| |
| |
| |
Afb. 350. Verdeling van het huistype HET DWARSE TWEEBEUKIGE HUIS over de stad Utrecht.
| |
| |
| |
5b. Het dwarse tweebeukige huis
Karakteristiek
Vanaf het begin van de 17de eeuw werd in Utrecht een groot aantal huizen van een nieuw type gebouwd: het tweebeukige huis.
Vrijwel steeds betreft het een variant van het dwarse huis: het achterhuis van het dwarse huis groeide uit tot een gelijkwaardig bouwdeel.
Slechts een enkele maal komt het tweebeukige huis in de diepe vorm voor: Plompetorengracht 11 (zie blz. 120) en Pieterstraat 1 zijn hiervan zeldzame voorbeelden.
Het tweebeukige huis wordt gekarakteriseerd door:
- | De beuken hebben een min of meer gelijke omvang, gescheiden door een gemeenschappelijke stenen muur waarop de balklagen rusten. |
- | Er zijn meestal twee zadeldaken achter of naast elkaar, met de nokken evenwijdig aan elkaar, in een enkel geval bezitten beide beuken samen één groot zadeldak. |
- | Elke beuk afzonderlijk heeft een plattegrond met een grotere breedte dan diepte voor de dwarse variant, of een grotere diepte dan breedte voor het diepe tweebeukig huis. |
- | De balklagen liggen loodrecht op, dan wel, bij de diepe variant, evenwijdig aan de voorgevel. |
| |
Ontstaansgeschiedenis
Het dwarse, tweebeukige huis is ontstaan uit het huis met een aanbouw tegen de achtergevel, bestaande uit één bouwlaag met een lessenaardak tegen het hoofdhuis, vergelijkbaar met het zogenaamde Kempische huis. Van een aantal voorbeelden van tweebeukige huizen is bekend dat deze ontwikkeling door verbouwing heeft plaatsgevonden (Trans 8, zie blz. 287, en 10, Zuilenstraat 9, 11 en 13, zie blz. 217, en 15).
De voorloper van het dwarse, tweebeukige huis, namelijk met een éénlaags aanbouw, kwam al in het einde van de 15de eeuw voor. In Oudkerkhof 19, 21 heeft deze opzet invloed op de kapconstructie (zie blz. 181), hier moest, in verband met het doorlopende achterste dakvlak een speciaal soort spant worden gemaakt.
De keuze voor een dwarse, tweebeukige opzet lijkt ingegeven door de wens tot het bouwen van een groot huis, en de behoefte de beperking van de overspanningsmogelijkheid van de balken te overwinnen. De gewoonlijk toegepaste tussenwanden gaven geen mogelijkheid tot het opleggen van balkconstructies, waardoor het noodzakelijk werd een zware, stenen tussenmuur aan te brengen. Vaak benadert de plattegrond en de omvang van het tweebeukige huis die van het vierkante huis, dat halverwege de 17de eeuw opkwam (zie blz. 291). De stenen tussenmuur tussen beide beuken gaf beperkingen voor de indeling die het vierkante huis niet kende aangezien hierbij diverse dragende binnenmuren voorkwamen. Ondanks deze beperking werden de twee huistypen enige tijd lang beide gebouwd. Het tweebeukige huis was kennelijk eenvoudiger, en dus goedkoper, te bouwen. Het voor het vierkante huis zo karakteristieke omgaand dak was technisch minder goed uitvoerbaar bij het tweebeukige huis. Mogelijk hangt het feit dat de vierkante huizen veelal aan pleinen of brede straten en grachten en de tweebeukige huizen aan de wat smallere straten voorkomen hiermee samen. Het omgaand dak komt immers beter tot zijn recht wanneer de beschouwer enige afstand kan nemen.
| |
Varianten
Een enkele maal wijkt een tweebeukig huis af van de genoemde karakteristieken. Bij Ambachtstraat 5 (zie blz. 262) en Keistraat 3 is de opzet van twee achter elkaar gelegen delen duidelijk in de indeling herkenbaar, één enkele kap met de nok evenwijdig aan de straat overspant echter in één keer de beide beuken. Hiervoor is een hoge kap met meerjukkige spanten, soms in het midden ondersteund door een standvink, nodig.
Muntstraat 6 is het enige voorbeeld van een tweebeukig dwars huis met één enkel dak, met de nok haaks op de balkrichting. Het door de kaprichting als diep huis te herkennen Muntstraat 4 (zie blz. 85) vertoont voor wat betreft de constructie verwantschap met het het diepe tweebeukige en het vierkante huis. In dit huis verspringt de dragende tussenmuur, tussen beide beuken ten gunste van de indeling van het huis. De tussenmuur staat loodrecht op de voorgevel, evenals de nok van het enkele dak, zodat sprake is van een diep tweebeukig huis.
In een enkel geval heeft een huis het voorkomen van een ‘gewoon’ diep huis, doch blijkt de opzet als dwars tweebeukig huis op te vatten. Bij Korte Nieuwstraat 6 (zie blz. 274) zijn de twee beuken slechts te herkennen in de balklagen; deze liggen haaks op de voorgevel op in een stenen tussenmuur. Op het huis staat een omgaand zadeldak, over beide beuken doorlopend.
Een weinig voorkomend verschijnsel bij het tweebeukige huis is de opkamer. Ambachtstraat 5 had oorspronkelijk over vrijwel de volle breedte van de drie vakken brede achterste beuk een opkamer. De opkamer van Herenstraat 34 (zie blz. 268) beslaat twee van de drie vakken van de achterste beuk.
Ook in éénlaags vorm komt het tweebeukige huis als woonhuis voor. Kort na de aanleg van de stenen bastions Sterrenburg, Manenburg, Zonnenburg en Morgenster, tussen 1551 en 1558, werden op de kazematten van deze bolwerken huizen gebouwd die door de stad aan burgers verhuurd werden. Drie van deze huizen, twee op Manenburg en één op Sterrenburg, bestaan nog. Twee hiervan, op elk bolwerk één, hebben één bouwlaag en zijn in een tweebeukige opzet gebouwd. Niet
| |
| |
als woonhuis gebouwd is het eenlaags tweebeukige stalgebouw Keizerstraat 18-24 (even, zie blz. 272).
| |
Spreiding in de tijd
Het overgrote deel, 90%, van de tweebeukige huizen is gebouwd tussen 1630 en 1665. Eén voorbeeld, Domplein 4, De Roode Poort, dateert als zodanig uit het begin van de 14de eeuw. Hier is echter sprake van een laat 13de-eeuws enkelvoudig, dwars huis dat toen met een tweede beuk werd uitgebreid.
Lange Jufferstraat 10 (zie blz. 277) werd rond 1500 waarschijnlijk wel in één opzet als dwars, tweebeukig huis gebouwd.
Een voorloper, het dwarse huis met een éénlaags aanbouw, is het laat 15de-eeuwse Oudkerkhof 19, 21. Trans 10 (1696) Domstraat 4 (zie blz. 266) en Minrebroederstraat 16, gebouwd in de eerste helft van de 18de eeuw, zijn de laatst gebouwde duidelijk tweebeukige huizen.
| |
Geografische spreiding
Vrijwel alle tweebeukige huizen zijn gesitueerd in het oostelijke deel van de oude stad, met een concentratie in een cirkel met een straal van 250 meter rond de Pieterskerk.
De nadruk op de jaren 1630 tot 1665 hangt samen met deze geografische spreiding over de stad.
Het grootste deel bevindt zich op het gebied van de kapittels van Sint Pieter, Sint Jan, Oud-Munster en de Dom en op opengelegde kloosterterreinen. Vaak werden de huizen gebouwd in een nieuw verkaveld gebied, slechts een enkele maal is een tweebeukig huis gebouwd in een bestaande structuur ter vervanging van een ouder pand. Oudkerkhof 31 (zie blz. 285) en Lange Nieuwstraat 63 (zie blz. 282) zijn hiervan voorbeelden.
De mogelijkheid om te bouwen op voormalig kerkelijke gebied werd geboden door de secularisatie van de kerkelijke eigendommen na de reformatie. De aanleg van nieuwe straten was hiervan een gevolg. Hierdoor werd een impuls gegeven aan de bouwproduktie, waaruit nieuwe huistypen voortkwamen: het tweebeukige en vierkante huis.
Ook de omvang van de huizen hangt samen met de ligging in deze vrijwel onbebouwde gebieden. Slechts een enkele maal is een tweebeukig huis drie vensters breed, meestal is de breedte vijf of meer vensters.
| |
Voorbeelden
Achter de Dom 20 |
Achter Sint Pieter 140, xviia |
Achter Sint Pieter 200, ca 1650 |
Achter Sint Pieter 21, xviia |
Ambachtstraat 5, ca 1650, één zadeldak |
Ambachtstraat 7, ca 1650 |
Boothstraat 8, ca 1660 |
Boothstraat 10, ca 1660 |
Boothstraat 12, ca 1660 |
Boothstraat 13, 15, ca 1662 |
Boothstraat 17, ca 1663 |
Brigittenstraat 15, xviia, mogelijk al oorspronkelijk onder één kap |
Brigittenstraat 22, xviia |
Domplein 4, xiva |
Domstraat 4, xviiia |
Hamburgerstraat 19? |
Herenstraat 27, 1623 ? |
Herenstraat 34, xviib |
Herenstraat 38 |
Herenstraat 46, 48, xviia, één kap |
Janskerkhof 19, xviia |
Keistraat 3, ca 1663, één kap |
Keistraat 9, 1664 |
Keizerstraat 18-24 (even), éénlaags koetshuis |
Keizerstraat 35, 1645 |
Korte Nieuwstraat 6, xviiia |
Kromme Nieuwegracht 4, ca 1650 |
Kromme Nieuwegracht 11, in xvii gegroeid uit middeleeuws huis |
Kromme Nieuwegracht 22, xviia |
Kromme Nieuwegracht 28 ? |
Lange Juiferstraat 10, ca 1500 |
Lange Nieuwstraat 63, xviia |
Manenburg 1, xvib, éénlaags |
Minrebroederstraat 15, ? |
Minrebroederstraat 18, xviiia |
Muntstraat 4, ca 1650, diep huis onder één kap |
Muntstraat 6, ca 1650, één kap loodrecht op beide beuken |
Nieuwegracht 14? |
Nieuwegracht 64?, xviia |
Oudegracht 35? |
Oudegracht 71? |
Oudkerkhof 31, ca 1650 |
Pausdam 2, xviia |
Pieterstraat 1, diep huis |
Plompetorengracht 11, xviia, diep huis |
Plompetorengracht 13?, xviia |
Sterrenburg 1, xvib, éénlaag |
Trans 8, 1634 |
Trans 10, 1696 |
Voorstraat 61, ca 1650 |
Wijde Begijnestraat 3, xviia |
Zuilenstraat 7, ca 1630 |
Zuilenstraat 9, ca 1630 |
Zuilenstraat 11-13, ca 1630 |
Zuilenstraat 15, ca 1630 |
| |
Achter Sint Pieter 140
Naam
Havelozenschool
| |
Oude adressen
Achter Sint Pieter 14; Wijk F, nr 361.
| |
Karakteristiek
Het tweebeukige dwarse huis van twee bouwlagen onder twee zadeldaken evenwijdig aan de voorgevel, is in verschillende bouwfasen tot stand gekomen. Het gevelontwerp stamt uit de belangrijkste fase, vermoedelijk in 1642 uitgevoerd. Alleen de voorgevel is van natuursteen, het is een geschilderde zandstenen lijstgevel met Dorisch en Ionische pilasters en frontons boven de verdiepingsvensters. Het huis heeft zowel rechts als links twee trapgevels. Het bevat in het interieur o.a. een schouw uit de bouwtijd en één uit het midden van de 18de eeuw alsmede een bordestrap met rijk snijwerk van rond 1700. De twee aanbouwen van één bouwlaag met een plat dak, links op het erf, stammen van rond 1930.
| |
Bronnen
- | calkoen, g.g., De Sint Pieterskerk te Utrecht, beschouwd ten opzichte der zuidelijke en westelijke percelen, handschrift, 1906. GAU/Bibl. Utr.-nr 643xxx. |
- | Bouwverslagen restauratie 1968. Archief Onderafdeling Monumenten, Gemeente Utrecht. |
| |
Literatuur
- | ebbenhorst tengbergen, j.t.h.c. van, en j. alblas, Liefdadige en andere nuttige instellingen in Utrecht, Utrecht 1895, blz. 179 e.v. |
- | hulzen, a. van, Utrecht bij Gaslicht, Den Haag 1980 (2), blz. 151 e.v. |
- | muller, 1911, blz. 45. |
| |
Afbeeldingen
- | H. Saftleven, 1674. De Pieterskerk na de ramp van 1674, met rechts Achter Sint Pieter 140. Gewassen krijttekening. GAU/TA-Ib 3.5. |
- | Jan de Beyer, 1752. Gezicht op de Pieterskerk uit het noord-oosten met op de achtergrond Achter Sint Pieter 140. Tekening. Rijks Prentenkabinet, Amsterdam. |
- | A.W. Nieuwenhuyzen, jaar van weergave ca 1860. Het Pieterskerkhof met de Havelozenschool en het tuinpoortje. Platinotypie naar tekening. GAU/TA-Pieterskerkhof, c. 1860. Zie afb. 354. |
- | A. Grolman, 1895. De Havelooze School. Aquarel. GAU/TA-Achter Sint Pieter 14, 1895. |
- | A. Bratsch, 1906. Afbeelding van het poortje uit de tuin van het huis, thans in het Centraal Museum. Foto.
GAU/TA-Achter Sint Pieter 14, 1906 (2). Zie afb. 356. |
| |
| |
Afb. 351. Achter Sint Pieter 140. Aanzicht zijgevel, doorsnede, plattegronden.
- | Bouwtekening ‘Plan voor het maken van een afzonderlijke opgang van de directeurswoning aan de Havelooze School te Utrecht’. GAU/SA5-bouwtek.; 1908; tek. nr 60. |
- | Anoniem, z.j. Speelplaats met achterzijde Havelozenschool. Foto. GAU/TA-collectie scholen (neg. nr C 25.244). |
- | Anoniem, z.j. Havelozenschool, het verstrekken van schoolvoeding. Foto. GAU/TA-collectie scholen (neg. nr C 16.175). Zie afb. 355. |
| |
Beschrijving
Het huis is aan de voorzijde 21 m breed, aan de achterzijde 18 m bij een diepte van 13 m; het staat in de rooilijn op een ongeveer 25 m diep erf dat naar achteren toe smaller wordt.
De negen traveeën brede 17de-eeuwse pilastergevel is, inclusief de plint, geheel van Bentheimer zandsteen met uitzondering van de hardstenen 18de-eeuwse vensterdorpels. De 18de-eeuwse deuromlijsting is van een afwijkende zandsteensoort. De lijstgevel is zandsteenkleurig geschilderd met uitzondering van de hardsteenkleurig geschilderde plint, deuromlijsting en vensterdorpels. Boven de forse plint heeft de begane grond Dorische pilasters waarop een geheel vlak fries. De verdieping heeft Ionische pilasters waarop een fries met triglyfen. Volgens de klassieke orden hoort dit laatste fries boven de Dorische pilasters, het vlakke fries boven de Ionische. Boven de begane-grondvensters bevindt zich een schijnstrek met losse sluitsteen: terwijl de console-achtig versierde sluitsteen werkelijk een losse steen is, wordt daarnaast aan beide zijden een strek gesuggereerd door in zorgvuldige frijnslag aparte blokken aan te duiden. Boven de verdiepingsvensters bevinden zich driehoekige frontons.
De vensters zijn bij de 18de-eeuwse verbouwing ongeveer 5 cm verbreed en bevatten 18de eeuwse-kozijnen en schuiframen, op de begane grond met 5 × 5 + 5 × 4 ruiten, op de verdieping 5 × 4 + 5 × 3 ruiten, grotendeels nog met het originele glas.
De 18de-eeuwse ingang met bijbehorende deur en met een bordestrap van drie treden, ligt niet in het midden, maar in het vierde vak van links. De geprofileerde 18de-eeuwse omlijsting heeft een forse rococokrul.
In de plint bevinden zich vier kelderlichten en in het vierde vak van rechts een toegang onder een rondbooglijst tot de keldertrap.
De gevel vertoont in het midden een lichte buitenwaartse knik. Uit het natuursteenwerk blijkt dat dat van het linkerdeel van de gevel het oudste is: op de begane grond zijn de blokken met een onafgewerkte zijkant geplaatst tegen een kennelijk toen rechts daarvan staand bouwdeel, dat één bouwlaag had, want op de verdieping vertonen de blokken van het linker bouwdeel een zorgvuldig met frijnslag afgewerkte rechterzijkant.
De stoep wordt afgepaald door natuurstenen stoeppalen, waartussen ijzeren stangen.
De achtergevel heeft een bakstenen ojieflijst met zandsteenblokken en met korfbogen voorzien van natuurstenen aanzet- en sluitstenen boven de vensters. Het linkerdeel, van de tuin uit gezien,
| |
| |
Afb. 352. Achter Sint Pieter 140.
heeft per bouwlaag drie vensters. Door een blind vak daarvan gescheiden telt het rechterdeel op de verdieping vier vensters, eveneens met 18de-eeuwse schuiframen. De begane grond is rechts ingebouwd door een aanbouw met een plat dak, waarachter een iets hogere aanbouw, eveneens van één bouwlaag onder plat dak, beide van rond 1930.
De zijgevel links bestaat uit twee trapgevels met vijf treden met natuurstenen dekplaten en schoorstenen in de toppen.
De voorste trapgevel heeft op de begane grond één venster, op de verdieping twee onder halfsteens rollagen. De zolder heeft twee smalle vensters ieder met een rondboog met natuurstenen aanzet- en sluitstenen.
De achterste trapgevel heeft op de begane grond twee vensters; de verdieping is blind en de zolder heeft twee vensters zoals bij de voorste gevel. Alle vensters hebben 18de-eeuwse schuiframen met op de begane grond 5 × 5 + 5 × 4 ruiten, op de verdieping 5 × 4 + 5 × 3, op zolder 2 × 2 + 2 × 2 ruiten. De gevels zijn gemetseld in kruisverband van baksteen van 24 à 24,5 × 11,5 × 4,3 cm; tien lagen 60 cm. De rechterzijgevel heeft dezelfde getrapte beëindigingen, eveneens met schoorstenen.
Beide beuken zijn door een scheidingsmuur in twee delen naast elkaar verdeeld, bij de beschrijving wordt hierna van de voorste beuk het vijf vakken brede linkerdeel ‘A’ genoemd, het vier vakken brede rechterdeel ‘B’; van de achterste beuk het vier vakken brede linkerdeel ‘C’, het rechterdeel van drie vakken ‘D’.
Op de begane grond ligt in deel A rechts de hal, links een kamer. Deel B bevat één vertrek. De achterste beuk heeft in deel C rechts een tweede hal met het trappehuis, links ervan ligt een kamer. Deel D bevat één kamer. In de achterste beuk gaat de scheidingsmuur tussen deel C en D door tot de nok, maar de verjonging van de top geeft aan dat de muur oorspronkelijk de topgevel was van een wat lager pand rechts of links hiervan. De scheidingsmuur in de voorste beuk tussen deel A en B is alleen nog in de kelder en op de begane grond aanwezig. De indeling van de begane grond herhaalt zich in de achterste beuk op de verdieping, zij het dat in deel D een extra vertrek is ingebouwd met een gang erlangs. De voorste beuk heeft in deel A een kamer links, rechts ervan een gang boven het linkervak van de entreehal. Rechts hiervan, doorlopend in deel B, bevinden zich twee vertrekken. Op zolderniveau zijn in beide beuken links twee vertrekken door middel van houten wanden afgescheiden. De vloerniveaus van B en D liggen op de verdieping ca 15 cm hoger dan in deel A en C, op zolder ca 10 cm.
De samengestelde balklagen hebben alle moerbalken loodrecht op de voorgevel. Vooral op de verdieping zijn in deel A en C veel van de vrij korte sleutelstukken in het zicht, waarvan in ruime mate gebruik is gemaakt: onder moerbalken, strijkbalken en raveelbalken voor schoorstenen en trap.
Onder de voorste beuk ligt een kelder met een gedrukt tongewelf evenwijdig aan de voorgevel, door de scheidingsmuur in twee delen gedeeld. Van de achterste beuk is het rechterdeel (deel D) niet onderkelderd. Het linkerdeel (C) heeft een vlakke 19de-eeuwse dekking met stalen balken waartussen trogjes.
Beide beuken hebben een zadeldak evenwijdig aan de voorgevel op grenen spanten, bestaande uit een juk waarop een A-juk met spijkerplaatverbinding, op verschillende hoogten voorzien van windschoren. Hoewel alle jukken eenzelfde opbouw hebben, heeft ieder bouwdeel een eigen nummering van de spanten in de veelal aanwezige telmerken. De voorste beuk heeft op het rechterdeel (deel B), drie spanten met rechts gestoken telmerken, die van rechts naar links tellen van 1 tot en met 3, voor streepjes, achter eitjes. Het linkerdeel (deel A) heeft vier spanten, die voor zover zichtbaar eveneens rechts gestoken telmerken hebben van links af tellend, maar met aan de voorzijde eitjes en achter streepjes. Tussen de twee delen van de kap staat een spant, gemerkt mcmlxviii, op de plaats van een in 1968 verdwenen scheidingswand, die kennelijk de vroegere scheidingsmuur verving. Op de achterste beuk is links het rechter van de drie spanten links gemerkt met nr 3, voor streepjes, achter eitjes. Twee
| |
| |
spanten op het gedeelte rechtsachter hebben, van links tellend, nr 1 en 2 uitgevoerd in streepjes aan voor- en achterzijde.
De grote kamer op de begane grond rechtsvoor (in deel B) wordt gedomineerd door een rijke wit marmeren schoorsteenpartij in rijpe Lodewijk xv-vormen. Het houten plafond heeft omtimmerde moerbalken en een bovenplint, alles uit de 18de eeuw. De rondgaande lambrizering, evenals de binnenluiken vermoedelijk uit de eerste helft van de 19de eeuw, loopt door over de 18de-eeuwse paneeldeur naar de hal. Deze 18de-eeuwse deur kreeg in de periode dat het gebouw als school diende bovenin zes ruitjes. Eenzelfde soort deur, lambrizering en binnenluiken heeft de kamer linksvoor. De kamer daarachter (in deel C) heeft een hoge kachelnis uit de eerste helft van de 19de eeuw. De achterste hal bergt de rijke bordestrap, van rond 1700, naar de verdieping, waaronder de keldertrap. De in 1968 ten dele gereconstrueerde trap heeft twee bordessen, waarbij de trap een hoek van 90° maakt. De leuning bevat de originele gesneden panelen, het snijwerk heeft in de drie stijgende delen een rijk guirlande-motief, de rechte panelen van de balustrade hebben een wat statischer hoofdpatroon, aangevuld met ranken en guirlandes, evenals dat van het traplicht dat zich bij het tweede bordes bevindt. Boven de doorgang naar de rechter achterkamer bevindt zich sinds de restauratie van 1968 een stucreliëf, afkomstig van Oudegracht 114, met een voorstelling van Mercurius die Minerva voedt, zinnebeeld voor de voor de wetenschap voedzame handel. Het reliëf draagt ook een nummer: ‘No 80’. Hierboven bevindt zich het enige sleutelstuk, dat op de begane grond zichtbaar is. Het is van hetzelfde model als die van de verdieping, die met name in het linkerdeel overvloedig aanwezig zijn.
De kleine kamer geheel rechts vooraan op de verdieping heeft een omtimmerde moerbalk met sleutelstukken, die omtimmerd zijn in een vorm, die een vrije interpretatie vormt van een peerkraalsleutelstuk. De linker voorkamer heeft een gave midden 17de-eeuwse schouw met houten fries, waarin gesneden een cartouche en palmbladeren. Deze kamer heeft rechts een rijk geprofileerde 17de-eeuwse deuromlijsting.
Op zolder bevindt zich zowel in de scheidingsmuur tussen trap en rechter achterzolder als tussen de voorste en achterste kap een 17de-eeuwse geklampte deur in een bijbehorend kozijn.
Afb. 353. Achter Sint Pieter 140. Achter- en zijgevels, voor de bouw van de aanbouw langs het Pieterskerkhof in ca 1930.
Afb. 354. Achter Sint Pieter 140. A.W. Nieuwenhuyzen, ca 1860. Pieterskerkhof met zijgevel en tuinpoortje Havelozenschool.
| |
Geschiedenis
Mr Willem van Asch van Wyck, kanunnik en scholaster van het kapittel van Sint Pieter transporteerde in 1609 zijn claustrale huis aan Achter Sint Pieter ter plaatse van nr 180 aan Jacob van Asch van Wyck, zijn neef, en mede-kanunnik. Door voortdurende aankopen breidde deze Jacob, die ook bij de Pieterstraat een huis had (zie blz. 183), zijn bezit aan het Achter Sint Pieter uit, waarbij toegangen naar de kloostergang en de Pieterskerk verplaatst moesten worden of vervielen. In deze ontwikkeling was 1620 een belangrijk jaar: het werd toen mogelijk om de claustraliteit van erven af te kopen. Voor zijn verspreide bezit deed Jacob van Asch van Wyck dat onmiddellijk. Tevens kocht hij een deel van het kerkhof tussen zijn huizen aan de straat en de kerk en pandhof, voorheen
| |
| |
Afb. 355. Achter Sint Pieter 140. Interieur van de Havelozenschool, de kamer linksvoor op de begane grond.
‘een vuylen hoeck alle onreynicheyt ende stanck onderworpen’. Een strook voor de kerk moest onbebouwd blijven als doorgang. Als afscheiding langs het kerkhof kwam er een nieuw hek met een poort, vermoedelijk globaal de huidige scheidingslijn tussen Achter Sint Pieter 140, Pieterskerkhof 2 enerzijds en Achter Sint Pieter 160 en het erf van nr 180 anderzijds. Van de straat Achter Sint Pieter was het kerkhof afgescheiden met een muur met poort. In de hoek van deze muur en het nieuwe hek bouwde het kapittel het ‘huys aent heck’, mogelijk als vernieuwing of uitbreiding van een ouder. Jacob van Asch van Wyck, inmiddels Deken van Sint Pieter, vergrootte zijn bezit in 1641 verder door aankoop van het volgende deel van het kerkhof, om dat nieuw te bebouwen ‘tot Sieraet dezer Stadt’. Achter deze nieuwbouw, kennelijk een deel van Achter Sint Pieter 140, verkreeg Jacob van Asch van Wijck kort nadien een schuin naar de kerk toelopend erf voor stallen. Hierdoor verviel de toegang naar de ingang in de westgevel van de kerk. Ter compensatie hiervan moest hij het noordelijke ingangsportaal bouwen. De vraag of de toegang naar de westgevel, door de stallen nog mogelijk, toen werkelijk verkocht werd, leidde in 1677 nog tot een conflict. Van het nieuw verworven terrein kocht hij in 1642 de claustraliteit af. Bijna het hele gebied langs Achter Sint Pieter had hij in handen, toen hij in maart 1644 ook nog Oud-Paushuize kocht. In juni verkocht hij echter weer zijn huis ter plaatse van Achter Sint Pieter 180, met erf en stal aan het Pieterskerkhof, vermoedelijk Pieterskerkhof 2, al hield hij daarvan de zolder als berging voor hooi.
Op 1 september 1645 overleed Jacob van Asch van Wyck en daarna raakte zijn grote bezit al snel in verschillende handen. Zijn weduwe, Uyten Enghe, bleef echter wonen in Achter Sint Pieter. Zij overleed in 1649. De familie Van Asch van Wyck had geen enkel bezit meer langs het Achter Sint Pieter, nadat in 1651 aan Cornelis Weylant verkocht werd ‘seeckere huysinge met een witte harde steenen gevel metten hof ende stallen daerachter staende’.
Hoewel de stijl van de gevel van Achter Sint Pieter 140 een datering enige tientallen jaren eerder doet vermoeden, mede door de volgens de ordeboeken onjuiste plaatsing der friezen, valt toch op grond van de historische gegevens aan te nemen dat bij het in 1641 genoemde bouwplan voor het ‘sieraet’ het linkerdeel van de huidige zandstenen voorgevel behoort. Aangezien uit deze gevel blijkt dat er op dat moment rechts in de rooilijn éénlaags bebouwing stond, moet deel B en of D het in 1620 door het kapittel gebouwde of uitgebreide ‘huys aent heck’ zijn.
Deze ontstaansgeschiedenis verklaart waarom de ingang niet in het rechtervak van de hal zit en daarmee in het midden van de gevel: het linkerdeel is als een compleet gevelontwerp tot stand gekomen, en daarin was een ingang uiterst rechts niet voor de hand liggend.
Wanneer deel B en D verhoogd zijn en de gevel voor dit rechterdeel doorgetrokken
Afb. 356. Achter Sint Pieter 140. A. Bratsch, 1906. Een 17de-eeuws houten poortje, dat oorspronkelijk aan de binnenzijde van de ingang was geplaatst.
is, blijft onduidelijk. Tenminste het linkerdeel was in 1651 aanwezig, blijkens de omschrijving bij de verkoop in dat jaar. Vermoedelijk was het er ook al in 1644, toen minder belang aan het huis gehecht werd, aangezien toen één der stallen verkocht werd gelijk met het oude huis ter plaatse van Achter Sint Pieter 180.
De bouw is vermoedelijk snel gevolgd na de toestemming ertoe in 1642. Na aankoop van Paushuize in 1644 was een dergelijk project ook minder urgent. Het bouwjaar kan dus met redelijke zekerheid gesteld worden op 1642, bouwheer is dus Jacob van Asch van Wyck. Rond 1643 werd ook de sloot die door Achter Sint Pieter liep, overkluisd, een andere maatregel ter verfraaiing van deze straat. Bij de storm van 1 augustus 1674 stortte het bovendeel van de torens van de Pieterskerk in. Tenminste één stal werd hierdoor ernstig beschadigd. Het woonhuis Achter Sint Pieter 140 met erf en stal wisselde nadien herhaaldelijk van eigenaar, soms tweemaal per jaar (1712). Zowel uitwendig als inwendig drukte de 18de eeuw een duidelijk stempel op het pand: alle vensters werden vervangen evenals diverse interieuronderdelen. Zo kreeg de grote voorkamer op de begane grond haar grote Lodewijk xv-schoorsteenpartij en kreeg het huis een Lodewijk xv-ingang. De oude ingang had een stenen poortje op dezelfde plaats, waartegen aan de binnenzijde eenzelfde poortje stond, maar dan in hout uitgevoerd, wit geschilderd en quasi gefrijnd. Het
| |
| |
Afb. 357. Achter Sint Pieter 140. De 17de-eeuwse schouw in de kamer linksvoor op de verdieping.
Afb. 358. Achter Sint Pieter 140. Opname 1969. Stucfragment in de hal afkomstig uit Oudegracht 114.
complete poortje werd bij deze verbouwing in de tuinmuur als uitgang naar het Pieterskerkhof herplaatst.
De oorspronkelijk geheel zandsteenkleurig geschilderde gevel werd helemaal hardsteenkleurig geschilderd. In de 19de eeuw werd al de natuursteen weer zandsteenkleurig geschilderd met uitzondering van de deuromlijsting en de plint.
Een nieuwe fase begon in 1859 met de inrichting tot Havelozenschool. Opgericht in 1846 in de Jeruzalemstraat werd zij in 1857 verplaatst naar de Keizerstraat.
Afb. 359. Achter Sint Pieter 140. Lodewijk XV-schouw in de kamer rechtsvoor op de begane grond.
Wegens het steeds grotere aantal leerlingen werd de ruimte ook daar te krap en volgde de aankoop van Achter Sint Pieter 140 in 1859, waarna de school in gebruik werd genomen in 1860. Deze ‘Inrichting voor Havelooze Kinderen’ was gesticht om kosteloos christelijk onderwijs te geven aan arme kinderen, die niet toegelaten werden op andere christelijke scholen. Zij bevatte een bewaarschool, een ‘grote school’ voor lager onderwijs en als avondschool een naai- en breischool. Het doel was ‘kinderen uit de volksklasse tot degelijke leden van de maatschappij op te kweeken’. 's Winters werd warm eten verstrekt en met Kerstmis werden kleren uitgedeeld. In 1859 waren er ca 150 kinderen op de grote school en even zoveel op de bewaarschool.
Het gebruik als school had ook bouwkundige consequenties voor het gebouw. Aan het eind van de gang verrees een aanbouwtje met vier w.c.'s. De trap in de achterste hal werd in 1908 buiten gebruik gesteld en vervangen door een steektrap, loodrecht op de voorgevel, met het begin-kwart in de voorste hal. De oude deuren aan de hal kregen in het bovenste gedeelte ruitjes. Bij een latere uitbreiding verdween het in de 18de eeuw in de tuinmuur langs het kerkhof geplaatste 17de-eeuwse poortje. Het houten binnenwerk kwam terecht in het Centraal Museum, waar het
| |
| |
de oude beschildering verloor. De stenen voorzijde werd als ingangspartij gebruikt bij de neorenaissance nieuwbouw van Achter Sint Pieter 27. De Havelozenschool werd in 1937 opgeheven.
In 1955 nam de Rijksuniversiteit het pand in gebruik en vestigde hier het Instituut voor Privaatrecht.
Sinds 1965 is hier Boekhandel en Antiquariaat J.L. Beijers gevestigd. Deze firma bestaat sedert 1865 en was eerst gevestigd op Hoogt 10. Op het einde van de 19de eeuw verhuisde de zaak naar Neude 21, wat rond 1920 verlaten moest worden wegens de sloop voor de bouw van het hoofdpostkantoor. De volgende vestiging, Wed 5, 7, werd in 1965 verlaten wegens de dreigende verbreding van de Korte Nieuwstraat.
Bij de restauratie van Achter Sint Pieter 140 in 1968 door Th. Haakma Wagenaar werden de kappen hersteld, waarbij de muurplaatconstructie gewijzigd werd, alle blokkeels werden vernieuwd. Een spant werd aangebracht op de plaats van een scheidingsmuur van de voorste beuk en enkele spantbenen werden hersteld. Alle sporen en het dakbeschot werden vernieuwd. Een achttal door houtzwam aangetaste raamkozijnen in voor- en achtergevel werd vervangen. In de voorhal verdween de trap uit 1908, die tegen een van elders afkomstige beschilderde balk als raveling bleek te staan. De balklaag werd met een nieuwe moerbalk en met voor een deel nieuwe kinderbinten hersteld. Hieronder werd een redwood-plafond aangebracht naar 18de-eeuws model. In de traphal werd de oude gedeeltelijk gesloopte bordestrap in ere hersteld met gebruikmaking van de in een kast ontdekte gesneden originele panelen uit de leuningen. Aan weerszijden van de keldertrap werd festoenachtig houtsnijwerk aangebracht, afkomstig uit huis Drakenburg, Oudegracht 114, waar zij het restant van een bedstee vormden in een tussenmuur in het hoofdhuis. Ook deze ruimte kreeg een redwood-plafond, maar hoger dan in de voorhal om de herplaatsing van een traplicht langs het bordes mogelijk te maken. Rechts hiervan, boven de doorgang naar de kamer rechtsachter werd een stucreliëf geplaatst. Het werd gerestaureerd door A. Slinger, beeldhouwer, werkzaam bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, en is afkomstig uit de aanbouw achter het hoofdhuis van Drakenburg, waar het in de gang boven de deur in de oostmuur zat. Een soortgelijk reliëf met tuinvaas dat daartegenover zat is overigens verloren gegaan. Een tuindeur uit 1908, die op de plaats van de trap zat, werd dichtgezet.
| |
Ambachtstraat 5
Oud adres
Wijk G, nr 386.
| |
Karakteristiek
Het huis dateert uit het midden van de 17de eeuw en bestaat uit twee beuken van twee bouwlagen, een kap en een kelder onder de voorste beuk. In tegenstelling tot hetgeen gebruikelijk is bij tweebeukige huizen, heeft dit huis in plaats van twee, slechts één kap over beide beuken, met de nok evenwijdig aan de voorgevel. Tot 1942 was de achterste beuk uitgevoerd met een opkamer, een eveneens weinig voorkomen element in dit type huizen. Op grond van de detaillering van de voorgevel wordt het huis door Briët toegeschreven aan Ghijsbert Thönisz. van Vianen en Peter Jansz. van Cooten.
Afb. 360. Ambachtstraat 5. Detail van een van de koppen van de gootlijst.
Afb. 361. Ambachtstraat 5.
| |
| |
| |
Literatuur
- | briet, 1953. |
- | Jaarverslag UMF 1947, blz. 5, 6. |
- | kipp, a.f.e., ‘Ambachtstraat 5’, in: abku 1982, MOU 1983, blz. 34, 35. |
| |
Afbeelding
- | Bouwtekening, Ambachtstraat 5. GAU/SA5-bouwtek.; doos 14; Ambachtstraat 5; 1942. |
| |
Beschrijving
Het huis is gelegen op een perceel van ca 7,5 × 19 m en heeft een oppervlak van ca 7,5 × 10 m. De voorgevel is drie traveeën breed en wordt geleed door pilasters van de kolossale orde. De steen is in kruisverband gemetseld met klesoren op de hoeken (bs. 17 × 8 à 8,5 × 3,5 cm; 10 lagen 47,5 cm).
De pilasters staan op hoge postamenten en hebben zandstenen basementen en Ionische kapitelen. De architraaf van het hoofdgestel is eveneens van zandsteen, maar het fries is in baksteen uitgevoerd. Hierin is boven elke pilaster een gebeeldhouwde manskop aangebracht. Deze gevel wordt door Briët vergeleken met de gevels van de huizen Achter Sint Pieter 200 en Muntstraat 4. De gebeeldhouwde koppen zijn vergelijkbaar met die van de huizen Breedstraat 22, 24, 24 A.
De vensters op de begane grond en de verdieping bevatten 19de-eeuwse schuiframen, waarvan die op de verdieping een roedeverdeling hebben van 2 × 2 + 2 × 1 ruiten. Voor de deur ligt een hardstenen stoep met drie treden. De deur heeft een omlijsting van pilasters met een hoofdgestel en een bovenlicht met een eenvoudig 19de-eeuws snijraam. Onder het middelste venster bevindt zich een kelderlicht met een luik.
Het zadeldak staat tussen twee zijtopgevels met rechts een opvallend forse schoorsteen. Boven de middelste travee staat een dakkapel met fronton, waarin een hijsbalk.
De achtergevel is een gepleisterde lijstgevel van drie traveeën breed. De deur en de vensters van de begane grond dateren van 1942. Op de verdieping is over de volle breedte een 20ste-eeuws balkon aangebracht. De vensters bevatten 19de-eeuwse ramen.
De linker zijgevel heeft in de top een 17de-eeuws bolkozijn met 19de-eeuwse ramen.
Boven zowel de begane grond als de verdieping ligt een samengestelde balklaag loodrecht op de voorgevel en opgelegd op de tussenmuur. De moerbalken zijn voorzien van rijk geprofileerde ojief-vormige sleutelstukken.
De kap bestaat uit twee grenen spanten,
Afb. 362. Ambachtstraat 5. De hal met het binnenportaal.
Afb. 363. Ambachtstraat 5. Plattegrond, doorsnede bestaande toestand en reconstructie doorsnede van de oorspronkelijke toestand.
| |
| |
ieder van twee jukken met een A-spant als top. De onderdelen zijn voorzien van gestoken telmerken en zijn per spant dubbel genummerd, zodat aan de voorzijde de nummers 1 en 3 en de achterzijde 2 en 4 geteld worden. Het onderste juk wordt in het midden ondersteund door een standvink. De balken waarin de koppen gesneden zijn, steken door de muur heen en dienen als blokkeel voor de onderste spantbenen. Op de vliering bevindt zich een hijsinstallatie. Onder de twee rechter traveeën van de voorste beuk bevindt zich een kelder met een tongewelf evenwijdig aan de straat. De indeling van het huis bestaat tegenwoordig uit rechts twee kamers en suite en links de hal met de trap en de gang naar achteren. In de hal staat de oorspronkelijke binnenpui met twee poortjes, waarvan het rechter toegang geeft tot de gang en het linker tot de trap. Het fries van deze binnenpui is rijk gedecoreerd met snijwerk in schelpmotieven. Van de oorspronkelijke 17de-eeuwse spiltrap is het onderste deel in de 20ste eeuw vervangen door een steektrap. De toegang tot de kelder bevindt zich onder de trap. De voorkamer op de begane grond heeft tegen de rechter zijmuur een schouw, waarvan de boezem van stucdecoratie in Lodewijk XVI-motieven voorzien is.
| |
Geschiedenis
Briët dateert het huis op grond van de stijlkenmerken van de voorgevel tussen 1654 en 1662.
De oorspronkelijke indeling bestond uit een voorkamer in de voorste beuk en een opkamer, met kelderkeuken daaronder, in de achterste beuk. De forse schoorsteen tegen de rechter zijgevel houdt verband met een grote oven, vermoedelijk daterend uit de bouwtijd, die in deze kelderkeuken stond.
Bij de verbouwing van 1942 is de opkamer weggebroken en de vloer op gelijk niveau gebracht met die van de voorste beuk, waardoor de indeling met kamers en suite ontstond. De keukenkelder kwam hiermee te vervallen, maar vermoedelijk is het onderste deel, met onder andere de oven, onder de vloer nog steeds aanwezig. Bij deze verbouwing werd tevens het onderste deel van de spiltrap vervangen door een steektrap en werden de deur en vensters van de begane grond in de achtergevel vernieuwd.
In 1947 is de voorgevel van een 19de-eeuwse pleisterlaag ontdaan. Het restant van de meest rechtse kop is toen vervangen door een nieuw exemplaar.
| |
Boothstraat 13, 15
Oude adressen
Respectievelijk Boothstraat 5, 5 A; samen voordien Wijk H, nr 604.
| |
Karakteristiek
Het grote tweebeukige dwarse huis, daterend uit 1662, werd gebouwd door en naar ontwerp van Ghijsbert Thönisz van Vianen. Het bestaat uit twee bouwlagen, kelders en twee zadeldaken achter elkaar, met de nok evenwijdig aan de voorgevel. In 1894 is het huis in een rechter en linker deel gesplitst.
Afb. 364. Boothstraat 13, 15. Bouwtekening, verbouwing 1894. Bij deze verbouwing werd het huis in twee afzonderlijke woningen gesplitst.
| |
| |
| |
Bronnen
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1662; fol. 468-470. |
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1662; fol. 489-491. |
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1667; fol. 136-137. |
- | Notulen van B&W betreffende fabricage. GAU/SA5-inv. nr 389x; 1894; nr 140F. |
| |
Literatuur
- | briet, 1953. |
- | kunsthistorisch instituut utrecht, 3de-jaars werkgroep, ‘Boothstraat 13-15’, Typoscript, Utrecht 1983. |
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening ‘verbouwen van een huis aan de Boothstraat’. GAU/SA5-bouwtek.; 1894; tek. nr 547. Zie afb. 364. |
| |
Beschrijving
Het perceel waarop het huis is gebouwd heeft een vrijwel rechthoekig oppervlak van ca 15 × 23 m, het bebouwd oppervlak is ca 15 × 13 m. Aan de rechterzijde wordt het perceel begrensd door een poortweg, behorend bij het achtergelegen perceel.
De voorgevel is een zes vensters brede lijstgevel, opgebouwd met baksteen van 22 × 10,5 × 4,5 cm; 10 lagen 51,5 cm. Het hoekverband bevat klezoren. In de kozijnen bevinden zich 19de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling. Boven de vensters zijn anderhalfsteens strekken met baksteen met een afwijkende rode kleur toegepast. Vier keldervensters bevinden zich in de gepleisterde plint. De dubbele ingangspartij heeft een omlijsting met zware profielen, die door 18de-eeuwse voorbeelden lijken te zijn geïnspireerd. De rechterhelft dateert van rond 1860, de linkerhelft is in 1894 gecopieerd. Voor de ingang ligt een hardstenen trap van drie treden.
Op het dak staat, boven de twee middelste traveeën, een dubbele bakstenen dakkapel met een driehoekig fronton, daterend uit de bouwtijd.
De achtergevel is een gepleisterde zes vensters brede lijstgevel met een geprofileerde bakstenen gootlijst. De vensters bevatten 19de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling. Op de begane grond zijn de twee rechter en de linker vensters uitgebroken ten behoeve van 20ste-eeuwse tuindeuren. De middelste penant op zowel begane-grond- als verdiepingsniveau is breder dan de overige penanten, zodat twee groepen van drie vensters ontstaan. Op het dak staan twee dakkapellen.
Afb. 365. Boothstraat 13, 15.
De rechter zijgevel bestaat uit twee topgevels met vlechtingen. In de voorste topgevel bevindt zich een, niet oorspronkelijk, zolderraam. Tegen de achterste topgevel is in de 20ste eeuw vanaf het maaiveld een schoorsteenkanaal uitgebouwd.
De top van de linker zijmuur heeft vlechtingen, gecombineerd met een rollaag.
Boven zowel de begane grond als de verdieping liggen zes vakken brede moeren kinderbalklagen, opgelegd in de voor- en achtergevel en de tussenmuur. De balklagen zijn veelal door latere plafonds niet meer zichtbaar.
De kapconstructie bevat vier grenen spanten, in het midden van de breedte staat een bakstenen tussenmuur. De spanten hebben een over de twee beuken doorlopende jukdekbalk die in het midden door een standvink is ondersteund. De twee beuken hebben wel afzonderlijke tweede jukken. De spanten zijn genummerd door middel van gestoken telmerken. Tussen de twee kappen is recent een plat dak aangebracht.
Onder het huis liggen vijf kelders met kruisgraatgewelven. Aan de achterzijde bevinden zich twee niet oorspronkelijke trapjes naar de tuin.
De indeling van de begane grond en de verdieping dateert grotendeels uit 1894. Bij de splitsing van het huis zijn twee gespiegelde woningen met een gang en kamers en suite ontstaan. In de rechter voorkamer op de begane grond bevindt zich echter nog een laat 18de-eeuwse wit marmeren schoorsteenmantel.
| |
Geschiedenis
Op 25 november 1662 kocht de metselaar Ghijsbert Thönisz van Vianen een erf van 96 × 159 voet (ca. 25,7 × 42,6 m), gelegen aan de oostzijde van de in 1659 aangelegde Boothstraat. Op 24 december verkocht hij
| |
| |
het noordelijk gedeelte met een breedte van 40 voet (ca 10,7 m) door aan Thomas van Wijckerslooth. In de koopacte van de laatste transactie werd geregeld dat Van Wijckerslooth, mits hij dit voor april 1663 kenbaar maakte, de balken van zijn nieuw te bouwen huis, Boothstraat 17, in de noordmuur van het nieuwe huis van Van Vianen mocht inbalken.
Na vier jaar, in 1667, verkocht Van Vianen het huis, met ‘erve, groot hoff, kelders, cluijssen en een stallinge met gemeenschap van poortwech’.
De dakkapel op de voorgevel was uitgevoerd als Vlaamse gevel, aan beide zijden geflankeerd door een gootlijst. De vensters in deze dakkapel waren naar beneden toe langer dan tegenwoordig. De grootste verandering in het huis vond plaats in 1894. Het werd gesplitst in twee woningen, die een voor de late 19de eeuw traditionele plattegrond met kamers en suite vertoonden.
In de 20ste eeuw werd een groot deel van het achtererf afgesplitst en bebouwd met een bedrijfsgebouw. Mogelijk is hierbij de in 1667 genoemde ‘stallinge’ grondig verbouwd.
Afb. 366. Boothstraat 13, 15. De entreepartij. De linkerhelft werd in 1894 gecopieerd van de rechterhelft.
Afb. 367. Boothstraat 13, 15. De dakkapel op het voorste dakvlak. Oorspronkelijk liep het gevelvlak van de kapel, als Vlaamse gevel, door de gootlijst.
| |
Domstraat 4
Naam
Huis De Beaufort.
| |
Oud adres
Domsteeg, Wijk F, nr 308.
| |
Karakteristiek
Een tweebeukig dwars huis gebouwd in de eerste helft van de 18de eeuw, op oudere kelders. Het huis bestaat uit twee bouwlagen met een kap op de voorste beuk. De kap op de achterste beuk is in het recente verleden uitgebouwd tot derde bouwlaag onder plat dak. Rond 1800 heeft het huis een verbouwing ondergaan. Het huis is een zeldzaam voorbeeld van 18de-eeuwse nieuwbouw in Utrecht en tevens het enige voorbeeld van een tweebeukig huis uit deze tijd.
Bij het huis behoort het 18de-eeuwse koetshuis Achter Sint Pieter 9.
| |
Literatuur
- | monde, van der, 1845, blz. 29 e.v. |
| |
Afbeeldingen
- | Anoniem, 1904. Gezicht in de Domstraat vanuit het noorden voor de verbreding. Foto. GAU/TA-Domstraat, 1904 (1). |
- | Anoniem, 1906. Gezicht vanuit de verbrede Korte Jansstraat in de verbrede Domstraat. Foto. GAU/TA-Domstraat, 1906 (1). |
- | W.G. Baer, 1907. Gezicht op de |
Afb. 368. Domstraat 4.
| voordeur van het huis met wapenschilden. Foto. GAU/TA-Domstraat 4, 1907 (1). |
| |
Beschrijving
Het huis is gelegen op een perceel van ca 24,5 × 49,5 m en heeft een oppervlak van ca 24,5 × 12 m. Aan de achterzijde van het perceel staat een 18de-eeuws koetshuis van twee bouwlagen met de kap evenwijdig aan de straat, met als adres Achter Sint Pieter 9.
De acht vensters brede voorgevel van Domstraat 4, uit ca 1800, is uitgevoerd als lijstgevel (bs 20,5 × 10 × 3,5; 10 lagen 46,5 cm). Van de vensters van de begane
| |
| |
grond zijn de schuiframen in de 20ste eeuw vernieuwd; de verdieping heeft merendeels nog zijn 19de-eeuwse t-ramen bewaard. Alle vensters zijn voorzien van strekken aan de bovenzijde en een natuurstenen vensterdorpel aan de onderzijde. De kozijnen zijn voorzien van duimen voor zonneblinden. De kelderlichten bevinden zich onder de twee ramen ter weerszijden van de voordeur. Rondom het venster in de meest rechtse travee tekent zich de omtrek van een voormalige ingang af.
De ingangspartij heeft een forse 18de-eeuwse geprofileerde omlijsting met zware gesneden consoles, die het hoofdgestel dragen. Het deurkalf is met snijwerk in empire-stijl gedecoreerd. De deur zelf dateert vermoedelijk uit dezelfde tijd. Ervoor ligt een hardstenen stoep.
Op het schilddak staan aan de voorzijde twee maal twee dakkapellen. Oorspronkelijk waren dit er slechts twee en stond er op de beide hoeken van het dak een forse schoorsteen. Rond 1950 zijn de dakkapellen toegevoegd en de schoorstenen afgebroken. De gootlijst van ca 1800 rust op klossen.
De zes vensters brede achtergevel is eveneens uitgevoerd als lijstgevel (bs. 21 × 11 × 4; 10 lagen 48 cm). De achterste beuk is korter dan de voorste. De resterende ruimte aan de linkerzijde, van uit de tuin gezien, is opgevuld met een lager bouwdeel van twee bouwlagen onder plat dak, waarvan de begane grond ouder is dan de 20ste-eeuwse verdieping. Ongeveer in het midden van het hoofdgebouw bevindt zich aan de achtergevel een
Afb. 369. Domstraat 4. De schouw in de linker voorkamer op de verdieping.
uitbouw met afgeschuinde hoeken van twee bouwlagen onder een plat dak. Gezien de bouwnaad en het iets andere steenformaat is deze uitbouw vermoedelijk rond 1800 toegevoegd. De schuiframen en de tuindeuren in de achtergevel zijn alle 19de-eeuws. De kap is door middel van een houten opbouw tot een tweede verdieping onder plat dak uitgebouwd. De balklagen van het huis zijn niet bekend, zij gaan alle schuil achter moderne plafonds.
De grenen kap bestaat uit zeven spanten, waarvan het onderste juk in één keer beide beuken overspant. In het midden wordt dit juk ondersteund door standvinken. In de achterste beuk zijn de jukken, die op de onderste jukdekbalk stonden, verwijderd bij het uitbouwen van de achterste zolder tot tweede verdieping. Op de voorste beuk staat op het eerste juk nog een tweede juk en een v-top. De onderdelen zijn van gestoken telmerken voorzien, zowel rechte, als in de vorm van halve maantjes, doch de jukken staan niet meer in de juiste volgorde. De twee halve spanten voor de zijschilden zijn vermoedelijk secundair verwerkte 17de-eeuwse kaponderdelen; zij zijn voorzien van gegutste telmerken in de vorm van eitjes,
Afb. 370. Domstraat 4. Plattegrond en doorsnede.
| |
| |
waarvan de telling geen logische samenhang met de overige delen vertoont. Het huis is, met uitzondering van de linker travee, onderkelderd met acht kelders, die twee aan twee achter elkaar liggen. De kelders zijn van oudere oorsprong dan het huis, vermoedelijk 17de-eeuws, hoewel zij ook nog laat middeleeuws kunnen zijn. Zij zijn alle overwelfd met een tongewelf loodrecht op de voorgevel.
De indeling van de begane grond van het huis lijkt gebaseerd te zijn geweest op twee elkaar haaks kruisende assen. De eerste bestaande uit de hal achter de voordeur met in het verlengde daarvan de gang en de uitbouw tegen de achtergevel. Loodrecht hierop loopt een tweede gang over de volle breedte van het huis. Ondanks recente wijzigingen van met name de indeling in vertrekken is deze opzet nog goed waarneembaar. De oudere, vermoedelijk 19de-eeuwse hoofdtrap is recent door een nieuwe vervangen, waarbij het begane-grondgedeelte is komen te vervallen en vervangen door een nieuwe trap in de nieuwbouw links van het beschreven pand. De deur van de hal naar de gang dateert, evenals de omlijsting, uit de eerste helft van de 18de eeuw. In de gang op de begane grond en op de verdieping worden eveneens enkele 18de-eeuwse deuren en deuromlijstingen aangetroffen. Hiernaast zijn er 19de-eeuwse deuren met omlijsting. De gang op de begane grond is met marmeren tegels belegd. Aan de voorzijde zijn alle vensters van 19de-eeuwse binnenluiken voorzien. De kamer links op de verdieping heeft tegen de linker zijmuur een rijk gedecoreerde wit marmeren schouw in zware neo-barokke stijl van ca 1860.
Het pand loopt links over in een nieuw gedeelte, waarin zich de tegenwoordige hoofdingang van het kantoorgebouw bevindt.
| |
Geschiedenis
Het huis is gebouwd in de eerste helft van de 18de eeuw op een perceel, waarop vermoedelijk eerst tenminste één ouder huis heeft gestaan. Hiervan zijn de kelders bewaard gebleven; vermoedelijk is ook een deel van de oude kapconstructie gebruikt in de nieuwe kap.
De tweebeukige opzet van het huis is voor de bouwperiode al enigszins ouderwets te noemen. Mogelijk heeft de breedte van het huis hiertoe aanleiding gegeven. Een 18de-eeuwse bewoner van het huis, Mr Jan André van Westreenen, was veel gelegen aan de welstand van de straat. Hij kocht een aantal huizen aan de westzijde op, om de straat te kunnen verbreden. De naam van het huis is ontleend aan een 19de-eeuwse bewoner, Mr P. de Beaufort. Rond 1800 werd het pand verbouwd, waarbij de uitbouw tegen de achtergevel, vermoedelijk bij wijze van tuinkamer, werd aangebouwd. Ook de voorgevel werd vernieuwd en er werden ook in het interieur nieuwe afwerkingen aangebracht. Van meer ingrijpende aard zijn de verbouwingen van na de Tweede Wereldoorlog geweest, waarbij het huis tot kantoor verbouwd werd. Hierbij is onder andere de kap op de achterste beuk verdwenen evenals de trappen, en is het huis inwendig verbonden met het nieuwbouw-kantoorpand dat links ervan ligt.
| |
Herenstraat 34
Oud adres
Wijk F, nr 425.
| |
Karakteristiek
Het in de vroege 17de eeuw gebouwde dwarse, tweebeukige huis heeft in de achterste beuk een opkamer en rechtsachter een achterhuis uit 1896. De voorste beuk heeft twee bouwlagen, een zadeldak tussen twee topgevels met de nok evenwijdig aan de voorgevel, en een kelder met een tongewelf.
De achterste beuk bestaat uit twee bouwlagen, een zadeldak tussen twee topgevels met de nok evenwijdig aan de voorgevel en links een kelderkeuken onder de opkamer.
De voorgevel is een gepleisterde drie vensters brede lijstgevel.
| |
Bronnen
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr. 3234; 1633; |
| |
Literatuur
- | niemeyer, j.w., Het huis van de Tiel-Utrecht, Brandverzekering 1811, uitgegeven bij het 150-jarig bestaan van de Utrechtsche Algemeene brandwaarborg maatschappij in 1961, Utrecht 1961. |
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening ‘Aanbouw van achterhuis’. GAU/SA5-bouwtek.; 1896; tek. nr 510. |
- | Bouwtekening ‘Verbouwing van aanbouw’. GAU/SA6-bouwtek.; doos 153; Herenstraat 34; 1913. |
| |
Beschrijving
Het huis staat op een rechthoekig perceel van ca 8,9 × 31 meter. Links loopt een poortweg, voorheen toegang gevend tot een slop waaraan Herenstraat 30 en 32 lagen en waarvan ook Herenstraat 34 gebruik maakt. De deur hiervan is opgenomen in Herenstraat 28.
Het hoofdhuis heeft een breedte van ca 8,9 en een diepte van 10,6 meter. Rechtsachter staat een aanbouw van ca 4,2 × 11,9 meter, deze heeft in het voorste gedeelte drie bouwlagen en in het achterste deel één, onder platte daken. De drie vensters brede gepleisterde lijstgevel van de voorste beuk heeft op de verdieping 19de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling (2 × 2 + 1 × 2 ruiten). Op de begane grond zijn de roeden van de 19de-eeuwse schuifvensters gedeeltelijk verwijderd.
De ingang, een paneeldeur met een omlijsting bestaande uit pilasters met een hoofdgestel, is 19de-eeuws.
De gepleisterde achtergevel is een drie vensters brede lijstgevel. De vensters bevatten 19de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling (begane grond 3 × 2 + 1 × 2, verdieping 2 × 2 + 1 × 2 ruiten) met een brede middenstijl. Onder de verdiepingsvensters zijn rechthoekige verdiepte velden aangebracht. De rechter travee is geheel ingebouwd door de achterbouw.
De enige zichtbare balklaag ligt boven de kelderkeuken onder de opkamer in de achterste beuk; deze is enkelvoudig en ligt loodrecht op de voorgevel.
De twee zadeldaken hebben beide een constructie bestaande uit drie éénjukkige spanten met als top een a-juk. Het onderste juk, dat doorloopt over beide beuken, wordt in het midden ondersteund door een standvink. Over de wormplaten liggen sporen, voorzien van buitenbeschot. Op zolder is in de rechter zijmuur middeleeuws metselwerk zichtbaar met een dichtgemetseld zoldervenster van een iets lager huis.
Onder de voorste beuk is een kelder met een tongewelf evenwijdig aan de voorgevel aanwezig. Achter deze kelder, in de twee linker traveeën van de achterste beuk bevindt zich een kelderkeuken onder een opkamer. Tegen de linkermuur stond een keukenschouw. De voorste kelder is bereikbaar via deze kelderkeuken.
Op de begane grond liggen links van de gang een kamer en een opkamer. De voorkamer is in het midden van de 19de eeuw gemoderniseerd en voorzien van een stucplafond. De vloer van de opkamer ligt 70 centimeter boven de begane-grondvloer. Aan de achterzijde bevindt zich rechts een aanbouw met tegen de achtergevel een serre.
| |
| |
Afb. 371. Herenstraat 34.
De verdieping bevat in het hoofdhuis links een voor- en achterkamer en suite en boven de hal een voorkamer. In de aanbouw is een keuken.
De steektrappen naar de verdieping en de zolder zijn 19de-eeuws.
In de rechter zijmuur zijn op de begane grond enige doorbraken gemaakt naar Herenstraat 36, het bijbehorende gebouw de ‘Silo’ van de Baptistengemeente.
| |
Geschiedenis
Aan de noordwestzijde van de Herenstraat, van de 15de tot de 17de eeuw Winssensteeg geheten, grensde tot in het begin van de 17de eeuw het gebied van het Jeruzalemklooster.
Nadat in 1580 de Roomse eredienst verboden was, werd door de nonnen in het klooster de verzorging van zieken en armen uitgeoefend.
In 1631 bleken er nog slechts drie vrouwen in het complex aanwezig te zijn. De vroedschap besloot het gebied in elf percelen te splitsen en openbaar te verkopen. Op 7 februari 1632 vond deze verkoop plaats. De percelen Herenstraat 34 tot en met 40 waren respectievelijk de elfde, de tiende, de achtste en de zevende koop.
Op 21 september 1633 werd de transportakte van de elfde koop gepasseerd. De heer Gijsbert van Woert werd eigenaar van een ‘huis met erff’ van 32 × 111 voet (ca 8,6 × 29,8 meter). Waarschijnlijk bouwde hij in of kort na 1633 het tweebeukige huis met opkamer ter plaatse van een ouder huis.
Afb. 372. Herenstraat 34. Plattegronden.
Afb. 373. Herenstraat 34. Doorsnede.
In 1896 werd, waarschijnlijk ter plaatse van een al bestaand achterhuis of keukenaanbouw, een drielaags achterhuis met een serre gebouwd. Deze werd in 1913 verlengd met een éénlaags uitbreiding.
| |
Keizerstraat 35
Oud adres
Wijk G, nr 468.
| |
Karakteristiek
Tweebeukig dwars huis in hoofdzaak daterend uit 1645, van twee bouwlagen onder twee zadeldaken evenwijdig aan de voorgevel. De achterste beuk is naar links breder, daarvoor staat tegen de voorste beuk een traptorentje met een klein zadeldak met topgevel. Het hele pand is onderkelderd. De fraaie voorgevel in Hollands classicistische stijl bezit zandstenen frontons boven de vensters, fries en ingangspartij.
| |
Bron
- | klück, b.j.m., Bouwhistorisch rapport Keizerstraat 35, typoscript, Utrecht 1984. Archief Onderafdeling Monumenten, Gemeente Utrecht. |
| |
Literatuur
- | briet, 1953. |
- | Jaarverslag UMF 1946, blz. 6.
Jaarverslag UMF 1947. blz. 5. |
- | monde, van der, 1844, blz. 224-226. |
- | muller, 1911, blz. 46. |
| |
Afbeeldingen
- | Hoogendijk, z.j. Foto's voorgevel voor restauratie. Foto's. Archief Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Zie afb. 377. |
| |
Beschrijving
Keizerstraat 35 bestaat uit een voorste beuk van 7,5 × 7,5 m, een tweede beuk die naar links 2,5 m breder is bij een diepte van 7 m en een in de hoek tussen de beuken aansluitend traptorentje met een grondplan van 2,5 × 2,5 m. Het linkerdeel van de achterste beuk en de traptoren stammen van een middeleeuwse voorganger.
De in 1947 ontpleisterde en gerestaureerde voorgevel met klezoren-hoekverband rechts en links heeft op de verdieping drie vensters, op de begane grond twee vensters met links het ingangspoortje met een bovenlicht en links daarvan een aansluitend smal lager venster. Boven de vensters en het bovenlicht bevinden zich
| |
| |
Afb. 374. Keizerstraat 35. Doorsneden en plattegronden.
driehoekige zandstenen frontons waarin guirlandes. De vensters hebben kruiskozijnen in 17de-eeuwse stijl uit 1947. De maatvoering is echter niet juist, aangezien de lagere 19de-eeuwse vensters als maatgevend zijn geaccepteerd. Onder de vensters markeren de drie kelderlichten, waarboven bij de wijziging van de begane-grondvensters zonder ontlastingsconstructie is doorgemetseld, de hoge ligging van de begane grond. Deze blijkt ook uit de hardstenen trap die met vijf treden naar de voordeur voert. Het ingangspoortje heeft een forse omlijsting, met daarin rechts en links een versiering met stavenbundels, waarop bloemmotieven zijn aangebracht. Hierboven dragen consoles het zware driehoekige fronton. Deze zandstenen ingangspartij is in het fries in romeinse cijfers gedateerd: 1645. De van elders afkomstige oude strokendeur is hier in of kort voor 1947 geplaatst. Langs de onderdorpels van de verdiepingsvensters loopt een nieuwe of vernieuwde cordonband. Het fries van de kroonlijst is van zandsteen. Het dak heeft boven het middelste venster een forse dakkapel met dubbel raam uit het begin van de 19de eeuw.
Voor het pand ligt een hardstenen stoep. De gepleisterde en wit geschilderde lijstgevel aan de achterzijde heeft een geprofileerde bakstenen gootlijst. De begane grond is gedeeltelijk doorgebroken naar een aanbouw, maar heeft, van achteren gezien, rechts van het midden nog een empire-ingang behouden. De verdieping had oorspronkelijk vier kruiskozijnen, drie ervan zijn in gewijzigde vorm nog herkenbaar. Van de eenvoudige muurankers stammen er rechts twee uit de 16de eeuw. Het dak heeft in het achterschild twee dakkapellen, vermoedelijk nog uit de 17de eeuw.
De twee tuitgevels aan de rechter zijkant hebben ieder een schoorsteen in het midden.
De linkergevels zijn respectievelijk de tuitgevel met vlechtingen van de voorste beuk (waartegen het schoorsteenkanaal van Keizerstraat 37 is opgemetseld tot de tuit), de zijgevel van de traptoren en die van de achterste beuk. De gepleisterde zijgevel van de achterste beuk heeft op de begane grond grote vensters en een deur uit de 20ste eeuw, op de verdieping één en op zolderniveau twee 19de-eeuwse vensters. In één vlak hiermee ligt de topgevel van de traptoren die eveneens gepleisterd is. Op verdiepingshoogte bevindt zich hierin een tot halve hoogte ingekort eiken kloosterkozijn uit de 17de eeuw of ouder. Onder het pand liggen diverse kelders. De oudste dateert uit de
Afb. 375. Keizerstraat 35. De achter- en zijgevels na de sloop van de aanbouw en de bebouwing aan de Korte Jufferstraat. Rechts Keizerstraat 37.
| |
| |
middeleeuwen en ligt linksachter onder de achterste beuk, waarvan hij slechts een deel van de diepte beslaat. Het tongewelf hiervan loopt met de kruin evenwijdig aan de voorgevel. Hiervoor en onder de traptoren ligt een keldertje onder vlak plafond. De overige vier kelders hebben enkelvoudige balklagen evenwijdig aan de voorgevel, met tussen de balken deels nog aanwezige troggewelfjes. Blijkens de afwerking van deze dekking in één van de kelders, met profiellatjes langs de balken, alsook uit de aanwezigheid van een tegelwand met kinderspelen en de resten van een schouw, blijkt dat de kelder onder andere als keuken in gebruik is geweest. Opmerkelijk is een nis rechtsachter in de voorste kelder waarin een dichtgezette doorgang naar de middeleeuwse kelder van Keizerstraat 33: vermoedelijk heeft dat pand op deze toen kennelijk onbebouwde plaats een buitentrap gehad.
Boven de begane grond van de achterste beuk ligt de samengestelde balklaag evenwijdig aan de voorgevel. In de velden tussen de moerbalken is in de kamer rechtsachter een 17de-eeuws stucplafond aanwezig met lijstwerk in geometrische figuren. De hal en de kamer linksachter hebben tussen de moerbalken een vlak 17de-eeuws stucplafond. Deze plafonds gaan schuil achter tegen de onderzijde van de moerbalken aangebrachte empire stucplafonds uit het begin van de 19de eeuw. Boven de begane grond van de voorste beuk en boven de verdieping van beide beuken liggen samengestelde balklagen loodrecht op de voorgevel. Boven de verdieping gaan de balklagen schuil achter vlakke stucplafonds, wel is achter de voorgevel het sleutelstuk te zien dat onder de linker moerbalk zit: het is ojiefvormig met voluut-achtige beëindigingen. Op beide beuken staat een grenen kap uit de 17de eeuw met 19de-eeuwse herstellingen. De voorste heeft twee, de achterste drie spanten die bestaan uit twee jukken en een geschoorde makelaar. De achterste kap heeft van rechts aftellend gestoken telmerken: 1, 2, 3, achter met streepjes, voor met eitjes.
Beide beuken hebben een vliering op hangbalken, de achterste kap heeft deels een tweede vliering. De doorgang tussen de kappen bevindt zich onder een kleine steekkap loodrecht op de voorgevel. De aan de buitenzijde van de sporen aangebrachte beschieting is gepotdekseld. De begane grond heeft in de voorste beuk links een brede gang die langs de traptoren voert welke hierop met een toog opent. In het begin van de 19de eeuw is de gang naar de tuin doorgetrokken ten koste van de kamer linksachter. De kamers en suite rechts hebben empire stucplafonds. Naast
Afb. 376. Keizerstraat 35.
de empire schouw in de voorkamer is een strook hergebruikt veloursbehang van rond 1700 aangetroffen. De gang heeft een dubbel deurkozijn met toegang naar de achterkamer rechts en de kelder in neorenaissance vormen.
De verdieping bevat vier kamers met bij de spiltrap een overloop. Boven de kamer rechtsachter is boven een later aangebracht plafond een deel waargenomen van een 18de-eeuws stucplafond.
De achterzolder is bewoond, de vliering erboven was dat vroeger ook blijkens de interieurdetails die op een gebruik als dienstbodenkamertje wijzen. Hiervan zijn de omtimmering van de bedstee en een ladenkastje bewaard uit het begin van de 19de eeuw. De voorzolder die voor opslag diende heeft een 19de-eeuwse hijsinstallatie met grote tandwielen bewaard.
De spiltrap bestaat uit twee verschillende delen. Van de begane grond tot de verdieping zijn de ongeprofileerde 9 cm dikke treden gepend in de eiken spil die een uitgesneden leuning heeft. Van de verdieping tot de zolder heeft de spiltrap dragende stootborden, ieder met één toognagel gepend en eiken treden met een oortje bij de spil, met eveneens een uitgesneden leuning. De bekroning wordt gevormd door een zeskante peer.
| |
Geschiedenis
Ten oosten van de huidige Keizerstraat stonden in de middeleeuwen al diverse huizen, zoals Lange Jufferstraat 10 (zie blz. 277) en Keizerstraat 33. Ook Keizerstraat 35 bevat restanten van een middeleeuwse voorganger in het linkerdeel van de achterste beuk.
De Vuile Sloot, waarnaar dit deel van de Keizerstraat heette, werd in 1546 overkluisd.
| |
| |
Afb. 377. Keizerstraat 35. De voorgevel voor de restauratie van 1947.
De hiermee samenhangende kromming in de rooilijn werd rechtgetrokken bij de bouw van een huis in 1642. In het kader van dergelijke stadsverfraaiingen paste ook de verbouwing van Keizerstraat 35 in 1645, in dat jaar kwam het huidige pand door uitbreiding tot stand. Briët komt op grond van vergelijking van stijlkenmerken tot de conclusie dat het ontwerp van Ghijsbert Thönisz. van Vianen en Peter Jansz. van Cooten is. In het begin van de 19de eeuw werd het huis gemoderniseerd, hiervan zijn met name veel interieurdetails overgebleven. De vensters van de voorgevel werden gewijzigd: de empire-vensters van de begane grond kregen een verlaagde borstwering terwijl het bovendeel van de ramen geblindeerd werd omwille van stucplafonds. Het venster links van de ingang, dat Muller als niet oorspronkelijk beschouwde, werd mogelijk ook toen aangebracht. De gang werd doorgetrokken naar de tuin waar een deuromlijsting in empire-vorm aangebracht werd.
Nadat van de ingangspartij al de verflagen van het natuursteenwerk verwijderd waren, werd in 1947 de voorgevel ontpleisterd en gerestaureerd naar ontwerp van P.H.N. Briët. Hierbij werd het 17de-eeuwse karakter versterkt door het aanbrengen van kruiskozijnen, echter met handhaving van de 19de-eeuwse venstermaat. Het venster links van de voordeur werd ingekort. Vermoedelijk werd ook rond die tijd het neo-renaissance dubbelportaal in de gang aangebracht, overigens over een ouder kozijn heen. In 1985 kocht Het Utrechts Monumentenfonds het pand.
| |
Keizerstraat 18, 20, 22, 24
Oud adres
Het gehele pand had het adres Keizerstraat 12.
Het pand had geen wijkhuisnummer, aangezien het geen woonfunctie bevatte maar alleen stallen.
| |
Karakteristiek
Koetshuis van Huis Ledenberch, Drift 17. Tweebeukig dwars pand van één bouwlaag, uit de 17de en 18de eeuw daterend, met twee zadeldaken evenwijdig aan de voorgevel, ieder tussen twee tuitgevels. Het heeft een 18de-eeuwse centrale monumentale voor- en achterpoort tussen pilasters.
| |
Beschrijving
Het koetshuis staat op een grondplan van 29,5 m aan de voorzijde, 28,5 m aan de achterzijde en is 12 m diep.
De 17de-eeuwse voorgevel aan de Keizerstraat is een lijstgevel met diverse poortdeuren. Het baksteenformaat is 24 × 11,5 × 4,5 cm; 10 lagen 58 cm, in kruisverband gemetseld met bij de rechterhoek klezoren. Het centrale element vormt een grote 18de-eeuwse poort met een anderhalfsteens korfboog tussen pilasters van baksteen van 22 × 10,5 × 4,5 cm; 10 lagen 55,5 cm, gemetseld in kruisverband. De poort heeft tweezijdig spiegelgeklampte deuren met een open bovenste vak, waarin zware diefijzers. De gevelvlakken rechts en links van dit middendeel hebben in de 18de en 19de eeuw diverse wijzigingen ondergaan. Het rechterdeel bevat twee gekoppelde poorten onder een lijst, met nieuwe garagedeuren. Het linkerdeel, dat een soortgelijke opzet gehad heeft, bevat nu in het midden een poort met een dubbele deur in een eenvoudig geprofileerde omlijsting onder een h-balk, waarboven een halfsteens rollaag onder een steens stroomlaag. In de gepleisterde verdiept dichtgezette ruimte rechts en links hiervan is links een vierkant venster met een halfsteens rollaag aangebracht met, voor het vierruits raam, aan de buitenzijde opgelegde diefijzers. Rechts bevindt zich een deur met een breder tweeruits bovenlicht onder een halfsteens rollaag als toegang naar de woonruimte op de zolders. Het trapportaal wordt bovendien verlicht door een ouder, rond venster met vier ruiten naast de pilaster.
De gevel heeft vier eenvoudige muurankers. De rechte gootlijst wordt gedragen door een ojief in het op de pilasters gekorniste fries.
| |
| |
Afb. 378. Keizerstraat 18-24. Plattegrond en doorsnede.
Voor het laden van de hooizolders steken twee dakkapellen in de hoge borstwering door de kroonlijst, de luiken hiervan zijn vervangen door naar binnen openslaande vensters.
Rechts loopt de voorgevel niet door voor de iets terugliggende rechterzijgevel. De linker zijgevel is een gemene muur met Keizerstraat 16. Aan de voorzijde hebben beide zijgevels zandstenen schouderstukken met een eenvoudige voluut.
De 18de-eeuwse achtergevel heeft oorspronkelijk rechts en links twee hoge vensters met anderhalfsteens strekken en natuurstenen onderdorpels, waarnaast bij de hoek - in ieder geval van de tuin uit gezien rechts nog aanwezig - een lage deur in zwaar kozijn. Het onderste deel van de vensters rechts is dichtgezet in de 19de eeuw. Links heeft de gevel een recente brede doorbraak waardoor alleen de vensterstrekken nog op de twee verdwenen vensters wijzen. De gevel heeft als steenformaat 22 × 10,5 × 4,5 cm; 10 lagen 55,5 cm en is in kruisverband gemetseld.
De monumentale poort in het midden wordt door uitgemetselde pilasters geflankeerd waarop smallere houten pilasters met verdiepte velden beëindigd aan boven- en onderzijde met een rondboog met schouders. Hierin zijn spiegels aangebracht die met een bossing de geprofileerde omlijsting volgen. De poort heeft, evenals de voorpoort, de originele deuren bewaard. Deze hebben echter aan de binnenzijde slechts drie klampen, waarvan de onderste kort als spiegelklamp is omgezet om een hogere plaatsing van de onderste duim mogelijk te maken. Boven de deuren bevindt zich een rondboog-bovenlicht met vanuit het midden stralende roeden. Het houten veld hierboven is, evenals de pilasters, wit geschilderd.
De zijgevels hebben op de hoeken zandstenen schouderstukken met rijkere voluten dan aan de voorzijde en zijn bovendien getooid met draperie. De twee tuitgevels links lijken gebouwd van secundair verwerkte baksteen. Van de twee tuitgevels rechts is de voorste ouder dan de achterste, die opgetrokken is op de middeleeuwse tuinmuur. Deze is als erfscheiding tussen de voormalige claustrale erven van Drift 17 en 19 nog op enkele plaatsen in het verlengde van de zijgevel aanwezig. Hiervan sluit een deel aan bij de hoek van het koetshuis, 5,3 m lang, met een hoogte van 3,5 m, van baksteen van 27 à 29,5 × 14 × 6,5 cm; 10 lagen 79 cm. Ongeveer 7 m verder in de richting van de Drift ligt nog een wat rommelig gedeelte van deze muur. De balklagen zijn tenminste ten dele ondersteund door of vervangen door stalen balken. De scheidingsmuur tussen de voorste en de achterste beuk is grotendeels verdwenen.
Ook verder heeft de indeling diverse wijzigingen ondergaan.
Van de oude opzet is tenminste de linkermuur langs de centrale doorgang bewaard gebleven, waarin een 17de- of 18de-eeuwse spiegelgeklampte deur in een zwaar kozijn. Het gedeelte, dat geheel rechts ligt, fungeert als doorrit naar het parkeerterrein van Drift 17. Verder heeft een garagebedrijf het grootste deel van de
Afb. 379. Keizerstraat 18-24. Opname 1982. De voorgevel en de rechter zijgevel voordat deze opnieuw werd ingebouwd
| |
| |
begane grond in gebruik. In een binnenmuur links, achter het midden, evenwijdig aan de voorgevel, bevindt zich een deur in geprofileerd kozijn, vermoedelijk uit de 18de eeuw.
De twee zadeldaken met nok evenwijdig aan de voorgevel staan ieder op zes 18de-eeuwse spanten, die als onderste juk een half juk hebben, in het midden rustend op de tot verdiepingshoogte opgetrokken tussenmuur tussen de beuken. Hierop staan dubbele A-spanten. Recent is op een aantal plaatsen een lichte vliering op de onderste jukken gelegd.
De zolders hebben aan voor- en achterzijde een hoge borstwering van 130 cm, waarin aan de voorzijde de reeds genoemde zolderdeuren aangebracht zijn die nu als vensters fungeren.
| |
Geschiedenis
De geschiedenis van het pand is nauw verweven met die van het grote huis Ledenberch waarvan dit het koetshuis was.
Mogelijk op de plaats van een middeleeuwse voorganger werd in de 17de eeuw langs de Keizerstraat een koetshuis gebouwd, vermoedelijk de huidige voorste beuk. Deze bouw kan samenhangen met de verbeteringen, die deze straat, toen Vuilesloot geheten, in het midden van die eeuw onderging door de bouw van verschillende huizen, waarvan Keizerstraat 35 (zie blz. 269) er één is.
In de 18de eeuw werd het dwarse pand met een tweede beuk erachter uitgebreid en aan de voorzijde van een rijkere poort voorzien.
Na diverse wijzigingen in de 19de eeuw, kreeg rond 1900 de zolder een woonfunctie en gingen de delen van de begane grond steeds meer een eigen leven leiden.
| |
Korte Nieuwstraat 6
Oud adres
Wijk F, nr 227.
| |
Karakteristiek
Hoewel dit 18de-eeuwse huis niet direct als zodanig te herkennen is, behoort het tot het type tweebeukige huis. De balklagen, loodrecht op de voorgevel, rusten op de halve diepte op een tussenmuur.
Het voorhuis bestaat uit twee beuken van drie bouwlagen, een omgaand zadeldak over beide beuken en een kelder. Het in aanleg nog 17de-eeuwse achterhuis heeft deels twee, deels drie bouwlagen en een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel. Rechts naast het achterhuis staat een ondiep zijhuis met drie bouwlagen en een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel. In een tussenlid tussen het voorhuis en het zijhuis bevindt zich een trappehuis met een Lodewijk xiv-trap. De voorgevel is een vier vensters brede lijstgevel.
| |
Bronnen
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1621; fol. 302-304. |
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1622; fol. 81-83. |
| |
Literatuur
- | kipp, a.f.e., ‘Korte Nieuwstraat 6’, in: abku 1981, MOU 1982, blz. 47. |
| |
Afbeeldingen
- | Folpert van Ouwen Allen, 1655. Gezicht op de Domkerk vanuit de Korte Nieuwstraat. Schilderij. Centraal Museum Utrecht. Zie afb. 382. |
- | Bouwtekening ‘Het bouwen van een serre in de tuin van het perceel aan de Korte Nieuwstraat 6’. GAU/SA5-bouwtek.; 1902; tek. nr 347. |
Afb. 380. Korte Nieuwstraat 6. Doorsnede, kappenplan en plattegrond.
| |
Beschrijving
Het huis staat op een perceel, dat tevens doorloopt achter de tuin van Korte Nieuwstraat 8 en een uitgang heeft in de Hofpoort. Het perceel heeft een diepte van ca 49 meter en aan de straatzijde een breedte van ca 8,5 meter. De grootste diepte van het huis bedraagt ca 27 meter. Het perceel heeft een gerende rooilijn.
| |
Voorhuis
De vier vensters brede voorgevel bevat op alle bouwlagen schuiframen met roedeverdeling (beganegrond 3 × 2 + 1 × 2 en verdiepingen 2 × 2 + 1 × 2 ruiten) uit het tweede kwart van de 19de eeuw. De kozijnen zijn 18de-eeuws. De deur heeft een omlijsting uit de 19de eeuw.
De gevel heeft een hardstenen plint waarin keldervensters zijn opgenomen. De geprofileerde gootlijst is links en rechts
| |
| |
gekornist. Het baksteenformaat van de gevel is 20 × 10 × 4-4,5 cm; 10 lagen 4,5 cm.
De achtergevel van het voorhuis, deels door het trappehuis ingebouwd, is een drie vensters brede lijstgevel. De vensters bevatten op de begane grond 18de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling (3 × 5 + 3 × 5 ruiten). De ramen op de verdiepingen zijn eind 19de-eeuws. Op elk van de vier dakschilden staat een 18de-eeuwse dakkapel.
Op de begane grond ligt, boven de achterkamer, een enkelvoudige balklaag loodrecht op de voorgevel. De balken hebben een kraalprofiel. In de voorkamer is in de tweede helft van de 19de eeuw een stucplafond aangebracht. Boven de verdiepingen liggen enkelvoudige balklagen loodrecht op de voorgevel. Deze balken hebben een zwaar duivejagerprofiel. De balken liggen op in de voor- en achtergevel en een tussenmuur. De onbeschoten kap heeft een constructie bestaande uit drie grenen spanten met per spant twee a-jukken naast elkaar, waartussen in het midden de zakgoot ligt. Aan voor- en achterzijde zijn halve jukken toegepast.
Het gehele voorhuis is onderkelderd. De kelder onder de voorste beuk heeft een grenen enkelvoudige balklaag, de evenwijdig aan de voorgevel liggende balken hebben een kraalprofiel. De kelder van de achterste beuk heeft een stucplafond.
De via het trappehuis en het zijhuis tot de tuin doorlopende gang heeft in het voorhuis een stucplafond met Lodewijk xiv-ornamenten. De wanden zijn geleed door middel van verdiept liggende velden. Links van de gang liggen twee kamers en suite. De voorste kamer is in de tweede helft van de 19de eeuw heringericht, waarbij een schouw uit de eerste helft van de 18de eeuw werd weggebroken; een deel van de marmeren onderbouw is echter nog los in het huis aanwezig. De achterkamer heeft de Lodewijk xiv-schouw met marmeren onderbouw en houten boezem nog bewaard. Deze boezem bevat een spiegel waarboven een ornament bestaand uit een vaas met bloemen. Ook de oorspronkelijke plintbetimmering en achtergevelvensters zijn nog aanwezig. De indeling van de verdiepingen is deels nog 18de- en deels 19de-eeuws. De
Afb. 381. Korte Nieuwstraat 6.
Afb. 382. Korte Nieuwstraat 6.
J. Hoevenaar, naar Folpert van Ouwen Allen, 1876. Gezicht op de Domkerk, vanuit de Korte Nieuwstraat, ca 1660. De drie trapgevels rechts zijn de huizen Korte Nieuwstraat 6, 8 en 10. Geheel rechts het huis Korte Nieuwstraat 12, dat in 1961 werd gesloopt.
| |
| |
stookplaatsen van de verdiepingen zijn 19de-eeuws. De trap op de verdiepingen is een 18de-eeuwse steektrap met een 19de-eeuwse leuning.
| |
Trappehuis
De verbinding tussen voor- en achterhuis wordt gevormd door een tussenlid waarin zich ook de trap naar de eerste verdieping bevindt. De trap is een eiken steektrap met twee kwarten, voorzien van Lodewijk xiv-houtsnijwerk met op de hoofdbaluster een sphinx en stucwerk aan de onderzijde. Een lambrizering volgt de loop van de trap. Door een 19de-eeuws schuifraam in een 18de-eeuws kozijn in de zijgevel wordt licht in het trappehuis verkregen. Onder de trap bevindt zich de toegang tot de kelders onder het voorhuis.
Boven de overloop ligt een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De balken zijn voorzien van een kraalprofiel.
| |
Achterhuis
Het achterhuis bestaat uit twee ten opzichte van elkaar iets verspringende delen. Het voorste deel is in opzet nog 17de-eeuws, het achterste is deels 18de-eeuws.
Het achterhuis heeft een gepleisterde twee vensters brede voorgevel met een lijst. De vensters bevatten vroeg 19de-eeuwse schuiframen. De 18de-eeuwse verdiepingsgevel ligt aan de voorzijde ten opzichte van de 17de-eeuwse begane-grondgevel bijna een meter terug.
Op de binnenplaats staan twee vroeg 19de-eeuwse vaste kasten.
De achtergevel is eveneens een gepleisterde lijstgevel. Op de begane grond is in 1902 een serre uitgebouwd. Hierbij werd op de verdieping een balkondeur aangebracht. Het achterste deel van de rechter zijgevel bestaat in het onderste gedeelte uit baksteen van 22 × 11 × 4,5-5 cm.
In de voorste helft van het achterhuis ligt een keuken met een twee vakken diepe moer- en kinderbalklaag evenwijdig aan de voorgevel. De kinderbinten liggen op grote afstand van elkaar. In de achterkamer liggen de in de 19de eeuw van houten lijstwerk voorziene balken van de enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel.
Boven de verdieping ligt een enkelvoudige 18de-eeuwse balklaag evenwijdig aan de voorgevel.
Tussen de voorste en achterste helft van het achterhuis bestaat een niveauverschil, de balklagen in de voorste helft, de zoldervloer uitgezonderd, liggen lager. De kap met de nok loodrecht op de voorgevel bestaat uit twee delen, met verspringende nokken. Beide delen bestaan uit een constructie van lichte enkelvoudige grenen spanten.
Afb. 383. Korte Nieuwstraat 6. De gang op de begane grond, met Lodewijk XVI-stucwerk.
De wanden van de keuken zijn bekleed met witte tegels. In de uitbouw op de binnenplaats staan 19de-eeuwse keukenkastjes.
Tegen de linker wand van de achterkamer op de begane grond staat een Lodewijk xiv-schouw bestaande uit een houten mantel en een houten boezem. Op de boezem is een rechthoekige spiegel en de omlijsting voor een schilderstuk aangebracht.
| |
Zijhuis
Rechts van het achterhuis staat tegen de voorste helft een smal zijhuis van drie
Afb. 384. Korte Nieuwstraat 6. De Lodewijk XIV-schouw in de achterkamer op de begane grond van het voorhuis.
| |
| |
bouwlagen. De voorgevel is een tuitgevel met vlechtingen en op de verdieping een hanekam, behorend bij een dichtgezet venster. Het tussenlid met de trap is geheel tegen deze gevel aangebouwd. De één venster brede achtergevel is een lijstgevel met op de begane grond een dubbele tuindeur met halfrond bovenlicht uit de 19de eeuw. De vensters van de verdiepingen bevatten stolpramen.
| |
Tuinhuis
Achter in de tuin, grenzend aan de Hofpoort, staat een 17de-eeuws tuinhuis, bestaande uit één bouwlaag en een zadeldak tussen twee topgevels, met de nok evenwijdig aan de voorgevel. In het metselwerk van de zijgevel is op enige plaatsen nog een klezorenhoekverband herkenbaar. De toegang is in de 19de eeuw gewijzigd. De enkelvoudige balklaag bestaat uit balken loodrecht op de voorgevel.
Oorspronkelijk behoorde het tuinhuis bij Korte Nieuwstraat 8.
Op de perceelscheiding tussen Korte Nieuwstraat 6 en Trans 7 en 9 staat een restant van een tufstenen muur, oorspronkelijk behoort hebbend tot de kerk van de Paulusabdij.
| |
Geschiedenis
In 1621 vindt de overdracht plaats van de erven 3 en 4, gelegen aan de in 1618 aangelegde Korte Nieuwstraat, zuidwaarts
Afb. 385. Korte Nieuwstraat 6. De hoofdbaluster van de Lodewijk XIV-trap.
begrensd door de ‘Pauwelstoren’ en noordwaarts door een ‘pylaer’.
De timmerman Gerrit Stoffels van Laer verkrijgt dan het eigendom van een deel van het gebied van de voormalige Paulusabdij. De erven zijn op het moment van het passeren van de akte reeds bebouwd met drie nieuwe huizen. In 1622 is er sprake van een gang lopend tot aan de ‘toren van Sint Paulus’, waaroverheen een ‘solder’ van Korte Nieuwstraat 8 is gebouwd.
De drie gebouwde huizen zijn op het schilderij van Folpert van Ouwen Allen goed herkenbaar met hun vrijwel identieke trapgevels.
Het betreft dan nog eenvoudige éénlaags huizen.
De afbraak van de Pauluskerk in 1707 gaf de mogelijkheid de percelen uit te breiden. Mogelijk in dat jaar werd het huis vrijwel geheel nieuw opgebouwd. Waarschijnlijk werd ook tegelijkertijd het trappehuis en het zijhuis gebouwd. Slechts een klein deel van het achterhuis is nog 17de-eeuws. Dit achterhuis werd met een tuinkamer naar achteren verlengd en met een verdieping verhoogd. De voorgevel van deze verdieping werd een kleine meter achter de 17de-eeuwse onderpui op de balklaag gebouwd. In de eerste helft van de 19de eeuw werd het oude achterhuis met nog een verdieping verhoogd.
In het derde kwart van de 19de eeuw is een aantal aanpassingen aangebracht in de voorgevel (de vensters en de deur) en in het interieur (de stookplaatsen in de voorkamer van de begane grond en op de eerste verdieping).
Ook de 20ste eeuw heeft weinig aan het 18de-eeuwse pand veranderd. Slechts de serre van 1902 aan de achterzijde van het achterhuis is een wezenlijke toevoeging. Na de aankoop van het buurpand, Korte Nieuwstraat 8, werden in de gang twee doorgangen gemaakt.
| |
Lange Jufferstraat 10, Keizerstraat 5-25 (oneven)
Naam
Hoofdhuis: Het Hoge Huis.
Hofje: De Keizerspoort.
| |
Adressen
De adressen worden behandeld bij de onderdelen van dit complex.
| |
Karakteristiek
Het geheel is een goed voorbeeld van een van oorsprong middeleeuws burgerlijk erf met een hoofdhuis aan de Lange Jufferstraat, waarop achterbebouwing langs de Keizerstraat is ontstaan en een inpandig hofje in het midden van het erf.
Het hoofdhuis Lange Jufferstraat 10 is een 15de-eeuws, tweebeukig, dwars huis. Keizerstraat 21 en 23, 25 stammen uit de 17de of late 16de eeuw. In opzet zijn het dwarse huizen van twee bouwlagen. Keizerstraat 5 is sinds 1877 een diep huis van drie bouwlagen.
Het hofje de Keizerspoort bestaat uit de éénlaags, dwarse huizen Keizerstraat 7, 9, 11, 13, 17, 19, uit verschillende perioden.
| |
Literatuur
- | penders, jean, ‘Een bedreigd hofje bij de Keizerstraat’, MOU 1976, blz. 116 e.v. |
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening verbouwing Keizerstraat 5. GAU/SA5-bouwtek.; 1877; tek. nr 1371. |
- | Bouwtekening Keizerstraat 13, 15. GAU/SA5-bouwtek.; 1887; tek. nr 157, 193, 208. |
- | Bouwtekening wijziging Lange Jufferstraat 10. GAU/SA5-bouwtek.; 1905; tek. nr 272. |
- | Bouwtekening, situatie Keizerspoort. GAU/SA5-bouwtek.; 1905; tek. nr 454. |
- | Bouwtekening verbouwing Keizerstraat 23, 25. GAU/SA5-bouwtek.; 1905; tek. nr 148, 495. |
- | Bouwtekening verbouwing Lange Jufferstraat 10. GAU/SA6-bouwtek.; doos 226; Lange Jufferstraat 10; nr 3; 1925. |
- | Jean Penders, 1976. Serie foto's Keizerspoort voor de verbouwing. Foto's. In: UDS: Keizerstraat 9 - vervallen adres; kaart 6 (1976.1008a, b), Keizerstraat 11 - vervallen adres; kaart 6 (1976.1008), Keizerstraat 13 - vervallen adres; kaart 6 (1976.1008a, b), Keizerstraat 17; kaart 6 (1976.1008), Keizerstraat 21; kaart 6 (1976.1008a - c). |
- | Architectenbureau Dingemans e.a., 1976. Bouwtekening verbouwing Keizerstraat 5 e.v. Archief Bouw- en Woningtoezicht, Gemeente Utrecht. |
- | Jean Penders, 1982. Keizerstraat 23, 25 vanuit Lange Jufferstraat 10. Foto. In: UDS: Keizerstraat 23; kaart 6 (1982.0527). |
| |
Beschrijving
De beschrijving wordt in drie delen gegeven: het hoofdhuis, de panden aan de Keizerstraat en de Keizerspoort.
| |
Hoofdhuis
Adres
Lange Jufferstraat 10, oud adres: wijk G, nr 490.
De begane grond van de achterste beuk fungeerde enige tijd als zelfstandige woonruimte, toegankelijk vanuit de Keizerspoort, met als adres Keizerstraat 15.
| |
| |
Afb. 386. Lange Jufferstraat 10. Plattegrond van kelder en verdieping, doorsnede en detail sleutelstuk.
| |
Karakteristiek
Een tweebeukig 15de-eeuws huis, genaamd Het Hoge Huis, van twee bouwlagen, gedeeltelijk onderkelderd, oorspronkelijk met twee zadeldaken evenwijdig aan de voorgevel. De voorste beuk is drie, de achterste vier vakken breed, naar links toe breder.
| |
Beschrijving
Het huis staat op een grondplan van 9 × 14 m.
De voorgevel is gepleisterd met blokverdeling. Deze gevelafwerking dateert uit 1925 maar wekt een oudere indruk. De verdieping heeft vier t-vensters waaronder een cordonlijst. De begane grond heeft in het midden twee door een schijn-segmentboog in het stucwerk gekoppelde vensters. Rechts bevinden zich twee op deze wijze gekoppelde deuren, waarvan de rechter naar de bovenwoning voert. Links is een inrijpoort gelegen, eveneens onder een schijn-segment boog.
De voorste beuk heeft sinds 1905 een bijna plat dak op spanten.
De linker travee van de gevel bevat een ondiepe aanbouw van twee bouwlagen onder een plat dak, die niet tot de voorste beuk behoort.
De achterste beuk heeft zijn zadeldak tussen trapgevels behouden.
De achtergevel, uitziende op de Keizerspoort, is gepleisterd. Beide bouwlagen hebben drie vensters en, van achteren gezien, links van het midden een travee die op de verdieping blind is en op de begane grond een deur bevat. De vensters hebben zesruits schuiframen. De eenvoudige gootlijst ligt op klossen.
Van de voorste beuk is de rechter zijgevel ingebouwd. De linker vertoont, hoewel gepleisterd, middeleeuwse baksteen. Tegen deze gevel staat langs de straat de genoemde aanbouw van twee bouwlagen, waarachter een plaatsje ligt, dat nu boven de begane grond is overdekt. In de mansarde-topgevel, waarvan het bovenste deel bijna vlak is, blijft zo plaats over voor één verdiepingsvenster en één zoldervenster.
De achterste beuk heeft beide trapgevels met zessteens-treden gaaf bewaard. De rechter is blind, maar toont één vlieringvenster met een rollaag rechts van het midden, dat zorgvuldig is dichtgezet met de zelfde steensoort als die van de gevel. De top van deze gevel is in de eerste helft van de 20ste eeuw gewijzigd vanwege een schoorsteen.
De linkergevel van de achterste beuk is eenzelfde trapgevel, maar heeft een wat opener karakter. Twee zoldervensters bevinden zich in mogelijk nog de oorspronkelijke kozijnen. Verder toont ook deze gevel twee slordig in kleinere steen dichtgezette vlieringvensters, die als nissen herkenbaar zijn. Opmerkelijk is dat zij een halve steen dichter bij de treden zitten dan het venster in de rechtergevel, zodat de sporen ze gedeeltelijk geblindeerd moeten hebben. Onder het linker zoldervenster heeft ook de verdieping een klein
Afb. 387. Lange Jufferstraat 10, Keizerspoort. Plattegrond begane grond.
venster gehad, dat zorgvuldig is dichtgezet met de zelfde steensoort als die van de gevel. De top van de gevel werd tot 1981 gevormd door de oorspronkelijke schoorsteen.
Van de samengestelde balklagen loodrecht op de voorgevel is in 1905 die boven de verdieping in de voorste beuk vernieuwd en hoger geplaatst. In de achterste beuk zijn zowel boven de begane grond als boven de verdieping peerkraalsleutelstukken bewaard gebleven. De kap van de
| |
| |
achterste beuk staat op drie spanten van twee jukken met gesneden telmerken en krommers.
De zolders zijn in 1925 met elkaar verbonden door een klein tussenlid met een plat dak.
De voorste beuk heeft twee tongewelfde kelders loodrecht op de rooilijn.
De indeling van het pand is herhaaldelijk gewijzigd, maar het tweebeukige karakter bleef bewaard.
| |
Geschiedenis
Aan te nemen valt dat bij het grote erf van dit huis oorspronkelijk ook het terrein hoorde waarop Keizerstraat 6 en 8 gebouwd zijn; het erf was dan ca 13 × 37 m. De beide beuken konden dan ook aan deze zijde uitzien over eigen erf. De recentere geschiedenis is beter bekend. In 1905 had het hele huis een woonfunctie. Het werd vermoedelijk als een zestal aparte woonruimten verhuurd, waarvan er één of twee alleen via de Keizerspoort bereikbaar waren.
In dat jaar veranderde de situatie door de vestiging in het huis van een werkplaats van een kantoorboekhandel.
Afb. 388. Lange Jufferstraat 10.
De voorste beuk onderging grote wijzigingen, evenals de indeling van het pand. Tenslotte bleef er maar één bovenwoning in de voorste beuk over. In het linkervak van de voorgevel kwam een inrijpoort. In 1925 werd ook de laatste woonruimte bij het bedrijf getrokken en kreeg de gevel een nieuw aanzien.
Later werd het pand getrokken bij de handelsdrukkerij van het Utrechts Nieuwsblad en werd de begane grond doorgebroken naar de nieuwe hal ter
Afb. 389. Lange Jufferstraat 10. Gezicht op de achterste beuk, met de linker zijgevel.
plaatse van Lange Jufferstraat 12 en Keizerstraat 31.
Na het vertrek van deze krant uit Utrecht kwam het complex leeg te staan tot in 1981 de bovenwoning werd gekraakt. In het kader van onderhoud verdween toen de middeleeuwse schoorsteen, die de linker trapgevel van de achterste beuk nog bezat.
In 1982 werd Lange Jufferstraat 10 verkocht en afgesplitst en werd de begane grond opslag, terwijl de bovenwoning bewoond bleef.
| |
De panden aan de keizerstraat
Adressen
Keizerstraat 5, 21, 23 en 25 (deze laatste twee vormen samen één pand).
Wijkhuisnummers: wijk G, nr 479, 475, 474, 473 (met vermelding ‘werkplaats’).
| |
Beschrijving
Keizerstraat 5
Het huis staat op een grondplan van 4 × 14 m.
Keizerstraat 5 is een diep huis van drie bouwlagen met een hoog mansardedak tussen twee topgevels. Hoewel het een 19de-eeuwse indruk wekt, is het vermoedelijk ouder.
De voorgevel is gepleisterd en wit geschilderd. De begane grond heeft een pui uit 1977. De eerste verdieping heeft twee t-vensters en een kroonlijst, deze beëindigde de gevel tot de verhoging van 1877. De kap met de nok evenwijdig aan de voorgevel werd toen vervangen door de huidige, waarbij de gevel een tweede verdieping kreeg met een venster met openslaande ramen, gekoppeld met twee lagere smalle vensters.
De zolder kreeg laaddeuren. De tuitgevel aan de voorzijde wordt in zijn hoofdvorm aan de achterzijde herhaald. Ook deze gevel is gepleisterd, maar ongeschilderd.
| |
Keizerstraat 21
Keizerstraat 21 is het linker buurpand van Keizerstraat 5, het staat op een grondplan van 4 × 8 m.
Het dwarse huis telt twee bouwlagen met een zolder onder een plat dak met voor- en achterschild. Tot de grondige verbouwing in 1977 van de zich in dit complex steeds uitbreidende drukkerij, bevatte Keizerstraat 21 rechts de poortweg naar de Keizerspoort. Deze overbouwde doorgang verklaart waarom de gepleisterde en wit geschilderde gevel van twee bouwlagen op de verdieping rechts een blinde strook heeft. De twee t-vensters van de verdieping bevinden zich links daarvan. De toegang naar het hofje is in 1977 naar links verplaatst, de pui is geheel gewijzigd. De gepleisterde achtergevel heeft op zolderniveau een bolkozijn in de hoog opgetrokken borstwering, dat mogelijk secundair is gebruikt. De verdieping heeft twee vensters die op dezelfde wijze als bij de voorgevel
| |
| |
Afb. 390. Lange Jufferstraat 10. Linker zijgevel van de achterste beuk.
opgeschoven zijn, van achteren gezien naar rechts.
De begane grond had onder het venster naast de poortweg een buitentrap naar de kelder, die onder de achterste helft van het pand lag, maar niet onder de doorgang. Boven de kelder lag een zware enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. Een stenen trap leidde links naar de begane grond. De kelder is in 1977 dichtgestort. Boven de verdieping bevindt zich tussen de vensters een eenvoudig muuranker, dat de indruk wekt sierkrullen verloren te hebben. Rechts heeft een ander anker enkele kleine krullen. Tot 1977 had de begane grond een muuranker in de vorm van een Franse lelie.
| |
Keizerstraat 23, 25
Keizerstraat 23 en 25 vormen één pand, de twee huisnummers betreffen de (voormalige) beneden- en bovenwoning. Het huis heeft een oppervlak van 7,5 × 7,5 m.
Dit pand is samen met Keizerstraat 21 in de 17de eeuw of late 16de eeuw gebouwd op het erf van Lange Jufferstraat 10. De lijstgevel, twee bouwlagen hoog, is gepleisterd met blokverdeling en wit geschilderd. Boven de verdieping bevinden zich drie muurankers met Franse-leliemotief van het type, dat in de achtergevel van Keizerstraat 21 aangetroffen werd.
Mogelijk bevatte dit pand oorspronkelijk stalruimte op de begane grond.
Het pand Keizerstraat 23, 25 heeft twee bouwlagen en mist sinds enkele jaren zijn kap. In 1976 had het nog een mansardekap met nok evenwijdig aan de straat. Nadien is de dakbedekking verwijderd, waarna de kap verviel.
Links is het huis ingebalkt in Keizerstraat 27, rechts heeft het een halfsteens scheidingsmuur met Keizerstraat 21, waartegen een forse schoorsteen van de achterkamer op de verdieping schuin oploopt om in de nok uit te komen. De voorgevel heeft op de verdieping vier vensters, de begane grond rechts een brede garagedeur, links een breed venster, uit het tweede kwart van de 20ste eeuw. Geheel links sluit de in 1905 aangebrachte deur naar de bovenwoning direct aan tegen de zijmuur van Keizerstraat 27. Voor een goed begrip van de gevel is de verbouwing van 1905 van belang: in dat jaar werd de begane-grondindeling gewijzigd. Voordien had het rechterdeel een deur rechts, waarnaast een venster, in de assen van de verdiepingsvensters. Links bevond zich een dubbele staldeur. Het venster van de begane grond werd gehandhaafd, uiterst rechts en links werd een deur aangebracht, en de linkerhelft kreeg ook een venster in de vorm van de bestaande.
Boven begane grond en verdieping liggen grenen, enkelvoudige balklagen evenwijdig aan de rooilijn. De balken hebben een profiel, dat een tussenvorm is tussen kraal en duivejager en een hangende kraal genoemd kan worden. Zij liggen op een dragende tussenmuur loodrecht op de voorgevel, waardoor het pand volgens zijn balklaagconstructie een tweebeukig diep pand is, doch vanwege de nokrichting ingedeeld wordt bij de dwarse huizen. Tenminste onder de achterste helft van het rechterdeel ligt een kelder.
De rechterhelft van de begane grond wordt als parkeerruimte gebruikt, de rest was woonruimte, maar staat leeg. In 1905 werd het pand gesplitst in een beneden- en een bovenwoning.
De benedenwoning had geheel rechts de gang, die tot de tuin doorliep en vanwaaruit de kelder onder een kelderluik bereikbaar was.
Links hiervan lagen twee kamers waartussen een gang evenwijdig aan de voorgevel naar de kamers en suite links voerde. Vanuit de achterste was de toen aangebouwde keuken bereikbaar, waarachter een plee lag.
De bovenwoning, die links haar opgang had, bevatte vier kamers, waartussen een gang evenwijdig aan de voorgevel met rechts de zoldertrap. Links lag de plee achter de trap. Ook hier was een aanbouwkeuken, maar met een smalle toegang om de bestaande vensters te kunnen handhaven. Met uitzondering van het rechterdeel
| |
| |
Afb. 391. Keizerspoort. Opname 1976. Keizerstraat 9, 11, 13.
Afb. 392. Keizerstraat 21. Opname 1976. De oorspronkelijke doorgang naar de Keizerspoort, met zicht op Lange Jufferstraat 10.
van de begane grond is de indeling nog geheel aanwezig.
Tot 1905 was het linkerdeel van de begane grond magazijn met ook in de achtergevel openslaande deuren. Het rechterdeel was samen met de verdieping een woning met rechts achter een aangebouwde keuken.
| |
De keizerspoort
Adressen
De Keizerspoort bevat de volgende adressen: Keizerstraat 7, 9, 11, 13 (alle samengetrokken met Keizerstraat 5) en Keizerstraat 17, 19.
De wijknummers waren respectievelijk: wijk G, nr 478a, 478, 477a, 477c, 477, 476. Keizerstraat 15, een deel van Lange Jufferstraat 10, behoorde ook enige tijd tot de Keizerspoort.
| |
Karakteristiek
Het hofje bestaat uit drie maal twee gekoppelde huisjes van één bouwlaag, veelal kameren, inpandig gelegen rond
Afb. 393. Keizerspoort. Opname 1976. Het hofje met rechts Keizerstraat 21, met de toegang voor de verbouwing. Links Keizerstraat 5 en de voormalige kameren Keizerstraat 7 en 9.
| |
| |
Afb. 394. Keizerspoort. Opname 1976. Keizerstraat 17 en 19.
een pleintje, met nog de buitenplees achter Lange Jufferstraat 10. Vier panden liggen in een rij achter Keizerstraat 5 en hebben als diepte de breedte van dat huis, waarmee zij inwendig geheel verbonden zijn.
Alle panden hebben een plat dak met voorschild.
| |
Beschrijving
De oudste delen van het hofje zijn Keizerstraat 11 en 13 aan het eind van de rij aan de zuidzijde, mogelijk gebouwd rond 1500.
Keizerstraat 11 staat op een grondplan van 3,5 × 4 m, Keizerstraat 13 van 4 × 4 m.
Beide huizen hebben dezelfde opzet met één deur en één venster en hebben gepleisterde gevels met blokverdeling, zij zijn wit geschilderd. Het huidige platte dak met voorschild ligt tussen de zijgevels, waarvan de linker een middeleeuwse trapgevel met vier treden is; de top is echter in de 20ste eeuw vervangen door een schoorsteen. Op de verbrokkelde onderste trede aan de voorzijde groeit muurleeuwebek.
Keizerstraat 17 en 19 liggen tegenover Keizerstraat 11 en 13. Van deze twee huizen van één bouwlaag beantwoordt Keizerstraat 19 wel, Keizerstraat 17 niet aan de definitie van de ‘eenvoudige kamerwoning’, aangezien dit laatste twee vensters heeft. Vermoedelijk stammen ze uit de eerste helft van de 17de eeuw, mogelijk zijn ze ouder.
Afb. 395. Keizerspoort. Opname 1976. Gezicht in het hofje, voor de verbouwing. Rechts Keizerstraat 19, op de achtergrond links Keizerstraat 21, rechts Keizerstraat 23, 25 met mansardedak.
Keizerstraat 17 heeft een oppervlak van 6 × 4 m, het buurpand van 4 × 4 m. De huizen hebben een doorlopende kap met thans een plat dak met schilden voor en rechts. De gevels zijn op dezelfde wijze als de overburen gepleisterd met blokverdeling. Hun plattegrond is gespiegeld met de schoorsteen tegen de tussenmuur. Het rechter pand heeft rechts de deur, links ervan twee zesruits schuiframen. Keizerstraat 19 heeft links de deur en rechts het venster. De gootlijst ligt op klossen. Van de samengestelde balklagen is die van het rechter pand, nr 17, zichtbaar. De drie vakken zijn ongelijk tussen de twee moerbalken loodrecht op de voorgevel: rechts 210 cm, midden 225 cm, links 190 cm. Aan de achterzijde liggen de balken op vermoedelijk jongere eenvoudige sleutelstukken in ojiefvorm. De kinderbinten zijn opgelegd.
De steektrap naar de zolder staat rechts, loodrecht op de voorgevel. Onder de betengeling zijn de muren grijs gekalkt. De kap is vernieuwd.
Tussen Keizerstraat 5, dat pas in de loop van de 19de eeuw zijn huidige diepte verkreeg en Keizerstraat 11 liggen twee huisjes, Keizerstraat 7 en 9, van onbekende ouderdom, maar jonger dan het linker buurpand. Zij zijn ieder ongeveer 4 × 4,5 m groot.
De gepleisterde gevel is wit geschilderd en bevat nu, voor beide panden samen, links
Afb. 396. Keizerspoort. Opname 1976. Keizerstraat 23, 25.
een deur en daarnaast drie vensters waarvan het rechter op de plaats van een deur gekomen is. Het dak is thans plat met een voorschild.
| |
Geschiedenis
Het hofje is ontstaan op de erf van Lange Jufferstraat 10, hetgeen in het begin van deze eeuw nog duidelijker was te zien. Het hoofdhuis was toen opgesplitst in een aantal apart verhuurde gedeelten waarvan er één alleen vanuit de Keizerspoort bereikbaar was en daaraan genummerd: Keizerstraat 15. In 1905 kreeg dit deel een bedrijfsfunctie in verbinding met het voorhuis. Een plaatsje aan de achterzijde werd toen met een schutting van de Keizerspoort afgescheiden. Van de twee gekoppelde buitenplees die aan de oostzijde van het pleintje stonden, werd er één die op het afgescheiden plaatsje stond korte tijd later verplaatst naar de voorgevel van Keizerstraat 17. In deze vorm zijn de plees en de beerput nog aanwezig: kleine vierkante stenen bouwsels met een plat dak en een opgeklampte deur. Het pleintje is geheel bestraat.
| |
Lange Nieuwstraat 63
Oud adres
Wijk A, nr 453.
| |
Karakteristiek
Het forse, tweebeukige, dwarse huis bestaat uit een vermoedelijk middeleeuwse voorste beuk en een 17de-eeuwse tweede beuk. De voorgevel stamt uit de 17de eeuw. Het pand heeft in opzet twee bouwlagen boven hooggelegen kelders en twee zadeldaken evenwijdig aan de voorgevel. De achterste zolder is in het derde kwart van de 20ste eeuw tot derde bouwlaag verbouwd. Het huis heeft belangrijke 18de-eeuwse interieurdetails
| |
Bron
- | kipp, a.f.e., Voorlopig documentatierapport Lange Nieuwstraat 63, Onderafdeling Monumenten, Gemeente Utrecht. |
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening, stoephek. GAU/SA5-bouwtek.; 1901; tek. nr 185. |
- | Bouwtekening, verbouwing 1928 met bijbehorende correspondentie; GAU/SA6-bouwtek.; doos 229; Lange Nieuwstraat 63; nr 2, 3; 1928. |
| |
Beschrijving
Het huis van 17 × 14 m grenst rechts aan het achterom van Oudegracht 290, Huis De Koevoet, dat aan de Lange Nieuwstraat
| |
| |
Afb. 397. Lange Nieuwstraat 63. Plattegrond en doorsnede.
een poortje en gevelsteen heeft.
De lijstgevel met forse kroonlijst is zeven traveeën breed die in de rechterhelft beduidend smaller zijn dan in de linker. Het oorspronkelijke baksteenwerk is in hoofdzaak in kruisverband gemetseld met klezoren-hoekverband. Latere herstellingen zijn onregelmatig uitgevoerd in verschillende verbanden. De vensters van begane grond en verdieping, die in de 19de eeuw zowel in de hoogte als de breedte zijn vergroot, bevatten achtruits empire-ramen onder halfsteens rollaag. De in het midden geplaatste ingang, met een 19de-eeuwse omlijsting met pilasters en een hoofdgestel, ligt boven een bordestrap van vier treden. De hoge hardstenen plint bevat onder de vensters van de hooggelegen begane grond rechts drie, links twee getoogde keldervensters, waartussen de muurdammen iets naar voren springen. De waterlijsten onder de vensters van beide bouwlagen springen ook iets uit onder de muurdammen. Voor het huis ligt een stoep waaromheen een compleet ijzeren stoephek met spijlen uit 1901.
De kap op de voorste beuk staat tussen topgevels, met in iedere top een achtkantige schoorsteen op vierkant onderstuk qua vorm uit de 17de eeuw, maar recent vernieuwd.
De gepleisterde lijstgevel aan de achterzijde is drie, oorspronkelijk twee, bouwlagen hoog. Rechts en links staat hiertegen een oude aanbouw van twee lagen met een plat dak. In het midden is tegen het trappehuis, aansluitend bij de bordessen, een toiletruimte uitgebouwd. Aan weerszijden van de middelste aanbouw heeft de achtergevel per bouwlaag twee vensters met schuiframen, op de begane grond ongedeeld (waarvan
Afb. 398. Lange Nieuwstraat 63.
er links één in 1928 tot deur verbouwd werd), op de eerste verdieping met 3 × 2 + 3 × 2 ruiten, op de tweede verdieping 3 × 2 + 3 × 1 ruiten. De begane grond van de middelste aanbouw is door een aanbouw uit 1928 aan het oog onttrokken. Het gedeelte hierboven is in rijke empire stijl uitgevoerd met twee vensters met geometrische roedeverdeling, ieder geflankeerd door kleine pilasters.
Drie forse pilasters met verdiepte velden dragen de hierop met ronde hoeken
| |
| |
Afb. 399. Lange Nieuwstraat 63. De hal met Lodewijk XV-stucwerk.
Afb. 400. Lange Nieuwstraat 63. Detail van het Lodewijk XV-stucwerk in de hal.
staande lijst. Onder de vensters is een decoratief sierreliëf aangebracht. Dit deel van de achtergevel is het enige dat wit geschilderd is. Bij de uitbouw van de achterste kap tot extra verdieping is ook de uitbouw met een bouwlaag verhoogd, met twee eenvoudige vensters. De achtergevel kreeg hierboven twee hooggeplaatste tweelichten.
De voorste en de achterste beuk verschillen van opbouw. De voorste staat op twee kelders met troggewelven op gordelbogen loodrecht op de voorgevel, zeven vakken breed, waarvan de rechter vier vakken smaller zijn dan de linker drie.
Beide bouwlagen hebben een vermoedelijk zeven vakken brede, samengestelde balklaag. De kap stamt uit de vijftiger jaren van de 20ste eeuw en vervangt een kap met vier spanten, waarvan er slechts één stond boven de vier vakken brede rechter helft van de beuk.
De achterste beuk is onderkelderd met drie kelders waarvan de middelste de keldertrap bevat. Deze twee vakken brede kelder heeft troggewelven met een gordelboog loodrecht op de voorgevel. Links hiervan ligt een kelder gedekt met een vrij vlak kruisgraatgewelf. De rechter kelder heeft een vlak plafond, vermoedelijk onder een enkelvoudige balklaag. Boven de beide bouwlagen ligt een samengestelde balklaag, vermoedelijk acht vakken breed, waarvan de uiterste vakken smaller zijn dan de overige. De vloer van de verdieping ligt 50 cm lager dan die van de voorste beuk, de zoldervloer 70 cm lager. Het zadeldak met nok evenwijdig aan de voorgevel dat achter op een hoge borstwering stond waarin zoldervensters, is in de vijftiger jaren vervangen door een plat dak, boven de tot derde bouwlaag uitgebouwde zolder.
De brede 17de-eeuwse keldertrap is lui en gerend gemetseld. Links vooraan in de voorste kelder is een hoek afgescheiden toen in 1928 in de linker travee een tweede ingang kwam, zonder buitentrap naar de begane grond.
De indeling van het pand heeft door diverse functiewijzigingen niet meer de overzichtelijkheid die in 1928 nog aanwezig was. Aan weerszijden van de hal lag één kamer, aan beide zijden van het trappehuis eveneens. Deze gaven toegang tot de aanbouwen rechts en links. De verdieping had exact dezelfde indeling met een kamer boven de hal. De stookplaatsen bevonden zich in de assen van de vier zijtopgevels. In de huidige indeling is deze opzet nog herkenbaar maar er zijn diverse wanden toegevoegd.
Op de begane grond bevindt zich als doorgang naar de uitbouw rechts achter een zeer zwaar 17de-eeuws geprofileerd deurkozijn. Van de afwerking in Lodewijk xv-stijl resteert het stucwerk op plafonds en wanden van hal, gang en trappehuis en, in de kamer rechtsachter op de begane grond een marmeren schoorsteenmantel. De meeste binnendeuren stammen eveneens uit de 18de eeuw.
De kamer rechtsvoor op de begane grond heeft een gave, rijk gedetailleerde afwerking in neorenaissancestijl met lambrizering, schoorsteenmantel en -boezem met spiegel, en een deurstuk met borduurwerk.
In de tuin is rechts een gedeelte belegd met grote natuursteentegels.
| |
Geschiedenis
De voorste beuk maakt een laat-middeleeuwse indruk. In de 17de eeuw werd het pand uitgebreid met een tweede beuk en voorzien van een nieuwe voorgevel. In de 18de eeuw kreeg het interieur een nieuwe afwerking met paneeldeuren, stucwerk en tenminste één schoorsteenpartij.
Begin 19de eeuw was het perceel groter dan nu: het was over de volle breedte 40 meter diep. Achter de twee linker buurpanden bezat Lange Nieuwstraat 63 toen een groot perceel aan de Korte Smeestraat met een koetshuis.
De voorgevel kreeg nadien een 19de eeuws aanzien door de modernisering van
| |
| |
de ingang en de vensters. Het trappehuis werd in het tweede kwart van de 19de eeuw uitgebreid met een aanbouw met toiletten, de achtergevel hiervan kreeg een empire-versiering.
Het stoephek voor het huis werd in 1901 in zijn huidige vorm vernieuwd.
In 1928 werd een bouwplan ingediend, waarbij het pand in twee woningen gesplitst zou worden. Deze verbouwing werd door de Gemeente niet tegengehouden hoewel in het geheim van sloop ‘binnen afzienbare tijd’ uitgegaan werd: na de splitsing zou slechts een deel van het pand aangekocht hoeven te worden voor de verbreding van de Korte Smeestraat. De verbouwing ging dus door, de indeling van het pand werd gewijzigd en er kwam een tweede ingang in het linker travee, waartoe een hoek van de kelder afgescheiden werd om het hoogteverschil tussen de straat en de begane grond te overwinnen. Dit trapje mocht niet meer, zoals bij de oude ingang, voor het huis liggen aangezien B & W alle bouwsels op stoepen probeerde tegen te gaan. Achter het trappehuis werd de toiletruimte nogmaals uitgebreid. De splitsing werd in de vijftiger jaren weer ongedaan gemaakt bij een verbouwing ten behoeve van een kantoorfunctie. Tevens werd toen de achterste kap gesloopt en kreeg de tweede beuk een derde bouwlaag. Sinds 1982 is het pand, dat inmiddels gemeente-eigendom is, tijdelijk in gebruik als clubhuis van het Leger des Heils.
| |
Oudkerkhof 31
Oud adres
Wijk F, nr 77.
| |
Karakteristiek
Het tweebeukige dwarse huis dateert uit het tweede kwart van de 17de eeuw. Beide beuken bestaan uit drie bouwlagen, een zadeldak tussen twee topgevels met de nok evenwijdig aan de voorgevel, en kelders.
De voorgevel bestaat uit drie bouwlagen met een hoge winkelpui van twee bouwlagen, waarboven een vier vensters brede 17de-eeuwse lijstgevel.
| |
Afbeeldingen
- | W.C. van Dijk, ca 1870. Gezicht vanaf de Domtoren naar het noordoosten. Foto. GAU/TA-CA.2 (11). Zie afb. 6. |
- | Anoniem, 1905. Gezicht op de voorgevel voor de verbouwing. Foto. GAU/TA-Oudkerkhof 31, 1905 (1). Zie afb. 405. |
- | Anoniem, 1905. Gezicht op de voorgevel na de verbouwing. Pentekening. GAU/TA-Oudkerkhof 31 1905 (2). |
- | Bouwtekening ‘Verbouwing magazijn J.J. Goettsch’. GAU/SA5-bouwtek.; 1904; tek. nr 73 a-d. Zie afb. 406. |
- | Bouwtekening ‘Verbouwing magazijn J.J. Goettsch’. GAU/SA5-bouwtek.; 1904; tek. nr. 94. |
- | Anoniem, 1906. Gezicht op de voorgevel. Foto. GAU/TA-T0.22.43. Zie afb. 407. |
| |
Beschrijving
Het volledig bebouwde perceel waarop het huis staat heeft een breedte van ca 11,2 meter, naar achter toe verlopend tot ca 11,4 meter. De diepte is ca 33 meter. Het 17de-eeuwse huis heeft een diepte van ca 13,3 meter, het overige deel is in de 20ste eeuw met éénlaags bebouwing opgevuld.
De voorgevel is een, op de tweede verdieping vier vensters brede, lijstgevel van drie bouwlagen. De gehele gevel van de begane grond en de eerste verdieping wordt ingenomen door een winkelpui; de bovenste helft dateert uit 1920, de onderste helft is recent gemoderniseerd. Slechts op de tweede verdieping is de gevelindeling nog oorspronkelijk, hier bevinden zich boven de vier in de 20ste eeuw verbouwde 19de-eeuwse vensters anderhalfsteens korfbogen uit de 17de eeuw. Deze korfbogen hebben een naar voren stekende profielrand en zandstenen blokken. De bogen rusten op twee eenvoudige zandstenen consoles, waartussen een zandstenen latei is aangebracht. Deze detaillering is vergelijkbaar met die van de trapgevel van Drift 17, Voorstraat 14 (1619, zie blz. 137) en Oudkerkhof 41. Het klezorenhoekverband is afgewisseld met zandstenen blokken met een honingraat-patroon.
De gootlijst met metopen is aan beide zijden omgekornist. Op het dak staan twee 17de-eeuwse dakkapellen met latere openslaande raampjes.
De voorste beuk heeft aan beide zijden een trapgevel van zes treden, de linker trapgevel van de achterste beuk is vijf treden hoog. De treden zijn voorzien van zandstenen dekplaten en een zandstenen blokje met honingraat-patroon. Rechts heeft de achterste beuk een tuitgevel. De achtergevel is een gepleisterde lijstgevel. De vensters bevatten 20ste-eeuwse ramen, in de derde travee van rechts, van achter gezien, bevinden zich twee ronde vensters behorend bij de spiltrap. Het gehele begane-grondgedeelte van de gevel is ten behoeve van een vergroting van de winkelruimte met een éénlaags aanbouw weggebroken.
Boven zowel de begane grond als de verdiepingen van beide beuken liggen vier vakken brede moer- en kinderbalklagen loodrecht op de voorgevel. Op een enkele plaats is nog een 17de-eeuws sleutelstuk met ojiefvormig profiel aanwezig. De kinderbinten zijn in de moerbalken ingelaten. De balklagen zijn rechtsachter in de achterste beuk aangetast voor het maken van een kleine goederenlift. Tegen de zijgevels bevonden zich stookplaatsen, getuige de schoorsteenravelingen.
De kap op de voorste beuk heeft vier spanten met twee jukken; ze bezit een bijzondere, oorspronkelijke constructie: de onderste jukdekbalken van twee van de vier eiken spanten rusten niet op een
Afb. 401. Oudkerkhof 31. Doorsnede en details.
| |
| |
Afb. 402. Oudkerkhof 31
spantbeen maar op een console die één geheel vormt met de middenstijl van de dakkapel.
De vier spanten van de achterste kap zijn van grenehout en zij bestaan eveneens uit twee jukken.
Doordat de voorste beuk dieper is dan de achterste is die kap hoger.
Onder het gehele huis liggen vier kelders. Naast elkaar liggen zowel in de voorste als in de achterste beuk twee tongewelfde kelders. De kruin van de gewelven staat loodrecht op de voorgevel. In de tussenmuur tussen de twee beuken bevinden zich kaarsnissen. Mogelijk behoorden de kelders bij een voorganger van het huidige huis. De toegang tot de kelders wordt gevormd door een trap die mogelijk al oorspronkelijk uitkwam in een achterbouw. Van de oorspronkelijke indeling van begane grond en eerste verdieping is door het gebruik als winkelruimte niets meer aanwezig. De tweede verdieping heeft nog wel een oude, mogelijk 17de-eeuwse, indeling.
Van de eerste verdieping tot aan de zolder loopt een 17de-eeuwse, eiken spiltrap. De trap staat in de achterste beuk ongeveer in het midden tegen de achtergevel. De leuning is in de spil uitgesneden. Bij de spil zijn de treden voorzien van een oortje. Dragende elementen zijn de stootborden, die met pen en toognagels in de spil zijn verankerd. Daglicht wordt verkregen door ronde vensters in de achtergevel.
Op de zolder van de voorste beuk staat een, mogelijk nog 17de-eeuwse, spiltrap naar de vliering.
| |
Geschiedenis
Tot in de 17de eeuw maakte Oudkerkhof 31 deel uit van het voormalige claustrale perceel Domplein 2, 3. Ook toen het huis gebouwd werd, was het waarschijnlijk nog in handen van de eigenaar van het huis aan het Domplein.
Een bouwdatum van het huis is niet bekend, op grond van detaillering en opzet lijkt een datering rond 1630 te rechtvaardigen.
In 1777 werd een perceel aan de Domsteeg aangekocht, waarna daar een koetshuis en stalling werd gebouwd. Tot in de 19de
Afb. 403. Oudkerkhof 31. Oplegging van de jukdekbalk op de stijl van de dakkapel aan de voorzijde van de voorste beuk.
Afb. 404. Oudkerkhof 31. Aanzet van de 17de-eeuwse spiltrap op de tweede verdieping.
eeuw liep het perceel door tot aan de Domsteeg.
In het einde van de 18de of het begin van de 19de eeuw werd de onderpui van het huis geheel vernieuwd. Ook inwendig werden verbouwingen uitgevoerd; de spiltrap naar de eerste verdieping bijvoorbeeld werd vervangen door een bordestrap.
In 1904 verbouwde de firma Goettsch het huis tot magazijn voor verlichtingstoestellen en huishoudelijke artikelen, hetgeen voor de indeling van de begane grond ingrijpend was. De gehele binnenmuur tussen de voor- en achterbeuk en de overige binnenmuren werden weggebroken. Ook werden alle stookplaatsen verwijderd. Een aanbouw tegen de
| |
| |
Afb. 405. Oudkerkhof 31. L.M. de Rijk, 1905.
achtergevel links, van achteren gezien, werd ten behoeve van het vrijwel volbouwen van de tuin opgeofferd.
In een eerste plan werd in een winkelpui op de begane grond voorzien, in een plan van enige maanden later werd de pui doorgetrokken tot en met de eerste verdieping.
In 1920 werd de pui voor de firma Begeer opnieuw verbouwd, hiervan is de verdieping nog aanwezig. Recent is de onderste helft gemoderniseerd.
Afb. 406. Oudkerkhof 31. Bouwtekening, verbouwing 1904. Opmeting bestaande toestand.
Afb. 407. Oudkerkhof 31. De voorgevel na de verbouwing van 1905.
| |
Trans 8
Oud adres
Wijk F, nr 268.
| |
Karakteristiek
Een in 1634 vrijwel geheel nieuwgebouwd dwars, tweebeukig huis. Beide beuken hebben twee bouwlagen met zadeldaken tussen topgevels met de nok evenwijdig aan de voorgevel. Onder de voorste en achterste beuk liggen deels kelders. De bredere voorste beuk is links over een poortweg naar het achtererf heen gebouwd. De voorgevel is een zeven traveeën brede, gepleisterde lijstgevel met in de linker travee een poort in schoon metselwerk.
| |
Bronnen
- | Registers van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1634; fol. 17-18. |
| |
Literatuur
- | alblas, j. en j.t.h.c. van ebbenhorst tengbergen, Liefdadige en andere nuttige instellingen te Utrecht, Utrecht 1895, blz. 53. |
- | klaveren pz., g. van, ‘Het Universiteitsmuseumgebouw’, in: JOU 1936, blz. 220-233. |
- | kylstra, e.m., ‘Trans 8’, in: abku 1983, MOU 1984, blz. 148-151. |
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening ‘Verbouwing Trans 8 ten behoeve van het Universiteitsmuseum’. GAU/SA6-bouwtek.; doos 389; Trans 8; 1936. |
| |
Beschrijving
De voorste beuk heeft een rechthoekig oppervlak van ca 6 × 18 m, de achterste beuk is ca 6 × 15 m. De voorgevel is een zeven traveeën brede gepleisterde lijstgevel. De bakstenen poort in de linker travee is ongepleisterd. De vensters bevatten schuiframen uit de eerste helft van de 19de eeuw met roedeverdeling (begane grond 3 × 2 + 1 × 2, verdieping 2 × 2 + 1 × 2 ruiten). Op het dak staan twee dakkapellen. Voor de voorgevel ligt
| |
| |
Afb. 408. Trans 8. Plattegrond, doorsnede en aanzicht.
een hardstenen stoep met stoeppalen en een trap van drie treden naar de voordeur. De achtergevel is een zes traveeën brede lijstgevel; deze gevel is in 1936, met handhaving van de 19de-eeuwse vensters, geheel vernieuwd.
De voorste en achterste helft van de rechter zijgevel, evenals het voorste gedeelte van de linker, worden bekroond door een trapgevel. De vrijstaande linker achterste zijgevel heeft een tuitgevel. Op de begane grond ligt in de voorste beuk een kamer zowel links als rechts van de hal. Linksachter in de hal begint een gang naar de tuin waaraan, in de achterste beuk, links een kamer en rechts een grote kamer liggen. De kamers, de kamer linksachter uitgezonderd, hebben eind 19de-eeuwse schouwen.
De laat 19de-eeuwse trap bevindt zich op de oude plaats achter een 17de-eeuws dubbelportaal. Het portaal heeft twee pilasterstellingen boven elkaar. De onderste pilasterstelling bevatte oorspronkelijk twee doorgangen, beide geflankeerd door pilasters met verdiepte velden en Korinthische kapitelen op een marmeren plint. Tussen de twee middelste pilasters bevindt zich een smal vak. De onderste stelling wordt bekroond door een hoofdgestel met een om de doorlopende pilasters gekorniste kroonlijst. De bovenste pilasterstelling wordt eveneens in twee brede en één smal vak verdeeld door pilasters, doorlopend tot in een bladlijst. In de drie bovenvakken is houtsnijwerk aangebracht. Het houtsnijwerk bestaat in de brede vakken uit loofsnijwerk met respectievelijk een vrouwen- en mannenportretbuste en banderols. De portretbustes zijn naar elkaar toegewend. Het middelste vak bevat slechts loofsnijwerk. De rechter doorgang geeft sinds de vernieuwing van de trap in de 19de eeuw geen toegang meer tot die trap.
Afb. 409. Trans 8.
De verdieping bestaat in de voorste beuk uit twee kamers links van een overloop, waarvan er één boven de poort ligt, en één rechts van de overloop.
De achterste beuk is tegenwoordig ongedeeld. In de linker- en rechtermuur van de achterste beuk en de rechtermuur van de voorste beuk zijn recent doorgangen naar de beide buurpanden gemaakt. Links is bij de verbouwing van 1983 een
| |
| |
Afb. 410. Trans 8. Het 17de-eeuwse dubbelportaal in de hal.
luchtbrug over de poortweg naar Trans 6 aangebracht.
Onder het linkerdeel van de hal in de voorste beuk ligt een kelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel. De kelder onder de vijf linker traveeën van de achterste beuk heeft een tongewelf evenwijdig aan de voorgevel. De twee kelders zijn toegankelijk via een luik op het achtererf links tegen de achtergevel, waar tot 1936 een keukenaanbouw stond. Boven begane grond en verdieping liggen moer- en kinderbalklagen met de moerbalken loodrecht op de voorgevel. Bij alle balklagen, de balklaag boven de verdieping in de achterste beuk uitgezonderd, zijn nog enige 17de-eeuwse sleutelstukken aanwezig. De kap op de voorste beuk heeft zes spanten met twee jukken opgebouwd uit eiken en grenen onderdelen. Enige onderdelen hebben telmerken, zonder een doorlopende reeks te vormen. Mogelijk zijn deze onderdelen van elders afkomstig.
De achterste kap bevat geheel grenen spanten met twee jukken. De spanten hebben gehakte telmerken. Beide kappen zijn in 1936 omgebouwd tot gordingenkap.
| |
Geschiedenis
In 1634 sloot de weduwe van Johan van Leerdam een overeenkomst met haar rechter buurman waarin werd bepaald dat zij haar nieuwe huis gedeeltelijk op de gemeenschappelijke tuinmuur mocht optrekken. Het perceel waarop zij bouwde vormde oorspronkelijk een onderdeel van een groot claustraal perceel van Oud-Munster. Bij de afsplitsing werd afgesproken dat de eigenaar van het hoofdhuis aan het Oud-Munsterkerkhof recht op uitgang in de Trans behield, hierdoor werd de nieuwe eigenaar verplicht een poortweg in
Afb. 411. Trans 8. W.C. van Dijk, ca 1870. Gezicht op de achterzijde van het huis.
het nieuw te bouwen huis op te nemen. Het nieuwe huis was niet de eerste bebouwing ter plaatse. Aan de huidige rooilijn stond voordien een middeleeuws dwars gebouw met twee bouwlagen en een kap. De gehele rechter zijmuur met trapgevel werd in de nieuwe zijmuur opgenomen. In deze zijmuur bevonden zich op de begane grond en de verdieping een stookplaats. Rechts naast de stookplaats op de verdieping bevond zich een venster.
Resten van wandschilderingen uit de 15de-eeuw zijn in 1983 op deze muur gevonden bij de verbouwing door de Rijksuniversiteit. Deze bestond op de verdieping uit rode en gele verticale banden aan de bovenzijde afgezet met een band van groene ranken op een witte ondergrond tussen zwarte biezen. De wandafwerking op de begane grond bestond uit zwarte krullen en een zwarte plint op een witte ondergrond.
Het huis van 1634 was een tweebeukig huis, waarvan de achterste beuk slechts één bouwlaag had met een lessenaardak tegen de voorste beuk van twee bouwlagen. Tegen het einde van de 17de-eeuw kreeg de achterste beuk een verdieping en een nieuwe kap.
Mogelijk uit 1634 dateerde een in 1936 afgebroken keukenaanbouw links tegen de achtergevel, waarin de keldertrap uitkwam.
Bij de verbouwing van 1983 kwam het één en ander van de 17de-eeuwse plafondafwerking in verschillende kamers aan het licht. Het rijkst was deze in de rechter achterkamer van de begane grond, het ‘agtersalet’. De moer- en kinderbalken hadden op een bruin-groene ondergrond een rand van bladgoud en een zwarte bies, deze afwerking liep op de sleutelstukken door.
Een dergelijke beschildering past goed bij het in een transport uit het derde kwart van de 17de-eeuw genoemde goudleerbehang. De overige plafondbeschilderingen in het huis bestonden uit zwarte, witte of rode biezen op een ondergrond variërend van lichtgroen tot donkergrijsgroen en helderblauw. Een overeenkomstige afwerking werd ook op één der oude binnendeurkozijnen aangetroffen.
Tot 1895 behield het huis een woonfunktie. In dat jaar werd in het huis de door de laatste eigenaar, mr E. du Marchie van Voorthuysen, van Maarsen en Ter Meer, opgerichte weesinrichting ‘Gesticht der Liefde’ gevestigd. Het huisvestte meisjes, tussen de zes en achttien jaar oud, die één der ouders verloren hadden, liefst uit de gegoede burgerstand.
In 1936 werd het huis verbouwd en door de Gemeente in bruikleen gegeven aan de Universiteit voor de vestiging van het Universiteitsmuseum, dit ter gelegenheid van het 300-jarig bestaan van de Rijksuniversiteit Utrecht. In 1982 verhuisde het museum om plaats te maken voor de Fakulteit der Letteren. Bij de verbouwing in 1983 werd Trans 8 door middel van doorgangen gekoppeld aan de buurpanden, dit maakt deel uit van een plan om alle panden aan de noordzijde van de Trans met elkaar te verbinden.
|
|