warme koffie te brengen. Heerlijk als hij ons dan een stukje brood mee gaf! Het mes streek hij eerst schoon op zijn broek. Met koud weer zei hij: Rechtveerdig weer, juffer! Hard warken of kolde lieden!
's Zomers trokken wij dikwijls met z'n allen een hele dag naar 't Regelink, dat was een oud landgoed van een overgrootvader, er stond nog een ruïne van het oude huis, de boerderij werd verpacht, daar gingen wij dan heen. Alles werd mee genomen, tot de emmer geschilde aardappelen toe die onder het rijtuig bungelde...’
De emmer aardappelen. Nu zweeg mevrouw van Rees. Was er groter rijkdom denkbaar? Zij konden de uitgekookte pulp nauwelijks meer door de keel krijgen.
‘Dan plukte Willem’, vervolgde zij even later, ‘een mand vol perziken en Jansje van Oma van Lindonk bakte zandtaarten. Het bos was er zo mooi, hoog geboomte en dan stond je soms opeens voor een grote kolk. Na de oorlog, als ik dat beleef, wil ik er toch heen. Ik zou dat allemaal zo graag weer terug zien.’