| |
| |
| |
7d. Het samengestelde huis, ontstaan door samenvoeging
Enkele malen komt het voor dat een eigenaar een aantal percelen naast elkaar bezit en tracht de huizen die erop staan tot één geheel te verenigen. Op eenvoudige wijze geschiedt dit door enkele doorgangen in de tussenmuren aan te brengen. Dat dit dikwijls voorkwam, maar met hetzelfde gemak ook weer ongedaan werd gemaakt, blijkt uit de dagelijkse praktijk van het bouwhistorisch onderzoek, waarbij veelvuldig de sporen van aangebrachte, maar in later tijd weer dichtgezette doorgangen aangetroffen worden. Als voorbeeld van een dergelijke bewogen geschiedenis kan hiervoor Drift 25 gelden, waarmee nr 23 verbonden was (zie blz. 336). Het betreft hier twee samengestelde huizen, terugliggend op hun erf, die een deel van hun geschiedenis samen het Huis Renesse vormden.
Deze praktijk is tot op de dag van vandaag in zwang, met name bij huizen waarin zich een kantoor, winkel of onderwijsinstituut heeft gevestigd. Het individuele uiterlijk en de opzet van het huis hoeft hiermee echter niet wezenlijk te veranderen. In de meeste gevallen is er daarom qua type sprake van gewone diepe, dwarse of vierkante huizen. Zo zijn bijvoorbeeld Janskerkhof 13 en 13 A twee vierkante huizen, die in 1986 samengetrokken zijn ten behoeve van het gebruik als Kantongerecht.
Anders wordt het wanneer de inwendig doorgebroken huizen ook van een nieuwe voorgevel worden voorzien en dan dikwijls ook van een nieuwe kap. Wellicht het meest saillante voorbeeld hiervan is het huis Zoudenbalch, Donkerstraat 15, 17, 19. Oorspronkelijk een zevental individuele huizen, die in 1467 door Evert Zoudenbalch van de bekende, dertien traveeën brede, natuurstenen gevel werd voorzien (zie blz. 409). Het resultaat suggereert het statige karakter van een zeer fors dwars huis.
Een voorbeeld van latere datum is onder andere het huis Muntstraat 5. Hier werden vermoedelijk in de 18de eeuw twee dwarse huizen samengevoegd onder een nieuwe kap en achter een gevel van een extreme breedte van tien traveeën. Het huis Nieuwegracht 41 is rond 1850 ontstaan door samenvoeging van twee diepe huizen met achterhuizen achter een vrijwel nieuw, dwars voorhuis.
| |
Donkerstraat 15, 17, 19
Naam
Zoudenbalch.
| |
Oude adressen
Donkerstraat 15 was wijk E, nr 422a; Donkerstraat 17 was een ongenummerde ambachtschool.
Donkerstraat 19, wijk E, nr 423, lag in 1890 aan de toegang links van het grote huis, maar betrof mogelijk tevens een deel van Huis Zoudenbalch.
| |
Karakteristiek
Een samengesteld huis, ontstaan door het rond 1467 in twee fasen achter één gevel samenvoegen van een vijf tot zevental oudere huizen. In oorsprong had het zo gevormde huis twee bouwlagen en verscheidene kappen. Sinds een brand in 1903 telt het pand drie bouwlagen onder een plat dak. Het huis is geheel onderkelderd.
Een rijke gotische schouw en een dito deurstuk uit het huis bevinden zich in Maliesingel 77.
Het huis maakte oorspronkelijk deel uit van een groot perceel, waarop, behalve de tuin, de ‘hof van Zoudenbalch’ genoemd, het hoofdhuis, Donkerstraat 15, 17, 19, een zomerhuis, Mariaplaats 9, en een poorthuis, Mariastraat 28, stonden.
Bij een brand in 1903 werd veel verwoest. In 1905 volgde de restauratie van de gevel en een deel van het oude pand, waarbij van dat deel de zolder tot derde bouwlaag werd uitgebouwd; het grootste deel werd vervangen door nieuwbouw achter de oude gevel, waarbij achter de hoge begane-grondvensters twee bouwlagen kwamen. Recent bouwhistorisch onderzoek bracht aan het licht dat er in 1903 meer gespaard is gebleven dan werd verwacht, met name in nr 15.
| |
Literatuur
- | graft, c.c. van de, ‘Willem Backerweerd, beeldhouwer en bouwmeester’, Bull. KNOB 1961, kolom 15-28. |
- | kipp, a.f.e., De immuniteit van St. Marie, doctoraalscriptie, Utrecht 1974. blz. 50-51, 76, 83, 92. |
- | kipp, a.f.e., ‘Donkerstraat 15-19 (Zoudenbalch)’, in: abku 1981, MOU 1982, blz. 27-30. |
- | klück, b.j.m., ‘Mariaplaats 9’, in: abku 1981, MOU 1982, blz. 55-62. |
- | klück, bart, ‘Mariaplaats 9’, in: abku 1982, MOU 1983, blz. 82-85. |
- | muller fz., s., Oude Utrechtse vertellingen, Utrecht 1904, blz. 59-62. |
- | muller fz., s., ‘Het huis Zoudenbalch te Utrecht’, Bulletin Nederlandsche Oudheidkundige Bond 1906, blz. 67 e.v. |
- | muller, 1911, blz. 23-25. |
- | rooyen van, alb., Huize Zoudenbalch, (Donkerstraat), Utrecht 1904. |
- | temminck groll, 1963, blz. 100-101. |
- | uyl, den, ‘Oude Utrechtse huizen’, Buiten 8-1-1927, blz. 16-19. |
| |
Afbeeldingen
- | A. Waterloo, ca 1650. Panorama vanaf de Dom naar het westen. Tekening. GAU/TA-Ba (B). |
- | J.H. de Haas, 1844. Gezicht op de poort van het gebouw. Tekening in sepia. GAU/TA-Donkerstraat 15-19, 1844 (i). |
| |
| |
Afb. 552. Donkerstraat 15, 17, 19.
Afb. 553. Donkerstraat 15, 17, 19. De voorgevel voor de brand van 1903, 1902.
- | G. de Hoog, 1901. Opstand van de voorgevel met détails van de poort, opstand van de tuinpoort en details van de balustrade der tuinpoort, reconstructie van de toestand van ca 1670. Pentekening. GAU/TA-Donkerstraat 15-17, c. 1670 (1-2). |
- | Anoniem, ca 1902. Gezicht op de voorgevel voor de brand van 1903. Lichtdruk. GAU/TA-Donkerstraat 15-19, c. 1902 (1). (afb. 2) |
- | Bouwtekening, herbouw van het door brand vernielde gebouw. GAU/SA5-bouwtek.; 1903; tek. nr 352a-c. |
- | Bouwtekening, gedeeltelijk vernieuwen van het perceel. GAU/SA5 -bouwtek.- 1905 tek. nr 115 a b. |
| |
Elders bewaarde onderdelen
- | Gebeeldhouwd deurstuk met voorstelling van Sint Maarten; eind 15de eeuw. Maliesingel 77, Utrecht. |
- | Gebeeldhouwde schoorsteenmantel met fries; eind 15de eeuw. Maliesingel 77, Utrecht. |
- | Vier gebeeldhouwde sleutelstukken; eind 15de eeuw. Maliesingel 77, Utrecht. |
- | Gebeeldhouwd schoorsteenfries, versierd met drie medaillons, in het middelste de halve figuur van de Heilige Maagd met het Christuskind op de arm, met maansikkel en stralenkrans; de beide andere medaillons met de wapens Valckenaar en Matenesse; zandsteen, hoog 45 cm, breed 183 cm; eind 15de eeuw.
Centraal Museum Utrecht, catalogus van het Historisch Museum der Stad, Utrecht 1928, cat. nr 634. |
| |
Beschrijving
Het huidige perceel is tegenwoordig niet veel groter dan het oppervlak van het huis, maar strekte zich oorspronkelijk tot aan de Mariastraat uit en heeft zich ook in de breedte verder uitgestrekt. De breedte van het huis langs de straat is 28,7 m, terwijl de diepte door de onregelmatigheid van de bebouwing variëert van ca 12 tot 17 m. Links naast het huis ligt een doorgang. De voorrooilijn heeft een ligt gebogen verloop.
De voorgevel werd in ca 1467 in twee fasen gebouwd, mogelijk naar ontwerp van Willem Backerweerd. De dertien traveeën brede gevel wordt afgesloten door een kantelenrij en is bekleed met Naamse steen. De afstand tussen de vensters is, ten gevolge van het feit dat er reeds oudere huizen stonden, niet overal even breed. Na de brand van 1903 volgde in 1905 de restauratie van de voorgevel. Hierbij zijn onder andere de kantelen weer aangebracht. De nissen met driepas boven de vensters van de verdieping en de verdiepte velden met driepas boven de vensters van de begane grond werden hersteld. De nog oorspronkelijke natuurstenen kruiskozijnen werden gecompleteerd met een nieuwe natuurstenen middenstijl en kalf. Plaatselijk werd de gevelbekleding aangevuld in hardsteen. De 19de-eeuwse deuren van nr 15 en 17 zijn in gotische stijl vernieuwd. De deurpartij van nr 19, vanouds de hoofdingang, bevindt zich in de oorspronkelijke geprofileerde omlijsting met middenkalf, waarin uitgehouwen een voorstelling van een man en een vrouw, die een wapenschild dragen. In de zwikken van de latei zijn twee mansfiguren ten halve lijve aangebracht; twee gehurkte figuren dienen als
| |
| |
consoles. De tracering van het bovenlicht dateert van de restauratie.
De bekleding met natuursteen en de weergang zijn vanouds om de hoek doorgezet op de linker zijgevel; op de rechter zijgevel zijn hier nooit sporen van gevonden. Beide zijgevels zijn blind.
Alleen de achtergevel van nr 15 dateert van voor de restauratie. Dit is een drie traveeën brede gepleisterde lijstgevel, opgetrokken tot een derde bouwlaag. Op de begane grond bevindt zich een deur in 18de-eeuwse omlijsting. De vensters van begane grond en de eerste verdieping bevatten 19de-eeuwse empire schuiframen. Rechts hiernaast staat een klein bouwdeel van één bouwlaag, aangekapt tegen de zijmuur van nr 15.
Boven zowel de begane grond als de verdieping van nr 15 ligt nog de middeleeuwse eiken moer- en kinderbalklaag van in totaal zes vakken diep. Het huis wordt echter door een oorspronkelijke tussenmuur in twee delen van ieder drie vakken diep gedeeld. In de balklaag van het voorste deel van de begane grond is linksachter een raveling van een spiltrap uit de bouwtijd. De balklaag boven het achterste deel van de begane grond is voorzien van spreidsel. De kinderbinten zijn afgetimmerd met een laat 18de-eeuws vlak houten plafond. Rond de vakken zijn profiellijsten met een tandlijst aangebracht. Op beide balklagen ligt nog de oorspronkelijke eiken verdiepingsvloer met delen van 40 cm breed.
De balklaag op de verdieping boven het voorste deel is deels nog voorzien van peerkraalsleutelstukken met rozetjes opzij, deels worden de balken door sloffen ondersteunt. De balken in het achterste deel zijn alle voorzien van dergelijke sleutelstukken. De vloerniveau's in het voorste deel van het huis liggen hoger dan in het achterste deel. Bij het aanbrengen van het platte dak boven de de voormalige zolder is gebruik gemaakt van waarschijnlijk elders uit het huis afkomstige moerbalken.
De kelders onder het gehele huis gaan terug op de structuur van voor 1467.
Onder de nummers 17 en 19 liggen vijf kelders, gedekt met verschillende tongewelven loodrecht op de voorgevel. Achter ieder van de twee linker kelders van nr 19 ligt, iets naar links versprongen, nog een kelder, beide eveneens met een tongewelf loodrecht op de voorgevel. De kelder onder het voorste deel van nr 15 is gedekt met een tongewelf loodrecht op de voorgevel, voor wat betreft de rechter twee traveeën. De linker travee is apart gedekt met een tongewelf, dat aan de voorzijde trapsgewijs oploopt ter plaatse van een voormalige middeleeuwse keldertrap naar de straat. Aan de achterzijde
Afb. 554. Donkerstraat 15, 17, 19. Plattegrond van de kelders.
sluit dit gewelf aan op het trapgat. Het achterste deel van nr 15 is gedekt met troggewelven op drie gordelbogen. In het middelste vak bevindt zich een (keuken-?) schoorsteen uit de bouwtijd. Ook andere kelders vertonen (sporen van) oude stookplaatsen. Rechts naast deze kelder ligt een kleine kelder met tongewelf loodrecht op de straat behorende bij het aangekapte bouwdeel.
De huidige indeling van het huis is geheel aangepast aan de kantoorfunctie die het pand op het moment heeft.
Enkele interieuronderdelen worden aangetroffen op de begane grond van de achterkamer van nr 15, in de vorm van een restant van een schoorsteenboezem met stucdecoratie in Lodewijk xvi-stijl, aansluitend op het houten plafond in deze kamer. De vensters hebben 19de-eeuwse binnenluiken. Naast het oude trapgat bevindt zich op de begane grond een (lavabo- ?) nis in de tussenmuur, deze is gedekt met een uit één stuk natuursteen gehakt kruisribgewelfje. Een dergelijke nis werd ook aangetroffen op de verdieping.
| |
Geschiedenis
Zijn naam heeft het huis te danken aan de bouwheer van de voorgevel en de samentrekking van de achterliggende huizen, Evert Zoudenbalch, kanunnik en thesaurier ten Dom en proost te Maastricht. De familie Zoudenbalch had vanouds
Afb. 555. Donkerstraat 15, 17, 19. Portret van Evert Zoudenbalch (1423/24-1503) Schilderij op paneel ca 1491.
bezittingen in dit gebied, tussen Mariastraat en Donkerstraat. Op het perceel dat zij bezat stond, naast een gewoon huis, ook een zomerhuis, vermoedelijk het pand Mariaplaats 9, 10. In 1450 erfde Evert Zoudenbalch het familiehuis. Dit is waarschijnlijk opgenomen in het linkerdeel van het huidige huis. Kipp veronderstelt dat dit een dwars huis geweest is ter plaatse van de twee achterste kelders van nr 19, oorspronkelijk gericht op de Mariaplaats. Hierna begon Evert het perceel uit te breiden door aankoop van aangrenzende huizen. Verondersteld wordt dat het huidige huis in tenminste twee fasen tot stand gekomen is, de eerste door aankoop van een drietal kleine diepe
| |
| |
huizen aan de toenmalige achterzijde van het oorspronkelijke dwarse huis, de drie linker kelders langs de Donkerstraat.
Deze werden samengevoegd onder één dak met de nok evenwijdig aan de straat. Hierdoor was met het oorspronkelijke huis een soort tweebeukig huis ontstaan. Deze situatie is goed waarneembaar op de foto van ca 1870 vanaf de Dom. Op de achterste beuk stond een zadeldak tussen topgevels, op de voorste beuk langs de Donkerstraat een tentdak.
In 1465 had Evert Zoudenbalch zijn aankopen voltooid met de betaling voor een aantal kleine percelen op de hoek van de Steenweg en de Donkerstraat aan een zekere Jacob van Wynsen. Van deze huizen zijn er twee opgenomen in het huis, nr 15 en 17. In nr 17 werd muurwerk aangetroffen, dat moet behoren tot de oudere 13de-eeuwse individuele fase van dit huis met steenformaten van 33 à 34 × 15 à 16 × 8,5 cm; 10 lagen 93 cm.
In 1467-1468 is de voorgevel aangebracht, die deze huizen schijnbaar tot één zeer breed en monumentaal huis transformeerde. C. van de Graft veronderstelt dat Willem Backerweerd, bouwmeester van de Dom, er de architekt van is. Tegelijkertijd en in de jaren hierna was Evert Zoudenbalch vermoedelijk bezig het inwendige van de huizen op elkaar af te stemmen en te verfraaien. Van deze decoratie resteren vermoedelijk de genoemde nissen en verder de losse elementen: schouwen, het deurstuk en de gebeeldhouwde sleutelstukken.
Van de indeling na de samenvoeging is weinig met zekerheid te zeggen. Niet alleen heeft de brand veel verwoest, maar ook duiden teruggevonden bouwsporen op situaties in de huizen uit de tijd van voordat zij ingelijfd werden in het grote huis. Op verschillende plaatsen zijn sporen van middeleeuwse stookplaatsen aangetroffen, die met hun vloerniveau niet aansluiten op dat van het grote huis. Zij sloten aan op een verdiepingsvloerpeil, dat slechts twee meter boven het huidige maaiveld lag, hetgeen op een lager begane-grondniveau van kleinere huizen zonder kelder duidt. Ook in de achterste beuk van nr 19 werd tegen de linker zijmuur een stookplaats op de begane grond gevonden. De voorste beuk werd waarschijnlijk door een tussenmuur in twee delen gesplitst, terwijl zich ruggelings tegen deze muur schouwen hebben bevonden; de tekening uit ca. 1650 van A. Waterloo toont tenminste een forse schoorsteen op het midden van dit dak. Ook in nr 15 zijn stookplaatsen aangetroffen tegen de rechter zijmuur. Zowel het voorste als het achterste deel van het huis bezat én op de begane grond én op de verdieping een schouw terwijl ook in de achterste kelder een stookplaats was.
In 1504 werd het huis geërfd door de neef en naamgenoot van de kanunnik Evert Zoudenbalch, burgemeester Evert Zoudenbalch. Deze werd in 1525 uit de stad verbannen, waarna het huis werd geplunderd. Het bleef echter wel in de familie Zoudenbalch en werd in 1599, in vrouwelijke lijn geërfd door Jkvr. Walraven, gehuwd met Jhr. Jan Ruysch. Zij stelde haar huis beschikbaar als katholieke schuilkerk, hetgeen in 1605 verboden werd. Nadat de familie Ruysch in financiële moeilijkheden raakte, werd de inboedel verkocht en in 1620 ook het huis. Gedurende de 17de en 18de eeuw had het huis verscheidene eigenaren, tot het in 1746 verkocht werd aan de R.K. Aalmoezenierskamer, die er het weeshuis onderbracht, dat daarvoor in de Mariahoek gevestigd was. In 1835 werd het weeshuis ondergebracht in een nieuw gebouw aan de Minrebroederstraat. In 1847 vonden de weesjongens echter weer hun onderkomen in de Donkerstraat. Aan deze situatie kwam voorgoed een eind toen het gehele weeshuis, tesamen met het Oude van Dagenhuis, in 1875 naar het Sint Hiëronymusgesticht, Maliesingel 77 verhuisde. In dit gebouw werden de schouw, het deurstuk en vier gebeeldhouwde sleutelstukken uit het huis aan de Donkerstraat herplaatst. Het Zoudenbalchhuis zelf werd door de Aalmoezenierskamer in gedeelten verhuurd en werd onder andere als ambachtschool en opslagruimte gebruikt.
In de zomer van 1903 werd het grootste deel van het huis door brand verwoest. Muller wist, door tussenkomst van Victor de Stuers, een restauratie van de voorgevel van staatswege te bewerkstelligen. Voor deze restauratie ging men uit van de reconstructie, die Muller in zijn boek ‘Oude huizen’ tekende. Het werk stond onder leiding van Cuypers. Bij de restauratie is men waarschijnlijk vrij nauwkeurig en met enige terughoudendheid te werk gegaan zoals behalve uit recent onderzoek, ook uit Mullers eigen woorden blijkt: ‘in de tracering boven de voordeur was door ons (Muller en de Hoog in hun eerste reconstructie) één stijl aangebracht. Thans zijn er twee; bij het nauwkeurig onderzoek tijdens de restauratie vond men boven op het deurkalf de sporen dier twee stijlen terug.... de blaadjes op de hoeken der traceeringen boven de vensters zijn ruw en sumier behandeld; toch bewijzen de fraai gedetailleerde blaadjes op het deurkalf, dat dit oudtijds anders was’ (Muller, Bulletin Nederlandse Oudheidkundige Bond, 1906). Achter de gevel werd het huis grotendeels nieuw opgebouwd.
Sinds 1981 biedt het huis onderkomen aan de Stichting Natuur en Milieu.
Tijdens de verbouwing ten behoeve van deze stichting zijn een aantal bouwhistorische gegevens, met name van nr 15, aan het licht gekomen en is onder andere de nis met kruisribgewelf weer in het zicht gebracht.
| |
Plompetorengracht 1 en 3, Ridderschapstraat 4
Oude adressen
Plompetorengracht 1 en 3: respectievelijk Wijk H, nr 669, 670;
Ridderschapstraat 4 had geen wijkhuisnummer, aangezien het een stal was.
| |
Karakteristiek
Groot samengesteld huis aan de Plompetorengracht, bestaande uit twee bouwlagen, twee zadeldaken evenwijdig aan en één zadeldak loodrecht op de voorgevel, en enige kelders. Het huis is samengesteld uit drie delen: vierkant huis uit 1657, een na de samenvoeging hiermee in 1699 waarschijnlijk geheel herbouwd diep huis rechts ervan, en een na 1758 volgebouwde poortweg geheel rechts.
De voorgevel is een gepleisterde, negen traveeën brede lijstgevel, met in het pleisterwerk aangebracht blokkenpatroon. De Lodewijk xv-ingangspartij in de derde travee van links dateert uit 1747. Ook de gootlijst bevat Lodewijk xv-elementen. Aan de achterzijde van het erf staat aan de Ridderschapstraat een eenlaags, dwars koetshuis.
| |
Bronnen
- | Stukken betreffende onroerend goed. RA/Familiearchief Van Amerongen - inv. nr 249. |
| |
Literatuur
- | tombe, j.w., des, ‘De lotgevallen van een oud huis te Utrecht’, in: De Navorscher 1905, blz. 490-513. |
- | eldering niemeyer, w., De huizen aan de oostzijde en westzijde van de Plompetorengracht, en hun bewoners van 1552-ca 1800. Typoscript. Utrecht 1955-1956. 2 delen. GAU/bibl. Utr.; nr XD 21-22. |
| |
Afbeeldingen
- | P. Ruisch, 1647. Plan van de geprojecteerde aanleg van de Ridderschapstraat. Tekening. GAU/TA-Lb 14.1. Zie afb. 141. |
| |
| |
- | Petrus Josephus Lutgers, 1842. Gezicht op de Plompetorengracht naar het noorden. Tekening in zwart krijt, pen in bruin en penseel in grijs en bruin. GAU/TA-Plompetorengracht, 1842. |
- | Petrus Josephus Lutgers, 1843. Gezicht op de Plompetorengracht naar het noorden. Tekening in zwart krijt, pen in bruin en penseel in grijs en bruin. GAU/TA-Plompetorengracht, 1843. Zie afb. 452. |
- | Bouwtekening ‘Verbouwing R.K. Nederlandsche Kerkmuziekschool’. GAU/SA6-bouwtek.; doos 335; Plompetorengracht 1, 3; 1925 en 1933. |
- | Anoniem, 1950. Gezicht op de linker vijf traveeën van de voorgevel. Foto. GAU/TA-Plompetorengracht 3, 1950. |
| |
Beschrijving
Het rechthoekige perceel waarop het vijf traveeën brede vierkante huis, Plompetorengracht 3, en het koetshuis staan heeft een oppervlak van ca 14,3 × 74 m. Het huis beslaat een oppervlak van ca 14 × 24 m, terwijl het koetshuis ca 14 × 8,5 m meet.
Het geheel bebouwde perceel van het diepe deel, met de volgebouwde poortweg, Plompetorengracht 1, is ca 8,3 × 12 m groot.
De gepleisterde voorgevel bestaat uit drie delen. De linker vijf traveeën vormen te samen een symmetrisch opgebouwde gevel, met in het midden een Lodewijk xv-ingangspartij uit 1747, waarvoor een hardstenen trap van drie treden. De raamkozijnen hebben een 18de-eeuws profiel. De schuiframen (begane grond 3 × 2 + 1 × 2 en verdieping 2 × 2 + 1 × 2 ruiten) zijn begin 19de-eeuws. De goot wordt ondersteund door zes consoles, waarvan er vier zijn uitgevoerd als gebaarde manskoppen. Op het dak staan drie 18de-eeuwse dakkapellen. De oorspronkelijke klauwstukken zijn in het derde kwart van de 20ste eeuw vernieuwd. De volgende drie traveeën zijn smaller en bevatten 19de-eeuwse kozijnen met een eenvoudig kwartrond profiel, waarin 19de-eeuwse schuiframen (begane grond 3 × 2 + 1 × 2 en verdieping 3 × 2 + 1 × 2 ruiten). De goot wordt weer ondersteund door consoles, waarvan er één als manskop is uitgevoerd. De twee andere consoles hebben een iets ander profiel dan die van de linker vijf traveeën. Op het dak staat een mogelijk nog 18de-eeuwse dakkapel.
Het meest rechtse deel bevat één travee met een laat 19de-eeuwse ingang met een hardstenen trap van drie treden ervoor en een venster met een 19de-eeuws schuifraam (3 × 2 + 1 × 2 ruiten) erboven. Deze travee heeft een plat dak.
Onder alle begane-grondvensters zijn
Afb. 556. Plompetorengracht 1, 3.
kelderlichten met een hardstenen omlijsting aangebracht.
Voor het huis ligt een hardstenen stoep met hardstenen stoeppalen.
Slechts het vierkante deel heeft een vrijstaande achtergevel. Dit is een ongepleisterde lijstgevel. Op de hoeken heeft het metselwerk een klezorenhoekverband. De twee rechter vensters, uit de tuin gezien, van de begane grond zijn in de 19de-eeuw vergroot tot terrasdeuren. In de as van de gevel bevindt zich een tuindeur uit het derde kwart van de 18de eeuw, met een bakstenen trap van vier treden. De drie linker vensters op de verdieping zijn in 1925 vervangen. Dit gebeurde bij de verbouwing tot r.k. Nederlandsche Kerkmuziekschool, waarbij op de verdieping een kapel werd ingericht. Boven de goot is tegelijkertijd, ter vergroting van de zolderruimte, een dakkapel over de volle breedte van de gevel aangebracht.
Afb. 557. Plompetorengracht 3. De uit 1747 daterende ingangspartij.
| |
| |
Afb. 558. Plattegronden.
| |
| |
Op het linker dakvlak staat, zowel voorals achteraan, een dakkapel voor de vliering.
In Plompetorengracht 1 is van de balklagen niets zichtbaar. Boven zowel de begane grond als de verdieping van Plompetorengracht 3 liggen moer- en kinderbalklagen, niet in alle vertrekken in dezelfde richting.
De constructie van de kap die op de linker drie traveeën van nummer 1 en op het gehele pand nummer 3 staat, bevat vijftien tweejukkige, grenen spanten. De spanten zijn met gestoken telmerken genummerd. Op de meeste spanten is onderscheid tussen voor en achter of links en rechts gemaakt, door zowel ‘eitjes’ als rechte merken toe te passen. De spanten staan niet in één doorlopende reeks.
Het achterste dak op het vierkante huis is voor wat betreft het onderste juk geheel en voor het linker dak slechts gedeeltelijk uitgebouwd tot een verdieping.
Op de rechter travee van Plompetorengracht 1 ligt een lessenaardak met een zeer flauwe helling. De achterste helft van de linker drie traveeën heeft een plat dak. Onder nummer 3 ligt een complex van zeven 17de-eeuwse kelders, waarvan een deel gedekt is met kruisgraatgewelven en een deel met troggewelven op gordelbogen. Voor de linker drie traveeën liggen twee straatkelders. De keldertrap komt via een uitbouwtje op de binnenplaats achter de rechter voorkamer in de gang van de begane grond uit. In de kelders rechtsachter is een keukenschouw en een Lodewijk xiv-keukenkast met houtsnijwerk.
Onder de linker drie traveeën van nummer 1 ligt een kelder, waarvan het voorste deel gedekt is met een enkelvoudige houten balklaag. In deze kelder zijn een stookplaats en een hardstenen gootsteen met een pomp aanwezig. Onder de straat ligt een straatkelder.
De indeling van de begane grond van nummer 3 bestaat uit, aan de voorzijde, een hal met twee aanliggende kamers, één aan iedere kant. Achter de hal ligt links van de naar de tuin doorlopende gang een Lodewijk xiv-bordestrap naar de verdieping, en rechts de binnenplaats. Aan de achterzijde liggen links een zaal en rechts twee kamers, waarvan de achterste, mogelijk in de 19de eeuw, tot keuken is verbouwd. De zaal heeft een eind 18de-eeuws stucplafond en dito schouw. In de voorkamer is de grijs marmeren mantel van een rococo schouw aanwezig. De meeste deuren en deurkozijnen zijn nog 18de-eeuws.
Plompetorengracht 1 bevat op de begane grond twee kamers met rechts een gang. Op de verdieping is in 1925 aan de achterzijde een kapel ingericht.
| |
Koetshuis
Het koetshuis aan de Ridderschapstraat is een dwars, éénlaags gebouw met een zadeldak evenwijdig aan de straat. In de gepleisterde voorgevel zijn twee koetsdeuren met een korfboog en één recente garagedeur aangebracht. Ter plaatse van de rechthoekige garagedeur bevond zich vanouds een doorgang met een korfboog. De meest rechtse opening, vanuit de Ridderschapstraat gezien, is vermoedelijk niet oorspronkelijk. In de gepleisterde achtergevel is een deur en een venster aanwezig. Op het achterste dakvlak staat een dakkapel met hooiluik.
Boven de begane grond ligt een vijf vakken brede moer- en kinderbalklaag loodrecht op de voorgevel. Onder de moerbalken zijn eenvoudige sleutelstukken aangebracht. De kapconstructie bevat vier tweejukkige spanten. Van de oorspronkelijke indeling van het koetshuis is niets meer aanwezig.
| |
Geschiedenis
In 1657 besloten Henrick Pieck en Maria van Winssen het door hen geërfde huis aan de Plompetorengracht ‘heel af te breken ende een nieuwe huysinge ter selver plaatse wederom te timmeren’. Het betreft hier het huis Plompetorengracht 3 dat aan de achterzijde grensde aan het kerkhof van het Wittevrouwenklooster. Het huis had een ‘uijtgang ende mit dat cleijn huijsghen daeraenstaande in de Wittevrouwenstraat’ (1548). Het huis is waarschijnlijk inderdaad tot en met de kelders afgebroken en weer opgebouwd. In 1663, 1664 werd over het terrein van het voormalige klooster de Ridderschapstraat aangelegd. Kort hierna werd
Afb. 559. Plompetorengracht 3. De Lodewijk xiv-kelderkeukenkast.
Afb. 560. Ridderschapstraat 4. De tuingevel van het koetshuis.
waarschijnlijk het huidige koetshuis aan die straat gebouwd. Dit koetshuis had waarschijnlijk twee poorten naar de Ridderschapstraat, en één poort naar de Wittevrouwenstraat over het erf waarop tegenwoordig de huizen Wittevrouwenstraat 24 en mogelijk 22 en Ridderschapstraat 2 staan. Aan de zijde van de Wittevrouwenstraat had het koetshuis een hooiluik.
In 1699 kocht de eigenaar van Plompetorengracht 3 het rechts naastliggende huis, dat waarschijnlijk al kort daarna werd herbouwd en onder één dak met nr 3 werd gebracht. Dit huis besloeg de linker drie traveeën van het huidige Plompetorengracht 1. Hoewel het na de bouw geen eigen ingang lijkt te hebben gehad, werd het vrijwel altijd apart verhuurd.
Abraham Daniel Testas vroeg in 1747 vergunning voor het aanbrengen van een balkon boven de deur van Plompetorengracht 3. Deze aanvraag houdt vermoedelijk verband met een totale verbouwing van de voorgevel.
De heer Testas ging voortvarend door met verbouwing en uitbreiding van zijn huis. In 1758 kocht hij de poortweg gelegen rechts van zijn huis, behorend bij het huis Wittevrouwenstraat 10, die hij volbouwde. In 1660 was hier een ‘nieuwe poort ende poortcamer achter hoekhuis mett pijlaertgens vande selve poorte een halve steen diep in achtermuur’ (van Wittevrouwenstraat 2) gebouwd. Hij breidde door deze aankoop zijn gevel met één travee uit. Mogelijk bouwde hij ook toen de achterste helft van de linker drie traveeën van Plompetorengracht 1.
In 1764 vroeg Testas vergunning om enkele ‘haardsteden’ in het huis te mogen plaatsen. Hij had deze in Amsterdam gekocht. Kennelijk was in dat jaar het interieur aan verbouwing toe.
Na die tijd veranderde niet veel meer aan het gebouw. In de 19de eeuw werden slechts de ramen vervangen. In het einde van de 19de eeuw werd in de meest rechtse travee een voordeur aangebracht. Tot in de 20ste eeuw bleef het huis door particulieren bewoond. De heer van
| |
| |
Afb. 561. Plompetorengracht 3. De Lodewijk xiv-bordestrap.
Goudoever vestigde in 1905 in Plompetorengracht 1 een agentschap van de Nederlandsche Bank.
De vestiging in 1925 van de r.k. Nederlandsche Kerkmuziekschool, opgezet als internaat, betekende voor wat betreft een deel van de kap een verbouwing: de zolder werd plaatselijk voor het aanbrengen van vierentwintig slaapcellen uitgebouwd tot tweede verdieping. Ook werd op de verdieping een kapel ingericht. In 1933 werd het plaatsje van Plompetorengracht 3 overdekt.
Tegenwoordig is in het huis het Nederlands Instituut voor Kerkmuziek gevestigd.
Afb. 562. Ridderschapstraat 4. De voorgevel van het rond 1664 gebouwde koetshuis.
| |
| |
Afb. C. Gezicht op de stad uit het westen van de Buurkerk tot de Smeetoren in 1625. Kopergravure van H. Verstralen, met assistentie van Franc Hoeius, naar J. Droochsloot. 1642. GAU/TA Ba 32 (3).
|
|