panelen tonen stralenkransen, de naald is met eikeloof en een lint versierd en twee lauwerkransen omgeven de twee ronde raampjes bovenin. Deze raampjes nemen de functie van het hier achterwege gelaten bovenlicht over; zij kunnen aan de binnenzijde worden afgesloten door middel van twee houten paneeltjes die op en neer geschoven kunnen worden. In verschillende opzichten met deze ingangspartij vergelijkbaar is die van Scharloo 8, een voormalige bierbrouwerij. Van de twee deuren die hier naast elkaar zijn geplaatst, gaf er één ooit toegang tot de bedrijfsruimte, de ander tot de woning daarboven. Het geheel dateert uit circa 1790. De linker deur is een dubbele deur die op de panelen nog de oorspronkelijke gesneden versieringen, in de vorm van gestileerde bloemen, heeft bewaard. Boven de panelen zijn ook hier, ter vervanging van een bovenlicht, kleine, in dit geval ovale raampjes aangebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
406 Bovenlicht van Langestraat 44 te Brielle; opname 1991.
Hiermee zijn enkele van de rijkste ingangspartijen kort individueel behandeld. Vele malen talrijker zijn de huizen met de eenvoudiger vormgegeven, voornamelijk 19de- en 20ste-eeuwse hoofdingangen. Vaak beperkt de versiering zich tot een tandlijst langs het kalf en een eenvoudige geometrische vorm in het bovenlicht. Veel bovenlichten zijn versierd met een ruit, meestal met licht naar binnen gebogen zijden en soms gecombineerd met twee gekruiste pijlen (Nobelstraat 3-5, Maarland Nz 41). Andere hebben een cirkel of een liggend ovaal als hoofdvorm. Rijker zijn de uit de eerste helft van de 19de eeuw daterende bovenlichten die een siervaas met guirlandes tonen (Langestraat 44 en Maarland Nz 39). Aparte vermelding verdienen verder de misschien ten dele nog 18de-eeuwse bovenlichten waarvan de versiering gekenmerkt wordt door een zeer beweeglijk spel van symmetrisch golvende lijnen; voorbeelden van dit vroeger in Brielle nog aanmerkelijk vaker voorkomende type leveren Venkelstraat 6, Voorstraat 43, Maarland Nz 5 en het Merulaweeshuis (zie pagina 253). De kleinste bovenlichten hebben soms alleen in het midden een eenvoudige versiering, bij voorbeeld een siervaasje (Langestraat 13). De uit de tweede helft van de 19de eeuw daterende gietijzeren levensboom komt in Brielle slechts hier en daar voor, bij voorbeeld in het bovenlicht van Maarland Nz 43. Een groter gietijzeren bovenlicht, zoals dat van Voorstraat 26, dat voorzien is van een ronde lantaren in het midden, is al helemaal een uitzondering. Opgemerkt moet overigens worden dat een aanzienlijk aantal bovenlichten het produkt is van een 20ste-eeuwse restauratie, zoals bij voorbeeld het geval is bij Voorstraat 67 en bij Maarland Nz 24. Verreweg de meeste voordeuren zijn eenvoudige paneeldeuren. Een enkele vroeg-19de-eeuwse deur, zoals die van Nobelstraat 20, heeft amandelvormige ‘spiegelpanelen’. Deuren met een uit de tweede helft van de 19de eeuw daterend gietijzeren rooster op de plaats van het bovenste paneel komen veel meer voor. De roosters zijn zeer verschillend van vorm en hebben meestal een kopje of een ander ornament in het midden. Soms, zoals bij Voorstraat 67 en 84, is de voordeur zo breed dat er naast elkaar twee gietijzeren panelen konden worden aangebracht. Achter de roosters zorgt glas vaak voor extra licht in de gang. Behalve de grote voordeurroosters zijn er ook kleinere gietijzeren roosters of smeedijzeren ornamenten, die in de laat-19de- en vroeg- 20ste-eeuwse deuren een smal middenraampje beschermen. Voordeuren met
407 Voordeur van Voorstraat 84 te Brielle; opname 1990.
een dergelijk raampje zijn talrijk, vooral bij de kleinere huizen. Met roosters of andere ijzeren ornamenten versierde voordeuren uit de 19de en vroege 20ste eeuw komen ook buiten Brielle in groten getale voor. De voordeuren uit de genoemde perioden zijn vrijwel zonder uitzondering groen geverfd; de kozijnen en omlijstingen zijn veelal crèmekleurig of wit, soms lichtgrijs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vensters en dakkapellenHet venster met kruiskozijn moet ook in Brielle in elk geval tot het einde van de 17de eeuw algemeen zijn toegepast. Tegenwoordig komt het slechts hier en daar in de stad voor en dan in de meeste gevallen nog als produkt van een reconstructie. Een uitzondering op dit laatste vormt Kaaistraat 1, uit 1589. Dit pand, dat lang als pakhuis werd gebruikt, behield in voor- en achtergevel in totaal vier kruiskozijnen, waarvan de onderste vakken tot aan de restauratie slechts van luiken waren voorzien. Een goed bewaard kruiskozijn bevindt zich verder in de linker zijgevel van de achterste zijkamer van Nobelstraat 19. Dit kozijn heeft in de bovenvakken aan de binnenzijde gebiljoende stijlen en dateert waarschijnlijk uit de 17de eeuw. Verder heeft Nobelstraat 19 ook nog restanten van een tweetal kruiskozijnen achter in de linker zijgevel. Deze gevel is door het buurhuis sinds lang uitwendig aan het oog onttrokken, maar inwendig zijn de gedeeltelijk bewaarde kozijnen nog zichtbaar. Voorbeelden van gereconstrueerde kruiskozijnen leveren de voorgevels van Voorstraat 27*, Kaaistraat 21 en Langestraat 36-38. Een 20ste-eeuwse, historiserende trapgevel met kruiskozijnen heeft Maarland Nz 11. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
408 Kaaistraat 1 te Brielle, voorgevel met kruiskozijnen; opname 1990.
Wat minder zeldzaam dan het kruiskozijn is het in oorsprong 18de-eeuwse schuifraam met kleine roedenverdeling, vier of vijf ruiten breed. Ook dit is echter meestal het resultaat van een min of meer getrouw reconstruerende restauratie. De uit 1612 daterende en in oorsprong natuurlijk van kruiskozijnen voorziene trapgevel van Maarland Nz 10 kreeg in de 18de eeuw nieuwe ramen, met een kleine roedenverdeling. Van deze ramen bleef alleen het tweetal in de top bewaard. De twee grote schuiframen op de verdieping zijn, evenals de gehele pui, het produkt van de restauratie. De lijstgevels van Koopmanstraat 6 en Maarland Zz 24 leveren goede voorbeelden van een volledig terugkeren naar een 18de-eeuwse raamindeling. Hetzelfde geldt voor de vroeg-17de-eeuwse trapgevel van Maarland Nz 24*. Het raam boven in de top van deze gevel, bij de eerste restauratie ook als schuifraam met kleine ruitjes uitgevoerd, werd bij een tweede restauratie overigens opnieuw gewijzigd, nu door het aanbrengen van een middenstijl en twee luiken in het onderste gedeelte. Tegen het einde van de 18de eeuw werden de ruiten groter en kwam het drie ruiten brede schuifraam in gebruik. Johannes van Westenhout paste deze raamvorm in 1792 toe bij zijn verbouwing van het stadhuis. Daar en in een aantal woonhuisgevels zijn tegenwoordig ramen met een breedte van drie ruiten te vinden. Ook bij deze ramen geldt echter dat vele ervan tijdens een 20ste-eeuwse restauratie zijn aangebracht, ter vervanging van minder passend geachte, latere raamvormen. Dit gebeurde onder andere bij de dubbele trapgevel van Voorstraat 43. Zeer talrijk zijn met name de 19de- en 20ste-eeuwse schuiframen met nog weer grotere glasmaten: zesruits ramen, T-ramen en ramen waaruit elke roedenverdeling is verdwenen. Van de zesruits schuiframen, die ook wel empire-ramen worden genoemd, hebben er vele een van enkele verticale groeven voorziene middenstijl. Deze eenvoudige versiering is soms ook aan de binnenzijde van het raam toegepast. In een enkel geval is de middenstijl rijker versierd, zoals bij de ramen op de verdieping van Nobelstraat 10. Deze ramen dateren uit omstreeks 1800 en hun middenstijlen tonen snijwerk in de vorm van bebladerde takken. Gevels uit de tweede helft van de 18de, de 19de en de vroege 20ste eeuw zijn nogal eens voorzien van licht getoogde vensteropeningen. Met name bij de 18de-eeuwse voorbeelden hiervan, zoals Nobelstraat 12 en Voorstraat 31, is de
409 Maarland Nz 38 te Brielle, voorgevel met gereconstrueerde roedenverdeling in de schuiframen; opname 1990.
boogvorm boven aan het venster bij een eerste aanblik nauwelijks opvallend, terwijl het raamkozijn daaronder een rechte bovendorpel bezit. Een uitzondering op dit laatste vormen de mezzanino-vensters van Maarland Nz 52, die in geheel rechthoekige vensteropeningen nu juist getoogde kozijnen laten zien. Een aantal latere gevels, vooral uit de tweede helft van de 19de en uit het begin van de 20ste eeuw, heeft vensters met een duidelijker boogvorm aan de bovenzijde, een vorm die vaak gevolgd wordt door de bovendorpel van het raam (zoals in de voorgevel van Voorstraat 60). Zijn vensteropening en raamkozijn beide geheel rechthoekig, dan kan bij 19de-eeuwse ramen ook nog enige variatie zijn nagestreefd door het bovenste deel van het schuifraam te voorzien van aan de binnenzijde afgeronde hoeken (Voorstraat 14) of een inwendige toogvorm (Voorstraat 67). Een laat- 19de-eeuws verschijnsel vormen de bovenaan tegen sommige raamkozijnen aangebrachte, houten jaloeziekappen, oorspronkelijk dienend ter bescherming van de opgerolde zonwering. Veel woonhuisgevels bezaten eertijds deze kappen; tegenwoordig zijn er nog maar enkele voorbeelden van over. Maarland Nz 23 en Nobelstraat 50 hebben beide jaloeziekappen met een eenvoudige versiering in lambrekijnvorm. Anders versierd zijn de kappen boven de verdiepingvensters van Maarland Nz 31 en die boven de vensters van de begane grond van Voorstraat 137. Op oude foto's is te zien dat te midden van de talrijke gevels met oprolbare zonwering er omstreeks 1900 ook hier en daar een huis voorzien was van ‘persiennes’ (vensterluiken met horizontale, schuin neergeklapte latten); van deze vorm van zonwering is thans zo goed als niets meer terug te vinden. Gedurende de eerste decennia van de 20ste eeuw onderging vooral het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
410 Voorstraat 137 te Brielle, voorgevel met jaloeziekappen; opname 1991.
bovendeel van het schuifraam wijzigingen. Zowel in reeds bestaande als in volledig nieuw opgetrokken gevels werden de bovendelen namelijk gevuld met veelal geel getinte ruitjes in een kleine roedenverdeling (Fransestraat 2, Maarland Nz 44) of met kleurig glas-in-lood in een non-figuratieve, symmetrische compositie (Markt 9-10, Langestraat 35 en 44). In een groot aantal woonhuisgevels zijn ramen met dit soort bovendelen nog aanwezig. Ten slotte moet hier nog enige aandacht besteed worden aan de dakkapellen. Veel huizen met een lijstgevel bezitten boven de kroonlijst een of meer van deze kapellen, die soms zijn voorzien van een stel in enigerlei siervorm gezaagde houten wangen. De originele 18de-eeuwse dakkapellen van Maarland Nz 31 hebben openslaande roedenraampjes in een getoogde en geprofileerde omlijsting. De 19de- en 20ste-eeuwse dakkapellen hebben ter afsluiting aan de bovenzijde meestal een rechte, geprofileerde lijst; een enkele keer is aan de voorkant een klein fronton aangebracht. Overigens is het zo dat juist ook de vormgeving van de dakkapel bij een restauratie van een pand aanzienlijke wijzigingen kan hebben ondergaan. Een goed voorbeeld hiervan is het tweetal dakkapellen van Voorstraat 67, waarvan de wangen thans een rijkere balustervorm laten zien dan voor de restauratie het geval was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gevelankersVeel woonhuisgevels zijn in het zichtbare bezit van gevelankers. Deze zorgen voor de verankering tussen de balken van een balklaag of een kapconstructie enerzijds en de gevel anderzijds. Hiertoe bestaat het gevelanker gewoonlijk uit twee delen: de ‘veer’ en de ‘schieter’. De veer steekt door de gevel heen en is aan de binnenzijde met spijkers tegen de balk bevestigd. Aan de buitenzijde is een oog aangesmeed, waardoorheen verticaal de schieter is aangebracht. Om de uitgeoefende krachten over een zo groot mogelijk muuroppervlak te
411 Twee gevelankers van Voorstraat 27 te Brielle; opnamen 1991.
verdelen, werden de uiteinden van de schieter vaak naar weerskanten omgebogen. De krullen die zo ontstonden, werden vooral in de loop van de 16de en in de eerste helft van de 17de eeuw in allerlei verschillende, soms zeer rijke varianten uitgevoerd. De ankers uit deze periode spelen dan ook in menige gevel een belangrijke decoratieve rol. Tegen het einde van de 17de eeuw kwam aan de ontwikkeling van deze sierankers een einde en in de 18de eeuw beperkte men zich tot het gebruik van eenvoudige rechte ‘staafankers’. Deze werden bij de monumentale voorgevels bovendien meestal als ‘blinde’ ankers aangebracht, dat wil zeggen verdiept in het muurwerk en aan het oog onttrokken door de buitenste baksteenlaag. In de loop van de 19de eeuw kwam het muuranker ook in de voorgevel weer te voorschijn en vanaf omstreeks 1850 tot na 1900 werd vooral veel gebruik gemaakt van gietijzeren muurankers, meestal in de vorm van een rozet of van een klein symmetrisch ankertje met enig versierend bladmotief. Deze gietijzeren ankers werden aanvankelijk nog door de smid geklonken, maar vanaf het eind van de 19de eeuw met een moer op de van een schroefdraad voorziene veer vastgezet. In Brielle zijn het in de eerste plaats de 16de- en 17de-eeuwse voorgevels, al of niet ingrijpend gewijzigd, die sierankers bezitten. Daarnaast zijn er veel vooral kleinere woonhuisgevels die van gietijzeren ankers zijn voorzien. De oudste gevel met sierankers is de hoge trapgevel van Voorstraat 27*. Bijzonder zijn hier met name de ankers in de top, die zeer beweeglijke, vloeiende laatgotische vormen tonen en die vermoedelijk nog uit de tweede helft van de 15de eeuw dateren (voor zover zij niet zijn vernieuwd bij de restauratie van 1932). De ankers tussen de spitsbogen boven de verdiepingvensters dateren waarschijnlijk uit het eind van de 16de eeuw, de tijd dat dit gedeelte van de gevel van gedaante veranderde. De veel eenvoudiger ankers onder de verdiepingvensters ten slotte zijn toevoegingen uit 1932. De in een klokgevel gewijzigde voorgevel van Maarland Nz 45 heeft wellicht nog vroeg-16de-eeuwse staafankers, die aan de bovenzijde uitlopen in een lelievorm. Mooie ankers uit het tweede kwart van de 16de eeuw bezit Maarland Nz 48*. Deze ankers hebben een rechte schieter met alleen bovenaan enkele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
412 Gevelankers van Maarland Nz 9 en 10 te Brielle. Het bovenste anker heeft een oog voor een droogbalk; opname 1991.
kleine krullen en als bekroning een vlamvormige versiering. Bij enkele vanc deze ankers is het bovenste gedeelte verdubbeld, waardoor als het ware een vork is ontstaan. Bij de meeste ankers uit de periode omstreeks 1600 en uit de eerste helft van de 17de eeuw is het bekronende ‘vlammetje’ aanwezig. De krullen daaronder kunnen veel groter en uitbundiger zijn uitgevoerd, zoals bij voorbeeld te zien is in de voorgevels van Maarland Nz 10 en Slagveld 53. Overigens moet hier worden opgemerkt dat nogal wat oude gevelankers bij restauraties zijn vernieuwd en dat er daarnaast ook gevels voorzien zijn van geheel nieuw ontworpen ankers, veelal in historiserende vormen. Aparte aandacht verdienen ten slotte enkele gevels die onder aan de top aan weerszijden een bijzonder anker bezitten, waarvan de veer een eind naar buiten uitsteekt en aldaar is voorzien van een kromming of van een of twee verticale ogen. Deze uitsteeksels zijn oorspronkelijk bedoeld om er bij gelegenheid een balk op te kunnen leggen of doorheen te kunnen steken, waaroverheen dan vervolgens een visnet te drogen kon worden gehangen. Ankers met een voorziening voor een dergelijke droogbalk zijn dan ook te vinden in de omgeving van de havens: in de voorgevels van Kaaistraat 1, Maarland Nz 10 en 29-30 en in de achtergevel van Maarland Zz 6. Wat de 19de- en 20ste-eeuwse ankers betreft, zijn er tussen Brielle en de rest van het eiland geen duidelijke verschillen te constateren. Vooral de rozetten en andere ankertjes van gietijzer komen vrijwel overal veel voor. De oudere sierankers zijn buiten Brielle aanmerkelijk zeldzamer. In Zuidland bezitten de voorgevels van Ring 1, 2 en met name 13 mooie gekrulde ankers uit de eerste helft van de 17de eeuw. In het voormalige vissersdorp Zwartewaal zijn bovendien nog enkele huizen met voor het opleggen van een droogbalk geschikte ankers te vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GevelstenenOp Voorne-Putten telt alleen Brielle nog een aanzienlijk aantal woonhuizen dat voorzien is van een gevelsteen. In de overige kernen op het eiland zijn huizen met een dergelijke steen een uitzondering. De gevelstenen, variërend van simpele jaartalsteentjes tot soms zeer kunstig gebeeldhouwde kleine reliëfs met bijbehorende teksten, leveren vaak historische informatie over de huizen waarvoor zij gemaakt zijn. Dat dit niet altijd de huizen zijn waarvan zij thans de (voor)gevel sieren, vindt zijn oorzaak in het feit dat sommige stenen verplaatst zijn. Zo zijn bij de afbraak van huizen in het min of meer recente verleden verschillende gevelstenen gered en vervolgens elders aangebracht. Daarnaast lijken er ook in vroeger tijd al gevelstenen te zijn verplaatst. Om indien mogelijk vast te kunnen stellen of
413 Gevelanker van Ring 13 te Zuidland; opname 1991.
huis en gevelsteen van oudsher bij elkaar behoren, zou daarom in veel gevallen op zijn minst enig archiefonderzoek moeten worden gedaan, naar naam of bouwjaar van het huis dan wel naar beroep of naam van de bouwheer. Bleven gevelstenen in hun oorspronkelijke gevels bewaard, dan gebeurde het bij wijziging van deze gevels toch nogal eens dat zij een iets andere plaats kregen toebedeeld. Vooral de verstening van de oude houten pui had grote gevolgen voor de meestal in een fries direct boven de pui aangebrachte gevelstenen. Als zij al niet geheel verdwenen, dan werden zij vaak hoger in de gevel geplaatst, bij voorbeeld tussen de verdiepingvensters. Een ontwikkeling van de laatste tijd is de vervanging van kwetsbare oude gevelstenen door kopieën, waardoor het mogelijk wordt de oorspronkelijke stenen beter te bewaren. In Brielle is men tot heden tweemaal hiertoe overgegaan, bij de gevelsteen van het Catharinagasthuis (thans Slagveld 37; zie ook pagina 252) en bij de steen met ‘De 4 Gecroonde Ambachslien’ (Maarland Nz 43). De originelen van beide stenen bevinden zich in het Brielse Trompmuseum, waar ook nog enkele andere oude gevelstenen worden bewaard. Verreweg de meeste Brielse gevelstenen dateren uit de tweede helft van de 16de en uit de 17de eeuw, met als zwaartepunt de jaren tussen 1585 en 1615. De 18de eeuw is opvallend genoeg nauwelijks vertegenwoordigd en uit de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19de eeuw dateren voornamelijk stichtingsstenen die geen voorstelling, maar alleen tekst en een jaartal tonen. Van na 1900 zijn er enkele gedenkstenen. De 16de- en 17de-eeuwse gevelstenen zijn vrijwel alle gepolychromeerd. Sommige tonen alleen nog resten van oude verflagen, maar de meeste zijn in recenter tijd overgeschilderd. In een enkel geval, bij de steen met ‘De 4 Gecroonde Ambachslien’, zijn de kleuren van de huidige beschildering gebaseerd op een zeer nauwkeurig onderzoek van de restanten van de oorspronkelijke. De meest eenvoudige gevelstenen zijn die welke alleen het jaar meedelen waarin een pand werd opgetrokken of gewijzigd. In Brielle is hiervan het steentje met het jaartal 1589 in de voorgevel van Kaaistraat 1 een vroeg voorbeeld. Op 1 april 1589 kreeg een zekere Pieter Pietersz. toestemming hier een huis te bouwen. De twee trapgevels van Voorstraat 45 hebben beide een steen met een jaartal (1588 en 1595) in een rolwerk-cartouche. Een dergelijke dateringssteen bezit ook Ring 13 te Zuidland uit 1637. De sterk gewijzigde voorgevel van Maarland Nz 41, weer in Brielle, is versierd met een rijk gebeeldhouwde festoen met vruchten, geflankeerd door twee steentjes die in een cartouche onder een engelenkopje de datering ‘ANNO 1655’ te zien geven. In de 19de eeuw werd veelal volstaan met een uiterst eenvoudige jaartalsteen, zoals bij Maarland Nz 40, waar het jaartal 1819 slechts vergezeld gaat van de letters ‘G:B:L’, waarschijnlijk de initialen van de bouwheer. Kaaistraat 2 en 4 worden gedateerd door twee gevelsteentjes die, behalve de jaartallen 1822 en 1825, ook de namen en leeftijden vermelden van respectievelijk Jakoba en Maria Hofland, de meisjes die destijds de eerste steen legden. Enkele klokgevels uit dezelfde periode hebben hun datering op de twee blokjes van hardsteen die de ingezwenkte top aan weerszijden beëindigen. Op deze wijze is de voorgevel van Voorstraat 180 (hoek Maarland Zz) 1822 gedateerd, terwijl bovendien op de dekplaat die de top bekroont, de naam van het huis is aangebracht: ‘NOOIT GEDACHT’. Soms toont de gevelsteen een of meer wapens. Nobelstraat 84 bezit een steen in de vorm van een leeuw die een wapenschild vasthoudt en boven in de top van de trapgevel van Slagveld 52 fungeert een vrouw als schildhouder. Beide stenen dateren vermoedelijk uit omstreeks 1600; de eerste laat geen wapen meer zien (dit was er ongetwijfeld op geschilderd), de tweede heeft in reliëf
414 Gevelsteen van Langestraat 36-38 te Brielle; opname 1990.
een klimmende leeuw, vermoedelijk die van Holland. De gevelsteen van het hoekpand Langestraat 36-38 toont de tekst ‘ANNO 1565 IN AUGUSTO IS DIE WERC GEMAECKT’ en daarnaast de wapens van Jan van Duvenvoorde en diens echtgenote Jacobmijna Kerckwerve. Deze steen dateert niet het huis, dat vermoedelijk pas in de eerste helft van de 17de eeuw werd gebouwd, maar is afkomstig uit een poort die Van Duvenvoorde hier ter plaatse in 1565 liet bouwen als toegang tot het voormalige Hof van Voorne, dat hij het jaar daarvoor in bezit had gekregen. Vijf gevelstenen laten een voorstelling zien die direct verband houdt met het verleden van Brielle als vissersplaats en nog eens vier andere verwijzen naar handel en naar scheepvaart meer in het algemeen. Maarland Nz 11 heeft in de geheel nieuw opgetrokken voorgevel nog de oude steen uit 1610, met in een renaissance-omlijsting een vis. Hiernaast bezit Maarland Nz 10 een steen uit 1612, met binnen een soortgelijke omlijsting een vishaak en de tekst ‘OP HOOP’. In beide gevallen is bovendien nog een tweede gevelsteen aanwezig: een frontaal weergegeven leeuwekop met ver opengesperde muil. De muilen geven de indruk dat zij oorspronkelijk als omlijsting fungeerden voor een opening in de gevel. Waartoe een dergelijke opening gediend zou kunnen hebben, is niet duidelijk. De stenen tonen een opmerkelijke overeenkomst met een tweetal soortgelijke leeuwekoppen in de uit 1614 daterende geveltop van het oude stadhuis van Woerden. Daarvan is bekend dat een ervan diende om er bij gelegenheid de galg uit te steken. Het zeer ingrijpend vernieuwde hoekpand Maarland Zz 1-2 behield zijn oorspronkelijke, uit 1612 daterende gevelsteen. Deze toont een gedetailleerd weergegeven vis, misschien een schelvis, met daarboven de tekst ‘DOOR DEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a
b
c
e
f
h
i
k
l
RAET VAN DEN ENGEL / TROCK THOBIAS OMHOGE / ZONDER NETH OFTE HENGEL / GREEP HY DEN VISCH OP DROGHE’. De vierde gevelsteen aan de Maarlandse haven die naar de visserij verwijst, is de steen uit 1607 die de gevel van Maarland Nz 49 siert. Hier is een scheepje met gestreken mast en uitgegooid net afgebeeld. Visstraat 10, gelegen tegenover de plaats waar eeuwenlang de vismarkt werd gehouden, heeft in de voorgevel een uit de eerste helft van de 17de eeuw daterende steen met een afbeelding van een gekroonde haring. Met als onderschrift ‘HET OOG IN 'T SYL’, toont de vermoedelijk midden- 17de-eeuwse gevelsteen van Maarland Nz 34 een zeilscheepje met een man aan het roer. Gezien het feit dat dit huis in 1647 eigendom was van loods Aelbrecht Marinus, lijken voorstelling en onderschrift betrekking te hebben op het loodswezen. Een koopvaardijschip met bolle zeilen is te zien op de gevelsteen van Voorstraat 148; deze steen is gedateerd 1613 en vermeldt de huisnaam ‘INDEEN COOP VAERDER’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d
g
i
m
415 (pagina 310-311) Gevelstenen in Brielle; opnamen 1990:
Een waarschijnlijk vroeg-17de-eeuwse steen met de afbeelding van een galei, thans bewaard in het Trompmuseum, is afkomstig uit het gesloopte oude pand Nobelstraat 11. In de voorgevel van Wellerondom 14 bevindt zich verder een gevelsteen uit 1585, die oorspronkelijk het naburige huis Koopmanstraat 7 sierde en die de oorspronkelijke naam van dit huis weergeeft: ‘DIT IS IN AMSTERDAM’. Afgebeeld is een gezicht op Amsterdam vanaf het IJ. De in de wapenschildjes gekraste letters en het jaartal 1826 zijn latere toevoegingen. Behalve het huis ‘Amsterdam’, stond er vroeger in de Koopmanstraat ook een huis dat ‘Briel’ heette. Dit huis bezat een gevelsteen met een bril en het jaartal 1595; het werd door brand verwoest in 1934. Ook andere takken van bedrijvigheid zijn op de Brielse gevelstenen terug te vinden. De twee niet lang na 1900 geheel vernieuwde trapgeveltjes van Langestraat 27-29 hebben hun gezamenlijke gevelsteen van omstreeks 1600 behouden. Deze steen geeft als huisnaam ‘DIT IS INDE KOREMAET’ en toont in een rolwerk-omlijsting het betreffende maatvat, dat eraan herinnert dat hier ter plaatse koren werd verhandeld. Voorts bevindt zich in het Trompmuseum een waarschijnlijk midden-17de-eeuwse gevelsteen met een wijnvat en de tekst ‘DIT IS IN DEN RINCKHOUWER’, die destijds het huis aangaf waar Aren Bosch wijn verkocht. Boven de pui van Wellerondom 13 is een gevelsteen aangebracht met een forse, met kransen omhangen os, een zogenaamde gilde-os, die speciaal werd vetgemest om door het gilde van slagers en leerlooiers voor de jaarlijkse gildemaaltijd te worden geslacht. Deze gevelsteen, die 1663 gedateerd is, is misschien van elders afkomstig, mogelijk van Wellerondom 9, dat in de 16de en 17de eeuw ‘De Bonte Osch’ werd genoemd. Een vermoedelijk vroeg-17de-eeuwse steen met een koe is te vinden in de gevel van Voorstraat 122. Oude verfresten laten zien dat een roodbruine koe is bedoeld. Ook hier is het de vraag of de steen niet van elders komt, aangezien het pand Voorstraat 131 eertijds ‘De Rode Koe’ heette. De steen houdt mogelijk verband met de beestenmarkt die tot in het jaar 1616 in dit gedeelte van de Voorstraat, het Noordeinde, werd gehouden. In dit verband kan ook de waarschijnlijk 19de-eeuwse houten koeiekop genoemd worden die midden boven de pui van Nobelstraat 26 prijkt. Dit uithangteken stamt ongetwijfeld van een slagerij die hier eens was gevestigd. Een bijzondere gevelsteen is de reeds eerder genoemde steen met ‘De 4 Gecroonde Ambachslien’. Deze steen wordt in het Trompmuseum bewaard, maar een kopie is aangebracht in de voorgevel van Maarland Noordzijde 43. Afgebeeld zijn de Vier Gekroonden, heilige martelaren die vanaf de late middeleeuwen als patroonheiligen van de steenhouwers (of meer in het algemeen: van de bouwvakkers) figureerden. Zij dragen allen een lange mantel over hun kortere kleding en een hoed met daar overheen geschoven een kroon. Van links naar rechts zijn te zien: de architect (met steekpasser), de timmerman (met winkelhaak en perkamentrol), de steenhouwer (met hamer en beitel) en de metselaar (met troffel en waterpas). De gevelsteen dateert uit de tweede helft van de 16de eeuw en is van Bentheimer zandsteen. Elders in Nederland zijn de Vier Gekroonden vanaf de 15de eeuw vrijwel steeds afgebeeld hetzij in samenhang met een bouwvakkersgilde, hetzij aan een woonhuis van bij voorbeeld een meester-metselaar. Of de Brielse steen oorspronkelijk de gevel van een gildehuis of die van een woonhuis sierde, is niet bekend. In Zuidland bezit Dorpsstraat 4 een steen met de tekst ‘OP CHRISTUS DEN VERWOERPEN STEEN / STAET MYN FONDAMENT ALLEEN / 1619’. Een gevelsteen met een afbeelding van de Barmhartige Samaritaan, vanouds de aanduiding van een chirurgijn of een herberg, is aangebracht in de voorgevel van Voorstraat 126, weer in Brielle. Op een apart steentje staat het onderschrift ‘DE SAMARITAAN 1845’, maar de steen zelf is ongetwijfeld ouder. Geheel behandeld als een gevelsteen, maar in werkelijkheid een stucreliëfje, is de beroepsaanduiding boven de voordeur van Wellerondom 6. Metselaar M.A. Kriens bracht hier in of kort na 1862, naast zijn naam en beroep, de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afbeeldingen van enkele van zijn gereedschappen aan: schietlood, waterpas, meetlat en troffel. Van de voorstellingen op de overige gevelstenen is in het algemeen niet veel meer te zeggen dan dat zij vaak de namen van de betreffende huizen weergeven. De steen in de zijgevel van Voorstraat 159 (hoek Maarland Zz), die een uit een renaissance-cartouche naar voren stekende manskop met baard en uitpuilende ogen toont, heeft als onderschrift ‘KOP VAN 'T MAARLAND’ en zou uit 1611 stammen. Maarland Nz 24* heeft een uit de eerste helft van de 17de eeuw daterende steen met St.-Michaël die de duivel verslaat en met het randschrift ‘PERFER ET OBDUR(A)’, hetgeen betekent ‘Verdraag en volhard’ (afb. 361). In de voorgevel van Kaaistraat 21 staat onder een springende hond met het jaartal 1613 de tekst: ‘DIT HUYS IS GOETBEQUAEM / DE WINTHONT YS SYN NAEM’. Scharloo 5 bezit een forse gevelsteen met een gekroond hart en het jaartal 1620. Deze steen, die overigens ooit werd vernieuwd, herinnert aan de brouwerij ‘'t Gecroonde Hart’ die hier in 1619-'20 werd gesticht. In hoeverre de gevelsteen van Langestraat 25*, eveneens met een gekroond hart en voorzien van de datering ‘ANNO 1648’, ook met deze brouwerij van doen heeft, is onduidelijk. In de 19de-eeuwse gevel van Visstraat 3 is een vermoedelijk uit het derde kwart van de 17de eeuw daterende steen aangebracht, met binnen een rijk gebeeldhouwde omlijsting een voorstelling die de eronder aangebrachte naam ‘IN DEN LAMMEREN BERCH’ verbeeldt. Uit 1675 ten slotte stamt de gevelsteen van Turfkade 24, met een kip en daaronder de naam ‘INDE IONGE VALE HENNE’. Voorbeelden van 20ste-eeuwse gedenkstenen zijn de gevelsteen van Voorstraat 5, die vermeldt dat de Brielse stadsarchivaris, tevens bekend jongensboekenschrijver, Johan H. Been (1859-1930) in dit huis woonde en werkte, en de steen in de zijgevel van Coppelstockstraat 2A (hoek Voorstraat), die aan de restauratie van 1977 herinnert. Deze stenen zijn, in tegenstelling tot de oudere, nooit geverfd geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterieurIn dit hoofdstuk komen de verschillende aspecten van het interieur van de woonhuizen aan de orde: eerst de constructie, vervolgens, als specifieke onderdelen, de kelder en de trap en uiteindelijk de afwerking van het inwendige, onder meer met schilderingen op de balklagen, met gedecoreerde stucplafonds, met snijwerk aan deuren en trapleuningen en met gebeeldhouwde schoorsteenmantels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De constructieEerder is al vermeld dat de bebouwing in het middeleeuwse Brielle aanvankelijk vooral uit kleine huizen met lemen wanden zal hebben bestaan. Het spreekt welhaast vanzelf dat geen van deze huizen bewaard is gebleven. Wel werden in het recente verleden op diverse plaatsen in de stad tijdens bouwwerkzaamheden nog restanten van lemen wanden aangetroffen. Deze restanten bestonden uit stijl- en regelwerk, soms ten dele nog voorzien van een met leem bestreken vulling. Zo kwam in de scheidingswand tussen Langestraat 5 en 7 dergelijk stijl- en regelwerk te voorschijn. Verder bevindt zich in de linker zijmuur van Catharijnehof 20, gezien vanaf het Wellerondom, een gedeelte van een houtskelet dat oorspronkelijk ook lemen zijwanden kan hebben gehad. Dit overblijfsel, dat in 1970 werd gevonden en vervolgens in het zicht gelaten, geeft aan dat hier ooit een verdiepingloos dwars huis stond, voorzien van een uitgekraagde zolder met een borstwering. Overigens werd leem, blijkens verschillende vondsten, in de loop der tijd ook wel op andere wijze gebruikt, namelijk als metselspecie in bakstenen muren. Een voorbeeld hiervan werd achter in de linker zijmuur van Langestraat 37 aangetroffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Balklagen en muurstijlen
416 Dwarsdoorsnede van Nobelstraat 14 te Brielle, met houtconstructie. Schaal 1:150. Opmetingstekening B. Kooy, 1990.
Omstreeks het midden van de 14de eeuw begon de ‘verstening’ van de stad. Eerst verrezen verspreid enkele voorname, grote huizen met stenen wanden, maar in de loop van de 15de en in de 16de eeuw werden daartussen ook talrijke kleinere stenen huizen opgetrokken. Eikehout werd in deze huizen gebruikt voor de constructie van de balklagen en de kap. Tot tegen het einde van de 16de eeuw werden de huizen steeds voorzien van samengestelde balklagen, dat wil zeggen balklagen bestaande uit enkele zware moerbalken met daartussen reeksen lichte kinderbalkjes. De moerbalken kregen soms ter ondersteuning aan weerszijden alleen sleutelstukken of consoles. Veel vaker echter rustten zij tevens op muurstijlen met korbelen. Een oorspronkelijke constructie met muurstijlen is in Brielle nergens compleet bewaard gebleven. Wel werden er in een aanzienlijk aantal huizen de restanten of de sporen van aangetroffen. In enkele gevallen (zoals in Langestraat 40*, Maarland Nz 45 en Nobelstraat 19) werd een en ander naar aanleiding van deze vondsten bij een restauratie geheel of gedeeltelijk gereconstrueerd. In het algemeen kan worden opgemerkt dat de bovengenoemde restanten en bouwsporen nergens in de richting wijzen van een geheel dat met recht een houtskeletconstructie zou kunnen worden genoemd, een constructie waarin de muurstijlen het volle gewicht torsen en de baksteen louter als vulling in de wanden is aangebracht. Integendeel, in alle voorkomende gevallen hebben de stenen muren van de aanvang af juist ook een belangrijke dragende functie gehad en zijn voor de relatief lichte muurstijlen slechts ondiepe sleuven in het metselwerk uitgespaard. Dat de muurstijlen voor wat de ondersteuning betreft een betrekkelijk geringe rol speelden, blijkt ook wel uit het feit dat zij in later tijd uit veel huizen konden worden weggehaald zonder dat daarbij de gehele constructie gewijzigd behoefde te worden. Soms werden dan ter vervanging consoles onder de moerbalken aangebracht. Waar de muurstijlen werden verwijderd, zijn de dichtgezette sleuven als duidelijke bouwsporen in de muren achtergebleven. Nobelstraat 19 is voor zover bekend het vroegste huis dat restanten van een constructie met muurstijlen bezit. Het is een zeer groot, diep huis met een tweetal zijkamers. In de tweede helft van de 16de eeuw werd het ingrijpend verbouwd. Het kreeg toen de huidige kap en waarschijnlijk dateren ook de gebeeldhouwde renaissance-consoles die onder de verdiepingvloer van het hoofdhuis bewaard zijn gebleven, van deze verbouwing. Het hoofdhuis is in aanleg echter veel ouder. Dendrochronologisch onderzoek van de moerbalken onder de zoldervloer heeft uitgewezen dat het in de eerste helft, wellicht zelfs
417 Dwarsdoorsnede van Wellerondom 4 te Brielle, met houtconstructie. Schaal 1:150. Opmetingstekening B. Kooy, 1990.
in het begin van de 14de eeuw werd opgetrokken en ook het zeer grote baksteenformaat (28 × 12,5 × 7,5 cm) wijst in deze richting. Op grond van nog aanwezige sporen en restanten zijn onder de oude moerbalken op de verdieping de ooit verwijderde muurstijlen met bijbehorende korbelen gereconstrueerd. Eveneens zeer oud is Nobelstraat 14. In het achterste gedeelte van dit huis, dat in oorsprong uit de tweede helft van de 14de eeuw dateert, zijn op de begane grond de stijlen, hoewel thans aan het oog onttrokken, nog aanwezig; de sleutelstukken en korbelen zijn hier echter alle verdwenen. Op de verdieping resteert onder een der moerbalken een oorspronkelijk sleutelstuk; de overige sleutelstukken zijn in de eerste helft van de 17de eeuw vervangen door nieuwe. Vermelding verdient hier voorts de wandgeleding door middel van brede spaarbogen die de zijmuren van de verdieping van het voorste gedeelte van dit huis laten zien. Dergelijke spaarbogen werden in andere huizen in of buiten Brielle niet aangetroffen. Ook Wellerondom 4, een smal pandje uit omstreeks 1500 dat later dienst deed als pakhuis, had aanvankelijk muurstijlen op begane grond en verdieping. Op de begane grond zijn nog enkele van de oude, laat-gotische sleutelstukken bewaard. Op de verdieping echter is het geheel van stijlen, sleutelstukken en korbelen eind 16de of begin 17de eeuw verwijderd en vervangen door houten renaissance-consoles. Een goede indruk van een smal woonhuis met muurstijlen op begane grond en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
418 Scharloo 8 te Brielle, voorgevel; opname 1991.
verdieping geeft met name het voorste gedeelte van Langestraat 40*. Dit huis dateert uit de eerste helft van de 16de eeuw en bezit direct achter de voorgevel een houtconstructie die, met uitzondering van de geheel vernieuwde kap, op basis van de aangetroffen sporen en bewaard gebleven restanten werd gereconstrueerd. Lang niet alle huizen die in de 15de en 16de eeuw werden gebouwd, kregen echter muurstijlen op begane grond en verdieping. Maarland Nz 48* bij voorbeeld verrees in het tweede kwart van de 16de eeuw geheel zonder muurstijlen. Verder zijn er huizen waarvan de houtconstructie alleen op de verdieping muurstijlen kreeg, terwijl onder de moerbalken boven de begane grond consoles werden aangebracht. Deze laatste constructie is nog te vinden in Nobelstraat 84, een smal huis uit het einde van de 16de eeuw. Hier zijn op de begane grond houten consoles en op de verdieping nog enkele muurstijlen met korbelen en sleutelstukken bewaard gebleven (zie afb. 424). Ook in een aantal verdiepingloze huizen (zoals Maarland Nz 45, Maarland Zz 49, Voorstraat 139 en Wellerondom 13) werden overblijfselen van een houtconstructie met muurstijlen aangetroffen. Wat de grotere huizen betreft, kunnen verder nog de geringe restanten van een dergelijke constructie genoemd worden die zich bevinden in Maarland Nz 47* (in het voorste gedeelte op de begane grond), Maarland Nz 52 (in het achterste gedeelte op de verdieping) en Voorstraat 26 (op de verdieping), alsmede de sporen die ervan in het verleden werden gevonden in Voorstraat 27* en Voorstraat 31 (het kantongerecht). Het misschien nog vroeg- 16de-eeuwse brede huis Koopmanstraat 6 ten slotte moet, getuige de sporen in de moerbalken, zowel op de begane grond als op de verdieping oorspronkelijk eveneens muurstijlen
419 Brielle, Scharloo 8. Plattegrond van de verdieping en dwarsdoorsnede. Schaal 1:300. Opmetingstekening B. Kooij, 1991.
en korbelen hebben gehad. De samengestelde balklaag is in de meeste gevallen geheel van eikehout. Een merkwaardige uitzondering vormt de balklaag die op de verdieping van Voorstraat 31 (het kantongerecht) door het vroeg- l7de-eeuwse stucplafond aldaar aan het oog wordt onttrokken. Bij de restauratie bleek dat de kinderbalken hier waren vervaardigd van het zelden als bouwmateriaal gebruikte beukehout. Aanvankelijk nog naast de samengestelde balklaag, die tot in de 17de eeuw toepassing vond, werd vanaf het laatste kwart van de 16de eeuw in steeds toenemende mate gebruik gemaakt van de enkelvoudige balklaag. Deze bestaat uit in het algemeen lichtere, tamelijk dicht bij elkaar liggende balken, die zonder hulp van kinderbalkjes de erop gelegde vloer dragen. Min of meer tegelijkertijd begon ook het grenehout het eikehout als materiaal voor de constructie te verdringen. Een vroeg voorbeeld van een huis met enkelvoudige eiken balklagen is Kaaistraat 1. Dit smalle huis is gedateerd 1589. Een jaar eerder al had het linkergedeelte van Voorstraat 45, tegelijk met een nieuwe voorgevel en een nieuwe kapconstructie, in de voorkamer op de begane grond een enkelvoudige eiken balklaag gekregen. Hiertegenover staat dat verschillende bredere, voorname huizen uit het begin van de 17de eeuw, zoals Maarland Nz 10 en Slagveld 53, nog een constructie met moer- en kinderbalken bezitten. De smallere, kleinere panden van na 1600 lijken echter meestal van enkelvoudige balklagen te zijn voorzien. Voorbeelden hiervan zijn Voorstraat 51 en Maarland Nz 24*, beide huizen vermoedelijk uit het eerste kwart van de 17de eeuw, en het dwarse huis Langestraat 25*, dat 1648 gedateerd is. Scharloo 8, het grote, voormalige brouwershuis dat omstreeks 1630-'35 werd gebouwd, bezit in het souterrain een enkelvoudige balklaag, maar op de bel-etage een zoldering met moer- en kinderbalken, alles van grenehout. Over het souterrain in dit brede huis is als bijzonderheid nog op te merken dat een in het midden van voor naar achter lopende onderslagbalk hier de evenwijdig met de voorgevel gelegde balken ondersteunt. In aansluiting op het laatste kan nog iets meer worden gezegd over de richting der balklagen. In het algemeen is bij het leggen der (moer)balken gekozen voor de kortste overspanning. Dit betekent dat in het in Brielle getalsmatig zo sterk overheersende diepe huis de balken vrijwel altijd evenwijdig met de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorgevel zijn aangebracht. Een uitzondering vormt Maarland Nz 17. Dit uit de eerste helft van de 17de eeuw daterende diepe huis heeft op de begane grond een zeer lange grenen moerbalk, die van voor naar achter loopt en die de ruimte als het ware in twee helften deelt. De balk heeft verder aan weerskanten een reeks gedraaide houten knoppen, die op regelmatige afstanden van elkaar zijn aangebracht, kennelijk met het doel er iets aan op te hangen. Deze knoppen, gevoegd bij de opvallende afwijking van hetgeen constructief gezien gangbaar was, wijzen waarschijnlijk in de richting van een vroegere functie als bedrijfsruimte. Het spreekt vanzelf dat in een ondiep dwars huis de kortste overspanning in principe die is tussen voor- en achtergevel. De balken op de verdieping van het eerder al genoemde dwarse huis Langestraat 25* zijn dan ook in die richting gelegd. Op de begane grond, die door een muur in tweeën wordt gedeeld, lopen de balken echter evenwijdig met de voorgevel. Op deze wijze wordt in de loop van de 17de eeuw en daarna vaak per vertrek gekozen welke richting voor de balklaag de kortste en dus de gunstigste is. De 18de en de 19de eeuw brachten voor de balklaag op constructief gebied geen belangrijke nieuwe ontwikkelingen. Wel werden in deze periode de balken steeds vaker door plafonds van hout of stucwerk aan het oog onttrokken. Dit gebeurde in de eerste plaats in de meer voorname huizen en dan vooral in de belangrijkste vertrekken. Talrijke oude balklagen verdwenen zo in de loop der tijd uit het gezicht. De voorkeur voor het vlakke plafond bleef tot in de 20ste eeuw overheersen en pas in het betrekkelijk recente verleden zijn bij restauraties veel oude balklagen weer te voorschijn gebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sleutelstukken en consolesIn de houtconstructie met muurstijlen en korbelen speelt het sleutelstuk een belangrijke rol. Het zorgt in feite voor een verzwaring van de moerbalk daar waar de meeste krachten worden uitgeoefend: op de plaats waar de balk op muurstijl en korbeel rust. Het sleutelstuk is in dat geval een vrij lang, plat stuk hout. Een balklaag zonder muurstijlen en korbelen heeft ter ondersteuning veelal kortere houten sleutelstukken of uit hout of steen vervaardigde consoles. Sleutelstukken en consoles zijn vrijwel altijd gedecoreerd. Hun decoratie, variërend van een eenvoudige profilering tot rijk, soms figuratief houtsnij- of beeldhouwwerk, heeft zich in de loop van de 14de, 15de, 16de en 17de eeuw onder invloed van de heersende stijlopvattingen continu ontwikkeld. Hierdoor is de vormgeving van sleutelstuk of console thans een vaak waardevol hulpmiddel bij de datering van een bouwwerk. De ontwikkeling van de sleutelstukken en consoles in Brielle (en, voor zover
420 Zandstenen balkconsole in Voorstraat 159 te Brielle; opname 1990.
aangetroffen, elders op het eiland) toont geen grote afwijkingen ten opzichte van hetgeenook op tal van plaatsen elders in het land kan worden gevonden. Een aantal verschillende exemplaren is hierbij in chronologische volgorde afgebeeld; een bijbehorende, beknopte schets van de voornaamste ontwikkelingsstadia volgt hier. Voor zover bekend is het oudste sleutelstuk het reeds genoemde op de verdieping van het achterste gedeelte van Nobelstraat 14. Dit sleutelstuk, uit de tweede helft van de 14de eeuw, heeft alleen een eenvoudig bol profiel als beëindiging. Veel voorkomend zijn de laat-gotische sleutelstukken met peerkraalprofiel, die met name vanaf omstreeks 1400 tot na het midden van de 16de eeuw werden toegepast. Van deze sleutelstukken zijn vooral de latere rijk gedetailleerd, onder meer met gestoken lijstjes en tandjes (Maarland Nz 48*) en soms ook met gesneden gotische roosjes (Nobelstraat 20). Bijzonder is het uit Voorstraat 20 afkomstige (thans in Wellerondom 10 aangebrachte) dubbele sleutelstuk, dat boven het eerste peerkraalprofiel nog doorloopt en vervolgens eindigt in een tweede peerkraal. Apart moet verder nog de achterzaal op de begane grond van Voorstraat 6 worden genoemd. Hier rusten de korte, met een peerkraal versierde houten sleutelstukken op eenvoudig geprofileerde natuurstenen consoles. Dit is, voor zover bekend, op Voorne-Putten het enige voorbeeld van deze combinatie. In de tweede helft van de 16de eeuw ontwikkelde zich de renaissance-console. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
421 Reeks profielen van sleutelstukken en houten consoles in woonhuizen, boerderijen en andere gebouwen. Schaal 1:10. Tekeningen (de meeste naar eigen opmeting) B. Kooij, 1987-'91.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierbij ontstonden verschillende typische overgangsvormen, zoals die van de sleutelstukken op de verdieping van Nobelstraat 84 en die van de consoles onder de enkelvoudige balklagen van Kaaistraat 1. De renaissance-console kreeg opzij een voluutvorm en verder vaak enige versiering door middel van gehakte korte streepjes, soms afgewisseld met cirkeltjes. Deze console, die in Brielle tot tegen het midden van de 17de eeuw werd toegepast, is onder andere in de waag uit 1623 (zie pagina 123), maar verder ook in een aantal woonhuizen te vinden. Een enkele keer is opzij tevens een gesneden versiering in de vorm van een bladmotief aangebracht (Voorstraat 45) en soms zijn de consoles ook aan de voorkant versierd (Voorstraat 6, 51 en 126 en het Merulaweeshuis, zie pagina 253). Verschillende huizen hebben renaissanceconsoles met aan de voorkant een wapenschild (Slagveld 51, Maarland Nz 10, Nobelstraat 1). Behalve van houten consoles werd in de periode omstreeks 1600 hier en daar ook gebruik gemaakt van gebeeldhouwde kraagstenen. Deze zijn opzij versierd met een voluut en enig rolwerk, terwijl aan de voorkant vrijwel altijd een kop (van een engel, een leeuw, een sater of een monster) is uitgehouwen. Voorbeelden zijn te vinden in Nobelstraat 12 en 19, in Voorstraat 159 en in Maarland Nz 31. Van de kraagstenen in Maarland Nz 47* is slechts een enkele origineel; de andere zijn moderne afgietsels. Een bijzondere kraagsteen, met een druiventros, bezit Maarland Nz 41. Omstreeks 1600 en daarna verscheen, naast de vaak rijk met snij- of beeldhouwwerk versierde renaissance-console, de vlak afgewerkte houten console met ojiefprofiel. Deze vond zeer algemene toepassing. Het profiel komt in allerlei variaties voor: een recht ojief, een omgekeerd ojief, een combinatie van twee ojieven, een combinatie van een ojief met een hoi en een bol enzovoort. Een chronologische volgorde is in deze variaties niet aan te brengen. Met de opkomst van het vlakke plafond verdwenen de sleutelstukken en consoles. Nieuwe werden, zeker in de voornaamste vertrekken, niet meer aangebracht en de oude werden vaak verwijderd of aan het oog onttrokken. In de 20ste eeuw is tijdens restauraties echter weer een en ander te voorschijn gekomen. Niet zelden zijn hierbij juist de sleutelstukken en de consoles vernieuwd. Bovendien zijn hier en daar consoles aangebracht onder balklagen die oorspronkelijk nooit consoles hebben bezeten. Aparte vermelding verdient de restauratie van Voorstraat 27*, die in 1932 werd uitgevoerd en waarbij zeer veel rigoureus werd vernieuwd. Sinds deze restauratie heeft het hoofdhuis op de begane grond omtimmerde moerbalken met sleutelstukken die bewust geen gotiserende, maar een eigentijdse versiering hebben gekregen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kapconstructieVan veel huizen is de kap minder veelvuldig en ingrijpend gewijzigd en gemoderniseerd dan de rest van het inwendige. Het is dan ook juist in de kap dat vaak waardevolle informatie omtrent de bouwgeschiedenis van een pand gevonden kan worden. Aan de hand van enkele min of meer gaaf bewaarde kappen wordt hier in grote lijnen de ontwikkeling van de kapconstructie van het woonhuis in Brielle geschetst. De kap van het eerder reeds genoemde achterste gedeelte van Nobelstraat 14 (zie afb. 416) is voor zover bekend de oudste die in Brielle nog te vinden is. Deze kap, die uit de tweede helft van de 14de eeuw dateert, is kenmerkend voor de overgangsfase in de ontwikkeling van de sporenkap naar de kapconstructie met gebinten. De sporen zijn relatief nog zwaar uitgevoerd en ieder sporenpaar rust aan weerszijden met een standzoon op een blokkeel, dat op zijn beurt op twee muurplaten is gelegd. Per sporenpaar is een tweetal haanhouten aangebracht. Op twee plaatsen (ter hoogte van het zesde en het elfde sporenpaar) is onder het onderste haanhout een dekbalkjuk met kromme benen en gebogen korbelen geplaatst. Deze beide jukken corresponderen met de moerbalken en hun (thans deels verdwenen) muurstijlen op de verdieping en de begane grond. In de nogal vertimmerde kap zijn hier en daar op sporen, haanhouten en blokkelen nog gesneden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
422 Nobelstraat 27-29 te Brielle. De kap van het voorste gedeelte in dwarsdoorsnede. Schaal 1:150. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
telmerken te vinden. Een richtingsteken in de vorm van een ‘visje’ geeft het verschil tussen links en rechts aan. De merken nummeren van de achtergevel naar voren. Een 15de-eeuwse kap bevindt zich boven het voorste gedeelte van het pand Nobelstraat 27-29. Hier zijn de sporen aanmerkelijk lichter en hebben de gebinten zich verder ontwikkeld tot de belangrijkste onderdelen van de kapconstructie. Van de in totaal vier gebinten zijn de voorste twee nog gaaf bewaard. Zij bestaan uit een onderste dekbalkjuk met kromme benen en daarbovenop een tweede juk met rechte benen. De benen van de onderste jukken zijn door middel van blokkelen verbonden met de beide muurplaten. Bijzonder is het feit dat de dekbalken aan weerszijden door middel van een houten nagel met de corresponderende sporen zijn verbonden. Dit zou op een ontstaan in de 14de eeuw kunnen wijzen, maar omdat de windschoren boven en beneden gespijkerd zijn, lijkt een dergelijke vroege datering toch niet houdbaar. De gesneden merken, met een visje als richtingsteken, nummeren van voor naar achter.
423 Voorstraat 27 te Brielle. De kap van het voorste gedeelte van het hoofdhuis in dwarsdoorsnede. Schaal 1:150. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
Grote overeenkomst met de voorgaande kap toont die boven het voorste gedeelte van het hoofdhuis van Voorstraat 27*. Deze dateert in oorsprong vermoedelijk uit de tweede helft van de 15de eeuw, maar onderging later nogal wat wijzigingen. Van de vier gebinten zijn de onderste, zeer hoge dekbalkjukken grotendeels nog origineel, maar de daarop geplaatste veel kleinere jukken met hun nokstijlen en nokgording zijn duidelijk van later datum. Blokkelen zorgen weer voor de verbinding tussen de gebinten en de op de tamelijk hoge borstwering aangebrachte muurplaten. Voorts is te zien dat de windschoren oorspronkelijk in elk geval aan de onderzijde gepend en getoogd waren. Ook deze kap heeft gesneden telmerken met een visje als richtingsteken. Meer Brielse huizen zijn in het bezit van een kap die in oorsprong waarschijnlijk nog uit de 15de eeuw dateert. Hoewel deze kappen in later tijd meestal ingrijpend zijn gewijzigd, is er van het oude materiaal vaak nog voldoende over om de oorspronkelijke constructie in grote lijnen te kunnen vaststellen. Belangrijke afwijkingen van het hierboven beschreven l5de-eeuwse type zijn daarbij niet geconstateerd. Een goed voorbeeld van een slechts ten dele bewaarde kapconstructie uit de 15de eeuw is die welke zich boven het achterste gedeelte van Voorstraat 26 bevindt. Tot nu toe zijn alleen enkele kappen van tamelijk brede huizen behandeld. De kap van een smal pand als Wellerondom 4 (zie afb. 417), daterend uit circa 1500, toont in beginsel dezelfde constructiewijze (en daarbij ook weer dezelfde telmerken), maar is zoveel smaller en lager dat een tweede reeks jukken op de onderste achterwege kon blijven. Uit het tweede kwart van de 16de eeuw dateert de dubbele kap van Maarland Nz 48*. Deze wordt in feite gevormd door twee precies gelijke, naast elkaar geplaatste kappen, elk met vier gebinten. De gebinten bestaan uit een dekbalkjuk met kromme benen en rechte korbelen en daarbovenop een driehoekspant met een tussenbalk, eveneens op korbelen. De twee aan de achterkant met elkaar in verbinding staande kappen hebben één doorlopend telmerkensysteem dat van voor naar achter nummert. De merken zijn gesneden en ter onderscheiding van links en rechts zijn zij aan één kant gebroken. Dit markeert het in onbruik raken van het visje of een ander apart toegevoegd richtingsteken; vanaf omstreeks 1500 wordt het gebroken merk als zodanig toegepast. In de loop van de 16de eeuw kwam de nokgording in zwang. Deze zorgde boven in de kap, direct onder de nok, voor de verbinding en ondersteuning van de sporenparen. Markt 9-10 (hoek Nobelstraat) heeft een vermoedelijk midden-16de-eeuwse kap met een dergelijke nokgording. De gebinten van deze forse kap bestaan uit twee op elkaar geplaatste dekbalkjukken met midden op het tweede juk een nokstijl. Deze stijl, die door twee schuine schoren wordt geflankeerd, ondersteunt de nokgording, daarbij bovendien nog eens geholpen door twee in de langsrichting aangebrachte korbelen. De telmerken zijn gesneden en aan één kant gebroken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
424 Dwarsdoorsnede van Nobelstraat 84 te Brielle, met houtconstructie. Schaal 1:150. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
Een veel kleinere kap met een nokgording heeft Nobelstraat 84, een smal huis uit het laatste kwart van de 16de eeuw. Hier is er per gebint maar één dekbalkjuk, met daarop een nokstijl met twee schuine schoren. Terwijl deze eenvoudige kap nog gesneden, aan één kant gebroken telmerken bezit, is in veel andere kappen uit de tweede helft van de 16de eeuw al het gehakte merk toegepast. Een voorbeeld hiervan is de vermoedelijk eveneens laat-16de-eeuwse kap boven het achterste gedeelte van Voorstraat 27*. De gebinten van deze kap bestaan uit een dekbalkjuk met kromme benen, een tweede dekbalkjuk en een nokstijl met schoren onder de nokgording. De telmerken zijn met rechte beitels gehakt, waarbij tussen links en rechts verschil is gemaakt doordat aan de ene kant een bredere beitel is gebruikt dan aan de andere kant; lange tegenover korte streepjes zijn hiervan het resultaat. De wellicht uit omstreeks 1600 daterende, hoge kap van Markt 2 (hoek Voorstraat) heeft op de tweede reeks dekbalkjukken geen nokstijlen, maar driehoekspanten met een tussenbalk. De nokgording wordt hier ondersteund door schoren die vanaf de tussenbalken in de langsrichting schuin omhoog lopen. De gehakte telmerken nummeren hier van achter naar voor. Links zijn zij met een rechte beitel aangebracht, rechts zijn het amandelvormige gaatjes, gehakt met een holle beitel, een guts. Naast het systeem met lange en korte streepjes en het systeem met streepjes en ‘amandeltjes’, is er nog een derde systeem van gehakte telmerken, namelijk dat met streepjes tegenover eveneens
425 Voorstraat 27 te Brielle. De kap van het achterste gedeelte van het hoofdhuis in dwarsdoorsnede. Schaal 1:150. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
met de guts aangebrachte ‘halve maantjes’. Een voorbeeld hiervan levert de laat-16de-eeuwse kap van Maarland Nz 29-30. De tot nu toe besproken kappen zijn alle in oorsprong geheel van eikehout vervaardigd. In het eerste kwart van de 17de eeuw werd echter ook voor de kapconstructie overgegaan op het gebruik van grenehout. Het vermoedelijk vroeg-17de-eeuwse kapje van Voorstraat 51 is nog van eikehout, maar Scharloo 8 werd circa 1630-'35 gebouwd met een volledig grenen kap. Een apart geval vormt de constructie van Langestraat 36-38, vermoedelijk uit het eerste kwart van de 17de eeuw. Dit huis heeft enkelvoudige balklagen en een kapconstructie van naaldhout. De kap, zonder borstwering, telt drie gebinten, die ten dele zijn opgetrokken uit hergebruikt materiaal en die zijn voorzien van gehakte merken (streepjes tegenover halve maantjes, nummerend van achter naar voor). De gebinten bestaan uit niet meer dan een driehoekspant met twee tussenbalken, de onderste op korbelen. Wat de constructie betreft, bleef in de 17de eeuw de nokstijl vooral voor de
426 Voorstraat 51 te Brielle. De kap in dwarsdoorsnede. Schaal 1:150. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekening van J. van Rooijen uit 1985.
grotere kappen in gebruik. De kleinere kregen onder de nokgording vaak een driehoekspantje, al of niet met een tussenbalk. De telmerken ondergingen na de 16de eeuw in het algemeen geen wezenlijke veranderingen meer; zij werden tot in de 19de eeuw op grote schaal toegepast. Uit de 16de en uit het begin van de 17de eeuw zijn veel min of meer gaaf bewaarde kapconstructies over. Na die tijd werd veel minder nieuw gebouwd en vooral in de 18de eeuw beperkte de bouwactiviteit zich ook wat de kappen aangaat hoofdzakelijk tot verbouwingen. Een aparte plaats nemen de verbouwingen in die een samenvoeging van enkele oudere huizen achter een nieuw monumentaal front inhielden. Hierbij werd vaak, aansluitend op de hoog opgetrokken nieuwe voorgevel, een ondiep dwars kapje geconstrueerd, waarachter de bestaande, soms lagere kappen dan grotendeels gespaard bleven. Het resultaat van deze werkwijze is nog steeds te aanschouwen in
427 Langestraat 36-38 te Brielle. De kap in dwarsdoorsnede. Schaal 1:150. Opmetingstekening B. Kooij, 1991.
kapconstructies als die van Nobelstraat 16, Voorstraat 31 (het kantongerecht) en Maarland Nz 31 en 52. De kap van Nobelstraat 34 heeft min of meer dezelfde vorm: een dwarse kap aan de voorzijde en daar loodrecht op aansluitend een drietal zadeldaken. Deze kap werd tegen het einde van de 18de eeuw weliswaar in een keer nieuw opgetrokken, maar dankt haar vorm toch grotendeels aan het feit dat men bij de bouw rekening moest houden met te handhaven constructies lager in het gebouw. De kapconstructies achter de verschillende monumentale 18de- en vroeg- 19de-eeuwse gevels tonen in het algemeen veel individuele trekjes die het gevolg zijn van de noodzaak bij het bestaande aan te sluiten. Om in verschillende richtingen lopende kappen met elkaar te kunnen verbinden en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
428 Kaaistraat 18 te Brielle. De kap in dwarsdoorsnede. Schaal 1:150. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
429 Visstraat 9 te Brielle. De kap in dwarsdoorsnede. Schaal 1:150. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekening van J. van Rooijen uit 1983.
430 Turfkade 6 te Brielle. De kap van het achterste gedeelte in dwarsdoorsnede. Schaal 1:150. Opmetingstekening B. Kooij, 1991.
tussen de daken lopende zakgoten op te kunnen vangen, zijn onder andere op tal van plaatsen standvinkconstructies aangebracht. In de 19de eeuw werden talrijke nog min of meer traditionele kapconstructies gebouwd. Een voorbeeld is de kap van Kaaistraat 18, met als gebint een eenvoudig driehoekspant, voorzien van blokkelen en van een tussenbalk met korbelen. Daarnaast werd als nieuwe vinding vooral het schenkelspant toegepast. Dit spant is opgebouwd uit een aantal op elkaar gespijkerde schenkels. Het heeft meestal de vorm van een spitsboog en het ondersteunt het dak door middel van enkele gordingen, terwijl onder de nokgording vaak een makelaar is aangebracht. Het kapje van Visstraat 9 heeft dergelijke spanten en ook in de kap van de voormalige stadsboerderij Turfkade 35 en boven het achterste gedeelte van Turfkade 6 zijn zij aangetroffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kelderNergens in Brielle werd in een woonhuis een kelder direct achter de voorgevel aangetroffen. Voor zover bekend de enige uitzondering hierop is te vinden in het grote, dwars geplaatste pand Nobelstraat 87. Dit gebouw, dat rechts een kelder met daarboven een opkamer bezit, verrees oorspronkelijk echter niet als woon-, maar als gasthuis (zie pagina 252). Dat de kelder, indien aanwezig, altijd meer naar achter is gelegen, houdt waarschijnlijk verband met het feit dat verreweg de meeste oude huizen (namelijk die aan weerszijden van Nobelstraat, Voorstraat en Maarland) met hun voorste gedeelte tegen een dijk zijn aangebouwd. Hier staat tegenover dat in soortgelijke situaties met een aaneengesloten dijkbebouwing elders op het eiland (zoals in Heenvliet, Abbenbroek en Zuidland) de kelders in de regel wel aan de voorzijde zijn gelegen.
431 Middenzuil in de kelder van Voorstraat 27 te Brielle. Schaal 1:20. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
De oudste grote Brielse huizen aan Nobelstraat en Voorstraat hebben veelal een forse kelder onder de achterkamer. In Nobelstraat 14, 20, 21-23 en 34 en in Voorstraat 27*, 31 en 45 is een dergelijke onderkelderde achterkamer te vinden. Verder is zowel van Nobelstraat 19 als van Voorstraat 6 bekend dat van de twee zijkamers de achterste oorspronkelijk onderkelderd was. Vermoedelijk waren al deze kelders eertijds overwelfd, maar de gewelven zijn slechts hier en daar behouden gebleven. Zo hebben de kelders van Nobelstraat 21-23 en 34 tongewelven, terwijl de kelder van Voorstraat 27* van een gedrukt kruisgewelf op een middenzuil is voorzien. In tal van kleinere huizen bevond zich voorheen een kelder van uiterst bescheiden afmetingen. Dit keldertje lag vaak direct achter de scheidingsmuur tussen binnenhaard en achterkamer. De meeste van deze keldertjes zijn thans verdwenen. Voorstraat 29 bezit nog een dergelijke kleine kelder, overspannen door een kruisgewelf. De kelders hebben in de regel een plavuizenvloer. De plavuizen zijn meestal ongeglazuurd. Een vloer en een plint van groen en geel geglazuurde plavuizen heeft de kelder van Voorstraat 29. Waar mogelijk zijn de kelders voorzien van kleine vensters, met diefijzers, in de buitenmuren. De grotere kelders zijn soms direct van buitenaf, vanuit de achtertuin, toegankelijk. Oude huizen met grote kelders, zoals dus hier en daar in Brielle aanwezig, ontbreken voor zover bekend in de kernen elders op Voorne-Putten. De oudere kelders zijn daar meestal bescheiden van omvang, slechts een gedeelte van de breedte van het huis beslaand en in de regel van een tongewelf voorzien. De kolossale, met een tongewelf overspannen ruimte die over de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gehele lengte onder Ring 13 te Zuidland doorloopt, is van een geheel andere orde. Dit is een voormalige uitwateringssluis naar de haven (zie pagina 79), waarop in 1637 een huis verrees. De vrijstaande, vanaf het einde van de 18de eeuw op het eiland gebouwde huizen zijn vrijwel altijd voorzien van een kelder die met troggewelfjes op houten balken of vlak is gedekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De trapVeel Brielse huizen moeten ooit een houten spiltrap hebben bezeten. In enkele tientallen gevallen is nog iets van deze oude trap terug te vinden, maar vaak is dit niet veel meer dan alleen de spil of de spil met enkele treden. Het overige is dan meestal vervangen door een rechte trap. In huizen met een verdieping is soms het deel van de spiltrap dat van deze verdieping naar de zolder voert, behouden gebleven (zoals in Voorstraat 29 en 45, Nobelstraat 65 en Markt 2, hoek Voorstraat). Dit is ook het geval in Koopmanstraat 6, waar het onderste gedeelte van de spiltrap bij de restauratie overigens werd gereconstrueerd. Het meest gaaf is de oude spiltrap in de waag (zie pagina 123) en ook in Voorstraat 30 bleef de oorspronkelijke trap grotendeels bewaard. Verder zijn enkele kleine, verdiepingloze huizen (zoals Voorstraat 98, 100 en 117) nog in het bezit van hun oude spiltrap en ook achter in het stadhuis bevindt zich een deels nog originele oude trap. Hiermee zijn de belangrijkste restanten genoemd. Buiten Brielle werd in Zuidland, in het uit 1637 daterende huis Ring 13, nog een oude spiltrap aangetroffen. Alle bovengenoemde (restanten van) spiltrappen zijn van eikehout. De meeste zijn moeilijk precies te dateren, maar in het algemeen zuilen zij uit de tweede helft van de 16de of uit de 17de eeuw stammen. De trappen hebben zonder uitzondering forse treden, met een dikte variërend van 3,5 tot 7,5 cm, die met een pen in de spil zijn bevestigd (de stootborden zijn dun en nergens gepend). Aan de andere kant zijn de treden meestal in de muur opgelegd. De trap van Voorstraat 100 heeft onder- en bovenaan een trapboom; eenvoudig versierd schotwerk zorgt voor de afsluiting van het bovenste gedeelte. De spiltrappen zijn overigens alle zeer sober uitgevoerd. Slechts een enkele heeft treden die aan de kant van de spil voorzien zijn van een eenvoudig kwartrond profiel. De in de regel versierde bovenbeëindiging van de spil is nergens bewaard gebleven. Ook is nergens een spil met een daarin uitgestoken leuning aangetroffen. In de meeste huizen staat (of stond) de spiltrap tegen een der zijwanden, vaak in een hoek die deze wand maakt met de scheidingswand tussen voor- en achterkamer. Dit is bij voorbeeld het geval bij Koopmanstraat 6. Waar de
432 Hoek Voorstraat-Markt te Brielle, vanaf de stadhuistoren, met boven de daken uitstekend de traptoren van Voorstraat 4-6; opname 1990.
spiltrap is verdwenen, verraadt soms een trapraveling in de balklaag nog de oorspronkelijke plaats (zoals in Maarland Nz 47* en Slagveld 51). Een enkele keer is de trap in een speciaal daarvoor opgetrokken uitbouw aangebracht. Deze situatie is nog aanwezig bij het hoekhuis Wellerondom 10, aan de zijde van de Kaatsbaan. Zeer bijzonder is de trap van Voorstraat 4-6. Dit is een Ledestenen wenteltrap, de enige oude stenen trap in een Briels woonhuis, die zich bovendien naast het eigenlijke hoofdhuis bevindt, in een midden tussen twee aparte zijkamers opgetrokken vierkante traptoren. Toren en trap zijn, bij gebrek aan gegevens over het sterk verbouwde huis, moeilijk enigszins nauwkeurig te dateren; zij kunnen in de loop van de 15de eeuw zijn opgetrokken, maar ook uit de eerste helft van de 16de eeuw stammen. De laatste spiltrappen die hier vermeld dienen te worden zijn de bij diverse restauraties geheel nieuw gemaakte. Zij zijn niet te beschouwen als reconstructies van een oorspronkelijke toestand ter plaatse en hun vormgeving is veelal aanzienlijk rijker dan die van de nog resterende oude spiltrappen. Voorbeelden van dergelijke restauratieprodukten zijn te vinden in Langestraat 40, in Venkelstraat 6 en 6A en in het Merulaweeshuis (zie pagina 253). Steektrappen uit de I7de eeuw werden in Brielle niet aangetroffen. Wel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben de meeste grotere, in of na de 18de eeuw ingrijpend verbouwde huizen nog een min of meer monumentale steektrap uit de tijd van hun verbouwing. Deze trap, soms halverwege voorzien van een bordes, bevindt zich meestal opzij van de gang, die vaak een ander resultaat is van dezelfde verbouwing. Voor de bespreking van de decoratieve detaillering van de 18de-, 19de- en 20ste-eeuwse trappen zij hier verwezen naar het hierna volgende stuk over de aankleding van het interieur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De afwerking van het interieurVan de afwerking van het laat-middeleeuwse, het 16de-eeuwse en het 17de-eeuwse woonhuisinterieur in Brielle is bij gebrek aan veel overblijfselen in het algemeen weinig bekend. Een uitzondering moet hierbij in de eerste plaats worden gemaakt voor de sleutelstukken en consoles. Deze zijn, vaak voorzien van een gesneden of gebeeldhouwde versiering, in zeer veel oude huizen ter ondersteuning van de balklagen nog aanwezig. Hun ontwikkeling vanaf de tweede helft van de 14de eeuw is eerder in dit hoofdstuk, onder de constructie, reeds geschetst. Verder is in Brielle een aantal restanten van in de 16de of 17de eeuw beschilderde balklagen aangetroffen. Deze komen hieronder apart ter sprake. Hetzelfde geldt voor de vier vroeg-17de-eeuwse stucplafonds die
433 Laat-gotische kaarsnis in Nobelstraat 19 te Brielle; opname 1991.
de stad rijk is. Behalve over balklagen en plafonds is er ook over enkele andere aspecten van de oudere interieurafwerking nog wel iets op te merken. Zo heeft het al eerder genoemde, uit de eerste helft van de 14de eeuw daterende huis Nobelstraat 19 in de bouwmuren van het forse hoofdhuis een aantal laat-gotische kaarsnissen, die aan de bovenzijde worden afgesloten door twee schuin geplaatste en in driepasvorm behakte bakstenen. In en rond om deze kaarsnissen zijn op resten van oud stucwerk kleine, met rode verf aangebrachte versieringen bewaard gebleven. Zij zijn vermoedelijk met behulp van een sjabloon aangebracht en tonen een enigszins plantaardig, symmetrisch ornament. Hier en daar (bij voorbeeld in het stadhuis, in de waag, in Voorstraat 45 en in Koopmanstraat 6) is uit de 16de of vroege 17de eeuw nog een opgeklampte eiken strokendeur bewaard gebleven. Deze deuren hebben geprofileerde en gegroefde verticale delen, die door middel van enkele klampen aan de achterzijde bijeen worden gehouden. Een dergelijke deur, afkomstig uit Voorstraat 12 en nu bewaard in het Trompmuseum (de waag), is aan de achterzijde voorzien van verticale en horizontale klampen, met daartussen een viertal kleine vierkante uitsparingen. Rond deze vierkanten zijn op laatgotische wijze cirkelvormige versieringen uitgestoken. Een zelfde versiering, zij het rijker uitgevoerd, toonde een deur die zich tot in 1910 in Voorstraat 27* bevond. Buiten Brielle zijn vergelijkbare oude eiken deuren te vinden in het stadhuis van Geervliet (zie pagina 100) en in het ambachtsherenhuis van Heenvliet (zie pagina 382). In Scharloo 8 werd op zolder een aldaar secundair gebruikt restant van een 17de-eeuwse paneelbetimmering aangetroffen. Deze eiken betimmering bevond zich oorspronkelijk wellicht rondom de nu verdwenen spiltrap op de verdieping en zal evenals het huis zelf uit omstreeks 1630-'35 dateren. Slagveld 52 bezit achter de voordeur nog een fragment van een binnenportiek uit het derde kwart van de 17de eeuw, voorzien van snijwerk en ionische pilasters. Voorts is in een aantal huizen nog een eenvoudige, soms sterk gerestaureerde of geheel gereconstrueerde hangschouw aanwezig. Deze schouwen, met onversierde boezem en geprofileerde houten boezembalk, bevinden zich vrijwel altijd achter in het huis, in de als keuken in gebruik zijnde ruimte. Het ontbreken van enige decoratie en het feit dat zij vaak sterk gerestaureerd en soms zelfs geheel gereconstrueerd zijn, maken het dateren van deze schouwen uitermate moeilijk; zij kunnen 17de-eeuws zijn, maar ook uit later tijd stammen. Laat-16de- en vroeg-l7de-eeuwse haardstenen zijn in het verleden in verschillende huizen aangetroffen. In Maarland Nz 47* resteren in de schouw van de voorkamer op de verdieping thans nog vier van de oorspronkelijk hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
434 Reeks profielen van schoorsteen-boezembalken in woonhuizen, boerderijen en andere gebouwen. Schaal 1:10. Opmetingstekeningen B. Kooij, 1987-'91.
aanwezige stenen: drie kleinere met een doorlopend ruitmotief, waarin klimmende leeuwen en dubbelkoppige adelaars, en daarboven een grote halfronde deksteen met onder meer het wapen van koning Philips II en het jaartal 1589. In Nobelstraat 21-23 werd in 1961 een 1599 gedateerde haardsteen gevonden. Een aantal uit Brielse huizen afkomstige haardstenen bevindt zich in het Trompmuseum (de waag). Daaronder zijn twee grote halfronde dekstenen met het wapen van prins Maurits, respectievelijk uit 1595 en 1603, en verschillende kleinere stenen met ruitmotief, onder meer uit 1592, 1598, 1602 en 1613. De kleinere stenen tonen verschillende versieringen, zoals koppen, wapens, leeuwen en adelaars. Restanten van een decoratie met I7de- of 18de-eeuwse wandtegels zijn hier en daar in woonhuizen nog wel te vinden, maar vrijwel nergens zijn deze tegels nog op hun oorspronkelijke plaats en in hun oorspronkelijke samenhang aanwezig. Goudleerbehang uit de 17de en/of 18de eeuw ten slotte werd, behalve in het ambachtsherenhuis in Heenvliet (zie pagina 391) en in het oude raadhuis aldaar (zie pagina 110), alleen nog aangetroffen in het woonhuis Maarland Nz 38 te Brielle. Hier worden de bij een verbouwing te voorschijn gekomen resten bewaard van twee soorten goudleer: een omstreeks 1700 te dateren behang met enigszins gestileerde, exotische bloemmotieven tegen een dofgrijze achtergrond en een midden-18de-eeuws behang met gekleurde bloemen en gouden bladeren op een lichtblauw fond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beschilderde balklagenOverblijfselen van balklaagbeschilderingen zijn in een aantal huizen nog aanwezig. De waarschijnlijk oudste zijn die welke op de verdieping in het uit de eerste helft van de 14de eeuw daterende hoofdhuis van Nobelstraat 19 te zien zijn. De twee moerbalken in de voorkamer alhier zijn beschilderd met bladranken. Op de zijkanten van de balken hebben de ranken kleine bladeren. Op de onderkanten zijn de bladeren veel groter en bevestigd aan een rechte stok; bovendien zijn hier in totaal vier spreuklinten met tekst rond de stok geslingerd. De linten zijn aan de voorzijde wit en aan de achterzijde rood, de stok is bruin, de klimranken zijn geel en de omkrullende bladeren zijn rood met een bruine achterkant; de achtergrond is zwart. De teksten luiden: ‘vivat dominus de charlos’ (tweemaal), ‘aultre naray’ en ‘tantque je vivray’. De eerste tekst, ‘leve de heer van Charlois’ levert een datering, want hier kan niemand anders bedoeld zijn dan Karel de Stoute, die voordat hij in 1467 hertog van Bourgondië werd, bekend stond als graaf van Charolais. De schilderingen moeten derhalve voor 1467 zijn aangebracht. De twee andere teksten vormen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
435 Beschilderde moerbalk in Nobelstraat 19 te Brielle; opname 1991.
samen een devies betreffende de liefde, typerend voor de Bourgondische tijd: ‘ik zal geen ander hebben zo lang ik leef’. Hieraan kan nog worden toegevoegd dat Nobelstraat 19 waarschijnlijk het huis is dat in de middeleeuwen ‘het Hemelrijk’ heette en eigendom was van de heer van Voorne. Omstreeks 1467 bekleedde Frank van Borssele, vertrouweling van Karel de Stoute, deze positie. In 1982 kwam bij de restauratie van het vroeg-17de-eeuwse stucplafond in de voorkamer op de verdieping van Voorstraat 31 (het kantongerecht) een kleurig beschilderde, samengestelde balklaag te voorschijn. De rood geverfde kinderbalken en het okergeel geverfde spreidsel daartussen konden om constructieve redenen niet worden gehandhaafd, maar wel bleven de beide met bladranken beschilderde moerbalken, thans weer door het stucplafond afgedekt, bewaard. De schildering op de zij- en onderkanten der moerbalken bestaat uit krachtig neergezette, zich kronkelende ranken met krullende bladeren. De ranken, die zich op enkele plaatsen rondom een stok slingeren, zijn evenals de bladeren okergeel, tegen een grijsgroene achtergrond; hier en daar zijn zij van rode bloemen en vruchten voorzien. Schaduwen zijn met forse arceringen in zwart aangebracht. Deze schildering, die zich oorspronkelijk voortzette op de nu verdwenen sleutelstukken en wellicht ook op de korbelen en de muurstijlen, werd vermoedelijk omstreeks 1500 of in de eerste helft van de 16de eeuw aangebracht. Ook in de onderkelderde achterkamer van Nobelstraat 14 bevindt zich (door een verlaagd plafond aan het oog onttrokken) nog een beschilderde moerbalk. Tegen een groenblauwe achtergrond zijn hier onder andere rode Tudor-rozen met daaromheen gele bladrankjes zichtbaar. De rozen zijn op de onderkant van de balk aangebracht, op regelmatige afstanden van elkaar, met ertussen afwisselend de namen ‘Jhesus’ en ‘Maria’. Opvallend genoeg werden deze namen in het hoofdhuis van Voorstraat 27* bij de restauratie in 1932 ook op een beschilderde balk aangetroffen. De balkbeschildering in Nobelstraat 14 zou midden-16de-eeuws kunnen zijn. Die in Voorstraat 27* is niet door enige afbeelding bekend. Een zeer rijke 17de-eeuwse balklaagbeschildering bezit de achterzaal op de hoofdverdieping van Scharloo 8. Deze beschildering dateert vermoedelijk uit circa 1630-'35, de bouwtijd van het huis. De zaal, over de voile breedte van het pand, heeft een samengestelde balklaag van zes vakken, met de moerbalken haaks op de achtergevel. Links in het midden bevindt zich de raveling voor de schouw, rechts voor in de hoek stond waarschijnlijk de spiltrap. De beschildering overdekt de gehele zoldering, niet alleen de moer- en kinderbalken, maar ook de vlakken daartussen. Hoofdmotief zijn de steeds vanuit een voluut naar weerskanten uitwaaierende gekrulde bladeren, die in blauwe en lichtgroene tinten zijn neergezet, met bruine en gele golflijnen als contouren. Op de zijkanten der kinderbalken zijn in een symmetrisch patroon grote en kleinere zwarte stippen aangebracht. Her en der te midden van de bladeren zijn bovendien maskers, vogels en andere figuren te onderscheiden. De beschildering is thans ten dele in zeer slechte staat; door waterschade is veel van de verf, die vrijwel of geheel zonder bindmiddel lijkt te zijn opgebracht, verdwenen. Sporen van een eenvoudiger balkenbeschildering, waarschijnlijk ook uit de eerste helft van de 17de eeuw, werden in 1990 op de begane grond van Turfkade 25 gevonden. De laatste vier balken van de enkelvoudige balklaag alhier toonden tegen een rode achtergrond forse golvende ranken met bladeren en knoppen in geel en zwart. Ten slotte moet hier nog genoemd worden de beschildering op het dubbele laat-gotische sleutelstuk dat afkomstig is uit Voorstraat 20 (afb. 421-12). Dit sleutelstuk, dat uit de eerste helft van de 16de eeuw zal dateren, heeft slechts aan één zijde een gesneden versiering, maar is merkwaardig genoeg aan de andere, vlakke kant voorzien van een gele rankenbeschildering op rode ondergrond. Deze beschildering is vermoedelijk vroeg-17de-eeuws. Het bijzondere sleutelstuk is in 1991 hergebruikt in het pand Wellerondom 10 en de geschilderde decoratie is daarbij overgeverfd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
436 Beschilderde moerbalk in Voorstraat 31 (het kantongerecht) te Brielle; opname 1982.
Buiten Brielle bezitten de ambachtsherenhuizen van Heenvliet (zie pagina 382) en Abbenbroek (zie pagina 392) balklagen met een 17de-eeuwse rankenbeschildering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vier vroeg-17de-eeuwse stucplafondsIn Brielle zijn vier bijzondere, opmerkelijk vroege stucplafonds bewaard gebleven. Zij bevinden zich in de huizen Nobelstraat 34, Voorstraat 31 (het kantongerecht) en Voorstraat 45. Deze plafonds hebben in het verleden al verschillende malen de aandacht getrokken, maar zij zijn tot heden echter nog niet aan een uitgebreid onderzoek onderworpen. Hier worden zij alle vier beschreven, waarna enige korte opmerkingen volgen over de stilistische verwantschap onderling en met stucplafonds elders, over de datering en over de mogelijke opdrachtgevers en makers. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de opbouw van de plafonds en aan de manier waarop zij onder tegen de balklagen zijn bevestigd.
Beschrijving. Twee van de vroege stucplafonds bevinden zich in het dubbele diepe huis Voorstraat 45. Dit huis heeft aan de voorzijde twee trapgevels, die respectievelijk 1588 en 1595 gedateerd zijn. In het linker gedeelte, dat met de gevel uit 1588, liggen op de begane grond achter elkaar twee grote, min of meer rechthoekige ruimten, beide met een stucplafond. Het plafond van de voorste ruimte is uitbundig gedecoreerd met brede banden, die een symmetrisch patroon vormen. Dit patroon toont afwisselend cirkels en vierkanten, die met elkaar zijn verbonden, terwijl golvende banden zich door de cirkels heen slingeren. De banden zelf zijn versierd met een eenvoudig bladrankmotief. Waar de golvende banden elkaar midden in de cirkels ontmoeten, is steeds een ronde knop aangebracht, met aan twee kanten een kleine symmetrische versiering die duidelijk met behulp van een stempel is vervaardigd. Uit deze versieringen ontspringen de bladranken. Het middelste vierkant toont de plaats waar een luchter zal hebben gehangen. In de overige zes vierkanten zijn zes verschillende wapens te zien. Het plafond heeft in het midden rechts een rechthoekig vak, dat aangeeft waar zich eertijds de haard bevond. Als bijzonderheid kan verder nog worden opgemerkt dat, blijkens een vermelding in het Verslag van de Monumentencommissie van de provincie Zuid-Holland over 1938, de wanden van deze ruimte oorspronkelijk met bij het plafond aansluitend stucwerk waren versierd. Hiervan is thans niets meer terug te vinden. De voorste ruimte heeft achterin een gedeelte met een vlak plafond; het versierde stucplafond loopt hier niet door. Oorspronkelijk moet dit gedeelte afgescheiden zijn geweest. Rechts in de hoek stond hier de spiltrap. Het bovenste stuk van deze trap is op de verdieping nog aanwezig. De achterste ruimte is een onderkelderde achterkamer, die een stuk hoger ligt dan de rest van de begane grond. Het plafond van deze achterkamer toont een veel strakker en soberder
437 Detail van de beschilderde balklaag in Scharloo 8 te Brielle; opname 1991.
versiering. Met behulp van smalle, getrokken profiellijsten is een regelmatige vlakverdeling aangebracht, bestaande uit een aantal grote vierpassen met daartussen kruisen en vierkanten. De meeste vierpassen hebben in het midden een Tudor-roos; in vier gevallen neemt een wapenschild de centrale plaats in. De wapens zijn alle vier verschillend. Verder zijn de vierpassen versierd met lelies of met framboosachtige vruchten en in één geval met leeuwekopjes. Links in het plafond herinnert een rechthoekig vak aan de oorspronkelijk hier aanwezige stookplaats. De vroege stucplafonds van Voorstraat 31 en Nobelstraat 34 tonen beide in opzet en uitwerking grote overeenkomst met het achterste, strakkere van de twee plafonds van Voorstraat 45: dezelfde vlakverdeling bestaande uit vierkanten, kruisen en vierpassen en de laatste ook weer met in het midden een wapenschild of een Tudor-roos. Het belangrijkste verschil is gelegen in het feit dat het stucplafond van Voorstraat 45 onder tegen de moerbalken is aangebracht, terwijl het bij de andere twee tegen de kinderbalkjes, dus tussen de moerbalken in, is bevestigd. Dit laatste heeft tot gevolg dat de moerbalken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
438 Het voorste vroege stucplafond in Voorstraat 45 te Brielle. Schaal 1:50. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
hier grotendeels nog zichtbaar zijn, zij het ‘ingepakt’ in stucwerk (bij Nobelstraat 34 zelfs samen met de gehandhaafde sleutelstukken). De forse balken onderbreken op nogal storende wijze het patroon met de vierpassen en het is dan ook duidelijk dat het hier gaat om een aanpassing aan een reeds bestaande situatie: kennelijk was het niet goed mogelijk het stucplafond onder tegen de moerbalken aan te brengen. Met name op de zij- en onderkanten van de moerbalken zijn in het stucwerk versieringen gestempeld. In Voorstraat 31 (het kantongerecht) bevindt het bewuste plafond zich op de verdieping, in de voorkamer links. Het is rechthoekig, telt drie vakken en toont in de vierpassen zes wapenschilden, met vijf verschillende wapens. Binnen de vierpassen en op de zij- en onderkanten van de moerbalken zijn in totaal tien verschillende stempelversieringen te onderscheiden. Naast lelies en Tudor-rozen en complexe blad- en rankmotieven, zijn er vier verschillende rechthoekige stempels gebruikt, gevuld met kleine bloemen, blaadjes en vruchten (bij voorbeeld een granaatappel). De stempelversiering die binnen de vierpassen is aangebracht, is dezelfde als die welke in het voorste van de twee plafonds van Voorstraat 45 is toegepast.
439 Detail van het voorste vroege stucplafond in Voorstraat 45; opname 1990.
Het vierde vroege stucplafond is te vinden in het hoekhuis Nobelstraat 34, een diep huis met een onderkelderde achterkamer en een zijkamer ter linkerzijde. Het plafond bevindt zich in de achterkamer en telt drie vakken. Ten behoeve van de aanleg van een trappenhuis is er in het midden van de 18de eeuw een hoek uitgenomen. In het middelste vak zijn twee verschillende wapens aangebracht. Verder zijn binnen de vierpassen en op de moerbalken zes verschillende stempelversieringen te vinden, alle ook voorkomend in het plafond van Voorstraat 31.
Stilistische verwantschap. Uit de beschrijving is al duidelijk geworden dat de vier plafonds onderling zeer veel overeenkomsten vertonen. Drie van de vier hebben precies dezelfde opzet en ook grotendeels dezelfde detaillering. In twee plafonds zijn zelfs merendeels dezelfde stempelversieringen te vinden. Bovendien is in het vierde plafond, dat zich door zijn rijkere en meer beweeglijke decoratie van de andere onderscheidt, een stempel gebruikt dat ook in twee van de andere voorkomt. Een en ander maakt het aannemelijk dat de vier plafonds alle uit dezelfde periode stammen en dat zij alle ook door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
440 Het achterste vroege stucplafond in Voorstraat 45. Schaal 1:50. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
441 Twee stempelversieringen. Details van het vroege stucplafond in Voorstraat 31 te Brielle. Schaal 1:5. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
dezelfde handwerksman of door hetzelfde groepje handwerkslieden zijn vervaardigd. Tot heden zijn vergelijkbare stucplafonds elders in Nederland nergens aangetroffen. De 17de-eeuwse geornamenteerde stucplafonds die in het oosten en zuidoosten van het land (bij voorbeeld in Zutphen, Zwolle en Roermond) bewaard zijn gebleven, tonen een geheel andere vormgeving, die Nederrijns genoemd kan worden. En ook vroege stucplafonds in andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
442 Het vroege stucplafond in Voorstraat 31 te Brielle. Schaal 1:50. Tekening B. Kooij, 1990; ten dele naar tekening van gemeentewerken uit 1982.
plaatsen (als Utrecht en 's-Hertogenbosch) zijn niet vergelijkbaar. In verband met de vier Brielse plafonds is in het verleden al meermalen gesproken van invloed vanuit Engeland en de overeenkomsten met een aantal stucplafonds in Engelse landhuizen zijn inderdaad treffend. Zo heeft het plafond van de ‘Ballroom’ in Knole (Kent) precies dezelfde compositie als het voorste van de twee plafonds van Voorstraat 45, terwijl bij voorbeeld het plafond van de ‘Long Gallery’ van Haddon Hall (Derbyshire) in veel opzichten gelijkenis vertoont met de drie strakkere plafonds in Brielle. Hierbij moet wel worden aangetekend dat deze overeenkomsten vooral de algehele opzet betreffen, de
443 Het wapen van prins Maurits. Detail van het vroege stucplafond in Voorstraat 31. Schaal 1:5. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
compositie en de plaatsing daarin van de versieringen en de wapenschilden. In de afwerking van de details zijn de Brielse plafonds (en dan met name de twee met de nog zichtbare moerbalken) aanzienlijk grover.
Datering, opdrachtgevers en makers. De genoemde en andere vergelijkbare Engelse stucplafonds dateren vrijwel alle uit het eerste kwart van de 17de eeuw. De Brielse plafonds zijn uit dezelfde tijd of iets jonger. Het feit dat Brielle van 1585 tot 1616 een Engelse pandstad was, met een Engelse bezetting, is wel in verband gebracht met de totstandkoming van de plafonds, maar het verband met deze pandstad-situatie kan niet al te direct worden gelegd. Voor zover geïdentificeerd, zijn de wapens op de plafonds namelijk geen van alle Engels en bovendien wijzen enkele van deze wapens op een ontstaansdatum die zeer wel na 1616 zou kunnen liggen. Een van de wapens in het plafond van Voorstraat 31 is dat van prins Maurits. Dit wapen en de kouseband rond het schild geven aan dat het plafond op zijn vroegst in 1613 kan zijn vervaardigd en op zijn laatst in 1625. In het eerste jaar werd de prins namelijk ridder in de Orde van de Kouseband; in 1625 stierf hij. Verder kunnen ook de beide plafonds van Voorstraat 45 heel goed van na | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
444 Het vroege stucplafond in Nobelstraat 34 te Brielle. Schaal 1:50. Opmetingstekening B. Kooij, 1990.
1616 zijn. Een van de wapens in het voorste plafond, het gevierendeelde wapen Van der Goes-Keynoge, is namelijk het wapen dat gevoerd werd door Jacob van der Goes, die in 1625 leenman was van Voorne, van 1644 tot 1650 het burgemeesterschap van Brielle bekleedde en nog in 1655 genoemd wordt als ontvanger van de gemene middelen van de stad. Waarschijnlijk werden allebei de plafonds in het huis in zijn opdracht vervaardigd. Minstens vier van de overige wapens in de plafonds zijn te identificeren als de wapens van voorouders (Van Spangen en Carpentier) of aangetrouwde familieleden (Van
445 Detail van het vroege stucplafond in Nobelstraat 34; opname 1990.
Adrichem en Van Almonde) van Van der Goes. Uit een en ander blijkt in elk geval dat de plafonds niet dateren uit 1588 of 1595, de jaren waarin de dubbele trapgevel van het huis zijn vorm kreeg, maar dat zij eerst enige tijd later moeten zijn ontstaan.
Opbouw en bevestiging. Alle vier de vroeg-17de-eeuwse plafonds werden bij een modernisering in een reeds bestaand huis aangebracht, onder tegen een reeds bestaande balklaag. In Voorstraat 31 en in Nobelstraat 34 is een samengestelde balklaag door het stucwerk aan het oog onttrokken en datzelfde geldt voor de achterkamer van Voorstraat 45. Alleen in het laatste geval werd het plafond tegen de onderzijde van de moerbalken bevestigd. Om doorzakken van het stucwerk te voorkomen werden hier echter eerst enkele extra moerbalken aangebracht: in elk der vier balkvakken, midden tussen de oude eiken moerbalken, een zware grenen balk. Het voorste plafond van Voorstraat 45 is onder tegen een enkelvoudige eiken balklaag bevestigd. Deze balklaag zal uit 1588 dateren, het jaar waarin ook onder andere de huidige voorgevel en de kapconstructie tot stand kwamen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
446 Weergave van de opbouw en bevestiging van het vroege stucplafond in Voorstraat 31 te Brielle. Schaal 1:5. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekening van J. van Rooijen uit 1981.
In Voorstraat 31 bestond de samengestelde balklaag boven het vroege stucplafond oorspronkelijk uit eiken moer- en beukehouten kinderbalken. Het als bouwhout in feite ongeschikte beukehout was in de loop der tijd in kwaliteit zodanig achteruitgegaan, dat het stucwerk was gaan doorzakken en scheuren. Daarom werden balklaag en stucplafond in 1982 volledig gerestaureerd, waarbij de kinderbalken alle werden vervangen. Een onderzoek dat aan deze restauratie voorafging, bracht aan het licht hoe het stucplafond was opgebouwd en bevestigd. Dunne gespleten latjes van naaldhout waren evenwijdig met de moerbalken onder tegen de kinderbalken aangespijkerd. Het stucwerk was vervolgens tegen deze latjes aangebracht, waarbij de smalle tussenruimten tussen de latjes voor een goede hechting zorg droegen. In het materiaal van het stucwerk zelf was als ‘wapening’ koe- of paardehaar verwerkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het 18de-eeuwse interieurIn de loop van de 18de eeuw verdween uit veel huizen het oude voorhuis. De voordeur werd naar opzij verplaatst en in aansluiting erop werd een gang aangelegd. Aan één kant van deze gang werden vervolgens meestal twee, soms drie kamers ingericht, achter elkaar gelegen en verbonden door dubbele deuren. Was het huis breed genoeg, vaak als gevolg van de samenvoeging van
447 Detail van de trap in Nobelstraat 34 te Brielle; opname 1990.
twee naast elkaar gelegen panden, dan kwam er aan de andere kant van de gang een kleinere zijkamer, met daarachter een trappenhuis. Vooral in de grotere huizen waren het in de eerste plaats de kamers en suite, de zijkamer, de gang en het trappenhuis die een nieuwe aankleding kregen. Hierbij werden onder meer nieuwe haardpartijen, stucplafonds en betimmeringen met deuren, vensterluiken en behangsels aangebracht. In een aanzienlijk aantal huizen zijn van deze 18de-eeuwse inwendige aankleding nog geïsoleerde restanten aanwezig. Zo bezitten onder andere de huizen Maarland Nz 41 en 48* en Voorstraat 98 en 100 diverse mooie binnendeuren en zijn onder meer in de voorkamer op de begane grond van Nobelstraat 12 de binnenluiken aan de ramen bewaard gebleven. Een ensemble dat een min of meer compleet beeld geeft van het oorspronkelijke totaal, is echter slechts in enkele huizen nog over. Als restanten uit het eerste kwart van de 18de eeuw, alle met rijk snijwerk in Lodewijk-XI V-stijl, kunnen genoemd worden een dubbele deur op de begane grond van Nobelstraat 20, een schoorsteenmantel in de achterkamer van Voorstraat 27* en een opengewerkt paneel in de trapleuning van Nobelstraat 34. Het laatste toont te midden van krullend gebladerte een saterkop met grote gekromde horens. Uit de periode van de rococo, het midden en het derde kwart van de 18de eeuw, is veel meer over. Zo bezit Nobelstraat 7-9* een aanzienlijk aantal interieuronderdelen uit circa 1750. Hieronder zijn een hangschouw met zeer rijk gesneden boezem en geschilderd schoorsteenstuk, een stucplafond met
448 Detail van de trap in Voorstraat 31 (het kantongerecht) te Brielle; opname 1990.
door rocaille-ornamenten onderbroken lijstwerk en een dubbele deur in gesneden omlijsting. Verder heeft Nobelstraat 34 boven het achterste deel van de gang op de begane grond, boven het trappenhuis en boven de middengang op de verdieping een doorlopend stucplafond met rocaille-ornamenten, bloemslingers, duiven en jachttrofeeën. En in het pand Voorstraat 31 (het kantongerecht) dateren onder meer een dubbele deur in gesneden omlijsting, een schouwboezem met schoorsteenstuk door H.W. Schweickhardt en het stucwerk boven gang, trappenhuis en overloop uit 1772 of daaromtrent. Hierbij hoort bovendien de trap met gesneden en opengewerkte rococobalusters. Een trappenhuis met enigszins vergelijkbare balusters bezit Maarland Nz 28. In dit huis bevindt zich voorts op de begane grond een achterkamer met een rijk, zeer fraai uitgevoerd en nog grotendeels gaaf bewaard Lodewijk-XV-interieur, dat uit omstreeks 1760 zal dateren. Deze kamer, die met twee ramen op de tuin uitziet, heeft een lage lambrizering; de oorspronkelijke behangsels zijn verdwenen. De monumentale schouw, het middelpunt van de kamer, is voorzien van een gebeeldhouwde mantel van blauwgrijs marmer met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
449 De achterkamer van Maarland Nz 28 te Brielle; opname 1991.
450 Detail van de balustrade in het trappenhuis van Maarland Nz 28 te Brielle; opname 1991.
daarboven een spiegel in gesneden omlijsting. De schoorsteenmantel toont rocaille-ornamenten en de goud geverfde spiegelomlijsting is versierd met bloemslingers. Aan weerskanten van de spiegel is een kleine gesneden trofee aangebracht, de rechter met een boog, een pijlkoker en een zwijnskop en de linker met een thyrsusstaf, een mand met druiven, een herdersstaf, een tamboerijn en een masker. Het stucplafond is onder meer met rocailleornamenten versierd en voorzien van een brede lijst. Langs de lijst loopt een met linten omwikkelde band, waaraan dunne takken met bloemtrossen zijn opgehangen. Deze versieringen tonen een vermoedelijk uit de tweede helft van de 19de eeuw daterende polychromie. Het middenstuk van het plafond, een ovaal met krullende bladranken en ijle bloemslingers, is thans verdwenen. Het was blijkens een foto in 1976 grotendeels nog aanwezig. Een wat de aankleding betreft vergelijkbare achterkamer, zij het met details van een wat minder hoge kwaliteit en vermoedelijk daterend uit circa 1775, bevindt zich in Maarland Nz 38 op de begane grond. Ook hier ontbreekt het oorspronkelijke behang. De schouw heeft een mantel van grijs marmer met een schelpversiering in het midden. Hierboven bezit de boezem een gesneden omlijsting, voorzien van een bekroning met een siervaasje; het bijbehorende schoorsteenstuk is verdwenen. Boven de deur naar de gang is in een zelfde omlijsting een geschilderd deurstukje geplaatst. Het stelt in wit en goud tegen een bruine achtergrond een beeld van de god Bacchus voor, gezeten op een
451 Deurstuk, de god Bacchus voorstellend, in de achterkamer van Maarland Nz 38 te Brielle; opname 1990
troon, met in de handen een thyrsusstaf en een drinkschaal. Dit deurstukje is waarschijnlijk jonger dan zijn omlijsting en zal uit de vroege 19de eeuw dateren. De kamer heeft verder een stucplafond met bloemslingers en in het midden een versiering met onder andere twee duiven. Ook in de zijkamer aan de andere kant van de gang bevindt zich een rococo-stucplafond. Uit het laatste kwart van de 18de eeuw dateren verschillende onderdelen van de betimmering in de achterkamer op de begane grond van Voorstraat 31 (nu de zittingzaal van het kantongerecht). Deze onderdelen, waaronder een schoorsteenstuk en een deurstukje, zijn afkomstig uit Nobelstraat 16 en hier in een betimmering van veel later datum herplaatst. Interieurs in Lodewijk-XVI-stijl zijn verder niet aangetroffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het interieur in de 19de en vroege 20ste eeuwNa 1800 onderging de indeling van het woonhuis geen zeer ingrijpende wijzigingen meer. Wel werden in de loop der tijd steeds weer allerlei interieuronderdelen vernieuwd en gemoderniseerd. Een min of meer compleet interieur uit de 19de eeuw werd in de huizen in Brielle nergens aangetroffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een onderdeel van het woonhuisinterieur dat bij voortduring werd gemoderniseerd, was de stookplaats. In de 19de eeuw werd de open schouw in de woonkamer vervangen door de kachel. Nobelstraat 7-9* heeft in de tussenkamer links op de begane grond nog een schouw met een 18de-eeuwse marmeren mantel en daarboven een boezem met een vroeg-19de-eeuwse empire-decoratie. Veel huizen kregen na 1800 echter een hoge en vrij smalle, halfronde kachelnis. Deze was aan de bovenzijde gewelfd en had verder vaak een eenvoudig versierde omlijsting. In een aantal huizen (zoals Voorstraat 27*, Maarland Nz 38 en 51 en Kaaistraat 9) is deze nis nog aanwezig. Uit de late 19de eeuw dateert de haardpartij in de voorkamer op de begane grond van Maarland Nz 51. Hier bevindt zich een schoorsteenmantel van wit marmer, met daarin gemonteerd een kleine gietijzeren haard in een omlijsting van rood en geel koper, alles uitbundig versierd in de trant van de 18de-eeuwse Lodewijkstijlen. Tal van huizen hebben 19de-eeuwse binnendeuren, soms met ruitjes in het bovenste gedeelte. Maarland Nz 47* bezit op zolder een dergelijke deur, met een diagonale roedenverdeling. De binnendeur achter in de gang op de
452 Gang in Voorstraat 67 te Brielle; opname 1990.
begane grond van Slagveld 53 heeft een versiering met symmetrisch gebogen glasroeden, die sterk doet denken aan diverse, vooral uit de eerste helft van de 19de eeuw daterende bovenlichten boven de voordeuren. De in de 19de eeuw aangebrachte plafonds zijn vaak van hout en eenvoudig versierd met geprofileerde lijstjes. Een dergelijk plafond, met een stervormige versiering in het midden, heeft Voorstraat 92 in de voorkamer op de begane grond. Naast houten plafonds werden er echter ook nog steeds stucplafonds vervaardigd. Maarland Nz 28 bezit in de voorkamer op de begane grond een rijk met bladranken, bloemen en vogeltjes versierd stucplafond uit circa 1875. Dit plafond, nu geheel wit, toonde nog in 1976 zijn oorspronkelijke kleurige beschildering, met rondom een rijk fries met onder andere engelekopjes en griffioenen. De trap kreeg in de 19de eeuw soms gedraaide houten, soms gietijzeren spijlen of balusters. Een bijzondere trapleuning heeft Voorstraat 26, met afwisselend rechte spijlen en vullingen met een zeer beweeglijk bladrankmotief, alles van gietijzer. Gang en trappenhuis van Voorstraat 67 dateren met hun eenvoudige strakke stucversiering en betimmering in hun geheel uit 1919. Het stucplafond in de achterkamer van Voorstraat 27* heeft een versiering in de stijl van de Nieuwe Kunst en dateert uit circa 1910. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Landhuizen en buitenplaatsenIn de loop van de 16de en 17de eeuw reserveerden talrijke in de steden woonachtige eigenaren van landbouwgronden voor zichzelf op het platteland een ‘herenkamer’. Deze herenkamer, een apart gedeelte van een boerderij, meestal een opkamer, was bedoeld om er vooral gedurende de zomermaanden te verblijven. Ook op Voorne-Putten waren er destijds dergelijke boerderijen met een herenkamer. Een monumentaal voorbeeld was het huis ‘de Olyphant’ uit 1592. Dit huis, in oorsprong een langgerekt dwars woongedeelte van een boerderij, met tegen de voorzijde een traptoren en een opkamer, stond ten noorden van Heenvliet, in de nabijheid van het nu geheel verdwenen gehucht Nieuwesluis. De oprukkende industrie in de Botlek en de aanleg van het Hartelkanaal maakten in 1976 sloop noodzakelijk, waarna het pand werd herbouwd in het Zuiderpark in Rotterdam-Zuid. Vooral in het gebied achter de duinen van Voorne ontwikkelden zich enkele boerderijen met herenkamer tot meer complete buitenverblijven. Stuyvesande te Rockanje, waarvan tegenwoordig alleen nog de tot boerderij verbouwde, oorspronkelijke tuinmanswoning over is (zie pagina 356), was hiervan een voorbeeld. Nog wel intact is de hierna uitgebreider beschreven kleine buitenplaats Kooysight te Oostvoorne. Van veel meer allure was Mildenburg, eveneens te Oostvoorne. Van deze uit circa 1725 daterende buitenplaats, ten westen van de dorpskern gelegen, werd het huis in 1947 gesloopt. De formele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
453 Landhuis ‘'t Reigersnest’ te Oostvoorne, de tuinzijde; opname 1979.
454 Landhuis ‘'t Reigersnest’, ontwerp van de plattegrond uit 1918; coll. NAI (bruikleen van de familie Van Duin-Hudig).
aanleg, met als hoofdelement een brede eikenlaan die vanaf de plaats waar het huis stond westwaarts loopt en die door enkele dwarsassen wordt gekruist, is in het bos ter plekke nog steeds herkenbaar aanwezig. Op het meest noordelijke deel van Mildenburg bouwden P. Vorkink en J. Ph. Wormser in opdracht van de Rotterdamse assuradeur I.M. Hudig in 1920 het landhuis ‘'t Reigersnest’. Dit huis, in 1918-'19 mede op basis van vormstudies in klei ontworpen, is een uiterst plastisch en vrij vormgegeven gebouw, typisch produkt van de Amsterdamse School. Het is uit baksteen opgetrokken op een
455 De zit- en eetkamer in ‘'t Reigersnest’; opname 1979.
plattegrond met onregelmatige, vloeiende contouren en bestaat uit twee asymmetrische, lage vleugels die onder een stompe hoek verbonden zijn met een min of meer ovale, hoge middenpartij. Het geheel wordt gedekt door golvende rieten kappen. Tot in details als raamindelingen en ingangspartij is de vormgeving uit de bouwtijd behouden gebleven. Inwendig bevindt zich in het centrum een ovale zit- en eetkamer, die zich via een grote veranda op de tuin opent. In de ene vleugel liggen slaapkamers en een kinderkamer, in de andere bevinden zich de keuken en - aan gene zijde van een overdekte open poort - een voormalige stalling. De verschillende vertrekken worden met elkaar verbonden door een aan de ingangszijde gelegen gang. De verdieping in de middenpartij is onderverdeeld in enkele kleinere vertrekken. Ook de aankleding van het interieur, vooral die van de zit- en eetkamer is nog grotendeels oorspronkelijk. Bij het huis (Zwartelaan 1), dat oorspronkelijk niet voor permanente bewoning was bedoeld maar als jacht- en buitenhuis fungeerde, behoort een tegelijk en in dezelfde stijl gebouwde tuinmanswoning. Deze staat dicht bij het inrijhek. Een eveneens bijbehorende duinkoepel werd in de tweede wereldoorlog door de Duitsers gesloopt. In een geheel andere stijl, volgens de principes van het Nieuwe Bouwen
456 Rondeweiweg 5 te Rockanje; opname 1982.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
457 Landhuis ‘Strypemonde’ te Rockanje, de voorgevel; opname 1991.
opgetrokken is Rondeweiweg 5 te Rockanje. Dit huis werd in opdracht van M.A.G. van der Leeuw, directeur van de Van Nellefabriek te Rotterdam, in 1929-'30 als vakantiehuis ontworpen door J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt. Het is samengesteld uit een aantal blokvormige, geheel vlak gedekte bouwvolumes. Het hoge gedeelte, waarin zich de woonkamer bevindt, heeft wit gepleisterde bakstenen muren en wordt geflankeerd door een lage houten vleugel en een kleiner, grotendeels glazen gedeelte met een ver overstekende luifel. Ten slotte moet hier nog het landhuis ‘Strypemonde’ (Windgatseweg 18) te Rockanje genoemd worden. Dit grote huis verrees in 1937-'38 als jacht- en buitenhuis in de weidse omgeving van het Windgat. Het werd in opdracht van de Rotterdamse cargadoor J. van Hoey Smith ontworpen door de voor het overige op Voorne-Putten vooral als restauratiearchitect actieve J.W. Janzen. Deze realiseerde hier een langgerekt dwars huis met kruiskozijnen en tweelichtvensters in de strakke bakstenen muren, het geheel gedekt door een lang zadeldak. Aan de rechterkant bezit het huis een kolossale, extra diepe woonkamer met zeer grote, uitgebouwde open haard. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kooysight, Heveringseweg 25, OostvoorneBuitenplaats van bescheiden afmetingen, gelegen aan de oostzijde van de Heveringseweg, iets ten zuiden van de dorpskern van Oostvoorne. Het terrein van Kooysight is min of meer rechthoekig van vorm en grotendeels bebost. Op enige afstand van de weg staat het lage huis. Tussen inrijhek en huis strekt zich een door bomen en heesters omzoomd grasveld uit; aan weerszijden loopt een gebogen oprijlaan. Het huis, op rechthoekige plattegrond en gedekt door een dwars geplaatst zadeldak, vormt met de ter linkerzijde aangebouwde houten schuur één langgerekt geheel, evenwijdig met de weg. Het dateert in oorsprong vermoedelijk uit het laatste kwart van de 17de eeuw. Ontstaan als een eenvoudig buitenverblijf voor Brielse patriciërs, ontwikkelde het zich niet tot een groots en statig landhuis; het bleef bescheiden van opzet en fungeerde in elk geval in de 19de eeuw enige tijd als boerderij met zomerverblijf voor de eigenaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LitteratuurJ. Klok, ‘Kooysicht en haar bewoners’, artikelenreeks in de Nieuwe Brielse Courant, juni-juli 1981.
458 Landhuis ‘Kooysight’ te Oostvoorn, de voorgevel; opname 1988.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis en bouwgeschiedenisDe oudst bekende vermelding van Kooysight dateert uit 1682. De naam verwijst naar de eendenkooi die enkele honderden meters ten westen van het huis was gelegen. In 1695 werd het als een ‘wooningh ende tuyndershuysje mitsgaders een beplanten boomgaart’ omschreven bezit door de erfgenamen van Martinus Fuijck openbaar verkocht. Deze Martinus Fuijck, raad en vroedschap van Brielle, was hoogst waarschijnlijk dezelfde als de Maerten van der Fuijck die omstreeks 1660 de schuttersstukken schilderde die zich nu in het Brielse stadhuis bevinden (zie pagina 100). De oppervlakte van de kleine buitenplaats bedroeg in 1695 acht gemeten (circa 3,5 hectare). Het huis was destijds evenmin groot. Het telde slechts twee vertrekken: een voorhuis en rechts daarvan een woonkamer voorzien van een stookplaats. Mogelijk stond er een houten aanbouwsel tegen de achtergevel. Na in handen te zijn geweest van de familie Villerius, werd Kooysight in 1777 verkocht aan Pieter van Andel. Het was waarschijnlijk in opdracht van deze eigenaar dat onder het aan de achterzijde opgelichte dak twee vertrekken met daartussen een gang werden aangebouwd. De Van Andels, notarissen te Brielle en bewoners van een groot huis aan de Voorstraat aldaar, gebruikten Kooysight als zomerverblijf tot de verkoop aan Bastiaan Jacob Verhey in 1865. Vermoedelijk in het derde kwart van de 19de eeuw werd het huis, ten koste van de schuur, uitgebreid met een voorkamer ter linkerzijde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
459 Oostvoorne, landhuis ‘Kooysight’. Plattegrond en dwarsdoorsnede over de schuur. Schaal 1:300. Opmetingstekening B. Kooij, 1987.
Vanaf 1892 werd Kooysight bewoond door Theodore baron Collot d' Escury, verzamelaar en kweker van bomen, die de kleine buitenplaats haar zeer gevarieerde beplanting gaf. In 1949-'50 werd het huis verbouwd tot hotel. Een nieuwe, minder ingrijpende verbouwing volgde nadat Kooysight in 1962 zijn woonhuisfunctie had herkregen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ExterieurDe wit gepleisterde voorgevel van het huis telt rechts van de voordeur twee en links drie vensters, alle met een zesruits schuifraam en luiken. De ingangspartij bestaat uit een brede paneeldeur met eenvoudig versierd bovenlicht en houten omlijsting; voor de deur ligt een hardstenen stoep. Het zadeldak heeft aan de voorzijde blauwgrijze Hollandse pannen en een drietal dakkapellen. De voorgevel heeft een lage, zwart geverfde plint. De ramen zijn wit, de kozijnen grijsgroen en de luiken, de voordeur, de goot en de dakkapellen donkerrood geschilderd. Dat de meest linkse kamer later werd aangebouwd, blijkt onder meer uit de afwijkende uitvoering van de vensterluiken, de goot en de dakkapel. Voorts zijn links, in plaats van eenvoudige rechte staafankers, gietijzeren rozetankers toegepast. De rechter zijgevel en de achtergevel zijn opgetrokken uit gele baksteen (formaat 16,8 × 7,9 × 4 cm, tien lagen 47,3 cm). De geveltop rechts heeft aan de voorzijde nog de originele vlechtingen. De forse driezijdige haarduitbouw en de vensters in de rechter zijgevel dateren alle uit 1949-'50. De twee smalle vensters met tienruits ramen die de haard flankeren, zijn (in plaatsing en in afmetingen, niet in indeling) te beschouwen als reconstructie van de oorspronkelijke situatie, uitgevoerd aan de hand van bouwsporen. De achtergevel bevat vijf vensters met negenruits schuiframen en een achterdeur met twaalfruits bovenlicht. Een bouwnaad geeft aan dat het gedeelte aan de zijde van de schuur later werd aangebouwd. Dit gebeurde in 1949-'50, toen de achter de meest linkse voorkamer gelegen ruimte, die tot dan deel uitmaakte van de houten schuur, bij het stenen huis werd getrokken. Op het door enkele moderne dakkapellen doorbroken dakvlak aan de achterzijde liggen rode Hollandse pannen. De schuur heeft zwart geteerde, gepotdekselde houten wanden en op het dak eveneens rode pannen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterieurHet oorspronkelijke voorhuis is thans onderverdeeld in een kleine hal en een kamertje links daarvan. De hal werd in 1949-'50 enigszins naar rechts uitgebreid. Dit ging ten koste van de bedsteden in de oude woonkamer, waar nu achter de waarschijnlijk nog uit de 17de eeuw daterende bedsteewand slechts twee ondiepe kasten zijn overgebleven. De gaaf bewaarde houten wand heeft in het midden de deur die de hal met de kamer verbindt en die iets vooruitspringt ten opzichte van de aan weerszijden geplaatste bedsteedeuren. De pilasters die de deuren flankeren dragen een hoofdgestel met een ver vooruitspringende kroonlijst. De kleine kamer links van de hal werd in 1949-'50 verbouwd tot garderobe; de hier aanwezige bedstee werd verwijderd en de trap en de daaronder gelegen kelder kregen hun huidige vorm. Tegelijk werd de kamer rechts achter in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
460 Bedsteewand in het landhuis ‘Kooysight’. Aanzicht en details: profielen. Schalen 1:50 en 1:10. Opmetingstekening B. Kooij, 1987.
huis tot keuken ingericht. Hier verdwenen twee bedsteden en een kast, die tegen de rechter zijgevel waren geplaatst; de bijbehorende, vermoedelijk laat-18de-eeuwse houten wand bleef in de keuken als kastenwand bewaard. Links van deze keuken, aan de andere kant van de gang, ligt langs de achtergevel een langwerpig vertrek, dat in of kort na 1962 ontstond door de samenvoeging van de twee kamers alhier. De lange gang die in de lengterichting door het huis loopt, is van 1949-'50. In alle genoemde vertrekken liggen de zolderbalken haaks op de voorgevel; alleen in de meest linkse voorkamer en in het bijbehorende gedeelte van de gang liggen zij in de lengterichting van het huis. De zolder heeft een moderne indeling in een aantal kamers. De schuur is tweebeukig en wordt door drie gebinten in vier vakken verdeeld; tegen het vierde gebint is de linker zijwand aangebracht. De gebinten hebben de vorm van tussenbalkgebinten en zijn vermoedelijk secundair gebruikt. De achterste stijlen zijn verlengd ter ondersteuning van de uit schaarspanten met gordingen bestaande kapconstructie. De voorste beuk vormde eertijds de tasruimte, met links de dwarsdeel en de dorsvloer. Langs de lage achterwand lagen oorspronkelijk van links naar rechts de paardestal, de koestal en de boengoot. Van deze is alleen de kleine paardestal, compleet met houten ruif en voederbak en stenen vloer, nog over. In het meest rechtse schuurvak staat tegen de brandmuur thans een moderne stenen inbouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tuin en het bosHet houten inrijhek wordt geflankeerd door twee grote rode beuken. Hierachter ligt een gazon met aan weerszijden geboomte. Aan het einde van deze voortuin staat het huis, achter een rij van zes oude linden met knoestige stammen. De drie linden rechts vertegenwoordigen een iets andere variëteit dan de drie links en zijn vermoedelijk ook wat ouder. Van het linker drietal kon door het tellen van de jaarringen in een circa 1985 uit de meest linkse boom verwijderde top de ouderdom worden vastgesteld op ongeveer 120 jaren. Het is dus aan te nemen dat de aanplant van dit tweede drietal linden samenviel met de uitbreiding van het huis in het derde kwart van de 19de eeuw. Ook achter het huis strekt zich een door heesters en bomen omzoomd gazon uit. Links achter de schuur liggen een moes- en een bloementuin. De rest van het terrein is vrijwel geheel bedekt met bos, toegankelijk via een eenvoudige padenstructuur. Opvallend is de grote verscheidenheid aan boomsoorten, in- zowel als uitheemse. Zo ligt er rechts achter het huis een pinetum van bescheiden omvang, maar met een rijke variatie aan (naald)bomen. Ten slotte dient hier te worden vermeld dat zich in 1987 links van de schuur nog de restanten bevonden van een ingestorte zeskante houten hooiberg met rieten kap; deze dateerde waarschijnlijk uit de 19de eeuw. |
|