Beschryving van het Leydts papiere-geldt.
BAldeus, Spaans Veldt-overste, de stadt Leyden, van alle zijden, zodanig omringt, en besloten hebbende, dat 'er niemandt, zonder groot gevaar, uyt of in koude komen, waar door de gemeenschap met hunne nageburen was afgesneden, den toe-en uyt-voer belet, en volgens dien, den koophandel, de neeringen, en meest alle handt-werken, mosten stil staan; zulks dat de Stadt, in groot gevaar van oproer der gemeente, stondt te geraken: Dit alles van de Heeren Burgemeesters, en Regeerders, beneffens de Stadts-Vooght in acht genomen zijnde, bedachten alle mogelijke middelen, om 't zelve voor te komen. Bezetting of soldaten hadden zy geene, of zeer weynig binnen, zo dat de Borgers en Inwoonders de stadt, schoon dat 'er geen uyterlijk geweldt op geschiede, (want Baldeus het beleg op uythongeren aanleyde) evenwel mosten bewaken en bewaren. Dit konde niet lang duren, voor luyden die van den arbeydt hunner handen mosten leven; te meer alzo de zelve begon op te houden.
De Heeren Regeerders van Leyden wierden wel haast te rade, om deze ambachts-luyden voor soldye, gelijk landtsknechten, in des stadts dienst aan te nemen; maar de geldtmiddelen ontbraken haar, om de zelve gereedt te konnen betalen, 't welk nochtans noodig was, om hun onderhoudt daar voor te koopen. Men besloot dan, om nieu geldt van papier en andere sloffe te doen munten, gelijk in haar eerste belegering, des jaars te vooren, door de toestemming des Princen van Oranjen geschiet was, het welk men gedurende de belegering zou uytgeven en ontfangen, en ten eynde van dezelve, voor de gestelde waarde van gangbaare landts munte weder vergoeden. Hier toe wierden drie