| |
| |
| |
Hoofdstuk III.
Wederkerig dienstbetoon bij de Barbaren.
Terwijl wij bij de studie der primitieve volkeren versteld staan over de gezelligheid onder de mensen en over de toepassing van het grote beginsel van het wederkerig dienstbetoon, moeten wij ons verbazen over het voortdurend kampen en strijden in een hogere beschavingstoestand. Stammen vechten tegen stammen, geslachten tegen geslachten, individuen tegen individuen en als de mensheid uit deze chaotische worsteling van vijandige krachten te voorschijn treedt, is zij gescheiden in kasten, verslaafd aan dwingelanden, verdeeld in staten die steeds vijandig tegenover elkaar staan. En hieruit trekt de pessimistische wijsgeer de konklusie, dat de aard der mensen is, dat zij elkaar bekampen en verdrukken, dat een sterk gezag alleen bij machte is, in zekere mate de strijdlustige en roofzuchtige instinkten in toom te houden en de vrede op te dwingen, waardoor enkele edeler gemoederen in de gelegenheid worden gesteld voor de mensheid der toekomst een beter leven voor te bereiden. En toch, bij nauwkeurige ontleding der dagelijkse leefwijze van de mensen uit het geschiedkundig tijdvak, ontdekken wij dat dit niet zo is. In de regel overdrijven de geschiedschrijvers de belangrijkheid van de strijd in het leven der mensen en onderschatten zij de vreedzame neigingen. Alle kleine oorlogen en rampen werden in de annalen geboekt, maar van het leven der grote menigte werd zo goed als geen gewag gemaakt, alhoewel de menigte meestal ge- | |
| |
woon was rustig te werken, terwijl de kleine meerderheid strijd voerde. Zo komt het, dat de geschiedschrijver een misvormd tafereel ophangt van de tijden die hij beschrijft. Eerlang zal de geschiedenis geheel opnieuw moeten worden geschreven op zulk een wijze, dat beide stromingen van het menselijk bestaan tot haar recht komen, beider
aandeel in de evolutie naar waarde wordt geschat.
Wat de aanleidende oorzaak is geweest, dat gehele naties, een tweeduizend jaar geleden, uit Azië naar Europa werden gedreven, de zogenaamde grote volksverhuizingen der barbaren, dat weet men eigenlijk niet. De verdorring in Midden-Azië, die nog voortgaat, schijnt de reden te zijn geweest; en daar de mens machteloos daartegenover stond. daalden de bewoners daarom naar de vlakte westwaarts, noodzaakten andere stammen te verhuizen en zo werd men algemeen opgedrongen. Gedurende deze volksverhuizingen had ook een kruising plaats tussen verschillende rassen, waardoor de sociale instellingen gewijzigd werden naar gelang van de vereisten der nieuwe levensvoorwaarden.
Toen de Teutonen, Kelten, Skandinaviërs. Slaven en andere volken het eerst in aanraking kwamen met de Romeinen, bevond zich hun sociale inrichting in een toestand van overgang. Door hun stam-verenigingen waren zij duizenden jaren verenigd, maar dezen konden slechts aan haar doel beantwoorden, zolang geen afzonderlijke gezinnen binnen de stam (clan of gens) bestonden. Het afzonderlijke patriarchale gezin ontstond binnen de stam of clan, hetgeen op de duur aanleiding gaf tot individuele opeenstapeling van rijkdom en macht en overerving van beiden.
De splitsing der gentes in afzonderlijke gezinnen werd bespoedigd door de herhaalde verhuizingen der barbaren
| |
| |
en de oorlogen die daaruit voortvloeiden. De verspreiding der stammen en hun vermenging met vreemden waren ook gunstige omstandigheden om die verenigingen, die op verwantschap berustten, uiteen te drijven. De barbaren stonden voor deze keuze: óf ontbinding hunner clans in groepen van gezinnen, waarvan de rijksten er in zouden slagen hun gezag aan de anderen op te dringen, óf een andere, nieuwe organisatievorm op een nieuwe grondslag.
Vele stammen konden de ontbinding niet weerstaan, zij gingen uiteen en waren voor de geschiedenis verloren. Maar de sterkeren bleven bijeen. Ze kwamen voor de dag met een nieuwe organisatie, de dorpsgemeenschap, waaronder zij de 15 volgende eeuwen of nog langer leefden. Het denkbeeld ontstond van een gemeenschappelijk grondgebied, ingericht en beschermd door gemeenschappelijke krachten en dit nam de plaats in van het wegstervende begrip van de gemeenschappelijke oorsprong. De gemeenschappelijke goden verloren hun karakter van voorvaderen, zij kregen een plaatselijk of territoriaal kenmerk. Zij werden de goden of heiligen van een bepaalde plaats. Het land werd vereenzelvigd met zijn bewoners. De grondverenigingen ontstonden in de plaats van de oude verwantschapsverenigingen en deze nieuwe organisatie leverde vele voordelen op: de onafhankelijkheid van het gezin werd erkend, de dorpsgemeenschap ontzegde zich enig recht van inmenging in de zaken van het gezin, het persoonlijk initiatief kon vrijer optreden. In beginsel stond zij niet vijandig tegenover de vereniging van mensen van verschillende afstamming en tevens behield zij de nodige samenhang en was sterk genoeg om weerstand te bieden aan de heerszuchtige neigingen der minderheden van tovenaars, priesters en talentvolle krijgslieden
| |
| |
of krijgslieden van beroep. Zo is zij de oorspronkelijke cel der latere organisatie en in vele landen vindt men tot op heden haar kenmerken terug.
De dorpsgemeenschap was geen eigenaardigheid der Slavische stammen of der Teutonen. Zij was de grondslag der maatschappelijke organisatie van oud-Schotland, oud-Ierland en oud-Wales. In Frankrijk bestond zij lot aan de tijd van Turgot. Deze vond de volksvergaderingen te luidruchtig en schafte ze af. In Italië overleefden zij de Romeinse wet en kregen nieuw leven na de val van het keizerrijk. Regel waren zij bij Skandinaviërs, Slaven, Finnen, Koerlanders en Lijflanders. In Indië bestond zij, zoals Maine duidelijk aantoont. Wij treffen haar nog aan in de Mongoolse oeloes, de Kabylse thaddart, de Javaanse dessa, de Maleise kota of tofa en in Abessynië, Soedan, in de binnenlanden van Afrika, bij de inboorlingen van Noord- en Zuid-Amerika, bij alle kleine en grote stammen op de eilanden van de Stille Oceaan. Wij kennen geen ras, geen natie, die dat tijdvak der dorpsgemeenschap niet doorliep. Het is dus niet waar, dat zij een voortbrengsel is van de slavernij, want zij is ouder dan de lijfeigenschap en zelfs de slavernij kon haar niet vernielen.
Het is een algemene fase van evolutie, een natuurlijk gevolg van de clan-organisatie.
In de regel bestond het dorp uit een vereniging van gezinnen, die beschouwd werden als hebbende een gemeenschappelijke afstamming en die een zeker grondgebied in gemeenschap bezaten. Onder hetzelfde dak of binnen dezelfde afzondering bleven vijf, zes of zeven generaties wonen, die allen te zamen een gemeenschappelijke huishouding en een gemeenschappelijke tafel hadden en hun vee in gemeenschap bezaten. Zij vormden de verenigde familie of het onverdeelde gezin, dat wij thans nog
| |
| |
aantreffen in alle delen van China, in Indië, in de Zuid-Slavische zadruga en toevallig in Afrika, Amerika, Denemarken, Noord-Rusland en West-Frankrijk. Bij andere stammen of onder andere omstandigheden werden de gezinnen niet zo uitgebreid. De kleinzoons en bij gelegenheid de zoons, verlieten het gezin, zodra zij gehuwd waren en elk hunner werd de stichter van een nieuw gezin of een nieuwe maatschappelijke cel. Maar de gezinnen bleven, onverdeeld of niet, in groepen bijeen of verspreid in de bossen, in dorpsgemeenschappen verenigd. Verscheidene dorpen vormden een tribus en de tribus verenigde zich in bondgenootschappen. Dit was de sociale organisatie, die zich ontwikkelde bij de zogenaamde barbaren, toen hun min of meer vaste nederzetting in Europa een aanvang nam.
Een lange evolutie was nodig eer de grens (de clan) het afzonderijk bestaan van het patriarchaal gezin in een aparte hut erkende en zelfs daarna kende de stam in de regel geen persoonlijk erfrecht van eigendom. De voorwerpen, die aan het individu persoonlijk toebehoordèn, werden op zijn graf vernield of met hem begraven. De dorpsgemeenschap erkende daarentegen de ophoping van privaateigendom binnen het gezin en zijn erfelijke overgang. Maar men kende alleen rijkdom in de vorm van roerende goederen, d.w.z. vee, werktuigen, wapenen en ook de woonstede die ‘zoals alle zaken, die door het vuur kunnen worden vernield’, tot dezelfde klasse behoorde.
Privaatgronbezit werd in de dorpsgemeenschap niet erkend. Het uitroeien van bossen en het ontginnen van weiland werd door de gemeenschap volbracht of door de verenigde arbeid van verscheidene families, die daartoe de goedkeuring kregen van de gemeenschap. De ontgon- | |
| |
nen percelen werden door een familie bebouwd, gedurende 4, 12 of 20 jaar en daarna maakte zij deel uit van het gemeenschappelijk bouwland.
Privaateigendom of privaatbezit voor altijd was onverenigbaar met de beginselen en de godsdienstige begrippen der dorpsgemeenschap evenals met de grondslagen der gens, zodat pas de invloed van het Romeinse recht en van de christelijke kerk de barbaren heeft kunnen gewennen aan het denkbeeld van privaatgrondbezit. En toch bleef ook nu nog de bezitter van een afzonderlijk grondeigendom, mede-eigenaar van de braakliggende landerijen, bossen en weilanden.
Het beginsel van gemeenschappelijk grondbezit is de grondslag geweest van een hele reeks instellingen gedu rende vele eeuwen, die moesten verlopen voordat de barbaren gebracht werden onder de heerschappij van staten, die geschoeid waren op Romeinse of Byzantijnse leest. De dorpsgemeenschap waarborgde niet alleen aan elk lid der vereniging zijn rechtmatig aandeel in de gemeenschappelijke grond, maar bevorderde daarenboven de gemeenschappelijke bebouwing van de grond, de onderlinge steun in alle vormen, de bescherming tegen geweld, de vooruitgang van kennis en de zedeleer en ontwikkeling van nationale bonden. Over alles moest de volksvergadering van het dorp, van de stam of van de bond beslissen.
De gemeenschap was de voortzetting van de gens en dus de erfgename van al de sociale verrichtingen der gens. Zij was de universitas, de mir - een wereld op zichzelve.
Regel was gemeenschappelijk jagen, vissen, planten, verzorgen van boomgaarden, landbouw. Gemeenschappelijke landbouw wordt aangegeven voor de bewoners der Liparische eilanden, de Kelt-Iberische stammen en de Su- | |
| |
even door Diodorus en Julius Caesar. Het is bewezen, dat hij beslaan heeft bij sommige Teutonen-stammen, bij de Franken, de oude Schotten, Ieren en de bewoners van Wales. Een 25-tal jaren geleden was gemeenschappelijke bebouwing algemeen nog in zwang in Morbihan (Bretagne). De oude cyvar uit Wales of het gemeenschappelijk span ossen en het gemeenschappelijk bebouwen van het land, waarvan de opbrengst aan het dorpsheiligdom is toegewezen, worden algemeen aangetroffen bij de Kaukasische stammen, die het minst in aanraking kwamen met de beschaving en bij de Russische boeren bestaan zulke gewoonten veelvuldig. Bij vele Aziatische, Oeral-Altaische, Mongoolse, Neger-, Roodhuid-, Maleise en Melanesische stammen is gemeenschappelijke grondbebouwing algemene regel.
Maar die gemeenschappelijke bebouwing gaat niet noodzakelijk samen met gemeenschappelijk verbruik. De behaalde buit: vis, vruchten enz. wordt verdeeld tussen de hutten en lange huizen, die bewoond werden door verscheidene families en het voedsel wordt klaar gemaakt aan elke haardstede afzonderlijk. Dat was de regel in de dorpsgemeenschap. Wel had men veel gemeenschappelijke maaltijden, b.v. het herdenken der voorouders, godsdienstige feesten, het begin en het eind van de arbeid, geboorten, huwelijken en begrafenissen. Zelfs bleef het gemeenschappelijk verrichten van velerlei landarbeid bestaan, zoals de bevloeiïngskanalen graven en onderhouden, het gemeenschappelijk maaien der gemeenteweiden. Bij de Kankasische Osseten heeft een ieder die het nodig heeft, het recht als de koekoek roept en de lente aankondigt en als de weiden weldra bedekt zullen zijn met jong gras, van zijn buurman's opper het hooi te nemen, waaraan hij voor zijn vee behoefte heeft. Een overblijfsel uit
| |
| |
vroegere tijd en een bewijs hoe het teugelloos individualisme in strijd is met de menselijke natuur. Het aanleggen van verbindingswegen, de veerschuiten, de houten bruggen die 's winters weggenomen en na de voorjaarsoverstromingen weer opgebouwd werden, de omheiningen en ompalingen der dorpen, de aarden forten en de kleine over het grondgebied verspreide torens - dit alles was het werk der barbaarse gemeenschappen. En werd een gemeenschap talrijk, dan ging een jonge telg van haar af en een nieuwe gemeenschap ontstond. Door die vermenigvuldiging van dorpsgemeenschappen zijn de naties ontstaan. Zelfs nu nog verhuizen de Russische boeren kollektief, als zij niet door de ellende geheel ten onder zijn gebracht en vestigen zij zich dan aan de oevers van de Amoer of in Manitoba, bearbeiden het land tezamen en bouwen gemeenschappelijke buizen. En de Engelsen, toen zij begonnen Amerika te koloniseren, groepeerden zich in dorpsgemeenschappen, dus het oude stelsel. De dorpsgemeenschap was het voornaamste wapen van de barbaren in hun harde strijd tegen een vijandige natuur, evenals een bondgenootschap tegen de verdrukking der sluwste en sterkste.
De barbaar der verbeelding als een mens die vecht en doodt naar lust, heeft evenmin bestaan als de bloeddorstige wilde. Integendeel, de wezenlijke barbaar gehoorzaamde wel degelijk aan voorschriften, die met vroomheid van de ene generatie op de andere werden overgebracht, die gevonden werden en voortleefden in verzen en liederen, in spreekwoorden of triaden in gezegden en leringen.
Een twist tussen twee individuen werd behandeld als een gemeenschapszaak en als vergoeding moest men betalen zowel aan het individu als aan de gemeenschap.
| |
| |
Liep een twist uit op een gevecht en eindigde zij met verwondingen, dan werd de man die er bij was en niet tussenbeiden kwam, behandeld alsof hij zelf de wonden had toegebracht.
Dezelfde geest beheerste ook de rechtspleging. Elke twist kwam voor scheidsrechters, die beslisten. Was het geval te ernstig, dan kwam het voor de volksvergadering. Het bewijs moest geleverd worden door zes of twaalf personen, die het kwaad bij ede moesten bevestigen of loochenen. In geval van tegenspraak tussen de twee partijen gezworenen, had het godsgericht plaats. Er bestond geen hogere macht om de beslissing der volksvergadering kracht bij te zetten, haar morele macht was de enige. De enigst mogelijke bedreiging was, dat de gemeenschap den oproerige buiten de gemeenschap zou sluiten, maar omgekeerd kon ook de persoon, die ontevreden was over de volksvergadering, verklaren, dat hij de stam zou verlaten en overgaan naar een andere. Opstand tegen een rechtvaardige beslissing was eenvoudig ondenkbaar, omdat wet, zedelijkheid en feit in die dagen onafscheidbaar waren van elkander. Zelfs later nog onderwierp de leenheer, als hij mede-eigenaar bleef van het braakliggende land der gemeente, zich lange tijd aan haar beslissingen over gemeente-aangelegenheden. Of hij edelman was of priester, hij moest zich buigen voor de besluiten van de volksvergadering. Wer daselbst Wasser und Weid genusst, mus gehorsam sein (wie hier gebruik van het water en de weide, moet gehoorzaam zijn) - Zo luidde het oude gezegde en zelfs toen de boeren lijfeigenen waren van hun heer, was deze gehouden voor de volksvergadering te verschijnen, als zij hem daarvoor daagden.
De rechtvaardigheidsbegrippen der barbaren verschillen niet veel van die der wilden. Op een woord moest een
| |
| |
woord volgen, op een verwonding een verwonding. Dat was een plicht die volbracht moest worden. De barbaarse rechtvaardigheid wil de beperking van het aantal personen, betrokken in een vete enerzijds en de uitroeiïng van het brutaal beginsel van bloed om bloed en wond om wond om het te vervangen door het stelsel van wedervergelding. In de barbaarse wetboeken werd de wedervergelding in de plaats van wraakoefening ‘eerst toegelaten, daarna aangemoedigd en eindelijk opgelegd’. Het z.g. weergeld wordt dikwijls verkeerd begrepen, het is niet een geldboete bij wijze van vrijbrief voor de rijken om te doen wat zij goedvonden, want het was zo aanzienlijk, dat het moeilijk een aanmoediging van dergelijke daden kon zijn. In geval van moord was het doorgaans groter dan het hele vermogen van den moordenaar kon zijn. Het weergeld verschilde geheel van de geldboete (fred).
‘Achttien koeien’ is het weergeld bij de Osseten, want die konden niet verder tellen en bij de Afrikaanse stammen bedraagt het 800 koeien en 100 kamelen met hun jongen of 416 schapen bij de armere stammen. Daar het weergeld te hoog was het te kunnen betalen, bleef den moordenaar niets anders over dan door zijn berouw de verongelijkte familie te bewegen hem aan te nemen. Als in de Kaukasus een vete ten einde werd gebracht, raakte de belediger met zijn lippen de borst aan van de oudste vrouw van de stam en wordt aldus een zoogbroeder van al de mannelijke leden der verongelijkte familie. Bij verscheidene Afrikaanse stammen moet hij zijn dochter en zuster aan een of ander lid der familie ten huwelijk geven, bij weer anderen moet hij de vrouw huwen die hij weduwe maakte. In alle gevallen wordt hij lid van de familie en luistert men naar hem bij alle familieaangelegenheden.
| |
| |
De barbaar wist niets van de afschuwelijke straffen, die later werden ingevoerd door de wereldlijke en geestelijke wetten onder Romeinse en Byzantynse invloed. Pasten de Saksische wetten de doodstraf tamelijk gauw toe, zelfs voor brandstichting en gewapende roverij, door de andere barbaarse wetten werd zij alleen uitgesproken wegens verraad jegens een bloedverwant of heiligschennis tegen de gemeenschapsgoden als enig middel om ze te verzoenen. Wel verre dus van de beweerde, zedelijke losbandigheid der barbaren bewonderen wij de diep morele beginselen in de vroegere dorpsgemeenschappen, zoals men ze vinden kan in de triaden van Wales, in de legenden van Koning Arthur, in de Brehon-kommentaren, in de oude Duitse legenden of in de gezegden der moderne barbaren.
Zo leest men in de heidendichten en triaden van Wales allerlei grondregels als daar zijn: ‘zachtmoedig en rechtvaardig’ handelen zonder onderscheid te maken tussen vrienden en vijanden, het kwade te herstellen, een mondeling gesloten overeenkomst niet le houden is eerloos, ‘onder buren zijn de koe en de melkkan in gemeenschap’, ‘de koe moet gemolken worden voor uzelf en voor hem, die naar melk mocht vragen’, ‘slaag maakt het lichaam van een kind rood, maar het aangezicht van hem die het slaag geeft, wordt rood van schaamte’.
De barbaren waren dus in hun opvattingen niet zo barbaars.
Trapsgewijze breidde de kring zich uit, waarbinnen de mensen verenigd waren door gevoelens van solidariteit. De tribus verenigen zich tot stammen en deze weer tot bondgenootschappen.
Later ontstaat het begrip der natie in Europa, lang vóórdat in enig deel van het vaste land dat de barbaren
| |
| |
bewoonden, iets ontstond, dat op een staat geleek. Niettemin bleven deze naties - men kan de naam van staat onmogelijk ontzeggen aan het Merovingisch Frankrijk of aan het Rusland der XIe en XIIe eeuw - verenigd, alleen door hun gemeenschappelijke taal en door een stiizwijgende overeenkomst der kleine republieken om hun hertogen uitsluitend te nemen uit een speciale familie.
Oorlogen waren onvermijdelijk, daar volksverhuizing tot oorlog brengt, maar Maine heeft zeer juist bewezen, dat ‘de mens nooit zo wreedaardig en zo dom is geweest zich goedschiks te onderwerpen aan een zo erg kwaad als de oorlog, zonder iets te beproeven om het te voorkomen’ en hij toonde aan hoe uitermate ‘talrijk de oude instellingen waren die blijkbaar ten doel hadden de oorlog te voorkomen of een andere uitkomst in zijn plaats te zetten’. De mens is niet zo'n strijdlustig wezen, hij verkiest de vreedzame arbeid boven de oorlog en juist de vreedzaamheid van de mens is de oorzaak geweest, die aanleiding gaf tot het specialiseren van het krijgsmansbedrijf, dat later de lijfeigenschap ten gevolge had, alsook de oorlogen van de Staten-periode der menselijke geschiedenis.
Op het verleden, dat men tracht te verklaren met behulp van zijn eigen oorkonden, wordt een helder licht geworpen, zodra men deze vergelijkt met de instellingen der stammen, die thans nog leven onder een sociale inrichting, welke bijna dezelfde is als die onzer barbaarse voorvaders. De eilanden der Stille Zuidzee, de steppen van Azië, de tafellanden van Afrika staan daar als historische musea, die ons voorbeelden leveren van alle mogelijke overgangstoestanden, die de mensheid doorliep, van af de wilde gentes tot aan de Staatsorganisaties.
De Boerjaeten in Mongolië tonen ons de overgangstoe- | |
| |
stand tussen het herders- en het landbouwtijdvak. Zij leven nog in verenigde families, ofschoon elke zoon die trouwt, in een afzonderlijke hut gaat. De verenigde families bebouwen gemeenschappelijk de grond, de huishouding is ook gemeenschappelijk, evenals hun vee. Echter, als regel nuttigt men in elke hut de maaltijd afzonderlijk. Wordt er vlees gebraden, dan vieren al de leden van het verenigd gezin, ten getale van 20 à 60, gezamenlijk feest. Verscheidene verenigde gezinnen vormen de oeloes of dorpsgemeenschap; verschillende oeloes maken een stam uit en de 46 stammen of clans der Koedinsk-steppe aan de Boven-Lena zijn verenigd tot één bond. Privaat-grondbezit is hun onbekend, het land is gemeenschappelijk eigendom van de oeloes of van het bondgenootschap en als het nodig is, wordt het grondgebied opnieuw verkaveld en verdeeld tussen de verschillende oeloes door de volksvergadering van de stam en tussen de 46 stammen door de volksvergadering van het bondgenootschap.
Dezelfde organisatie vindt men bij de 250.000 Boerjaeten van Oost-Siberië, ofschoon zij al die eeuwen leven onder de Romeinse wet. Toch ontstaat er ongelijkheid van rijkdom onder hen, vooral sinds de Russische regering veel gewicht toekent aan hun gekozen taishas (prinsen), die zij beschouwt als de verantwoordelijke ontvangers der belastingen. Bovendien wordt de grote menigte armer, tengevolge van de onteigening der landerijen van de Boerjaeten door de Russen. Bij hen is de gewoonte dat als een familie haar vee verliest, de rijkere families haar wat vee geven. De behoeftige zonder gezin gebruikt zijn maaltijden in de hutten zijner verwanten; hij treedt binnen, neemt plaats bij het vuur, zet zich neer bij de maaltijd en slaapt waar hij zijn avondmaaltijd heeft genoten. De Russische veroveraars waren door die gebruiken zo
| |
| |
getroffen, dat zij de Boerjaeten gebroeders noemden en zij zonden het bericht naar Moskou: alles is bij hen in gemeenschap’. Zij verkopen hun graan of vee ook gezamenlijk. Elke oeloes heeft daarenboven zijn voorraad graan om in geval van nood te kunnen lenen, heeft zijn gemeenschappelijke oven om te bakken (four banal, noemde men dit in de oude Franse gemeenschappen) en zijn grofsmid die nooit betaald wordt voor zijn werk binnen de gemeenschap, waarvan hijzelf lid is. Verkopen mag men niet aan leden van zijn eigen stam, wel aan die van anderen. De regel dat men niet kan kopen en verkopen binnen de gemeenschap, is zo streng dat, als een rijkere familie een landarbeider huurt, deze moet worden genomen onder de Russen of uit een andere stam. En dat zal overal bij onze voorouders wel het geval zijn geweest.
De eendracht binnen het bondgenootschap werd bovendien behouden door de aba of het gemeenschappelijk jagen. Elk jaar in de herfst komen de 46 stammen van Koedinsk bijeen om te jagen en de opbrengst wordt tussen al de families verdeeld. Van tijd tot tijd worden bovendien nationale abas bijeengeroepen om de eenheid van de Boerjaeten-natie te bekrachtigen. Alle stammen ten westen en ten oosten van het Baïkelmeer zenden dan afgevaardigde jagers. Elk brengt mondbehoefte mee voor een maand. Elk aandeel moet gelijk zijn aan dat van de anderen en daarom worden ze gewogen met de hand (weegschalen waren onbekend) door een der ouderen, die daarvoor verkozen wordt. Daarna verdelen zij zich in troepen van 20 man en deze begeven zich op jacht volgens een goedgeordend plan. Dan herleven de heldentradities onder de Boerjaeten uit de tijd toen zij verenigd waren in een machtige bond.
Zulke gemeenschappelijke jachtpartijen zijn zeer ge- | |
| |
woon bij de Roodhuiden en de Chinezen aan de oevers der Oesoeri.
De Kabylen zijn verder gevorderd op het gebied van de landbouw. Hun akkers worden besproeid, bemest en welverzorgd en in de bergstreken wordt elk stukje bruikbaar land met de spade bewerkt. De Kabylen hebben veel tegenspoed gehad, zij leefden onder het Mohammedaanse erfrecht, maar nu zijn ze ongeveer 150 jaar geleden teruggekeerd onder het oude gewoonterecht. Bij hen bestaat privaat-eigendom naast gemeenschappelijk grondbezit. De grondslag van hun samenleving is nog de dorpsgemeenschap, samengesteld uit verschillende verenigde families, alsook uit kleinere families van vreemdelingen. Verscheidene stammen vormen weer een clan of stam, verscheidene stammen vormen een bondgenootschap en verscheidene bondgenootschappen kunnen te zamen een verbond aangaan, vooral tot gewapende verdediging.
Zij kennen geen gezag behalve de volksvergadering der dorpsgemeenschap. Alle mondige mannen nemen daaraan deel, in de open lucht of in een gebouw met stenen zitplaatsen en de beslissingen worden klaarblijkelijk eenparig genomen, d.w.z. de besprekingen duren zolang tot allen het eens zijn geworden of toegeven. Gezag is dus niet nodig om tot een beslissing te komen. En dit stelsel is nog in zwang bij honderden, ja, millioenen mensen, die verspreid leven over de gehele aarde.
De volksvergadering benoemt haar uitvoerende macht, die bestaat uit den oudste, den schrijver en den ontvanger. Deze zorgt voor de verdeling der gemeentelanden, evenals voor allerhande werken van openbaar nut. Een deel van de arbeid wordt in gemeenschap verricht: de wegen, de Moskeën, de fonteinen, de bevloeiïngskanalen, de torens ter verdediging, de omheiningen enz. Daaren- | |
| |
tegen zijn de heirbanen, de grote Moskeën en de grote marktplaatsen gemaakt door de stam.
De bede of hulp is thans nog gewoonte en gestadig roept men de hulp in van anderen tot het bebouwen der akkers, het binnenhalen van de oogst enz. Elke gemeenschap heeft haar grofsmid, die zorgt voor de gereedschappen en die werkt zonder beloning.
Daar er privaateigendom bestaat, zijn er onder hen rijken en armen. Een spreekwoord bij de Russische boeren luidt: ‘Zeg niet dat gij de bedelzak nooit zult dragen en nooit naar de gevangenis zult gaan’. De Kabylen brengen dit woord in praktijk. Hun gehele leven is gedrenkt door wederkerig hulpbetoon, zij moeten elkaar helpen. Toen de mensen over geheel Algerië van honger omkwamen, deed zich geen sterfgeval voor onder de Kabylen. De volksvergaderingen beroofden zichzelven van het nodige om hulp te verstrekken en nooit vroegen zij enige bijstand aan de regering. En terwijl bij de Europese kolonisten allerlei politie-maatregelen genomen werden tot het voorkomen van diefstallen en wanordelijkheden, op Kabylisch grondgebied was zulks niet nodig, zij hadden geen behoefte aan bijstand of vreemde bescherming.
Onder hen vindt men nog twee bijzondere dingen: te, de anaya of macht van bescherming, die in oorlogstijd toegekend wordt aan waterbronnen, kanalen, moskeën, marktplaatsen, zekere wegen enz. en 2e. de Cofs. Zo is de marktplaats anaya, vooral gelegen aan een grens, waar Kabylen en vreemdelingen bijeenkomen. Ook de weg van het dorp naar de fontein. De Cof is een vorm van vereniging, die doel denken aan de Middeleeuwse Bürgschaften of Golden, alsook van de genootschappen, die wederkerige bescherming en tevens verschillende andere
| |
| |
doeleinden beogen, die niet kunnen worden bereikt door de territoriale organisatie van het dorp, van de stam en de konfederatie. Men zou er in kunnen zien een poging om aan de territoriale groepering een extra-territoriale toe te voegen. De vrije internationale vereniging van individuele neigingen en denkbeelden, die wij beschouwen als een der uitstekendste kenmerken van ons eigen leven, vindt dus haar oorsprong in de barbaarse oudheid. De Kaukasische bergbewoners geven ons leerrijke voorbeelden van gelijke aard. In zekere Khevsoere-dorpen legden de bewoners de eed af van gemeenschap en broederlijkheid. In een andere streek van de Kaukasus, in Daghestan ziet men leenbetrekkingen tussen twee stammen, terwijl zij beiden hun dorpsgemeenschappen behouden. Het zegevierende ras der Lezghinen veroverde verschillende Georgische en Tartaarse dorpen in het Zakataly-distrikt, dat nu een leenheerlijke stam vormde, bestaande uit 12.000 gezinnen in drie dorpen en dat niet minder dan 20 Georgische en Tartaarse dorpen in gemeenschap bezit. De volksvergaderingen der schatplichtigen hebben steeds plaats en deze bepalen ieder jaar, welk gedeelte van de gemeenschappelijke grond bebouwd moet worden. Deze wordt verdeeld in zoveel stukken als er families zijn en dan worden de stukken door het lot toegewezen. Eigenaardig, dat, terwijl onder de Lezghinen de proletariërs vrij talrijk zijn, ze zelden voorkomen onder de Georgische lijfeigenen, die nog steeds hun land in gemeenschap hebben. Het gewoonterecht der Kaukasiërs is bijna hetzelfde als dat der Longobarden of Salische Franken. Men krijgt dus door deze nog bestaande rechtspleging onder de Kaukasiërs de toelichting van die der oude barbaren in Europa. Bij ruzie trekken de Khevsoeren zeer
licht de degen, maar snelt een vrouw naar buiten en werpt zij
| |
| |
negaria's van de stam) uit te roeien. Bij de Alfoeren in de Minahassa vindt men een kollektieve wisselbouw. Bij de Wyandollen de periodieke verdeling van het land binnen de stam en de clan-bebouwing van de grond. En op geheel Sumatra treft men de verenigde familie (suka) aan en de dorpsgemeenschap (kota), die haar rechten op het land staande houden, zelfs als een gedeelte zonder haar toelating is ontgonnen. Hoe volkomener het kollektief grondbezit - men merkt het overal op - hoe zachter en voortreffelijker zijn de zeden. De geslachten die hun stambondgenootschappen hebben behouden, staan op een hogere trap van ontwikkeling en bezitten een rijkere literatuur dan die welke de oude verenigingsbonden hebben verbroken.
De evolutie der mensheid heeft overal op bewonderenswaardige wijze dezelfde wegen gevolgd. Toen de stamorganisatie verminkt werd tengevolge van de stamverhuizingen en van de noodzakelijkheid vreemdelingen van onderscheiden oorsprong op te nemen, kwam de dorpsgemeenschap tot stand, waarvan de grondslag berustte op een territoriaal begrip. Deze nieuwe instelling, op natuurlijke wijze voortgesproten uit de voorgaande (de stam) liet de barbaren tijden van beroering doormaken zonder verbrokkeld te worden in afgescheiden families, wat hun ondergang zou zijn geweest in de strijd om het bestaan. Nieuwe beschavingsvormen ontwikkelden zich toen, de landbouw bereikte een grote hoogte, de huisindustrieën werden gebracht tot een hoge graad van volmaaktheid, de wildernis werd overwonnen door het aanleggen van wegen, zij werd bezaaid met zwermen mensen. Marktplaatsen en versterkte centrums werden opgericht evenals plaatsen gewijd aan de openbare eredienst. De oude denkbeelden over rechtvaardigheid ondergingen een grote
| |
| |
haar hoofdbedekking, die anaya is, tussen de vechters, dan is de twist gestild. Eindigt de twist met een moord, het weergeld is zo hoog, dat de aanvaller levenslang is te gronde gericht, tenzij de verongelijkte familie hem aanneemt. Heeft hij gebruik gemaakt van zijn degen en wonden toegebracht bij een kleine twist, dan is hij voor goed de achting zijner bloedverwanten kwijt. Alle geschillen werden beslecht door bemiddelaars. Een bevestiging is voldoende, de eed bestaat alleen in gevallen, waarin behalve het eenvoudig konstateren der feiten een soort beoordeling wordt vereist. Gebrek aan eerlijkheid of aan eerbeid voor de rechten van stamverwanten is geen kenmerkende eigenschap van de barbaarse maatschappijen van de Kaukasus.
De Afrikaanse stammen vertonen een verbazende verscheidenheid van maatschappijen, vanaf de vroegste dorpsgemeenschap tot de barbaarse dwingelands-monarchiën, maar dit is opmerkelijk dat zelfs onder de verschrikkelijkste dwingelandij der koningen de volksvergaderingen der dorpsgemeenschappen en haar gewoonterecht in vele zaken de oppermacht behouden.
Het staatsrecht staat den koning toe naar willekeur ieders leven te nemen, maar door het gewoonterecht van het volk wordt steeds hetzelfde netwerk in instellingen tot onderlinge steun in stand gehouden, dat bij andere barbaren bestaat of bij onze voorvaderen bestond.
De dorpsgemeenschappen der inboorlingen van Noorden Zuid-Amerika vertonen dezelfde kenmerken. In een ander werelddeel treffen wij het Maleis leenstelsel aan, maar dit is niet in staat geweest de negaria of dorpsgemeenschap (met haar kollektieve vorm van eigendom, althans van een gedeelte van het land en haar stelsel van periodieke verdeling van het land tussen de verschillende
| |
| |
wijziging, het denkbeeld van boeten voor het begane kwaad nam de plaats van het wraakbegrip in. Het gewoonterecht kwam tot stand evenals een stelsel van gewoonten dat ten doel had te voorkomen, dat de massa zou verdrukt worden door de minderheden wier macht aangroeide naarmate het ophopen van privaatrijkdom gemakkelijker werd. Dit was de nieuwe vorm die aangenomen werd door het streven der massa naar wederkerig hulpbetoon. En onder die nieuwe vorm is de mensheid zozeer vooruitgegaan op ekonomisch, verstandelijk en zedelijk gebied, dat de staten, toen zij later in het leven werden geroepen, in het belang der minderheden, eenvoudig bezit hebben genomen van al de gerechtelijke, ekonomische en bestuurlijke werkzaamheden die de dorpsgemeenschap reeds verricht had in het belang van allen. |
|