| |
| |
| |
Hoofdstuk XIII.
Het eerste Internationale Socialistenkongres te Parijs (1889).
Twee socialistische kongressen te Parijs. - Poging om ze tot eenheid te brengen. Mijn standpunt in zake het parlementarisme. - Protest van Liebknecht. - Boosheid van de ‘Sozialdemokrat’ te Zürich - Geen socialistische eischen werden gesteld. - Besluit tot een internationale agitatie voor den achturendag. - Eerste zwakke poging tot propageering van de algemeene werkstaking.
Reeds verschillende malen en in onderscheidene landen waren er stemmen opgegaan, die vroegen of de tijd niet was gekomen om de oude Internationale, die zoo jammerlijk te gronde was gegaan door persoonlijke twisten, waaraan echter wel degelijk - en men vergete nooit dat personen- en beginselkwesties moeilijk gescheiden kunnen worden, daar zij ineenvloeien - beginselkwesties ten grondslag lagen, na zulke hoopvolle en grootsche verwachtingen bij het proletariaat gewekt te hebben, weer te herstellen. Maar in Duitschland vonden ze niet veel weerklank bij de leiders en zonder dat land is een werkelijke Internationale onmogelijk.
Daar kwam in 1888 een uitnoodiging van het Parlementair Komitee der Engelsche Trades Unions aan het proletariaat der geheele wereld, om een internationaal kongres te Londen te komen bijwonen. Twee groote landen, Duitschland en Oostenrijk, werden ten gevolge van de exceptioneele verhoudingen, waarin die rijken verkeeren, buitengesloten. Dit was een bekrompen opvatting van dat komitee, want daardoor verloor het kongres van den aanvang af zijn werkelijk internationaal karakter en werd het om zoo te zeggen een rompkongres.
Maar in alle landen vond die uitnoodiging een gretig onthaal en men zond dan ook afgevaardigden daarheen. Zes natiën waren
| |
| |
vertegenwoordigd, waaronder Holland met 9 afgevaardigden uit de verschillende vakbonden. Op dat kongres werd met vijf tegen één natie (Engeland) en onder luid gejuich besloten tot de oprichting van een nieuwe Internationale op een zoo breed mogelijken grondslag, zoodat zij het geheele proletariaat kon omvatten. Verder besloot men tot het houden van een Internationaal kongres te Parijs ter herdenking van de groote revolutie van 1789, die in Frankrijk op feestelijke wijze door het houden van een wereldtentoonstelling zou herdacht worden. Aan de Fransche Arbeiderspartij werd de regeling van dit kongres opgedragen. Echter de socialisten waren in Frankrijk jammerlijk verdeeld en het was te voorzien dat nu de zaak in handen was gesteld van de zoogenaamde Possibilisten, aan wier hoofd de oud-anarchist dr. Paul Brousse stond, de zoogenaamde Guesdisten of Marxisten, zoo genoemd naar den ex-anarchist Jules Guesde, die met Paul Lafargue, den schoonzoon van Marx, de socialisten heelemaal wilde fatsoeneeren naar Duitsch model, niet zouden meedoen en daar deze de Duitsche sociaaldemokraten achter zich hadden staan, zouden deze hun vrienden niet in den steek laten. De hartstochten waren te sterk opgewekt dan dat een vereeniging van deze frakties denkbaar zou geweest zijn. Verschillende pogingen zijn gedaan, maar zij stuitten allen af op den onwil van beiden.
De Marxisten beraamden ook een kongres en ten huize van mij te 's Gravenhage had een samenkomst plaats, waaraan Liebknecht en Bebel voor Duitschland, Volders en Anseele voor België, Lafargue voor Frankrijk, Scherrer voor Zwitserland en Croll en mijn persoon voor Holland deelnamen, terwijl ook Bernstein, die toen te Londen woonde, tegenwoordig was, ofschoon niet als afgevaardigde. Liebknecht vertelde op het kongres te Parijs, dat de Duitsche sociaaldemokraten reeds van het kongres te St. Gallen de opdracht hadden een internationaal kongres bijeen te roepen. Echter toen men vernam dat de Engelsche Trades Unions een internationaal kongres naar Londen samenriepen in 1888, zagen de Duitschers van alle verdere voorbereiding af om zich aan te sluiten aan het Londensche, in de vaste onderstelling dat het Parlementair Komitee van de Trades Unions voorwaarden zou toelaten, waardoor het mogelijk werd voor de landen die in een exceptioneelen toestand verkeerden, zooals Duitschland en Oostenrijk, om daar- | |
| |
aan deel te nemen. In die landen toch mocht men niet officieel deelnemen aan zulk een internationaal kongres zonder dat men een strafvervolging zou oploopen, evenmin als Duitschland officieel kon meedoen aan de oude Internationale. Direkt zouden alle arbeidersorganisaties ontbonden en haar kassen gekonfiskeerd zijn geworden. Ofschoon het Engelsche komitee dit zeer goed wist, bleef het volharden bij het besluit, om geen andere afgevaardigden toe te laten dan die een regelmatig mandaat hadden. Dit stond gelijk met een stelselmatige uitsluiting van beide landen, waartegen Amerika en Zwitserland protesteerden door weg te blijven van het Londensche kongres. Een kongres, op die wijze samengesteld, en de besluiten aldaar genomen, hadden dus voor Duitschland niet de
minste waarde. Daarbij kwam dat slechts één fraktie in Frankrijk de opdracht had om een internationaal kongres samen te roepen en dat terwijl de andere fraktie ook een internationaal kongres te Parijs had uitgeschreven op de meest liberale grondslagen. Er zouden dus twee kongressen in plaats van één worden gehouden. Nu hadden de Duitschers ook de Possibilisten uitgenoodigd tot de samenkomst in 's Gravenhage, maar zij weigerden om formeele redenen. De konferentie in den Haag stelde slechts twee voorwaarden: 1o. dat het kongres soeverein zou zijn in de bepaling zijner dagorde en in het onderzoek der mandaten en 2o. dat de uitnoodiging en de oproeping tot het kongres zou uitgaan van alle socialistische partijen en onderteekend zou worden door de Possibilisten en de gevolmachtigden der kongressen van Bordeaux en Troyes, d.w.z. door de Guesdisten. De Possibilisten weigerden dit en beriepen zich op de opdracht, hun alleen gegeven door het Londensche kongres en meenden dat de Engelschen, die in dit opzicht zeer formeel zijn, hierin wel eens reden konden vinden om niet deel te nemen aan het kongres, waardoor het internationaal karakter geheel zou te loor gaan. Indien de Possibilisten zoo hardnekkig vasthielden aan hun opdracht, dan moet dit oppervlakkig vreemd schijnen, maar het liep hier over de suprematieder frakties. Zij wisten hoe de Marxisten krachtens de traditie dezer omsprongen met de mandaten, getuige het Haagsche kongres der oude Internationale waar mandaten gefabriekt werden om Marx een meerderheid te bezorgen tot uitdrijving van Bakunine en zij vreesden dat allerlei groepen, misschien van twee of drie
| |
| |
personen en gevormd alleen met het oog op 't kongres, mandaten zouden geven, waardoor de feitelijke en sterke arbeidersorganisaties, gelijkgesteld met deze kunstmatige groepen, evenveel invloed zouden hebben en zij dus door de andere fraktie geheel op den achtergrond zou geplaatst worden.
Liebknecht stelde de volgende motie op het kongres voor:
‘Het kongres erkent, dat de leden der Haagsche konferentie en van het Parijsche organisatiekomitee hun oprechten wensch getoond hebben om een samengaan van alle socialistische partijen en arbeidersorganisaties op het internationaal kongres tot stand te brengen en betreurt het, dat de schreden, gedaan om zulk een samengaan te verkrijgen, niet tot het doel hebben geleid. Wij spreken het uit, dat de eenheid de onvoorwaardelijke voorwaarde is voor de bevrijding van het proletariaat en dat het daarom de plicht is van elken sociaaldemokraat geen pogingen na te laten, die kunnen bijdragen tot onderdrukking van de tweedracht.
Het kongres verklaart, dat het ook nu nog bereid is tot vereeniging, aangenomen dat de groepen van het andere kongres een resolutie aannemen in dien zin, die aanneembaar is voor alle leden van ons kongres.
Wij dienen hier te zeggen dat het standpunt in verschillende landen hierop neerkwam: wij hebben niets te maken en willen ons niet bemoeien met de inwendige twisten der Fransche socialisten, maar wij wenschen dat zij deze op dit kongres ter zijde zullen laten om gemeenschappelijk samen te komen. Zoo zonden verschillende landen afgevaardigden met bepaalden last om de eenheid te bevorderen. Holland vaardigde personen of voor het eene zoowel als voor het andere kongrs, die beiden de opdracht hadden elk in zijn kongres die eenheid tot stand te brengen. België desgelijks en wij meenen ook Itälië, dat al zijn best deed de eenheid tot stand te brengen.
In de diskussie gaf William Morris te kennen, dat de Possibilisten slechts een verkiezings-opportunisme en geen socialisme voorstonden. Als wij, zoo zei hij, overgaan naar het andere kongres, zullen wij slechts een socialistisch cachet afdrukken op een bourgeois-vergadering. Beide kongressen zijn te veel uiteenloopend, om samen te kunnen smelten. Hier streeft men naar afschaf- | |
| |
fing van het arbeidsloon, daar naar niets anders dan naar zwakke hervormingen. Wij zijn revolutionaire socialisten en hebben niets te maken met Cadettisten. (Zoo heetten de Possibilisten, naar de Rue Cadet waar zij hun zetel hadden opgeslagen).
Morris, loyaal als hij was, kende de ondergrondsche intrigues niet, die van Marxistische zijde waren aangelegd, en daarom meende hij dat de zaak liep over een min of meer revolutionair en vooruitstrevend karakter van beide kongressen. Maar dat was het geval niet, zooals overtuigend bleek uit de resolutie van beide kongressen op het stuk der arbeidswetgeving. Beiden toonden een zeer opportunistisch en possibilistisch karakter.
Andrea Costa uit Italië, Volders uit België deden al hun best om de samensmelting tot stand te brengen en Cipriani, de bekende Italiaansche afgevaardigde, sloeg den spijker op zijn kop, toen hij zei dat zonder eenheid de proletariërs de slaven blijven van hun broodheeren. Wij behoeven één enkel kongres, waarin geen plaats is voor persoonlijke geraaktheid en ijdelheden der leiders. De eenheid dringt zich op. In denzelfden geest van verzoening sprak ook dr. Cesar de Paepe uit Brussel. Namens Holland werd een poging gedaan de eenheid tot stand te brengen door het voorstellen van de volgende motie, die naar wij meenen ook op het andere kongres is ingediend:
Het kongres,
met droefheid waarnemende, dat alle bemoeiïngen om zich tot één eenig kongres te vereenigen, zonder resultaat zijn gebleven,
overwegende dat de dagorde van beide kongressen bijna geheei dezelfde is,
overwegende dat de eenheid der arbeiders van de geheele wereld de plicht is van allen,
besluit, dat de samensmelting van beide kongressen is aangenomen, dat men van weerszijden de mandaten geldig zal verklaren en dat zoodra het andere kongres een gelijkluidende resolutie heeft aangenomen, een kommissie benoemd zal worden, om tot overeenstemming te komen over de vereeniging van beiden.
Werkelijk scheen het een oogenblik alsof deze poging zou gelukken, vooral toen ik gewezen had op het woord van onzen door- | |
| |
luchten vriend en meester Karl Marx, met groote letteren geschreven op een doek in de zaal: Proletariërs van alle landen, vereenigt u. Marx, zoo zei ik, heeft niet gezegd: Socialisten van alle landen, maar Proletariërs van alle landen. Welaan, dit evangelie verkondigen wij. Wij mogen deze leer geen doode letter laten blijven, wij moeten haar in toepassing brengen. Men zegge niet: er bestaat slechts ééne werkelijk katholieke kerk en alle anderen zijn ketters en afvalligen. Ik bezwoer allen dat wij op dat oogenblik waarop het oog der geheele wereld op Parijs en op de houding der socialisten was gericht, niet het genoegen te gunnen aan de bourgeoisie om een verdeeldheid te zien in het leger der socialisten. De verdeeldheid van ons is haar triomf en onze schande. Wanneer de afgevaardigden, van overal hierheen gekomen, eenparig zeggen: ‘wij vieren den verjaardag der Fransche revolutie! Wij achten het een voortreffelijk denkbeeld, dat op dit feest de socialisten der geheele wereld zich aan elkander aaneensluiten’ - dan hebben wij het recht te verlangen, dat de beide socialistische partijen van Frankrijk voor dit oogenblik een wapenstilstand sluiten, zoodat wij tot onze vreugde en tot heil van het gezamenlijk proletariaat aan de geheele wereld het schouwspel bewaren van twee kongressen op denzelfden tijd in dezelfde stad met hetzelfde doel en met bijna dezelfde dagorde samengekomen. Het kapitalisme zal sidderen, als het de vereenigde socialisten gemeenschappelijk tegen zich ziet opmarscheeren. Onze krijgsleuze moet zijn: Weg met het kapitalisme! Leve het revolutionair
socialisme!
Zelfs het verslag zegt, dat deze rede met lang en aanhoudend applaus begroet werd en eindigde onder levendigen bijval.
Maar niets mocht helpen. De motie van mij werd verworpen en die van Liebknecht aangenomen.
Een persoonlijk gesprek met Lafargue had mij vooraf de overtuiging geschonken dat men geen samensmelting verlangde, ja zelfs dat bij aanneming ervan de Guesdisten het kongres verlaten zouden hebben. Zelfs ontdekte ik sints dien tijd een verkoeling bij Lafargue, die vóór dien tijd in alles zoo vriendelijk en tegemoetkomend tegen mij was.
Overigens ofschoon Marxist was ik niet verblind en keek ik uit mijn eigen oogen hier zoowel als altijd.
Later ontdekte ik dat er eigenlijk een Marxistische kliek be- | |
| |
stond, waartoe ook ik werd gerekend, en deze zou het socialisme in alle landen precies naar hetzelfde, d.i. het Duitsche model fatsoeneeren. Onder de ingewijden behoorende, vernam ik dan ook velerlei wat anderen niet te weten kwamen, want men vertrouwde mij. Het kongres te Parijs maakte in dat vertrouwen de eerste scheur en deze is steeds grooter en grooter geworden.
Idealist als ik was, moest ik heel wat teleurstellingen ondervinden en mijn ongeluk of mijn geluk is geweest dat ik mij nooit zoodanig gesnoerd heb in eenig partijverband, om daaraan alles ondergeschikt te maken. Het partijleven oefent steeds een bedervenden invloed uit, daar men de oogen sluit voor zooveel verkeerds in de partij om ze dubbel en dwars open te zetten voor de kleinste afwijkingen in andere partijen.
Juist dat meten met twee maten, waartoe het partijleven leidt, is zoo verderfelijk.
Zoo maakte nog een andere, schijnbaar kleine gebeurtenis een diepen indruk op mij. Vóór het kongres werden de zoogenaamde toongevers uitgenoodigd aan een maaltijd bij het Parijzer gemeenteraadslid Daumas, een rijk man, die leefde in een zeer weelderige omgeving. Het heette dat men enkele personen had gevraagd om tezamen te komen en met elkaar de regeling van het kongres te bespreken. Ik bemerkte dat daar alles moest klaar gemaakt worden, wat aan het kongres eenvoudig ter slikking werd voorgezet. De verschillende partijleiders uit de onderscheidene landen waren daar bijeen. Een schitterend diner werd ons daar voorgezet, dat gerust den toets kon doorstaan met de diplomatische diners in de regeeringskringen, die door ons zoo worden afgekeurd. Wij zaten daar met 20 à 25 personen en achter tafel werd gediend door twee knechts met rok en witte das. Ik weet mij nog goed te herinneren dat ik mij schaamde tegenover hen. Zoo naïf was ik nog! Immers bij mij rees de gedachte: wat moeten die mannen bij zichzelven wel denken, als zij de leiders der socialisten zoo precies dezelfde allures zien aannemen van de bourgeois? Hier als overal: de leiders, de regeerders aan het smullen te midden van rijkdom en weelde en elders de geregeerden in kommer, zorg en gebrek. En het scheen dat niemand dit gevoelde. Maar ik gevoelde het wèl. En nooit werd de herinnering aan dit diner, dat ik zoo plechtstatig niet verwacht had en waaraan ik zeker geen aandeel zou hebben
| |
| |
genomen als ik den aard ervan had kunnen vermoeden, geheel bij mij uitgewischt. Ik zag er iets huichelachtigs in, dat mij deed denken aan Heine's satire op de geestelijken, die in het openbaar water predikten maar in 't geheim wijn dronken. Mijn straf - als ik straf verdiend had -, bleef trouwens niet uit: de opgedragen gerechten waren allen vleeschspijzen, waarvan ik als vegetariër geen gebruik maakte. En met een hongerige maag en een bitter gemoed verliet ik het festijn.
Het geheele kongres te behandelen ligt niet in mijn bestek. Alleen zij vermeld dat men evenals zulks gebruikelijk is op alle kongressen zijn besten tijd verloren deed gaan, zoodat er eigenlijk geen tijd overbleef voor de punten van 't kongres. Of dit met opzet geschiedt, om des te meer kans te hebben de vooraf opgemaakte resoluties te doen aannemen dan wel dat het een zekere vloek is die rust op alle kongressen, zal ik onbesproken laten. Bij het punt Internationale Arbeidswetgeving hield ik een redevoering, die volgens het verslag aldus luidde:
‘Burger Domela Nieuwenhuis, Hollandsch afgevaardigde, begint te konstateeren dat naar het hem voorkomt, het kongres een groot succes is zooverre dat het de eenheid der socialisten in de geheele wereld doet zien maar gebrekkig ten opzichte van de orde van den dag, waarmede men pas den laatsten dag begonnen is, en waar niemand, behalve enkele bevoorrechten, langer dan vijf minuten mag spreken. Welnu, ik verklaar geen toovenaar te zijn, in staat om zulk een gewichtig en moeilijk vraagstuk in zoo korten tijd af te handelen. Daarom zie ik van het woord af, wat de vraag zelve betreft. Maar ik vraag uw aandacht om eenige opmerkingen te maken naar aanleiding der rede van mijn vriend de Paepe.
Ik verwacht niets van het parlementarisme juist omdat ik lid ben van een parlement, omdat ik de heele komedie gezien heb. Allen die leden zijn van een parlement, vraag ik door onzen voorzitter Cunningham Graham, lid van het Engelsche parlement, of gij al dan niet iets verwacht van het parlementarisme. Het woord ‘parlement’ is samengesteld uit twee woorden, die volgens een geestig schrijver het karakter ervan geheel kenmerken, nl. uit parle (parlare = spreken) en ment (mentire = liegen). De parlementen zijn dus vergaderingen waarin men spreekt en liegt. Wie kan de parlementen duidelijker en korter teekenen? De parlemen- | |
| |
ten zijn pratende vergaderingen en dat ligt niet alleen aan de personen, maar aan het stelsel. Wij hebben het hier gezien.
Ons kongres is samengesteld uit uitverkorenen; geen parlement der wereld kan vergeleken worden bij dit hier en toch vraag ik u of het niet dezelfde fouten gemaakt heeft? Men heeft veel gepraat, zelfs te veel en ten slotte is men gedwongen tot stemming over te gaan en resoluties aan te nemen, die vooraf zijn klaar gemaakt, zonder den tijd of de gelegenheid te hebben ze ernstig te behandelen. De fout ligt dus in het stelsel. Maar nemen wij voor een oogenblik aan, dat wij over de geheele linie getriomfeerd hadden; nemen wij aan, dat wij een arbeiderswetgeving hadden, zooals wij die wenschen, zegt mij eens of ge gelooft dat er veel zou veranderen in den algemeenen toestand ten gunste der arbeiders? Als men mij die vraag voorlegt, dan zal ik vrijmoedig zeggen dat de ergste streek, die de regeeringen ons kunnen spelen, hierin bestaan zou, dat zij al onze voorstellen aannam, want voor 20 à 25 jaren zou elke revolutionaire socialistische beweging met lamheid zijn geslagen. Gelukkig dat de regeeringen blind zijn en den toestand niet begrijpen. Voor mij bestaat het grootste gevaar wat de invoering van den achturendag betreft hierin dat zij voor de arbeiders in elk geval een geduchte teleurstelling zal zijn, want de arbeiders kunnen doen wat zij willen, zij kunnen den achturendag invoeren, zij kunnen landverhuizen, zij kunnen zich onthouden van trouwen of het Nieuw Malthusianisme toepassen, ja heelemaal geen kinderen voortbrengen - het kapitaal zal altijd middelen vinden om zich te behoeden voor een loonsverhooging, die op 't kapitaal neerkomt en zal zich zijn buit zoo gemakkelijk niet laten ontgaan; alleen met geweld zal men er dezen aan kunnen ontrukken.
Zoolang de kapitalistische produktiewijze bestaan blijft, zal het loon zich niet verheffen boven hetgeen noodig is voor het behoud der produktieve kracht. De kapitalisten, die meesters zijn van de regeering, zullen den achturendag geven, als zij zullen zien dat dit het eenige middel is om zich staande te houden en zoolang zij de meesters zullen blijven, zullen de arbeiders slaven zijn. Het hoogste wat de arbeiders zullen bereiken, zal hierin bestaan dat de slavenketenen gewikkeld zullen worden in zijde of fluweel, maar de ketenen zullen ketenen blijven. Dan zullen de arbeiders
| |
| |
zien, dat het kwaad niet schuilt in den arbeidstijd en niet in het loon, anders zouden de nadeelige gevolgen moeten uitblijven bij het wegvallen van de oorzaken, maar dat de oorzaak van het kwaad de geheel onrechtvaardige en onvoldoende verdeeling van het arbeidsprodukt is. Zonder deze oorzaak weg te nemen, zal men de ellende en de slavernij nooit doen verdwijnen.
Caroll Wright, sekretaris van het statistisch bureau in de Vereenigde Staten, heeft dit zeer goed begrepen, toen hij zei: ‘een der belangrijkste vragen, die een oplossing vragen, is de vraag hoe de steeds toenemende arbeidsprodukten onder de producenten op een evenredige en rechtvaardiger wijze te verdeelen, want de onvoldoende verdeeling en niet de overproduktie is het groote kwaad, waaraan het sociale lichaam lijdt. Het kapitaal neemt nu het leeuwenaandeel en daarom worden de arbeiders gedwongen zich te organiseeren en dreigen zij te agiteeren tegen het kapitalisme. Het konflikt tusschen kapitaal en arbeid kan slechts opgelost worden door de afschaffing van het loonstelsel en de vervanging ervan door den gemeenschappelijken arbeid’.
Ziethier het kwaad en ziethier het middel ter redding. Als wij als hardnekkige socialisten ons maken tot de voorvechters van een arbeidswetgeving, dan moet men inzien, dat dit onzerzijds een koncessie is. Daarom zijn wij met den Engelschen fabrieksinspekteur van meening, dat er niet met eenig goed gevolg stappen gezet kunnen worden op den weg ter hervorming der maatschappij, als de arbeidsdag niet vóór alle dingen beperkt is en als de wettelijke grenzen niet met gestrengheid worden vastgehouden. Wij zullen ons van deze verkorting van den arbeidsdag bedienen als een hefboom, opdat de proletarische reus, die op den grond ligt geworpen en zich niet kan beschermen tegen de schoppen zijner tirannen, zich op zijn voeten verheft en gebruik maakt van zijn kracht. Dat is de eenige reden waarvoor ik mij kan voorstellen dat een overtuigd socialist zich inspant om deze theorie door te zetten; het komt mij voor het ultimatum te zijn dat de arbeidersklasse stelt aan de heerschers en dat niet beter en korter kan worden uitgedrukt dan in die vier achten, door de Engelschen gesteld:
Eight hours to work, eight hours to play,
Eight hours to sleep and eight shilling a day.
| |
| |
(acht uur werken, acht uren ontspanning, acht uren slaap en 8 shilling (ƒ 4.80) per dag), al weet hij ook vooruit dat de vervulling dezer eischen geen grondige verbetering kan geven.
In het evangelie vindt gij een gelijkenis, die mij altijd voor den geest komt, als men de arbeidswetgeving ter sprake brengt: ‘niemand zet een nieuwen lap op een oud kleed, want deze scheurt af en de scheur wordt erger’. Welnu, geldt dit ook niet van de vraag, die wij behandelen? Het kapitalisme is onze vijand en zooals Cato steeds herhaalde: ceterum censeo Carthaginem esse delendam (verder meen ik dat Karthago verwoest moet worden), zoo moeten ook wij steeds en overal zeggen: het kapitalisme moet vernietigd worden.
Als wij een arbeidsdag willen van 8 uren, dan is dit slechts een middel en geen doel. Een trein kan niet altijd rijden, hij moet meermalen stoppen om water in te nemen; hoe minder hij onder weg stopt, hoe beter en wij zoeken de middelen om hem zoo min mogelijk te doen stoppen. Voor ons is de achturendag een halte, waar men een oogenblik ophoudt om zich te verfrisschen en dan den strijd weer met meer kracht en beter gewapend te kunnen begin nen. De achturendag is niets dan een oorlogswapen en een voorloopige maatregel. De arbeiders moeten weten dat zij niet aan het einde van den strijd zijn, als zij een wet ter vaststelling van den normalen arbeidsdag hebben verkregen, ja dat dan de eigenlijke strijd pas begint.
Het is heelemaal niet noodig socialist te zijn om met ons dat doel na te streven en ons socialistisch kongres is zeer bescheiden, als het slechts dezen eisch stelt. Dat is de reden, waarom het noodig is, als wij zulk een wetgeving eischen, er bij te voegen: zulk een wetgeving op socialistischen grondslag is als een plant in een moeras. Wij moeten zeggen: het privaateigendom is het grootste kwaad en zonder de vernietiging daarvan krijgen wij de verlangde redding niet. Als men mij een plaats aanbood in een ministerie - ik hoop niet en ik vrees ook niet dat men het doen zal - dan stel ik één enkele voorwaarde, namelijk deze: wil men het privaateigendom aantasten? Antwoordt men: Ja, dan zou ik hoewel aarzelend aannemen, meenende dat het mijn plicht was, maar antwoordde men mij: neen, dan zou ik zeggen: ga weg van mij, satan, gij wilt mij verleiden!
Men verlangde van Plato, dat hij modelinrichtingen zou maken,
| |
| |
wetten voor een Grieksche stad. De wijsgeer antwoordde: graag, maar zullen er onder u eigenaren zijn? Men antwoordde hem: zeker, elk van ons zal zijn eigen land in bezit hebben en het met muren kunnen omgeven. Plato zei toen: dan heb ik u niets meer te zeggen; bouwt uw stad, anderen zullen haar met den bodem gelijk maken en gij zult u niet kunnen verdedigen.
Dit antwoord van den wijsgeer zegt alles. Als het privaateigendom de grondslag blijft van onze maatschappij, zullen armoede, slavernij, ellende met al haar gevolgen blijven bestaan en de vierde stand die niets is en alles moet worden, kan zijn recht en zijn plaats niet anders innemen dan door het vernietigen van dien eigendomsvorm, die zich overleefd heeft. Elk voorstel voor een internationale arbeidswetgeving wordt met sympathie ontvangen, maar wij antwoorden steeds dat zij niet voldoende is, zij is maar een eerste stap: celerum censeo - overigens meen ik, dat het privaateigendom moet vernietigd worden.
Wij nemen de resolutie van Bebel aan, maar onder deze beide voorwaarden: 1o. dat bij den maximaal-arbeidsdag een minimaal arbeidsloon zal worden gevoegd en 2o. dat in de overwegingen gezet zal worden, dat de arbeidswetgeving slechts een voorloopige maatregel is en het lot der arbeiders nooit verbeterd kan worden, als men niet uit het raam van het persoonlijk eigendom der maatschappij gaat en dat ons doel is en blijft: de verandering van het privaat- in maatschappelijk eigendom. (Bijval.)’
Dadelijk na deze redevoering nam Liebknecht het woord om namens de Duitsche afgevaardigden te verklaren dat hij niet zou treden in een diskussie over het nut van het parlementarisme. Wij weten, zei hij, wat wij aan het parlementarisme hebben, maar uit ons stilzwijgen mag niet worden opgemaakt, dat wij het eens zijn met de absolute verwerping ervan, die Domela Nieuwenhuis daareven heeft uitgesproken. Onze houding tot het parlementarisme is scherp bepaald op onze kongressen, ik verwijs dus enkel naar de verhandelingen daarover.
Wat de gevolgen eener arbeidswetgeving aangaat, spreker is overtuigd dat de verwezenlijking der beschermende wetten, wel verre daarvandaan dat zij de arbeidersbeweging zullen tegenhouden, haar begunstigen zullen en er veel toe bijdragen om haar een machtigen stoot te geven.
| |
| |
Eigenaardig staat hierbij in het officieele verslag: bijval en teekenen van instemming van de zijde der Duitsche afgevaardigden, alsof men zeggen wilde dat hij alleen bijval inoogstte bij zijn getrouwe Duitschers.
Deze redevoering heeft Liebknecht en met hem den Duitschers in 't algemeen altijd heel erg hoog gezeten, want na dien tijd nam Liebknecht een gereserveerde houding aan, die later overging in een besliste vijandelijke stemming, zooals deze zich tallooze malen openbaarde door den smalenden toon, waarop hij over mij sprak.
Tegelijkertijd kenmerkte zij den geest, die mij toen reeds bezielde en die zeker heel wat radikaler is dan men vooral in latere tijden op de kongressen hoorde. Ik stond blijkbaar zeer skeptisch tegenover het parlementarisme en ook tegen de arbeidswetgeving, noch in het eene noch in het andere eenig, laat staan veel vertrouwen hebbende. Er woonde toen reeds een andere geest in mij dan in den gemiddelden sociaaldemokraat, want het waren eigenlijk ketterijen, die door mij gepredikt werden.
Daarop volgden twee artikelen in Recht voor Allen, waarin kritiek op het kongres te Parijs werd uitgeoefend, artikelen waarvan men de herkomst echter niet toeschreef aan mij in den Sozialdemokraat, het te Zürich verschijnende officiëele blad der Duitsche sociaaldemokraten, maar aan Fortuyn, een mijner mede-afgevaardigden, met de bijvoeging dat het daarom minder pijnlijk had getroffen. Nu was het artikel niet van mij, ook niet van Fortuyn, maar van den waarnemenden redakteur Croll, die het echter schreef naar de gegevens, door hem ontvangen van de drie zeer verontwaardigde Hollandsche afgevaardigden (Fortuyn, Vliegen en Helsdingen, alle drie later sociaaldemokraten, leden van de Sociaal Demokratische Arbeiders Partij, geheel gevormd naar Duitsch model) maar ik gaf te kennen dat ik mij met dat oordeel volkomen vereenigde. Dat oordeel was ongunstig over het kongres en zietdaar de groote fout. De Duitschers waren zeer tevreden met den afloop en dus allen moesten tevreden zijn, evenals wanneer de Duitsche keizer genoeg gegeten en gedronken heeft, alle onderdanen tevreden moesten zijn, alsof zij nu ook genoeg hadden gehad!
De stram gedisciplineerde Duitschers, die in grooten getale opgekomen waren, oefenden voortdurend pressie uit en ontzagen
| |
| |
zich niet een Italiaansch afgevaardigde, die zijn rede en recht niet gevangen wilde geven en aanhoudend het woord had gevraagd zonder het te krijgen, met geweld van zijn plaats te sleuren op bevel van het bestuur op de tribune en de zaal uit te smijten. De andere vreemde afgevaardigden, die niet wisten wat er aan de hand was, zagen toe, maar hadden zij het geweten, menigeen onder hen zou de hand ter verdediging van hem hebben uitgestoken.
Het mooiste van alles was dat wij van verschillende zijden in 't gelijk werden gesteld. De Commonweal schreef: ‘wij moeten erkennen dat het verslag over het Parijsche kongres, openbaar gemaakt door Recht voor Allen van 4 Augustus, het zuiverste rapport is dat wij in een sociaaldemokratisch orgaan aantroffen en dat het in veel scherper woorden dan de Engelsche rapporten de misgrepen die begaan werden, aan de kaak stelde’.
Ook de Peuple, onder redaktie van Volders, ofschoon het blad liever had gezwegen, kwam flink uit den hoek met het volgende protest: ‘op het zoogenaamde Marxisten-kongres heeft het heel wat gekost om de samensmelting der beide kongressen aan de orde te krijgen. Over die samensmelting, die noodzakelijkheid voor de minst helderzienden, te spreken was reeds een gruwel in de oogen van eenige mannen wier talent zeer groot is, maar wier gezichtskring ongetwijfeld zeer beperkt moet zijn. Eindelijk slaagde men er in een motie tot samensmelting aangenomen te krijgen, aanneembaar voor beide kongressen, maar een veel ruimer, veel verzoeningsgezinder voorstel van Holland was verworpen. Van den anderen kant op het zoogenaamde Possibilistenkongres waar België, Holland en Italië dezelfde verzoenende rol vervulden en waar men waarschijnlijk de beslissing van het andere kongres had afgewacht alvorens een besluit te nemen, bevond men zich voor een zeer ruim en aannemelijk voorstel; in plaats van het met geestdrift aan te grijpen gaat men aan 't haarkloven en men eindigt met een besluit dat elk der beide kongressen de mandaten van de afgevaardigden van het andere zal onderzoeken. Voor deze formaliteit, die een schijn van wantrouwen bevatte, omdat van weerszijden de geloofsbrieven waren nagezien en de bureaux gekonstitueerd verwierp men - want deze voorwaarde stond met verwerpen gelijk - de zoo gewichtige samensmelting die werd
| |
| |
voorgesteld en werd de schepping der Internationale tot later verdaagd. Het kleinste steentje kan de machtigste lokomotief doen ontsporen en daarmede den trein dien hij zij achter zich heeft. De kleingeestigheid en bekrompenheid van enkele personen hebben de samensmelting der werkliedenorganisaties doen mislukken’.
Dat is nog al een krasse akte van beschuldiging, in hoofdzaak niets anders dan 'n herhaling van hetgeen wij schreven, een bewijs dus dat wij niet alleen stonden in ons oordeel, maar uitspraken wat ook in anderen leefde, die het echter om welke redenen dan ook verzwegen. In elk geval ons is het steeds kwalijk genomen en van dien tijd werd ik beschouwd als spellebreker in de Marxistische groep van mannen, die de internationale beweging onder den duim moesten hebben en houden.
De belangrijkste resolutie, die volgens het verslag werd aangenomen, betrof de arbeidswetgeving. Eerst waren er verschillende voorstellen, zooals van Bebel en van Guesde, maar deze werden samengesmolten met enkele wijzigingen van William Morris, Keir Hardie, Scherrer en anderen en daarop aangenomen met alle stemmen op drie na, te weten: België, Holland en Oostenrijk. Zij luidt aldus:
Overwegende dat de kapitalistische produktiewijze in haar snelle ontwikkeling langzamerhand alle landen met moderne beschaving omvat;
dat deze ontwikkeling der kapitalistische produktiewijze een toenemende uitbuiting der arbeiders beteekent;
dat de steeds intensiever wordende uitbuiting de politieke onderdrukking, de ekonomische afhankelijkheid en de fysieke zoowel als moreele ontaarding der arbeidersklasse veroorzaakt;
dat ten gevolge hiervan het de plicht is van alle landen met al hun ten dienste staande middelen een sociale organisatie te bestrijden, die hen onderdrukt en in 't algemeen elke vrije ontwikkeling der menschheid bedreigt;
dat het vóór alle dingen er om te doen is de verwoestende gevolgen van de tegenwoordige ekonomische orde een werkdadigen tegenstand te bieden,
besluit het kongres:
| |
| |
een werkdadige wetgeving tot bescherming der arbeiders in alle landen, die beheerscht worden door de kapitalistische produktiewijze, absoluut noodzakelijk.
Als grondslag voor deze wetgeving eischt het kongres:
a) de vaststelling van een maximaal arbeidsdag van acht uren voor jonge arbeiders;
b) verbod van kinderarbeid beneden 14 jaar en verlaging van den arbeidsdag op 6 uur voor beide geslachten;
c) verbod van nachtarbeid, behalve in enkele bepaalde takken van industrie, wier aard een onafgebroken bedrijf eischen;
d) verbod van vrouwenarbeid in alle takken van industrie, wier bedrijf zeer schadelijk inwerkt op het organisme der vrouwen;
e) verbod van nachtarbeid voor vrouwen en voor jeugdige arbeiders beneden de 18 jaar;
f) onafgebroken rusttijd van minstens 36 uren per week voor alle arbeiders;
g) verbod van die takken van industrie, waarvan de schadelijkheid voor de gezondheid voor de arbeiders voorzien kan worden;
h) verbod van de gedwongen winkelnering;
i) verbod van loonbetaling in levensmiddelen zoowel als in winkels der patroons;
k) verbod van tusschenpersonen (zweetstelsel);
l) verbod van private bureaux van werkverschaffing;
m) 0toezicht over alle werkplaatsen en industrieele inrichtingen met inbegrip der huisindustrie door fabrieksinspekteurs, betaald door den staat en minstens voor de helft gekozen door de arbeiders.
Het kongres verklaart, dat al deze maatregelen, noodig voor de gezondheid der sociale verhoudingen, gemaakt moeten worden tot een onderwerp van internationale wetten en verdragen en roept de proletariërs van alle landen op in dien geest te werken op de regeeringen. Zijn zulke wetten en verdragen verkregen, dan moet er gezorgd worden voor een grondige toepassing en voltrekking ervan.
Het kongres verklaart verder, dat het de plicht is van de
| |
| |
arbeiders de arbeidsters in hun rijen op te nemen als gelijk gerechtigden en eischt principieel: gelijk loon voor gelijken arbeid voor de arbeiders van beide geslachten en zonder onderscheid van nationaliteit.
Om de algeheele vrijmaking van het proletariaat te bereiken, acht het kongres het noodzakelijk, dat de arbeiders zich overal organiseeren en eisch als gevolg hiervan het onbeperkte, geheel vrije recht van vereenigen en koalitie.
Nu zal elkeen toestemmen dat hier geen enkele specifiek socialistische eisch wordt gesteld, dat hier een burgerlijk werkprogram aan de hand wordt gedaan, door elken radikaal of vooruitstrevende direkt te aanvaarden. Voor zoo iets was toch geen socialistisch kongres noodig. Het is een stuk praktische politiek aan de verwerkelijking waarvan alle regeeringen, zelfs de meest reaktionaire, bezig zijn.
Legt daarnaast eens de resoluties der kongressen van de oude Internationale, die dit eigenaardige karakter droegen dat elk jaar de resoluties een stap verder gingen in vergelijking met die van het vorige en bedenkt dan dat er een heel tijdsverloop ligt tusschen 1872, toen de Internationale voor 't laatst in haar geheel samenkwam te 's Gravenhage, en 1889, en elkeen zal moeten erkennen dat hier onmogelijk sprake kan zijn van eenigen vooruitgang. Integendeel hij zal moeten konstateeren dat naarmate het socialisme gewonnen had in omvang en getal, het veel verloren had in inhoud en diepte.
En als men deze resolutie vergelijkt met die, welke aangenomen is op het andere kongres der zoogenaamde Possibilisten, dan komt men tot de konklusie dat niet een verschil van beginsel, maar een twist van personen de oorzaak is geweest, dat beiden zich niet vereenigden tot één Arbeidsparlement, dat in grootschheid alle kongressen der oude Internationale geheel in de schaduw had gesteld en der wereld getoond, welke ontzettende vorderingen het socialisme gemaakt had ondanks de adrelating door Thiers toegebracht aan het Fransche proletariaat en de kneveling van het Duitsche door uitzonderingswetten en vervolgingen.
Dat beiden hetzelfde wilden, blijkt juist uit de vergelijking van de eischen op het punt der arbeidswetgeving.
Ziethier wat het andere kongres als eischen stelde:
| |
| |
a) | maximaal arbeidsdag van 8 uur door een internationale wet; |
b) | een rustdag per week en geen werk op feestdagen; |
c) | afschaffing van nachtarbeid zooveel mogelijk voor mannen, geheel voor vrouwen en kinderen; |
d) | opheffing van allen kinderarbeid beneden den leeftijd van 14 jaar en bescherming der kindsheid tot 18 jaar; |
e) | algemeene, technische en beroepsopvoeding; |
f) | overuren mogen niet boven de 4 uur gaan per 24 uren en worden dubbel betaald; |
g) | burgerlijke en krimineele verantwoordelijkheid van de patroons in geval van ongelukken; |
h) | benoeming van een voldoend aantal inspekteurs, betaald door den staat door de arbeiders met volledige macht om ten allen tijde te kunnen binnengaan in alle arbeidsinrichtingen en huisbezoek te doen bij de leerlingen; |
i) | oprichting van werkplaatsen door de arbeiders met subsidie van gemeente of staat; |
j) | het werk in werkhuizen en gevangenissen onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de vrije arbeid en zooveel mogelijk aangewend voor publieke groote werken; |
k) | geen vreemdeling mag aangenomen worden beneden het vastgestelde loon, dat bepaald is door de vakvereeniging; |
l) | vaststelling van een minimaal loon in elke streek in verhouding tot den prijs van onderhoud, die redelijkerwijze noodzakelijk wordt geacht voor het leven; |
m) | afschaffing van alle wetten tegen de internationale arbeidersorganisatie; |
n) | gelijk loon en gelijk gemak van arbeiden voor mannen en vrouwen voor gelijken arbeid. |
Men zal moeten toestemmen dat beiden in hoofdzaak hetzelfde willen, ja als men nog iets vinden wil, dan neigt het laatstgenoemde met zijn oprichting van werkplaatsen met subsidie van gemeente of staat onder eigen beheer nog altijd iets meer over tot het socialisme dan het eerstgenoemde. Maar de hoofdzaak is dat beide kongressen in den grond der zaak hetzelfde wilden en dat men nooit met een beroep op hetgeen besloten werd op beide kongressen het recht heeft te spreken van een beginselverschil, waar- | |
| |
door een vereeniging van beiden onmogelijk was. Ook waren er afgevaardigden die zoowel het een als het ander bezochten, omdat zij zich op beiden evenzeer thuis gevoelden.
Dit kongres te Parijs is ook belangrijk omdat het besloot tot de Internationale 1 Mei-beweging voor het jaar 1890. De resolutie luidt aldus:
Het kongres besluit op een bepaalden tijd tot een groote internationale manifestatie en wel in dier voege, dat gelijktijdig in alle landen en in alle steden op een bepaalden dag de arbeiders aan de openbare machten den eisch stellen den arbeidsdag vast te stellen op 8 uur en de overige besluiten van het internationaal kongres van Parijs ten uitvoer te leggen.
Met het oog op het feit, dat zulk een manifestatie reeds door den Amerikaanschen Werkliedenbond (Federation of Labor) op zijn kongres, gehouden te St. Louis in December 1888, besloten is voor den 1sten Mei 1890, wordt dit tijdstip aangenomen als dag voor de internationale manifestatie. De arbeiders der verschillende landen zullen de manifestatie op die wijze ten uitvoer brengen, als de verhoudingen van hun land zulks voorschrijven.
En eindelijk dient ook vermeld dat door den Franschman Tressaud een eerste zwakke poging gedaan is om de algemeene werkstaking te gebruiken als middel wanneer de manifestatie van 1 Mei niet hielp en als ‘aanvang der revolutie’.
Dit voorstel werd met ironisch geroep ontvangen en Liebknecht maakte het af met een paar woorden. Hij noemde haar een onmogelijkheid, daar zij zulk een eendrachtige en sterke organisatie onderstelt als nog niet bestaat en in de burgerlijke maatschappij niet bestaan kan. Heeft men zulk een sterke organisatie dat men een algemeene werkstaking met goed gevolg kan doorzetten, dan zullen de arbeiders, naar hij hoopte, een beter gebruik ervan maken, dan zijn zij de meesters der wereld en alsdan het werk neer teleggen, dat zou een grenzenlooze dwaasheid zijn.
Hiermede was het voorstel doodgedrukt.
Het is eigenaardig hoe intusschen dat denkbeeld meer en meer heeft post gevat in de hoofden der arbeiders en wel verre van een dwaasheid of onmogelijkheid te zijn, zooals Liebknecht onderstelde, is het gebleken een machtig middel te zijn in den strijd, hier en daar niet zonder succès toegepast. En zoo aanstekelijk is
| |
| |
het geworden, dat zelfs de Duitschers, die steeds het standpunt van Liebknecht als volgzame schapen innamen, gedwongen zijn geworden zich op den partijdag te Jena in 1905 te verklaren ten gunste van de politieke massa-staking, een zusje van de algemeene werkstaking, daar het ons niet is mogen gelukken, ondanks veel woordenomhaal, het onderscheid tusschen deze beiden te mogen snappen. |
|