| |
| |
| |
| |
| |
| |
8. Het blok
De eerder behandelde huistypen vonden hun oorsprong in een lange traditie van bouwen. Een aantal van de traditionele typen bleek ook in de 19de en 20ste eeuw nog actueel te zijn, terwijl andere in de oude stad niet meer gebouwd werden. Daarnaast ontwikkelde zich in de tweede helft van de 19de eeuw een nieuw type dat hier met de naam ‘blok’ aangeduid wordt.
| |
Karakteristiek
- | In een blok worden twee of meer (winkel)woonhuizen in één gestapelde opzet samengevoegd. |
- | De samenhang tussen de nokrichting, de balklagen en de plattegrondvorm lijkt minder noodzakelijkerwijs uit elkaar voort te komen. Deze elementen worden op een nieuwe wijze met elkaar verbonden. |
- | In veel gevallen suggereert de bouwmassa, ondersteund door de architectuur, één geheel, waarin de afzonderlijke eenheden van de (winkel)woonhuizen opgaan. |
| |
Beschrijving
Het bouwen in blokken, zoals hierboven gekarakteriseerd, ontstond in Utrecht in de laatste decennia van de 19de eeuw.
Er kunnen naar functie twee soorten blokken onderscheiden worden: met alleen een gestapelde woonfunctie of met een woon- en winkelfunctie. Dit laatste in de vorm van winkels op de begane grond met bovenwoningen. Het eerste is voor de binnenstad uitzonderlijker. De tweede gecombineerde functie levert een aantrekkelijk bouwproject in een stad waarin ‘city-vorming’ vanaf het eind van de 19de eeuw een toenemend verschijnsel is; later kwam hier ook de kantoorfunctie bij. De meeste van deze blokken zijn dan ook gebouwd als beleggings- en exploitatie-object.
Een blok beslaat een groot stuk grond, meestal ter plaatse van meerdere oude percelen. Deze grond kon in de dicht bebouwde oude stad alleen nog maar gevonden worden na straatverbreding of anderszins sloop van oudere panden. Enkele van de blokken met alleen een woonfunctie hebben hun plaats gevonden op de nieuwe percelen langs de singels. Veel van de blokken met een winkelwoonfunctie zijn juist in het centrum in de winkelstraten gebouwd. Deze gebouwen moesten vaak genoegen nemen met merkwaardig gevormde restpercelen. Hierdoor ontstonden afwijkende patronen in de indeling van de binnenruimten en ook moesten balklagen en kappen in ongebruikelijke posities ten opzichte van elkaar verwerkt worden.
Opmerkelijk is dat deze blokken vaak op een hoek gebouwd zijn. In het architectonisch ontwerp geeft dit veelal aanleiding tot het specifiek benutten van deze situatie; opvallende hoekpartijen zijn het gevolg.
| |
Voorbeelden en ontwikkeling
De rijen dwarse huizen met boven- en benedenwoningen zijn voorlopers van de blokken. De gestapelde woonfunctie is daarin soms het gevolg van een splitsing, lang na de bouw. De term blok wordt gebruikt vanaf het moment dat de stapeling essentieel wordt voor de verschijningsvorm. In de praktijk is dit het geval bij de stapeling van meer dan twee eenheden, soms samengaand met een verspringing van de scheidingsmuren, zodat het geheel niet meer als een rij zelfstandige panden gezien kan worden. De bouw van winkelwoonhuizen neemt een duidelijke vlucht vanaf 1890. Er bestaat een sterke concentratie in een aantal straten, zoals de Korte Jansstraat, Lange Jansstraat, Nobelstraat en delen van de Oudegracht. Vooral de nieuwe, door straatverbreding ontstane verkeersader Vredenburg, Lange Viestraat, Potterstraat, Lange Jansstraat en Nobelstraat trekt tot op de dag van vandaag de bouw van dit soort blokken aan. De straten die vanouds een winkelfunctie hadden, de Steenweg, de Lange Elisabethstraat, de Bakkerstraat, de Zadelstraat en de Servetstraat, zijn daarentegen veel kleinschaliger met individuele diepe of dwarse winkelwoonhuizen bebouwd gebleven.
Het oudst bekende winkelwoonhuisblok is Nobelstraat 14, 16, 18 op de hoek met de Lange Jufferstraat uit 1893. Hierna volgden de ontwerpen elkaar snel op: Nobelstraat 28, 30 en Lucasbolwerk 2 in 1895 door P.J. Houtzagers, Nobelstraat 20, hoek Lange Jufferstraat, in 1896, Janskerkhof 25, hoek Lange Jansstraat in 1896 door M.E. Kuiler, Zadelstraat 38, hoek Mariaplaats, in 1897, eveneens door Kuiler, Korte Jansstraat 1, 3, 5, 7 uit 1907 van P.J. Houtzagers. Dit is slechts een aantal van de meest in het oog vallende voorbeelden uit het einde van de 19de en begin 20ste eeuw.
Rond 1920 lijkt er een nieuwe impuls uit te gaan: blokken als Voorstraat 9, 11, 13 door J. van de Lip uit 1918, Drift 5 en Nobelstraat 1, 3, 5 door P.J. Houtzagers uit 1925 en Jansdam 1-9 (oneven) in 1929 door G.A.B. van Dijk zijn er het resultaat van.
De opzet en indeling van deze blokken loopt sterk uiteen. De weinig gelijkvormige percelen zijn hier, zoals gezegd, debet aan. Met name bij de oudere blokken lijkt het streven er op gericht te zijn om op een zo klein mogelijk oppervlak zoveel mogelijk bouwvolume kwijt te raken. Merkwaardige situaties zijn hiervan het gevolg, zoals het achter elkaar schakelen van ruimten die hierdoor nauwelijks of helemaal geen daglicht ontvangen, nauwe trappehuizen met smalle en hoge trappen. Opvallend is bij veel van deze panden het relatief kleine oppervlak dat de winkel oorspronkelijk in beslag nam. Deze was alleen in het voorste deel van de begane grond ingericht, terwijl erachter een woonkamer en dikwijls ook nog een keuken ondergebracht was. Tegenwoordig zijn de winkels veelal doorgebroken en beslaan ze de gehele begane grond.
In de blokken uit de jaren '20 lijkt de
| |
| |
indeling doordachter en minder ‘toevallig’ dan bij de oudere exemplaren. Met name de plaats van het trappehuis, centraal in het huis gelegen, waaromheen de kamers gerangschikt zijn, neemt een veel duidelijkere plaats in.
Bij al deze verschillende opzetten is er nauwelijks nog sprake van een vast patroon, waarin de balken ten opzichte van de muren en kap gelegd zijn. Deze kunnen evenwijdig aan de voorgevel liggen, maar ook loodrecht erop. Ook kunnen ze binnen één blok in verschillende richtingen liggen. De kap loopt in de meeste gevallen over het gehele blok door en was in de begintijd meestal een schildof zadeldak in afgeplatte vorm. Later werden platte daken gebruikelijk.
De winkelfunctie van deze blokken drukt een duidelijk stempel op de architectuur ervan. De ontwikkeling van winkelpuien en etalages neemt hierbij een belangrijke plaats in. Bij de oudere voorbeelden kan tot één van de kenmerken gerekend worden de afgeschuinde hoek met daarin de ingang en erboven een hoektorentje. Na de tweede wereldoorlog nam het blok-type een grote vlucht in de vorm van flatwoningen, al dan niet met winkels eronder. Hoewel dit een ontwikkeling is die vooral in de nieuwere buitenwijken plaatsvond, werden er enkele van dit soort blokken in de oude stad gebouwd in de jaren '50 en '60, zoals Sint Jacobsstraat 53-63 (oneven, 1953).
In de zeventiger jaren kwam er een verandering in de bouw van dergelijke grootschalige projecten. De afmetingen en de architectuur worden meer aan de bestaande omgeving aangepast. Voorbeelden hiervan zijn de winkelwoonhuisblokken aan de Lange Jansstraat 15-79 (oneven, ontwerp Buro Oosting, 1976) en de Nobelstraat 47-115 (oneven, 1978).
| |
Korte Jansstraat 1-7 (oneven)
Karakteristiek
Een blok van oorspronkelijk zes winkels met twee bovenwoningen, ontworpen en gebouwd in 1906 door architect P.J. Houtzagers, bestaande deels uit drie en deels uit vier bouwlagen en een zolderverdieping onder een plat dak met voorschild. Het pand is een goed voorbeeld van het inpassen van relatief grote bouwmassa's binnen oudere structuren. De architectuur van de voorgevel vertoont invloeden van het werk van Berlage.
| |
Bron
- | Notulen van B&W betreffende de fabricage. GAU/SA5 389X, 13-4-1906, resolutienr 68. |
| |
Literatuur
- | dolfin, m.j., P.J. Houtzagers, architect. Doctoraalscriptie, Kunsthistorisch Instituut Rijksuniversiteit Utrecht, Utrecht 1985, blz. 102-106. |
- | nieuwenhuysen, w.l. van, ‘Herinneringen aan de Korte Jansstraat’, MOU 1961, blz. 119. |
| |
Afbeelding
- | Bouwtekening ‘Het bouwen van een blok winkelwoonhuizen’. GAU/SA5-bouwtek.; 1906; tek. nr 127a-f. (afb. 564). |
| |
Beschrijving
Het pand is gelegen op de hoek van Achter Sint Pieter, op een ondiep, breed perceel van 32 m breed en 10 m diep aan de linkerzijde en 7 m aan de rechterzijde, met aan deze kant een afgeschuinde hoek. De gevel langs de Korte Jansstraat is uitgevoerd als lijstgevel. De hoekpartij is extra geaccentueerd door middel van een vierde bouwlaag, waarvan de voorgevel aan de linkerzijde als trapgevel, overigens als lijstgevel uitgevoerd is. Hierboven staat, precies in de as van het Oudkerkhof
Afb. 563. Korte Jansstraat 1-7.
| |
| |
Afb. 564. Korte Jansstraat 1-7. Bouwtekening 1906. Gevels, doorsneden en plattegronden.
een traptoren. Het ritme van de gevel wordt bepaald door de vijf etalage-boogvensters met daarboven de venstertraveeën van de woningen. Dit ritme wordt in de hoek verkleind tot drie smallere boogvensters, die tesamen de pui van de zesde winkel vormen. De beide bovenwoningen hebben ieder een eigen toegang, gelegen onder de erkers.
De gevel is afgewerkt met een zacht-gele pleisterlaag die zandsteen imiteert. Hiermee in contrast is de grijze kleur van de hardstenen onderdelen zoals de kolommen van de bogen, de lateien van de vensters en de kraagstenen van de erkers. De kolommen tussen de winkelbogen zijn versierd met reliëfs van in elkaar gedraaide slangen.
De gevel is in architectonisch opzicht beïnvloed door werk van Berlage, deze is vergelijkbaar met diens ontwerp voor de gebouwen van De Nederlanden van 1845 in Den Haag en Amsterdam en voor de winkelwoonhuizen aan de Raadhuisstraat in Amsterdam.
De achtergevel is blind en wordt aan de rechterzijde beëindigd met treden. Ook de binnenmuur tussen de beide woningen wordt bovendaks met treden beëindigd. De enkelvoudige balklagen liggen
Afb. 565. Korte Jansstraat 1-7. Details van de ineengedraaide slangen op de bogen van de winkelpuien.
evenwijdig aan de voorgevel, opgelegd op de binnenmuren. De balken zijn vanouds achter stucplafonds weggewerkt.
De grenen kap bevat halve spanten met steile spantbenen aan de voorzijde, waarop gordingen zijn aangebracht. De zolders zijn vanouds in enkele kamers ingedeeld. Er zijn zes kelders, één onder elke winkel. De kelders zijn vlak gedekt en hebben een kelderlicht aan de straatkant.
Oorspronkelijk was de begane grond in zes winkels ingedeeld, één achter elk van de vijf boogvensters, plus een zesde op de hoek. Deze indeling is ten gevolge van doorbraken gewijzigd. De indeling van de bovenwoningen gaat uit van steeds drie kamers aan de voorzijde van het pand. Tegen de blinde achtermuur ligt de gang en de keuken. De rechter woning heeft door de derde verdieping twee kamers meer. Beide woningen hebben een eigen trappehuis met houten steektrappen met bordessen. De rechter woning heeft bovendien een uitgebouwde traptoren. Ten behoeve van de latere kantoorfunctie in beide woningen is de indeling en het interieur gemoderniseerd.
| |
| |
| |
Geschiedenis
Nadat in 1902 eerst de Domsteeg was verbreed, werd daarna ook in de Korte Jansstraat de rooilijn ca 7 m teruggelegd. Hiervoor werden de huizen aan de oostzijde van de straat gesloopt. De resterende grond werd opnieuw ter bebouwing uitgegeven. In 1906 kocht P.J. Houtzagers het hoekperceel van de gemeente om er in eigen beheer het winkelwoonhuisblok op te bouwen. Daar het pand aan de achterzijde aan de tuin van het huis Achter Sint Pieter 4 grenst - deze tuin strekte zich toen nog uit tot aan het Jansdam - moest de achtergevel zonder vensters worden uitgevoerd.
| |
Voorstraat 9, 11, 13, Jansveld 22
Karakteristiek
Een blok van oorspronkelijk twee winkels met daarboven vier woningen, in 1917-'18 gebouwd naar ontwerp van architect Jan van der Lip. Het blok bestaat uit vier bouwlagen met een plat dak. Aan de achterzijde ligt rechts een korte vleugel van vier bouwlagen met een plat dak en links een diepe vleugel met een eigen voorgevel aan het Jansveld, daaraan genummerd 22, van drie bouwlagen met een plat dak.
Karakteristiek voor dit winkelwoonhuisblok is de wijze van indeling van de bovenwoningen, waarbij met name de ingangspartij, het portiek en het trappehuis van belang zijn. Deze opzet is, tesamen met de opvallend sobere interieurafwerking, vrijwel gaaf bewaard. Opmerkelijk is ook de structuur aan de achterzijde met loggia's en trappen. De voorgevel is een vroeg voorbeeld van de stijl van de Amsterdamse School.
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening van het complex. GAU/SA6-bouwtek.; doos 405; Voorstraat 9; nr 2; 1917. |
- | Bouwtekening, Herziene versie. GAU/SA6-bouwtek.; doos 405; Voorstraat 9; nr 20, 21; 1918. (afb. 567) |
- | Binger, 1918. Gezicht op het magazijn. Autotypie. GAU/TA-Tv 22.22. |
| |
Beschrijving
Het blok is gelegen op een perceel van 20,7 × 22 m. Het voorste deel van het perceel wordt rechts naar de rooilijn toe ca 1 m breder. De voorgevel is gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School met gebruikmaking van decoratief metselwerk in baksteen. De geleding van de gehele gevel wordt bepaald door de geleding van de begane grond. Deze is in principe symmetrisch ingedeeld, met in het midden een toegangsportaal naar de bovenwoningen en ter weerszijden hiervan twee grote boogvensters voor de etalages. Aan de rechterzijde is de gevel, door het geren van de perceelsgrens, een smalle travee breder dan aan de linker zijde. De geleding van vijf brede en een zesde smalle travee wordt extra geaccentueerd door middel van het decoratieve baksteenwerk. Per travee zijn op de
Afb. 566. Voorstraat 9, 11, 13.
verdiepingen de vensters aangebracht. Vier vensters in de middelste travee, twee boven de binnenste bogen. Boven de buitenste bogen zijn de vensterpartijen uitgebouwd tot erkers. De vensters bevatten stolp- of draairamen met bovenlichten, waarin op enkele plaatsen nog glas-in-lood zit. De ingangspartij bestaat uit een trapeziumvormige opening die aan de bovenzijde afgesloten wordt door een roodkleurige natuurstenen latei op dito kraagstenen. Het in het portaal gelegen trappehuis is geheel in baksteen uitgevoerd en eveneens van decoratief metselwerk voorzien. In het portiek ter hoogte van de eerste verdieping geven vier deuren toegang tot de woningen. De middelste twee zijn voor de bovenste twee woningen, de buitenste twee voor de onderste woningen. De houten deuren met bovenlichten, smeedijzerwerk, brievenbussen en overige details zijn nog geheel intact. Onder de tweede vlucht van de trap bevindt zich de toegangsdeur tot de linker winkel, die nu één geheel vormt met de rechter. De toegang tot de rechter winkel is thans dichtgezet en bevindt zich in de smalle travee aan de rechterzijde. De begane grond loopt aan de achterzijde dieper door dan de bovenwoningen, waardoor de achtergevel bestaat uit een begane-grondgevel van één bouwlaag met daarin een aantal hooggeplaatste vensters, ten behoeve van de winkels. Hierboven ca 6 m terugliggend staat de achtergevel van de bovenwoningen. Dit is een lijstgevel
| |
| |
die, in tegenstelling tot de voorgevel, geheel in vlak metselwerk uitgevoerd is. De enige decoratieve elementen zijn hier twee siermuurankers. Opvallend zijn de boogvormige openingen op de eerste en tweede verdieping, waarachter de loggia's liggen.
De rechterzijmuur steekt zover boven het buurpand uit dat hierin op de vierde bouwlaag enige vensters aangebracht zijn. De balklagen liggen door het gehele blok evenwijdig aan de voorgevel. Zij zijn vanouds geheel achter stucplafonds weggewerkt.
De tweede en derde bouwlaag bevatten ieder twee woningen. De indeling van de woningen is rechts en links gespiegeld. De onderste woningen hebben een vijfhoekige vestibule, die toegang geeft tot een ruime hal, waaromheen vijf kamers liggen.
Links, respectievelijk rechts liggen twee kamers, oorspronkelijk als suite, nu van elkaar gescheiden. Elke kamer heeft een schoorsteen tegen de zijmuur. De keuken ligt aan de achterzijde. De vleugels aan de achterzijde zijn in enkele vertrekken ingedeeld. Deze zijn bereikbaar via de loggia, die als een half open gallerij langs de achterzijde loopt.
Eenvoudige houten spiltrappen geven de woningen een verbinding met de vierde bouwlaag, op de bouwtekening aangeduid als zolderverdieping. Deze is over de vier woningen verdeeld en ten dele in kamers onderverdeeld.
Thans is in de linker woning de loggia bij de achterkamer getrokken en is de trap niet meer bereikbaar. In de rechter woning geeft de ‘zoldertrap’ thans tevens toegang tot de erboven gelegen woning. De bovenste woningen zijn bereikbaar via trappehuizen, die achter de voordeuren aan het grote portaal op de eerste verdieping beginnen. Deze bestaan uit houten steektrappen met bordessen, die doorgaan tot de vierde bouwlaag. De indeling van deze woningen is vrijwel gelijk aan die van de onderste. De trap komt uit op een nog ruimere hal, waaromheen in dit geval zes kamers liggen, één extra boven de ingangspartij. Deze woningen hebben hun kamers en suite bewaard; de keuken ligt aan de achterzijde. Alleen de rechter woning heeft een omgaande loggia naar de achtervleugel. Links bestaat deze verbinding op dit niveau niet, daar de achtervleugel als bergzolder ten behoeve van de winkel in gebruik is.
De interieurafwerking lijkt door het gehele blok vanouds zeer sober te zijn geweest. Er zijn nergens aanwijzingen voor stucdecoraties, betimmeringen of bijvoorbeeld gekleurd glas-in-lood-werk van binnendeuren gevonden. Het trappehuis van de bovenste woningen is
Afb. 567. Voorstraat 9, 11, 13. Bouwtekening, herziening 1918. Gevels, plattegronden en doorsneden.
verzorgd, maar uiterst sober uitgevoerd. In de meeste keukens worden de oorspronkelijke aanrechten met kasten en muurkasten en betegeling aangetroffen. De begane grond is thans geheel doorgebroken tot één winkel, waarin van oude afwerkingen niets waarneembaar is.
| |
Jansveld 22
Een diep pand, bestaande uit drie bouwlagen met een plat dak, in één opzet gebouwd met het blok Voorstraat 9-13, maar zelfstandig functionerend als garage- en opslagruimte met bovenwoning. De voorgevel is in dezelfde stijl opgetrok- | |
| |
ken als de voorgevel van het complex aan de Voorstraat. De begane grond wordt ingenomen door een garagedeur en rechts de deur naar de bovenwoning. Beide verdiepingen zijn over vrijwel de volledige breedte tot een driezijdige erker uitgebouwd, deze rust op houten schoren. Een tussenmuur scheidt het pand van de linker achtervleugel van het gedeelte aan de Voorstraat. In de linker zijmuur zijn aan de achterzijde enige vensters aangebracht.
De balklaag ligt evenwijdig aan de voorgevel. Alle balken zijn achter stucplafonds weggewerkt.
De begane grond bestaat uit één ruimte. De bovenwoning heeft rechts het trappehuis en de gang met links daarnaast een aantal kamers achter elkaar.
| |
Geschiedenis
Het grote perceel, waarop het complex gebouwd is, ontstond na afbraak van drie huizen aan de Voorstraat, één huis aan het Jansveld en, in 1894, de sloop van een deel van het Margaretenhof (zie blz. 237). Hiervan verdween het middeleeuwse hoofdgebouw, waarin 6 vrijwoningen waren onder gebracht, evenals drie andere vrijwoningen.
Na de sloop bleef het terrein enige jaren braak liggen. Diverse plannen werden ontwikkeld, waaronder één voor een theaterzaal met café-restaurant. In 1917 werden tenslotte de tekeningen voor het huidige winkelwoonhuisblok goedgekeurd. In 1918 diende de architect een gewijzigd ontwerp in, de wijzigingen betroffen met name de voorgevel, de huidige, in de stijl van de Amsterdamse School, werd toen ontworpen. De structuur van het blok werd daarbij niet gewijzigd, behalve dat er in de vleugel aan het Jansdam een bovenwoning werd ondergebracht, in plaats van een eerder ontworpen pakhuis.
De begane grond was oorspronkelijk in twee winkels ingedeeld, deze vormen thans samen één winkelruimte. De rechter twee woningen fungeren sinds geruime tijd als pension, ten behoeve waarvan de trap aan de achterzijde een verbindingstrap tussen beide verdiepingen is geworden.
|
|