| |
| |
| |
Gebouwen van sociale zorg
Historische gebouwen van sociale zorg zijn nagenoeg uitsluitend in Brielle te vinden. In verschillende andere plaatsen op Voorne-Putten waren zij ooit ook wel aanwezig, maar daar zijn zij thans vrijwel alle geheel verdwenen.
Alleen in Geervliet is in de kern van het voormalige stadhuis (zie pagina 100) nog de vorm herkenbaar van het middeleeuwse gasthuis dat daar omstreeks het midden van de 14de eeuw werd gesticht. Dat ook Abbenbroek een gasthuis bezat, blijkt uit een vermelding in 1564-'65. Het Abbenbroekse gasthuis werd destijds ten dele of geheel afgebroken, maar in 1569-'70 is er weer sprake van bouwwerkzaamheden aan het ‘Heijlich Geest Huijs’. Waar dit gasthuis stond en hoe het er uitzag, is onbekend.
In Brielle waren er aan het einde van de middeleeuwen drie gasthuizen. Van alle drie deze stichtingen is thans nog iets terug te vinden. Verder kreeg de stad in de 16de eeuw door een schenking de beschikking over een weeshuis: het Merulaweeshuis, waarvan het gebouw nog steeds bestaat. Dit laatste geldt ook voor twee 19de-eeuwse stichtingen in Brielle: het Asyl voor oude en gebrekkige zeelieden en het weeshuis der gereformeerden, het Geuzengesticht.
Ten slotte zijn er nog de armhuisjes. Deze verrezen vooral na de middeleeuwen in een aantal plaatsen. Zij werden beheerd door het stads- of dorpsbestuur of door de kerkelijke diaconie. Een goed voorbeeld van een dergelijk eenvoudig en verdiepingloos klein huis is Burgemeester Letteweg 5 in Oostvoorne. Dit dwarse huisje dateert uit de 18de eeuw en bevatte oorspronkelijk misschien een tweetal kamerwoningen. In de 19de eeuw werd het naar links uitgebreid. De meeste van deze armhuisjes zijn nu verdwenen.
In Brielle zijn er nog enkele herkenbaar in lage huizenrijtjes, zoals aan het Heultje en aan de Rozemarijnstraat.
| |
Litteratuur
C.N.W.M. Glaudemans, ‘De viering van 1 april 1872’, Brielse Mare 1 (1991), nr. 1, 6-17; Klok 1980; Klok Jzn. 1980; Meischke en Zantkuyl; M. Stokroos, Terra cotta in Nederland. Het gebruik van terra cotta en kunststeen in de 19e eeuw, Amsterdam 1925.
Zie ook de litteratuuropgave bij de individuele beschrijving van het Merulaweeshuis.
333 Oostvoorne, voormalig diaconiehuisje Burgemeester Letteweg 5. Aanzichten, plattegrond en doorsnede. Schaal 1:300. Tekening B. Kooij, 1989; ten dele naar tekening van J. Walraad uit 1970.
| |
| |
| |
De Brielse gasthuizen
Verreweg het belangrijkste gasthuis in Brielle was door de eeuwen heen het St.-Catharinagasthuis aan de Nobelstraat. Het werd gesticht in 1293 en kreeg op zeker moment de beschikking over een eigen kapel, die links naast het gasthuis verrees. Na de reformatie werd de kapel inwendig verbouwd en in de loop der tijd ondergingen ook de overige gasthuisgebouwen aanzienlijke wijzigingen. In 1856 werd de kapel gesloopt. Het huidige pand Nobelstraat 87 geeft met zijn aanbouwsels rechts en aan de achterzijde nog enigszins een idee van het uiterlijk van het gasthuis omstreeks 1900.
Als gast- en proveniershuis bleef het Zuideindse gasthuis, zoals het Catharinagasthuis in de wandeling werd genoemd, tot in 1914 ter plaatse functioneren. Toen verhuisde het naar een nieuw gebouw, aan de zuidzijde van het Asylplein. Het nieuwe onderkomen, een strak bakstenen gebouw van vier vleugels rondom een binnenplaats, is in 1983-'84 verbouwd en daarbij inwendig opgesplitst in wooneenheden. Het intussen tot bejaardenhuis omgevormde Catharinagasthuis bevindt zich sinds 1983 in een nieuw complex aan het Slagveld. Boven de ingang aldaar (Slagveld 37) is een kopie aangebracht van de vroeg- 17de-eeuwse gevelsteen die lang het Zuideindse gasthuis sierde en die laat zien hoe zieken en behoeftigen zich naar het gasthuis spoeden. De oorspronkelijke steen is nu in het Trompmuseum. Het tweede Brielse gasthuis, het St.-Jacobs- of Noordeindse gasthuis aan de Voorstraat, wordt voor het eerst vermeld in 1434. Het was speciaal bestemd voor bejaarde mannen. Van dit gasthuis resteert thans alleen nog de kapel: de Jacobskerk.
334 Kopie van de vroeg-17de-eeuwse gevelsteen van het Catharinagasthuis, boven de ingang van Slagveld 37 te Brielle; opname 1990.
In 1467 werd in een bestaand huis op de noordzijde van het Maarland het derde gasthuis gesticht: het St.-Elisabethsgasthuis voor oude vrouwen. Dit Vrouwenhuis werd in 1541 verplaatst naar de gebouwen van het op dat moment ten dele leegstaande begijnhof (zie ook pagina 248). Daar verrees later, in 1755, voor een zestal oude vrouwen een nieuw onderkomen, dat nu nog aanwezig is. Het is het vrijstaande pand Vrouwenhoflaan 23-27, oorspronkelijk tweebeukig, met aan weerszijden van een middengang drie kleine woningen en daarboven twee evenwijdige zadeldaken. In 1986 is het inwendig echter verbouwd, waarbij het aantal woningen van zes tot drie werd teruggebracht. Het exterieur is grijs gepleisterd. Boven de ingang in de voorgevel vermeldt een steen de stichting en eerstesteenlegging in 1755.
| |
Het Asyl en het Geuzengesticht in Brielle
Elders in dit boek, bij de beschrijving van het beeld van de Nimf te Brielle (pagina 85), is reeds vermeld dat naar aanleiding van het nationale feest van 1 april 1872 (300 jaar inneming Den Briel) hier niet alleen een allegorisch beeld werd opgericht, maar ook een nuttig gebouw: het Asyl voor oude en gebrekkige zeelieden. Nimf en Asyl verrezen na de eerstesteenlegging, die op 1 april 1872 plaatshad, beide op het oude Pieterskerkhof, dat sindsdien Asylplein heet. De gereformeerden, die zowel tegen het beeld als tegen het Asyl gekant waren, zagen in het feest van 1872 aanleiding voor een eigen actie. Deze leverde, behalve de (nu voormalige) Gereformeerde kerk in de Geuzenstraat, ook het Geuzengesticht in de Voorstraat op.
De plannen voor het Asyl, van de hand van architect Cornelis Outshoorn, behelsden een symmetrisch complex bestaande uit een middenvleugel en twee vooruitstekende zijvleugels. Omdat de opbrengst van de speciaal georganiseerde landelijke inzamelingsactie tegenviel, kon in eerste instantie echter alleen de hoofdvleugel worden gebouwd. Alexander Ver Huell maakte het vervolgens door een schenking in 1874 mogelijk de rechter zijvleugel op te trekken, maar de linker bleef immer achterwege. In 1875 werden de eerste woningen in gebruik genomen.
Het Asyl is in rijke neorenaissance-stijl uitgevoerd, met wit geverfde gepleisterde en gebeeldhouwde versieringen. Beide lange, verdiepingloze
| |
| |
335 Het Asyl voor oude en gebrekkige zeelieden te Brielle. De middenpartij van de hoofdvleugel, gezien vanaf het Asylplein; opname 1991.
336 Het voormalige Geuzengesticht, Voorstraat 80 te Brielle. Terracotta reliëf boven de voordeur; opname 1990.
vleugels hebben bakstenen lijstgevels met forse geblokte strekken boven de kruisvensters en kleine, met rolwerk en frontons versierde geveltopjes boven de ingangen. De middenpartij van de hoofdvleugel trekt door de grotere hoogte, de extra rijke versiering en het bekronende klokketorentje speciaal de aandacht. Twee oudere, wellicht nog 17de-eeuwse gebeeldhouwde leeuwen met de wapens van Vierpolders en Brielle flankeren de stoep en boven de hoofdingang zijn het wapen en een borstbeeld van Willem van Oranje aangebracht. Beide vleugels hebben een doorlopend, met leien gedekt zadeldak tussen trapgevels. Het middengedeelte van de hoofdvleugel heeft een tentdak. Voor het gebouw ligt een symmetrische parkaanleg met rechte paden, georiënteerd op de hoofdingang van het Asyl en op het in het midden geplaatste beeld van de Nimf. De woningen in het Asyl zijn inwendig geheel gemoderniseerd. Links achter de hoofdingang bevindt zich nog wel de oude regentenkamer.
Het Geuzengesticht kwam in 1872-'73 tot stand in een bestaand huis, thans Voorstraat 80. Gereformeerde wezen wonen hier al lang niet meer, maar het kolossale terracotta reliëf boven de voordeur herinnert nog aan het ‘Geuzengesticht Wilhelmus van Nassauen’ en aan de viering van 1 april 1872. Het reliëf, in 1873 geleverd door de terracotta-fabriek van E.G. Martin te Zeist, stelt een Watergeus voor, met een enterbijl en een oranje-wit-blauwe vlag met de woorden ‘Pro Patria’; op de achtergrond zijn zeilschepen en een stadspoort te zien.
| |
Merulaweeshuis, St.-Catharijnehof 8, Brielle
Het Merulaweeshuis is een breed, vrijstaand gebouw met bakstenen gevels, een verdieping en naast elkaar vier schilddaken. Het staat westelijk van de
| |
| |
337 Brielle, het Merulaweeshuis. Plattegrond, dwarsdoorsnede en dakplan. Schalen 1:300 en 1:900. Tekening B. Kooij, 1990; naar tekeningen van J. Walraad uit 1971-'72.
Catharijnekerk, met de voorgevel parallel aan de straat, en heeft een ondiep voorplein. Het linker gedeelte van het gebouw, dieper dan het rechter, dateert in hoofdzaak uit de 16de eeuw; het was ooit het woonhuis van Angelus Merula. Dit woonhuis, een dubbel diep huis, werd als weeshuis in gebruik genomen en daarna, vermoedelijk in 1602, naar rechts uitgebreid. Het exterieur van het tegenwoordig als kantoor dienstdoende gebouw is voor een belangrijk deel het resultaat van een in 1975 voltooide, sterk reconstruerende restauratie.
Inwendig is er bij deze restauratie ook het een en ander gewijzigd, maar de oude indeling is in grote lijnen behouden gebleven. Authentiek zijn verder onder meer vrijwel alle balklagen met hun consoles en de kapconstructies.
| |
Archivalia
RDMZ, dossiers (vanaf 1961).
| |
Litteratuur
Van Alkemade I, 79-82; Plokker, 129-131; W. Moll, Angelus Merula, de hervormer en martelaar des geloofs 1530-1557, Amsterdam 1851, 185-204; Voorloopige Lijst, 19; Meischke 1965, 66-67 en 71; Klok 1980, 39-41; Klok Jzn. 1980, 20-21 en 47-48; J. Klok, Angelus Merula 1482-1982, Oostvoorne 1982; CM. Gimbergh, Herinneringen aan het Merula-weeshuis in Den Briel.
Belevenissen van een weeskind aan het begin van de 20e eeuw, Brielle 1983 (typoscript, uitgegeven in een beperkte oplage; exemplaar aanwezig in bibliotheek RDMZ).
| |
Afbeeldingen
Gezicht op het weeshuis van de voorzijde, geschilderd paneeltje uit omstreeks 1850, gesigneerd ‘AK’, bezit Stichting Merula Weeshuis.
Een zelfde gezicht op het weeshuis, gravure door W.F. Wehmeijer, opgenomen in Molls boek over Angelus Merula (1851), op de titelpagina.
Foto's: opname van de voorgevel uit 1868, GA Brielle (afb. 22 in artikel Meischke 1965); twee exterieur-opnamen uit 1960 en een reeks exterieur- en interieur-opnamen uit 1972, coll. RDMZ.
Tekeningen: reeks opmetingstekeningen en restauratieontwerpen uit 1971-'74 door J. Walraad, coll. RDMZ.
| |
Geschiedenis en bouwgeschiedenis
Tijdens de restauratie is geen bouwhistorisch onderzoek verricht. Als gevolg hiervan laat vooral de oudere bouwgeschiedenis van het Merulaweeshuis zich maar zeer globaal schetsen.
In 1552 bepaalde Angelus Merula, kanunnik van de Brielse Catharijnekerk en pastoor van Heenvliet, bij testament onder meer dat zijn huis na zijn dood in
| |
| |
handen van de stad Brielle zou overgaan. Het zou daarna tot weeshuis moeten worden ingericht. Bovendien legateerde hij de helft van zijn verdere bezittingen ten behoeve van de hier te huisvesten wezen. De andere helft zou gaan naar de armen die in een zestal huisjes links van het toekomstige weeshuis een woning zouden vinden. In 1557 stierf Merula, wegens ketterij ter dood veroordeeld, in Bergen (België), enkele ogenblikken voor hij de brandstapel zou betreden. Hiermee trad zijn testament in werking.
Het weeshuis, als ‘vondelingenhuis’ voor het eerst vermeld in 1566, zal destijds in hoofdzaak bestaan hebben uit de twee diepe vleugels die thans het linker gedeelte van het huidige gebouw vormen. In hoeverre Merula's huis kort daarvoor, bij de stadsbrand die in 1548 ten westen van de Catharijnekerk woedde, schade had opgelopen, is onbekend. Het is echter zeer wel mogelijk dat na die brand volledige of gedeeltelijke herbouw had plaatsgevonden en dat de Brielse wezen dus in een betrekkelijk nieuw pand hun intrek namen. Enige tijd later, vermoedelijk in 1602, kreeg het weeshuis door de bouw van het ondiepere rechter gedeelte zijn huidige omvang. Het geheel werd toen voorzien van een nieuwe voorgevel, met vier trappentoppen. Er zijn overigens aanwijzingen dat de zware binnenmuur die zich achter in het rechter gedeelte bevindt, oorspronkelijk een buitenmuur was en dat er rechts dus al eerder een aanbouwsel stond. Hiervan is echter niets naders bekend.
Bij alle onzekerheden omtrent de oudere bouwgeschiedenis, lijkt het toch het meest aannemelijk dat hier een bestaand, laat-middeleeuws huis in twee fasen ingrijpend werd vernieuwd en uitgebreid. Opvallend zijn in dit verband onder meer de scheefstand van de muur tussen het linker en het rechter gedeelte en het feit dat de kennelijk later aangebrachte balklagen op begane grond en verdieping in hun indeling aan deze scheefstand zijn aangepast. De versierde renaissance-consoles die zowel in het linker als in het rechter gedeelte de moerbalken in verschillende vertrekken ondersteunen, wijzen evenals de kapconstructies alle op een bouwtijd in de tweede helft van de 16de of het begin van de 17de eeuw. De gehele voorgevel en de achtergevel van het rechter gedeelte zijn vermoedelijk vroeg-17de-eeuws; de achtergevel van het linker gedeelte is wat ouder, wellicht uit circa 1550.
338 Gevelsteen in de voorgevel van het Merulaweeshuis; opname 1990.
In 1729 beschreef Van Alkemade het weeshuis als een gebouw met ‘vier spitse gevels’, dat verder was voorzien van ‘een rond steene torentje’. Dit torentje was een uitgebouwde traptoren; het stond tegen de linker zijgevel, blijkens het kadastrale minuutplan uit 1820 vermoedelijk ongeveer in het midden. Van Alkemade vermeldde tevens de muur die het voorplein van de openbare weg scheidde en de met de wapens van Voorne en Brielle en een stichtend gedicht getooide poort in die muur. Traptoren en muur met poort zijn nu verdwenen. In de loop van de 18de eeuw werden in de vensters schuiframen met een kleine roedenverdeling geplaatst. Kort voor 1850 werd het viertal toppen aan de voorzijde afgebroken en kreeg de voorgevel een kroonlijst. Een volgende ingrijpende wijziging onderging de voorgevel in 1871, toen licht getoogde T-ramen en een pleisterlaag met eenvoudige stucwerkversieringen werden aangebracht. Langs de straat kwam nu een ijzeren hek te staan.
In 1948 verliet het laatste weeskind het huis. Daarna diende het gebouw enige tijd als school en vanaf 1965 als onderkomen voor een architectenbureau. In 1971 viel het besluit er een kantoor van Provinciale Waterstaat in onder te brengen. Hiertoe moest het oude weeshuis gerestaureerd en inwendig geschikt gemaakt worden. Deze werkzaamheden werden onder leiding van architect J. Walraad in 1973-'75 uitgevoerd. Het gebouw werd hierbij van zijn buitenbepleistering ontdaan en uitwendig zoveel mogelijk teruggebracht in de staat van vóór 1871, die ten dele bekend was van een foto uit 1868.
Dit betekende onder andere het terugbrengen van de vensters op hun oude plaatsen, de reconstructie van de schuiframen met kleine roedenverdeling en de sloop van een laag aanbouwsel aan de achterzijde. Het plan om nog verder in de tijd terug te gaan en ook weer trappentoppen aan te brengen, stuitte bij de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg echter op bezwaren en werd dan ook niet uitgevoerd.
In het gebouw is ten behoeve van de regenten van de Stichting Merula
| |
| |
339 De voorgevel van het Merulaweeshuis vóór de restauratie; opname 1960.
340 De voorgevel van het Merulaweeshuis na de restauratie; opname 1977.
Weeshuis thans nog steeds een vergaderzaal gereserveerd. Sinds de opheffing van het weeshuis houden zij zich voornamelijk bezig met de zorg voor de Brielse bejaarden. Op het terrein van de voormalige weeshuistuin en in de naaste omgeving bezit de stichting nu in totaal 32 bejaardenwoningen.
| |
Exterieur
Het Merulaweeshuis heeft gevels die overwegend uit gele baksteen zijn opgetrokken. De voorgevel (baksteenformaat 18 × 8,5 × 4 cm, tien lagen 46 cm) is over de gehele breedte versierd met accenten in rode baksteen: banden, vensteromlijstingen, korfbogen en eenvoudige metselmozaïeken in de verdiepte boogvelden. Grote delen van deze versieringen kwamen tijdens de restauratie van onder het pleisterwerk te voorschijn. Het metselwerk werd vervolgens op tal van plaatsen hersteld. De sierankers, de roedenramen en de houten wangen der dakkapellen zijn alle produkt van de restauratie. Hetzelfde geldt voor het bovenlicht boven de voordeur, dat is versierd met gebogen roeden in een symmetrisch patroon.
De plaatsing van de vensters in de voorgevel is niet overal even regelmatig; met name rechts is er in dit opzicht een opvallend verschil tussen de begane grond en de verdieping. De voordeur bevindt zich in de tweede vleugel van links, geflankeerd door twee vensters. In het midden van de gevel is op de verdieping, niet op de oorspronkelijke plaats, een gepolychromeerde gevelsteen aangebracht. Deze toont een duif als symbool van de H. Geest en daaronder het interieur van een klaslokaal, met een meester en lezende weesmeisjes en -jongens. Boven de kroonlijst bezitten de vier met oranjerode Hollandse pannen gedekte schilddaken even zoveel dakkapellen.
De linker zijgevel toont nauwelijks versieringen in het metselwerk. De vensters hebben hier eenvoudige ontlastingsbogen of alleen een rollaag. Het achterste deel van deze gevel is opgetrokken uit iets afwijkende, gemengd gele en rose baksteen (formaat 19,5 × 9,5 × 4,5 cm, tien lagen 58,5 cm). Achter in de zijgevel is een dichtgezette deuropening zichtbaar. Deze opening gaf ooit toegang tot een nu verdwenen aanbouwsel. Tijdens de restauratie werd hier een rechthoekige fundering aangetroffen, welke in de bestrating zichtbaar is gemaakt.
De achtergevel van het linker gedeelte weerspiegelt duidelijk het verschil in verdiepinghoogte tussen de twee diepe vleugels. De meest linkse vleugel heeft normale ramen op begane grond en verdieping, de vleugel ernaast heeft twee kleine keldervensters en daarboven een tweetal zeer hoge ramen. Beide vleugels bezitten accoladebogen boven de verdiepingvensters. Het tweetal vensters op de begane grond van de meest linkse vleugel, voorzien van eenvoudige korfbogen, heeft aan weerszijden een nauwkeurig gemetselde, zogenaamde ‘accoladebouwnaad’. Een dergelijke, hier en daar rond lopende, maar in grote lijnen verticale naad geeft aan waar nieuw in reeds bestaand metselwerk is ingevoegd. Uit deze naden en uit de lichte verschillen in de
| |
| |
341 De achterzijde van het Merulaweeshuis vóór de restauratie; opname 1960.
gebruikte baksteen kan worden geconcludeerd dat het huidige gevelgedeelte met de twee vensters op de begane grond hier later is aangebracht.
De achtergevel van het rechter gedeelte toont dezelfde vormen en versieringen als de voorgevel, zij het iets eenvoudiger. De vier schilddaken hebben ook aan de achterzijde alle een dakkapel. De vrijwel blinde rechter zijgevel heeft een 19de-eeuwse uitgebouwde schouw met schoorsteenkanaal. Het voorplein ten slotte wordt grotendeels nog afgesloten door het ijzeren hek uit 1871. Dit hek, versierd met gietijzeren details, is thans in het midden onderbroken.
| |
Interieur
Het Merulaweeshuis is nog in het bezit van al zijn eikehouten balklagen. Het linker gedeelte van het gebouw heeft in beide vleugels op begane grond en verdieping ruimten die zijn voorzien van een samengestelde balklaag. De moerbalken lopen hier steeds evenwijdig met de voorgevel. In het rechter gedeelte is de situatie geheel anders. Hier liggen niet twee diepe vleugels, zoals de daken suggereren, maar juist twee dwarse. De voorste van deze bezit op begane grond en verdieping een samengestelde balklaag, de achterste heeft enkelvoudige balklagen, alles haaks op de voorgevel.
Achter de voordeur ligt op de begane grond een ruime hal. Deze is vier balkvakken diep en heeft gesneden houten voluutconsoles onder de moerbalken. Rechts achterin bevindt zich de trap naar de verdieping, een eikehouten spiltrap die bij de restauratie werd vervaardigd ter vervanging van een steektrap uit 1871. De forse kelder hierachter, in feite een laag souterrain, is thans in gebruik als archiefruimte en voorzien van een betonnen dekking.
Op de verdieping zijn boven de hal onder enkele van de moerbalken houten consoles met wapenschildjes aangebracht. De hoge zaal boven de kelder, thans ingericht als regentenkamer, heeft een balklaag van vier vakken, zonder consoles. Deze balklaag is ongeverfd, dit in tegenstelling tot de meeste andere balklagen in het gebouw, die bij de restauratie alle donkerrood of lichtgroen zijn geschilderd.
De meest linkse vleugel is iets smaller en heeft zowel op de begane grond als op de verdieping een onderverdeling in een drie vakken diepe voor- en een vier vakken diepe achterkamer. Op de begane grond lagen hier eertijds het dagverblijf der weeskinderen en daarachter het wasvertrek. Beide kamers hebben rechts in de zoldering nog een schoorsteenraveling. De renaissancevoluutconsoles onder de moerbalken komen overeen met die in de hal.
In het rechter gedeelte bevindt zich op de begane grond aan de voorzijde de
| |
| |
vroegere regentenkamer. Deze ruimte heeft geen balkconsoles. Rechts is een stookplaats met een eenvoudige empire-schoorsteenmantel van zwart en wit marmer uit circa 1800. Het hoekkamertje naast de voormalige regentenkamer was ooit de woonkamer van de Vader en Moeder van het weeshuis. Achter langs deze vertrekken voert een gang vanuit de hal naar de achter in het rechter gedeelte gelegen, vroegere keuken. Het laatste gedeelte van deze gang is thans bij de keuken getrokken en nu staat hier een tweede spiltrap, eveneens een produkt van de restauratie. De keuken zelf heeft wit betegelde wanden en rechts een grote, uitgebouwde schouw. De enkelvoudige balklagen in de keuken en in de kamer ernaast (ooit het schoollokaal) hebben geen consoles.
Anders is dit op de verdieping van het rechter gedeelte. Hier zijn in enkele vertrekken houten renaissance-consoles zonder snijwerk aangebracht en in de voorkamer boven de vroegere regentenkamer gesneden consoles als in de hal. De kapconstructies zijn alle vier in grote lijnen hetzelfde. Zij hebben eikehouten gebinten die steeds bestaan uit een dekbalkjuk met kromme benen, hierop een tweede dekbalkjuk en ten slotte een nokstijl met schuine schoren en met korbelen onder de nokgording. De zolders hebben een tamelijk hoge borstwering. De gebinten zijn voorzien van gehakte telmerken. Deze
342 Angelus Merula, de stichter van het weeshuis. Schilderij op paneel, gedateerd 1550; coll. Stichting Merula Weeshuis.
onderscheiden links en rechts door middel van lange rechte streepjes tegenover ‘halve maantjes’, ‘amandeltjes’ of kortere rechte streepjes. De merken in de kap van de tweede vleugel van links nummeren van achter naar voor, I tot en met VII. In de kappen van het rechter gedeelte tellen de merken van voor naar achter, I tot en met VI, steeds verspringend van links naar rechts en weer terug. In de meest linkse kap, die veel hergebruikt materiaal bevat, is de nummering minder duidelijk. Hier lijken voor en achter een scheidingsmuur twee aparte systemen gebruikt te zijn. Bovendien zijn aan weerszijden van de scheidingsmuur in later tijd twee extra gebinten aangebracht, zwaarder dan de andere, uitgevoerd in grenehout en voorzien van een extra versteviging in de vorm van een Andreaskruis. Wellicht hebben deze extra gebinten iets van doen gehad met een dakruiter of met de eerder genoemde traptoren.
Ten slotte moet nog het houten strafhok vermeld worden dat zich op de meest linkse zolder bevindt en dat herinnert aan de discipline die in het weeshuis werd gehandhaafd.
| |
Inventaris
In de hal en in de tegenwoordige regentenkamer bevinden zich verschillende oude meubelstukken en enkele schilderijen, alles bezit van de Stichting Merula Weeshuis. Een der schilderijen is een portret van Angelus Merula, gedateerd 1550. Verder is er onder meer een groot 17de-eeuws familieportret, in de 18de eeuw geschonken door burgemeester François Pieter Gomarus.
|
|