| |
| |
| |
Afb. 66 Verdeling van het huistype diepe huizen over de stad Utrecht.
| |
| |
| |
4. Het diepe huis
Karakteristiek
Het diepe huis is in Utrecht vermoedelijk altijd al het meest voorkomend type geweest. Veelal zijn de voorbeelden varianten op een basisvorm. Het diepe huis wordt gekarakteriseerd door:
- | De kap heeft een nokrichting loodrecht op de voorgevel. |
- | De plattegrond heeft, over het algemeen, een grotere diepte dan breedte. |
- | De balklaag ligt, over het algemeen, evenwijdig aan de voorgevel. |
| |
Ontstaansgeschiedenis
De breedte van het diepe huis hangt nauw samen met de perceelsbreedte, in de oude stad betekent dit vaak een breedte van 5 à 7 m bij een veelal veel grotere diepte. Bij een mogelijk nog 11de-eeuwse percellering aan de noordzijde van de Waterstraat bleek uitgegaan te zijn van percelen van 25 voet (ca 7,5 meter). Hierop stonden vermoedelijk diepe huizen met een breedte van ca 6 meter. De breedte van een perceel werd vooral bepaald door de waarde van de grond. Om een gebied in een redelijk groot aantal stukken te verdelen werd uitgegaan van niet te grote breedte. Een acceptabel oppervlak werd verkregen door een grotere diepte.
Ook constructie-eisen zijn van belang voor de bouw van het diepe huis. Gekozen werd in het algemeen voor de kortste overspanning voor de balklagen en sporenparen of kapspanten, waaruit dan de nokrichting loodrecht op de rooilijn volgde.
Van oude houten voorbeelden van het diepe huis zijn in 1986 funderingen gevonden bij opgravingswerkzaamheden aan de zuidzijde van de Boterstraat. Het betrof hier huizen met een breedte van ca 6 meter, daterend uit het begin van de 13de eeuw. De huizen lagen waarschijnlijk met de voorgevel in de rooilijn van de Boterstraat (zie blz. 426).
In de ontwikkeling van het diepe huis zijn twee hoofdgroepen te onderscheiden: het één- en het meerlaags diepe huis.
| |
Het éénlaags diepe huis
Het houten huis zonder vakwerkconstructies (zie blz. 425) bestond vermoedelijk uit niet meer dan één bouwlaag met een dak. Het huis met een verder ontwikkelde houtconstructie, het vakwerkhuis, kon meer bouwlagen bevatten. Ook werden zolders afgescheiden en kelders aangebracht.
Van de voorheen veelvuldig voorkomende éénlaags diepe huizen zijn tegenwoordig in de oude stad van Utrecht weinig voorbeelden over, wel is van verschillende huizen bekend dat zij hieruit zijn ontstaan. Over het algemeen werden zij later voorzien van een verdieping (bijv. Voorstraat 18 en 90, Lange Lauwerstraat 64). Eén van de oudste voorbeelden van in wezen nog bestaande éénlaags diepe huizen is Springweg 152 (zie blz. 127). Dit 14de-eeuwse huis met een interessante kapconstructie ligt niet in de rooilijn van de Springweg; tegenwoordig maakt het onderdeel uit van het adres Lange Smeestraat 14. Ook Springweg 159, Geertekerkhof 9 is een éénlaags huis van middeleeuwse oorsprong (zie blz. 126). Het middeleeuwse Lijnmarkt 23 heeft een voorste deel dat slechts één bouwlaag heeft. Het is niet duidelijk of het achterste deel, dat uit twee lagen bestaat, gelijktijdig met het voorste deel is gebouwd. Het huis Predikherenstraat 25-27 toont door de hoog opgetrokken voorgevel minder duidelijk de éénlaags opzet. Het is in aanleg 16de-eeuws en is tegenwoordig in de breedte in tweeën verdeeld (zie blz. 123).
Lange Lauwerstraat 22 en 32 zijn beide middeleeuwse voorbeelden, bij nummer 22 is de zolder in de 18de eeuw min of meer uitgebouwd tot verdieping.
Ook in de Margarethenhof bevinden zich twee kleine, 16de-eeuwse, diepe éénlaags huizen, qua afmeting en inrichting verwant aan de dwarse kameren (Jansveld 14 en 16, zie blz. 239).
Duidelijker is het beeld van de diepe éénlaags huizen herkenbaar in de oude ‘voorsteden’ van Utrecht. Door hun ontstaan en ontwikkeling zijn de huizen met een kleine omvang daar veelvuldiger in aantal en zijn langer blijven bestaan dan binnen de singels. Aan de Lauwerecht, waar in de middeleeuwse voorstedelijke lintbebouwing buiten de Bemuurde Weerd overwegend éénlaags huizen voorkwamen, zijn nog goede voorbeelden aanwezig zoals Lauwerecht 147-149, 151, 153-155 en 157. Ook in de Bemuurde Weerd staat een aantal kleine éénlaags diepe huizen (bijv. Bemuurde Weerd w.z. 1 en 2) die duidelijk voorbeelden zijn voor de ontwikkeling in deze voorstad. Tot aan de sloop in 1979 ten behoeve van de bouw van een deel van Hoog Catharijne, stonden ook aan de Leidseveer enige goede, middeleeuwse, voorbeelden (bijv. Leidseveer 25).
| |
Het eenlaags huis met insteek
Een overgangsvorm naar het meerlaags huis is het huis met een insteek. Het in wezen éénlaags huis heeft een zeer hoge begane grond, waarin voor een deel een tussenverdieping steekt. Weinig voorbeelden zijn hiervan terug te vinden. Voorstraat 3, in de 17de-eeuw met een verdieping verhoogd, is zo'n 14de-eeuws éénlaags huis met in wezen nog de oorspronkelijke insteek (zie blz. 136).
| |
Het meerlaags diepe huis
Het grootste deel van de huizen in de oude stad kan worden ingedeeld bij het type van het meerlaags diepe huis. Dit huis bestaat uit een begane grond met één of meer verdiepingen. Een aantal van deze huizen is ontstaan uit een éénlaags diepe of soms ook dwarse voorganger. In de middeleeuwen werden ook al vaak meerlaags huizen gebouwd.
| |
| |
| |
Formaten
Aangezien het diepe huis in Utrecht het meest voorkomende type is, is het handzaam de grote groep in te delen naar formaat. Het grote diepe huis valt te definiëren als een huis met een breedte van 7 m of meer en een diepte van ca 20 m of meer, het middelgrote exemplaar is ca 5-7 m breed en ca 10-16 m diep. Voor het kleine diepe huis is vooral de breedte maatgevend, maten van ca 2,5 tot ca 5 m komen voor, de diepte kan sterk variëren. Mariaplaats 50, ca 8,5 × 21,5 m, is een goed voorbeeld van een middeleeuws, groot, diep huis. Van het middelgrote huis bestaan nog vele exemplaren, zie bijvoorbeeld het middeleeuwse Vismarkt 4-5 (zie blz. 134), oorspronkelijk met een houten gevel, Trans 5 uit 1618 (zie blz. 132) of het uit 1682 daterende Oudegracht 302 (zie blz. 113). Het vakwerkhuis Oudegracht 133 (zie blz. 98), Nieuwegracht 37 (zie blz. 93) en Oudegracht 346 zijn kleine diepe huizen met een breedte van respectievelijk 3 en 2,6 m.
Hoewel ze door hun hoofdvorm onder het type diepe huis gerekend zouden kunnen worden, worden de grote diepe huizen met zijhuis als groep afzonderlijk behandeld (zie hoofdstuk 7b).
| |
Geografische spreiding
Hoewel het type van het diepe huis op vele plaatsen in de oude stad voorkomt, is een zekere geografische concentratie waarneembaar.
Aan de ‘oude’ straten als Steenweg, Zadelstraat, Boterstraat en Springweg en de Oudegracht werd vrijwel alleen het diepe huis toegepast. Ook daar waar de breedte van het perceel, bijvoorbeeld bij de diepe huizen met zijhuis, een dwarse opzet mogelijk maakte, werd toch vaak gekozen voor een diepe opzet.
In dwars- en achterstraten is er meer evenwicht tussen het aantal diepe en dwarse huizen.
In de ‘nieuwe’ delen van de stad, die gebieden die na herverkaveling van kerkelijke gebieden in de eerste helft van de 17de eeuw opnieuw werden bebouwd, komt naar verhouding het diepe huis minder voor. Vaker werd hier gekozen voor een dwars, eventueel tweebeukig, of vierkant huis. Toch komen ook hier diepe huizen voor, soms in een meer ‘seriematige’ aanleg zoals aan de zuidzijde van de Trans (zie Trans 5, blz. 132) of op een perceel van het voormalige Wittevrouwenklooster, waar in 1709 een reeks van zeven, diepe huizen werd gebouwd (zie blz. 141).
Het aantal nog bestaande éénlaags diepe huizen in de oude stad is te gering om een oorspronkelijke verspreiding hiervan te kunnen vast stellen. Over het algemeen lagen deze huizen tussen dwarse bebouwing aan de zij- en achterstraten en stegen. De Lange Lauwerstraat geeft een goed voorbeeld van dergelijke zijstraatbebouwing.
Het is op het kleine oppervlak van een huis veelal niet van belang in welke richting de ruimte overspannen wordt, beide zijn dan klein genoeg. Wanneer een seriematige bebouwing ter hand werd genomen, werd dan meestal gekozen voor een dwarse opzet, aangezien dan voor de kap gebruik gemaakt kan worden van de zijmuren van de buurhuizen.
Een opmerkelijke vorm van het diepe huis is aan de Choorstraat, Lijnmarkt en Donkere Gaard en een deel van de Twijnstraat door de plaatselijke omstandigheden ontstaan. Door de ligging van de voorzijde aan de straat en de achterzijde aan de werf of in de gracht hebben deze huizen twee ‘gezichten’, één aan de straat en één aan de gracht. Voorbeelden hiervan zijn Choorstraat 18 en 22 (zie blz. 62), Lijnmarkt 48 (zie blz. 82) en Donkere Gaard 9 (zie blz. 67). In deze huizen zijn bovendien de verschillende stadia van uitbreiding door overbouwing van de resterende werf te herkennen. Tot in de 17de eeuw bestonden dergelijke reeksen werfhuizen ook tegenover het Stadhuis (de Snippevlucht) en voor Oudegracht 245 (Vijfhuizen).
| |
Varianten
Natuurlijk is het niet zo dat het diepe huis alleen in de ‘ideale’ vorm voorkomt: één enkelvoudig diep bouwvolume, met één of meer bouwlagen. Er bestaan ook varianten, die op deze basisvorm teruggaan. Veel van deze varianten komen ook voor bij het huis met een dwarse opzet.
Inwendig komt de reeds genoemde insteek als variant al vroeg voor: een tussenverdieping in een hoge begane grond die slechts over een gedeelte van het oppervlak aangebracht is, de rest van het oppervlak houdt daarbij zijn volledige hoogte. Deze vorm komt over het algemeen voor in een huis met een gedeelde funktie, een bedrijfs- of winkelfunktie gecombineerd met een woonfunktie.
Het grote, mogelijk nog uit het tweede kwart van de 13de eeuw daterende, Fresenburg, Oudegracht 113 (zie blz. 384), had oorspronkelijk in de begane grond aan de voorzijde een insteek, waarschijnlijk slechts over een gedeelte van de breedte. Ook Drakenburg, Oudegracht 114, (zie blz. 395), ontstaan uit een laat 12de-eeuws diep, tufstenen huis, had waarschijnlijk al in zijn oudste bakstenen fase omstreeks 1300 aan de achterzijde een insteek. Hoewel deze huizen door de aanwezigheid van een zijhuis in hoofdstuk 7b worden behandeld zijn ze goede voorbeelden van het middeleeuwse, zeer grote, diepe huis met een insteek.
Het al eerder genoemde huis Voorstraat 3 heeft de insteek van het middeleeuwse éénlaags huis in de 17de-eeuwse verbouwing min of meer behouden. De insteek van de 17de-eeuwse huis Lange Smeestraat 28 is helaas moeilijk meer als zodanig te herkennen (zie blz. 81). Het huis Neude 35, 36 (zie blz. 87), gebouwd in 1606, heeft een insteek in de diepte van het huis in het linkergedeelte van de begane grond.
Een vooral in de 17de-eeuw voorkomende, eveneens inwendige variant is het huis met de opkamer. Een deel van de begane-grondvloer ligt hoger dan de rest, onder deze opkamer ligt dan de neerkamer, waarin veelal de keuken is ondergebracht. Over het algemeen is de balklaag boven de opkamer en boven het overige deel van de begane grond daarbij dan één doorlopende constructie. In een enkel geval ligt deze echter hoger, zodat ook op de verdieping een niveauverschil ontstaat. Hierdoor ontstaat een toestand waarin het huis min of meer in een voor- en achterhuis is te splitsen.
Voorbeelden van 17de-eeuwse huizen met opkamer en een doorlopende balklaag zijn Ganzenmarkt 28 (zie blz. 71), Neude 39, dat tot 1747 een houten gevel had, Springweg 4 en Oudegracht 20. Van Lange Nieuwstraat 41 is het deel van het huis dat de opkamer bevat op te vatten als achterhuis, bij Springweg 159, waar de neerkamer een kelderfunctie heeft, en Springweg 6, waar dit achterhuis in zijn huidige vorm jonger is dan het voorhuis, is dit nog duidelijker.
Niet alleen bij 17de-eeuwse huizen kwamen opkamers voor, zoals uit Servetstraat 4 blijkt, werd deze opzet ook nog in 1908 toegepast.
Ook de bouwmassa vertoont varianten. Een eenvoudige vorm hiervan is een ondergeschikte aanbouw, over het algemeen tegen de achtergevel, waarin meestal de keuken is ondergebracht. Ook een plee-uitbouw en een traptoren, bijvoorbeeld bij Ganzenmarkt 30 (zie blz. 72), kunnen als aanbouw worden opgevat. Vooral in de 17de-eeuw werd een keukenaanbouw dikwijls al in het ontwerp opgenomen.
Verdergaand is de uitbreiding door middel van een tweede bouwdeel dat min of meer van gelijk belang is als het hoofdbouwdeel, en dat een zekere zelfstandigheid bezit. In deze gevallen is er sprake van een achter- of zijhuis (zie voor de laatste vorm hoofdstuk 7b, blz. 369).
| |
| |
Het achterhuis kan in vele vormen voorkomen, variërend van een bouwdeel dat een muur met het voorhuis deelt, tot een vrijwel volledig zelfstandig gebouw. Minrebroederstraat 6 (zie blz. 84) heeft aan de achterzijde van het perceel een dwars tweelaags achterhuis waarin zich een keuken en personeelskamers bevinden. Bij Oudegracht 307, Leeuwenberg (zie blz. 106), is deze vorm van uitbreiding in verregaande vorm aanwezig. Slechts verbonden door een tussenlid staat, ten opzichte van het hoofdhuis geheel naar rechts verschoven, een achterhuis, dat daarenboven is voorzien van een zijhuis. Met name in de 18de-eeuw werden bijgebouwen met speciale funkties toegepast. Een voorbeeld hiervan is de tuinkamer. Bij het middeleeuwse Oudegracht 86, ‘Het Hertenhuis’, werd in 1813 een dergelijke tuinkamer toegevoegd.
| |
Indeling
Bij bouwhistorisch onderzoek in het huis Scherpenburch, Springweg 69, 71, bleek dat het ontstaan is uit een 14de-eeuws, eenlaags, diep huis dat was verdeeld in een ‘zaal’ en een achterkamer. De scheiding werd gevormd door een stenen tussenmuur. Beide ruimten konden worden verwarmd. Ook bij Zadelstraat 41 bestaat een dergelijke indeling, waarbij tegen de tussenmuur de stookplaatsen zijn gesitueerd (zie blz. 144).
Zo'n verdeling in een grote ‘zaal’ en een achterkamer is goed vergelijkbaar met de indeling van het grote, diepe huis met zijhuis (zie blz. 369). In het huis Fresenburg, Oudegracht 113, (zie blz. 384) bevond zich vanouds aan de achterzijde van het hoofdhuis een ongeveer vierkante kamer, door een stenen tussenmuur gescheiden van de voorzaal. Ook zijn op de verdiepingen aanwijzingen gevonden voor indeling. Een indeling op de begane grond was in de Oude Puth, Oudegracht 219 (zie blz. 390), ook door een houten tussenwand gerealiseerd.
Van dergelijke houten tussenwanden is meestal weinig terug te vinden, zodat ook van een oorspronkelijke indeling weinig bekend is.
De trap bevond zich in deze situatie nog in de woon- of werkruimte. Toen de indeling verder gedifferentieerd werd, werden vanaf de 17de eeuw ook de verkeersruimten als hal en gang afgescheiden.
Deze differentiatie zette zich steeds verder voort, met als gevolg dat tegen het einde van de 19de eeuw ook de kleinste huizen aparte slaapkamers en een keukenruimte kregen.
Afb. 67. Choorstraat 18. Voorgevels Choorstraat 14, 16, 18.
| |
Choorstraat 18
Adres
Officieel is het adres Choorstraat 18 vervallen door samentrekking met Choorstraat 16.
Oud adres: wijk D, nr 7.
| |
Karakteristiek
Winkel-woonhuis met 18de-eeuws karakter (nu winkel en opslag in verbinding met de winkel en het woonhuis Choorstraat 16), bestaande uit een voorhuis en een lager achterhuis, beide nu drie bouwlagen onder plat dak. Aan de Choorstraat heeft het huis een lijstgevel met mezzanino-fries, aan de zijde van de Vismarkt een uit het water van de Oudegracht oprijzende lijstgevel met forse houten kuif en een overbouwde werf. Onder het huis liggen twee kelders, ervoor straatkelders.
| |
Afbeeldingen
- | P.G. Vertin, 1867. Gezicht uit het zuiden op de Vismarkt. Schilderij. Centraal Museum Utrecht, inv. nr 1336. |
- | G.L. Mulder, 1878. Gezicht vanaf Domtoren. Foto. GAU/TA-Ca 3. |
- | Fotobureau Maraboe, 1934. Gezicht vanaf Domtoren. Foto. GAU/TA-Ca 42 (B). |
- | N. Jesse, 1943. Gezicht vanaf Domtoren. Foto. GAU/TA-Ca 51 (A, E, F). |
- | Anoniem, 1948. Gezicht vanaf Domtoren. Foto. GAU/TA-Ca 54. |
| |
Beschrijving
Het huis staat op een grondplan van 4 × 11 m, inclusief de overbouwde werf.
De 18de-eeuwse lijstgevel aan de Choor- | |
| |
straat is op beide verdiepingen twee vensters breed. Deze smalle hoge vensters onder anderhalf-steens strekken bevinden zich in een regelmatig kruisverband gemetseld gevelvlak, dat afgesloten wordt door een forse houten lijst, waarin als mezzanino twee nu blinde lage vensters opgenomen zijn. Deze bekroning fungeert nu als borstwering voor het platte dak. De begane grond wordt ingenomen door een tevens voor het linker buurpand doorlopende moderne pui.
De vermoedelijk 17de-eeuwse achtergevel is een donkerbruin geschilderde lijstgevel, gemetseld in staand verband, bekroond door een forse halfronde houten kuif met de afbeelding van drie tonnen, die de helft van de breedte inneemt. De rijke gekorniste lijst hieronder is naast de régence-consoles gedateerd: 1722. Deze gevel van het huis, dat met de buren gemene muren heeft, is evenals die van nr 20 naar het zuiden verzakt. De begane grond en de verdiepingen hebben twee vensters. Boven de begane-grondvensters is geen ontlastingsconstructie gebruikt, boven de eerste verdieping een halfsteens rollaag. De kroonlijst ligt direct boven de vensters van de tweede verdieping.
Het onderste deel van de gevel, gelegen voor de overbouwde werf, is, samen met dat van Choorstraat 20, in het tweede kwart van de 20ste eeuw vernieuwd en bestaat uit een grote boog die tot voorbij de grens met nr 20 reikt. Dat huis heeft naast deze boog een poortje met een deur. Het terugliggende oude kelderfront heeft een 18de-eeuwse pui onder een geprofileerde puibalk met, van de gracht af gezien, rechts een deur onder een vierruits bovenlicht, in één kozijn gevat met een schuifraam (2 × 3 + 2 × 3 ruiten) links. Van een vermoedelijk houten voorganger van deze gevel resteert rechts een eiken stijl in de keldergevel, met een gat voor een korbeel dat het overstek droeg. Links geeft de tot ca één meter achter Choorstraat 20 doorlopende werf toegang tot de kelderdeur van dat huis.
De doorsnede van Choorstraat 18 is illustratief voor de complexiteit van de bebouwing langs het water aan dit oudste deel van de Choorstraat. Onder het huis liggen twee kelders. De voorste, met enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel, ligt met zijn vloerniveau ruim één meter hoger dan de achterste. De kelder onder het achterste deel van het huis heeft een tongewelf, waarvan de kruin, loodrecht op de rooilijn, beduidend rechts van het midden ligt: kennelijk was de kelder naar rechts toe breder. Deze achterste kelder staat in verbinding met die van Choorstraat 16.
Achter deze kelder ligt de genoemde werf, die wel overbouwd is, maar nog een open verbinding naar de gracht heeft, daarmee een tussenfase markerend in de uitbreiding, van deze reeks huizen naar de gracht toe. Voor het huis liggen diverse straatkelders, deels van oorsprong bij de overbuur behorend (zie afb. 70).
Op dit kelder- en werf-complex staat Choorstraat 18 met zijn voor- en achterhuis; de scheiding tussen beide delen ligt verder achter de tussenmuur tussen beide huiskelders. Het voorhuis heeft nu drie bouwlagen onder plat dak. De ongeprofileerde
Afb. 68. Choorstraat 18. Achtergevels Choorstraat. Nummer 18 is het derde pand van links.
| |
| |
Afb. 69. Choorstraat 18. Kelderdoorsneden van Choorstraat 16-20.
Afb. 70. Choorstraat 18. Kelderplattegronden van Choorstraat 16-22, en Vismarkt 24.
| |
| |
enkelvoudige balklaag, evenwijdig aan de voorgevel, boven de eerste verdieping ligt hoger dan de oorspronkelijke. Boven de tweede verdieping ligt een drie vakken diepe samengestelde balklaag met de moerbalken evenwijdig aan de voorgevel. Rechtsachter bevindt zich hier het restant van een rechtsdraaiende grenen spiltrap, die wijst op een verdwenen vloerniveau 110 cm boven het huidige. De 3 cm dikke treden zijn ieder met één, de 1,5 cm dikke stootborden ieder met twee pennen (doorsnede 1,2 cm) in de spil verankerd.
Het gesloopte zadeldak van het voorhuis, met voor een wolfeind, stond achter tegen een tuitgevel waarin een vierruits venster en links een nog aanwezige schuin geplaatste deur, die toegang geeft tot het linker buurpand vanaf het platte dak van het achterhuis. De lage vensters in het fries van de voorgevel gaven de verdwenen zolder licht.
Het achterhuis heeft drie lagere bouwlagen, nu eveneens onder een plat dak, dat 1,7 m lager ligt dat dat van het voorhuis.
Oorspronkelijk was de tweede verdieping waarschijnlijk een zolder onder zadeldak met nok loodrecht op de achtergevel, waar de nok schuil ging achter het fronton.
| |
Geschiedenis
De rij huizen tussen dit deel van de Choorstraat en het water van de Oudegracht is ontstaan als werfbebouwing op kelders behorend bij de oudere overburen die zo de resterende smalle werven en de gracht konden bereiken. De kelders, alsmede een deel van de straatkelders, zijn uiteindelijk toch bij deze werfhuizen getrokken. Ook de werven zijn, eerst onder een overstek, later als overbouwing, ingekapseld, waarna de meeste huizen ze geheel bij de kelderruimten trokken. Van de overstekfase heeft Choorstraat 18 een rudiment in de vorm van een muurstijl bewaard, de toestand van de overbouwingsfase is nog geheel aanwezig. Dat de bebouwing van voor de 18de eeuw niet geheel verdwenen is bewijst de samengestelde balklaag boven de tweede verdieping van het voorhuis.
In 1722 werd de achtergevel van het pand gemoderniseerd, later in die eeuw kreeg het voorhuis een nieuwe voorgevel. Nadat het achterhuis al eerder zijn kap verloren had, werd die van het voorhuis op het eind van de Tweede Wereldoorlog opgestookt als brandhout.
Afb. 71. Choorstraat 18. De overbouwde werf van Choorstraat 18 en 20 met de gevel van de werfkelder van nummer 18.
Afb. 72. Choorstraat 18. Bekroning van de achtergevel met een houten fronton.
| |
| |
| |
Choorstraat 22, vismarkt, 24
Adressen
Van Choorstraat 22 is het oude adres: wijk E, nr 13.
Officieel is het adres Vismarkt 24 vervallen door samentrekking met Choorstraat 24 en 26.
De oude adressen zijn: Vismarkt 36 en Zoutmarkt, wijk E, nr 1.
| |
Karakteristiek
Beide panden vormen samen een dubbel winkelwoonhuis, vermoedelijk uit het midden van de 17de eeuw. Het is opgezet als een diep huis van drie bouwlagen onder zadeldak met de nok loodrecht op Choorstraat, in de diepte in tweeën gedeeld, waardoor de twee huizen ieder een klein grondplan hebben dat breder is dan diep. De voorgevel van Choorstraat 22, een lijstgevel van drie lagen, ligt aan de Choorstraat, die van Vismarkt 24, een gepleisterde en witgeschilderde lijstgevel van vier lagen, aan de Kalisbrug. Beide huizen zijn hoekpand van het Hanengeschrei. Onder de panden liggen twee kelders boven elkaar. Van Vismarkt 24 is in het vierde kwart van de 19de eeuw de zolder tot verdieping uitgebouwd onder een bijna plat dak zodat het nu vier bouwlagen zonder zolder bevat. Uit deze panden blijkt hoe op deze plaats in de 17de eeuw gewoekerd werd met de ruimte, waardoor op een klein oppervlak twee panden ontstonden van drie bouwlagen, op twee kelders boven elkaar.
| |
Bron
- | beveren, h.p. van, Notitie Rijksdienst voor de Monumentenzorg ‘Choorstraat 22, hoek Hanegeschrei’, 16 maart 1972. In: UDS: Choorstraat 22; kaart 5a (1972.0316). |
| |
Literatuur
- | ‘Overneming van een gang onder de Choorstraat en het Hanengeschrei’, Gedrukte verzameling Gemeente Utrecht 1910, nr 57F. |
- | haakma wagenaar, th., ‘De Buurkerken welke aan de huidige voorafgingen’, Het vijf kerken restauratieplan 1980, nr 1, blz. 11. |
- | haakma wagenaar, th., ‘De verbouwing van de Buurkerk in de 16de eeuw’, Het vijf kerken restauratieplan 1982, nr 1, 2, blz. 4, 14. |
- | monde, van der, 1846, blz. 83. |
- | Jaarverslag UMF 1949, blz. 12. |
- | verlaan, a., e.a., Van eenvoudige doch harmonische architectuur, Utrecht-Antwerpen 1979, blz. 126. |
Afb. 73. Choorstraat 22, Vismarkt 24. Doorsnede en plattegronden.
Afb. 74. Choorstraat 22. Voorgevels van Choorstraat 22-26, en de zijgevel van Vismarkt 24. Links het Hanengeschrei.
| |
| |
| |
Afbeeldingen
- | P. Oosterhuis, ca 1870. Gezicht op de Vismarkt. Foto. GAU/TA-Vismarkt, c. 1870 (2) (zie blz. 75). |
- | Anoniem, ca 1890. Gezicht op de Vismarkt. Foto. In: a. van hulzen, Utrecht op oude foto's, deel 2, Den Haag 1978, blz. 104. |
- | W.C. van Dijk, ca 1870. Foto vanaf de Domtoren. Foto. GAU/TA-Ca.2 (8). (zie afb. 12). |
- | Anoniem, 1909. Plattegrond aan te kopen kelder. Tekening. Bijlage bij Gedrukte Verzameling Gemeente Utrecht 1910, nr 57F. |
| |
Beschrijving
De breedte van de twee huizen varieert van 4,9 m (voorgevel Choorstraat) tot 4,65 m (voorgevel Vismarkt), de diepte is per huis 3,8 m.
De voorgevel van Choorstraat 22 is een lijstgevel, op de verdiepingen twee vensters breed onder getoogde anderhalfsteens strekken. De winkelpui heeft een centrale ingang. Evenals de linker zijgevel is de voorgevel gemetseld in regelmatig kruisverband van baksteen van 22 × 11 × 3,9 cm; 10 lagen 51,2 cm. De zijgevel, eveneens met een eenvoudig geprofileerde gootlijst, heeft in het voorste vak op beide verdiepingen een schuifvenster onder een halfsteens rollaag, met zes ruiten benevens smalle ruitjes langs de zijkanten, vermoedelijk stammend van de renovatie van 1949. Het zadeldak heeft een voorschild zonder dakkapel.
De voorgevel van Vismarkt 24 was in de 19de eeuw hetzelfde als de tegenhanger, maar had wel een dakkapel met een zesruits openslaand venster. Nu is het een vier bouwlagen hoge gepleisterde en wit geschilderde gevel met een lijst op drie lichte consoles.
Onder de 18de-eeuwse puibalk is de winkelpui vervangen door een hoog geplaatst modern drielicht. De eveneens gepleisterde en wit geschilderde rechter zijgevel bevat slechts een deur links.
Voor het pand liggen twee kelderluiken in de straat. Voor Choorstraat 22 twee kelderlichten.
Choorstraat 22 fungeert als zelfstandig winkelwoonhuis en heeft geen toegang tot de onderste kelder. Boven de bovenste kelder ligt een samengestelde balklaag met de moerbalk evenwijdig aan de voorgevel. De balklaag boven de begane grond is niet in het zicht.
Boven de tweede verdieping is de enkelvoudige balklaag, evenwijdig aan de Choorstraat, vier vakken diep. De kap heeft één spant met rechts en links een gezaagd telmerk op de eiken krommers, vermoedelijk secundair gebruikt. Op het
Afb. 75. Vismarkt 24. P. Oosterhuis, ca 1870. De Vismarkt, met links als hoekpand van de rij aan de Zoutmarkt Vismarkt 24, voor de verhoging en pleistering.
Afb. 76. Vismarkt 24.
| |
| |
onderste juk staat een recenter A-juk. Van de begane grond naar de eerste verdieping is de eiken spiltrap met uitgestoken leuning bewaard gebleven, die zich bevindt rechts tegen de achtermuur, welke links van het midden de schoorsteen bevat.
Van Beveren noemt in zijn notitie van 1972 nog een opgeklampte eiken strokendeur met een profilering, waarvan hij een schets geeft. Dit deurtje vormde de toegang van de begane grond naar de keldertrap en was met gesmede gehengen afgehangen aan de spil.
De plattegrond herhaalt zich gespiegeld in Vismarkt 24.
Sinds ca 1975 is Vismarkt 24 getrokken bij Choorstraat 24 en 26, de begane grond staat daarmee als winkelruimte geheel in open verbinding.
De bovenste kelder, onder enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel, heeft geheel het karakter van kelderkeuken bewaard.
De verdiepingen hebben samengestelde balklagen met één moerbalk evenwijdig aan de Vismarkt, hiervan zijn op de tweede verdieping de kinderbinten vervangen door tussenliggers. Boven de eerste verdieping is te zien, dat er geen sleutelstukken zijn en dat de kinderbinten zonder strijkbalk direct in de muur liggen. De linksdraaiende spiltrap met oortjes aan de treden heeft een uitgestoken leuning met een siergroef erlangs. Op de eerste verdieping is de opzet te zien met een bordes en is de leuning onderbroken omwille van een in de spil uitgespaarde sponning voor de deur, die de toegang naar boven afsloot. Op de tweede verdieping liep de trap zonder onderbreking door naar de voormalige zolder, het laatste stuk van de trap is echter vernieuwd. De spiltrap van de begane grond naar kelder en naar de eerste verdieping is verwijderd, op deze drie niveaus staat het pand thans in verbinding met Choorstraat 24.
Van de momenteel niet toegankelijke onderste kelders is de opzet bekend door een opmeting uit 1909: de kelder van Vismarkt 24 staat in verbinding met de erbij behorende werfkelder, die met een deur onder de Visbrug op het water uitkomt. Van deze beide kelders is aan de noordzijde een gang afgescheiden, die de kelder van Choorstraat 22 verbindt met een eigen toegang naar het water. In deze gang kwam een in 1909 dichtgestorte tweede gang uit, die buitenlangs de beide panden onder het Hanengeschrei door, de deur aan de gracht verbond met een straatkelder voor Choorstraat 22, die met een trap naast Choorstraat 17 op de Steenweg uitkwam.
| |
Geschiedenis
Het dubbele huis bevindt zich op een zeer prominente plaats: recht tegenover de Steenweg, aan de Choorstraat en Kalisbrug, langs het Hanengeschrei. Het vormt de kop van een rij huizen, die vanouds aan de Zoutmarkt stonden met de rug naar het kerkhof van de in de romaanse fase veel kleinere Buurkerk. Door de uitbreiding daarvan werd de doorgang tussen het gotische koor en de achtergevels zo smal, dat tenminste één huis hier in 1386 omwille van een uitbreiding van de kerk zijn overstekken verloor.
Tot 1587 stond ter plaatse van het besproken dubbele huis het huis van Jacob Huygensz. van Honthorst, echter ver uitstekend buiten de rooilijn. Daarom werd het door de stad aangekocht en gesloopt voor de aanleg van de Choorstraat. In feite was deze aanleg de verbreding tot straat van de steeg die langs het koor van de Buurkerk liep. Hiertoe werd dat koor gesloopt, de naast de nieuwe straat resterende grond tegen het transept werd uitgegeven voor de bouw van huizen. Bij de uitgifte van het erf op de hoek van de Steenweg werd wel de sloop van het huis van Jacob Huygensz. vermeld, maar geen nieuwbouw ter plaatse. De kelder van het verdwenen huis werd zelfs mede verkocht aan Jacob van Burck, die de plaats van Choorstraat 17 ging bebouwen. Het is niet uitgesloten dat gelijk met de aanleg van een brede Choorstraat ook het Hanengeschrei tot forse doorgang verbreed is, door het door de sloop vrijgekomen perceel tot openbare straat te bestemmen. De latere versmalling van het Hanengeschrei door de bouw van het dubbele huis behoeft niet te bevreemden. Het Hanegeschrei bleek als verkeersweg onnodig en zelfs ongewenst: nog in het midden van de 19de eeuw was deze steeg met een hek voor rijtuigen afgesloten, behalve gedurende de visafslag.
Bij de bouw in het midden van de 17de eeuw van Choorstraat 22 en Vismarkt 24 is niet alleen een ondieper perceel bebouwd (de Choorstraat zelf bleef uiteraard vrij) maar vermoedelijk ook een smaller grondplan dan dat van het huis van Jacob Huygensz. De genoemde straatkelder en gang onder het Hanengeschrei zijn dan de restanten van de kelders van dat huis na afsplitsing van de kelders van het dubbele huis. Tot 1910 waren die straatkelder en gang dan ook in eigendom bij Choorstraat 17.
Hieruit mag echter niet geconcludeerd worden dat voor het Hanengeschrei vanzelfsprekend de strook overblijft tussen de onderaardse gang en Choorstraat 20: ook die strook is namelijk onderkelderd, vanuit Choorstraat 20 en Vismarkt 25.
Vismarkt 24 is rond 1880 grondig verbouwd. Hadden de panden eerst samen één schilddak met een forse schoorsteen in het midden naast de nok, toen werd de zolder van Vismarkt 24 tot verdieping onder flauw hellend, zinken dak uitgebouwd, waarbij de toen gepleisterde en wit geschilderde lijstgevel vier bouwlagen kreeg.
Een plan uit 1973 om het pand weer terug te restaureren naar de eerdere toestand ging niet door, omdat het na aankoop rond 1975 bij Choorstraat 24 en 26 getrokken werd. Het pand verloor hierdoor zijn zelfstandigheid.
| |
Donkere Gaard 9
Oud adres
Wijk F, nr 144.
| |
Karakteristiek
Het van oorsprong middeleeuwse huis is gebouwd op een deel van de werf aan de Oudegracht. Het heeft aan de grachtzijde een overkraging over het resterend deel van de werf bewaard. In de 17de eeuw is het huis op het kelderniveau verlengd, waarbij de overkraging inpandig kwam te liggen. De constructie is echter nog aanwezig. Het huis telt drie bouwlagen en een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel. De kelder komt aan de grachtzijde uit op een plankier. Onder de straat liggen eveneens kelders.
Het huis heeft voor een lijstgevel en achter een tuitgevel; beide zijn gepleisterd.
| |
Literatuur
- | prakken, j., ‘De aanleg van de straat Donkere Gaard’, in: MOU 1950, blz. 58-61. |
- | temminck groll, 1963, blz. 92-93. |
| |
Afbeeldingen
- | Onderpui huis Donkere Gaard, GAU/SA5-bouwtek.; 1862; tek. nr 107. |
| |
Beschrijving
Het geheel bebouwde perceel van Donkere Gaard 9 is gelegen tussen de straat en de Oudegracht. Het heeft een rechthoekige plattegrond met een oppervlak van ca 4,4 × 8,2 meter. De twee vensters brede voorgevel, een lijstgevel, is gepleisterd met een blokkenpatroon. De vensters van de eerste
| |
| |
Afb. 77. Donkere Gaard 9. Doorsnede, plattegronden en een doorsnede over de korbeelconstructie van de voormalige houten achtergevel.
Afb. 78. Donkere Gaard 9.
verdieping bevatten schuiframen met een niet historische roedeverdeling (4 × 3 + 2 × 3 ruiten), op de tweede verdieping bevinden zich tot stolpramen omgebouwde T-vensters. De gevel op de begane grond wordt ingenomen door een winkelpui van 1862. Boven de eerste-verdiepingsvensters bevinden zich twee muurankers met een drakekop.
De eveneens twee vensters brede achtergevel, een gepleisterde tuitgevel, staat op kelderniveau op een grote boog, waarachter, terugliggend, de middeleeuwse keldermuur staat. Op de begane grond is een 20ste eeuws venster. De 19de-eeuwse vensters op de verdiepingen bevatten 20ste-eeuwse ramen. Op zolderniveau is een 19de-eeuws stolpraam aanwezig. Boven de begane grond ligt een samengestelde balklaag met nog één peerkraalsleutelstuk evenwijdig aan de voorgevel. De kapconstructie bevat twee enkelvoudige eiken spanten, voorzien van gekraste telmerken, links en rechts gelijk. Onder het huis ligt een kelder, met een tongewelf loodrecht op de voorgevel, die door een muur in de diepte in tweeën is gedeeld.
Achter de ruim 90 cm dikke middeleeuwse achtermuur bevindt zich een ruimte van een meter tot aan de 17de-eeuwse achtermuur. Tegen de oudste achtermuur zijn drie zware eiken korbeelstellen met muurstijlen rustend op natuurstenen consoles aangebracht. Deze constructie behoort tot de oorspronkelijk de werf overkragende houten achtergevel; een dergelijke constructie had ook Choorstraat 18 (zie blz. 62).
Voor het huis liggen onder de straat twee kelders met tongewelven, lopend tot aan de voorgevel van Donkere Gaard 4. De ruim 1 meter dikke muur tussen de twee kelders is opgebouwd uit grote baksteen. In de keldermuur tussen nummer 9 en 4 zijn twee dichtgemetselde doorgangen aanwezig.
Er bestaat geen verbinding tussen de kelder en het bovenliggend huis. De kelder komt aan de achterzijde uit op een houten steiger boven het water, middels welke het in verbinding staat met de kelders van de huizen Donkere Gaard 5 en 7.
| |
Geschiedenis
De huizen aan de westzijde van de Donkere Gaard zijn op de werf langs de Oudegracht gebouwd. Deze strook grond, die in 1238 door bisschop Otto iii van Holland aan het kapittel van Oud-Munster was geschonken, werd al in 1253 bebouwd. Aan de oostzijde van de straat lag, totdat in 1805 het voormalige Bisschopshof werd gesloopt, het gebied dat behoorde bij het bisschoppelijk paleis.
In eerste instantie hadden de huizen aan de achterzijde nog een smalle werf. Deze werf werd langzaam maar zeker overbouwd en uiteindelijk in de 17de eeuw geheel bebouwd. Deze laatste bebouwing hing samen met het verbod op het onderhouden en bouwen van houten gevels. Bij de verstening van de gevels werd ook het laatste stuk werf bebouwd.
Bij Donkere Gaard 9 is dit proces goed herkenbaar door de nog aanwezige constructie voor de voormalige overkragende houten gevel.
De ingewikkelde structuur van de kelders hangt mogelijk samen met de functie die het pand tot in de 18de eeuw heeft gehad. In 1707 werd het huis door de Staten van Utrecht verkocht aan Charlotte Amilia Hertogin van la Tremoille. Zij verkocht het huis direct door. Tot dan toe maakte het deel uit van het complex van het Bisschopshof. In 1623 werd het in een transportakte van Donkere Gaard 11 ‘'t Somerhuis van het Bisschopshof’ genoemd.
| |
| |
Het huis lijkt dan ook door middel van de kelders in verband gestaan te hebben met het Bisschopshof aan de overzijde van de straat.
In de 17de eeuw werd het huis ingrijpend verbouwd, waarbij de houten achtergevel en de kap vernieuwd werden. Mogelijk werden meer onderdelen van het huis vervangen.
In 1862 werd een winkelpui over de volle breedte van de gevel aangebracht.
Afb. 79. Donkere Gaard 9. De Donkere Gaard aan de grachtzijde, Donkere Gaard 9 is het vierde huis van rechts.
| |
Donkerstraat 23
Oud adres
Wijk E, nr 425.
| |
Karakteristiek
Een diep winkelwoonhuis, gebouwd in 1861, bestaande uit twee bouwlagen met een kap. Het huis staat op een oudere kelder. Het betreft hier een eenvoudig huis, dat vrijwel geheel in oorspronkelijke staat bewaard is gebleven, met een zorgvuldige detaillering van onderdelen, zoals de voorgevel en de kap.
| |
Bron
- | Notulen van B&W betreffende de fabricage. GAU/SA5 389x 22/24-10-1861, nr 479. |
| |
Afbeelding
- | Bouwtekening voor de bouw van een huis. GAU/SA5-bouwtek.; 1861; tek. nr 479 (zie afb. 81). |
| |
Literatuur
- | verlaan, a., e.a, Van eenvoudige doch harmonische architectuur, Utrecht 1979, blz. 32. |
| |
Beschrijving
Het huis is gelegen op een geheel bebouwd perceel van ca 4 × 8 m met een iets gerende rooilijn.
De twee traveeën brede klokgevel rust op een houten onderpui en wordt afgesloten met een steens rollaag en een ronde top op schouders. De aanzet van de geveltop en de schouders zijn gedekt met hardstenen platen. De kroonlijst van de pui rust links en rechts op geprofileerde consoles. De indeling bestaat uit een deur in het midden en twee etalagevensters daarnaast. Deur en vensters hebben nog de oorspronkelijke roedeverdeling. In de hardstenen plint bevindt zich rechts een kelderlicht. De verdieping heeft twee schuiframen met roedeverdeling (3 × 3 + 1 × 3 ruiten) en in de top bevindt zich één zolderraam met roedeverdeling (2 × 2 + 1 × 2 ruiten). Alle vensters zijn aan de bovenzijde afgewerkt met een rollaag.
De achtergevel heeft eveneens een beëindiging met een top, maar is door de ingebouwde ligging niet waarneembaar.
Tussen beide gevels staat een mansardedak.
Afb. 80. Donkerstraat 23.
| |
| |
De linker zijmuur heeft achteraan een klein venster.
Boven zowel de begane grond als de verdieping ligt een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De balken boven de begane grond zijn voorzien van een duivejagerprofiel. Het dak rust op drie Philibert-spanten met gordingen. De makelaars zijn aan de onderzijde afgewerkt met een profiel, dat aan een peerkraal herinnert.
De kelder met tongewelf loodrecht op de voorgevel is van oudere, waarschijnlijk middeleeuwse oorsprong en is kleiner dan de oppervlakte van het huis: links is een smalle strook niet onderkelderd. Het is niet bekend of het achterste deel van het pand onderkelderd is.
Voor de indeling van het huis zijn alleen houten binnenwanden gebruikt. Op de begane grond is de oorspronkelijke binnenpui, die het winkelgedeelte afscheidde van de huiskamer erachter, nog aanwezig. Deze voormalige huiskamer ontvangt voornamelijk licht door het raam met roedeverdeling in de binnenpui. Links sluit hierop de houten steektrap naar de verdieping aan. De hele begane grond fungeert thans als winkelruimte. Van de verdieping wordt het rechter gedeelte door een houten wand, met rug-aan-rug bedsteden, in een voor- en achterkamer verdeeld.
De achterkamer is thans, ten behoeve van een keuken en een badkamer, in tweeën gedeeld.
Naar de zolder leidt een eveneens houten steektrap met twee kwarten. De zolder is vanouds beschoten.
| |
Geschiedenis
Hoewel de middeleeuwse kelder op oudere bebouwing duidt, lijkt het huidige huis in 1861 geheel nieuw opgetrokken te zijn. Het is gebouwd in opdracht van het r.k. Parochiaal Armbestuur.
Behalve de twee genoemde bedsteden op de verdieping, bevatte het huis nog een derde bedstede onder de trap op de begane grond. Deze is verdwenen, evenals de keuken, die achter de huiskamer lag.
In 1967 werden er door de eigenaar, het Utrechts Monumentenfonds, herstellingen aan de kap en de voorgevel verricht en werd het huis meer geschikt gemaakt voor hedendaagse bewoning.
Afb. 81. Donkerstraat 23. Bouwtekening 1861.
Afb. 82. Donkerstraat 23. Plattegronden en doorsneden.
| |
| |
| |
Ganzenmarkt 28
Oud adres
Wijk G, nr 275.
| |
Karakteristiek
Het diepe huis, dat in de eerste helft van de 17de eeuw is ontstaan uit een diep éénlaags huis uit 1581, bestaat uit twee bouwlagen, een opkamer met neerkamer aan de achterzijde, een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel en kelders. Het huis ligt op de hoek van de Teelingstraat. De voorgevel, een gepleisterde twee vensters brede lijstgevel, heeft op de begane grond een, gedeeltelijk de hoek omgaande moderne winkelpui. De zijgevel is een gepleisterde vier vensters brede gevel. De hoek is afgeschuind en voorzien van een venster.
| |
Afbeeldingen
- | G. Haanen, 1823. Fruitvrouw op de Ganzenmarkt.
Schilderij, Centraal Museum Utrecht. |
- | P.W. van de Weijer, 1859. Gezicht op het noorden van de Ganzenmarkt (fruitmarkt). Litho, in: WAP, De stad Utrecht, album bevattende afbeeldingen harer voornaamste gebouwen en gezichtspunten met historische bijschriften, Utrecht 1859-1860. Zie afb. 84 |
- | Bouwtekening ‘Vernieuwing onderpui Ganzenmarkt G. 275’, GAU/SA5-bouwtek.; 1877; tek. nr 1391. |
| |
Beschrijving
De voorgevel is een, waarschijnlijk in de 19de eeuw gepleisterde, twee vensters brede lijstgevel met aan de rechterzijde een in stucwerk uitgevoerde hoekpilaster. In de in 1877 afgeschuinde hoek is een deur voor de winkelruimte en daarboven een venster aangebracht.
In de gepleisterde zijgevel bevinden zich op de begane grond een moderne winkelpui en een deur voor de bovenwoning.
De neerkamer en de opkamer hebben ieder twee vensters, de verdieping is vier vensters breed. De vensters bevatten schuiframen uit de tweede helft van de 19de eeuw.
De achtergevel is geheel door het in de Teelingstraat belendende huis ingebouwd. Slechts boven de neerkamer is de balklaag zichtbaar. Het betreft hier een vier vakken diepe enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De balken zijn voorzien van een duivejagerprofiel. In het achterste
Afb. 83. Ganzenmarkt 28.
Afb. 84. Ganzenmarkt 28, 30. P.W. de Weijer, 1859. Gezicht op de noordzijde van de Ganzenmarkt tijdens de fruitmarkt (gedeeltelijk).
| |
| |
vak is een raveling behorend bij een stookplaats tegen de achtergevel aanwezig. De kapconstructie bevat drie éénjukkige eiken spanten. Het voorste spant heeft telmerken, aan de linkerkant een gekrast gebroken, en rechts een gehakt merk. Tussen het voorste, drie vakken diepe, deel en het achterste twee vakken diepe deel, waarin zich de neerkamer en de opkamer bevinden, wordt de scheiding gevormd door een steensdikke muur. Deze muur loopt vanuit de kelder tot op zolder door.
Onder de voorste drie vakken van het huis liggen drie kelders. De rechter kelder, over de volle diepte van het voorste deel, heeft een tongewelf loodrecht op de voorgevel. Links van deze kelder liggen twee kleinere kelders, één met een tongewelf en één met een balkenzoldering loodrecht op de zijgevel.
De indeling van de begane grond is recent aangebracht. Op de verdieping lijkt de indeling oorspronkelijk, met een voor- en een tussenkamer in het voorste en een achterkamer in het achterste gedeelte van het huis. Tussen voor- en tussenkamer staat een halfsteens muur met houten stijlen regelwerk. De 17de-eeuwse eiken spiltrap staat ongeveer in het midden tegen de voorkant van de stenen tussenmuur. De trap bestaat uit treden met een eenvoudig profiel, een doorlopende spil met uitgestoken leuning en een peervormige bekroning en dragende stootborden, die met twee toognagels in de spil verankerd zijn. De onderste vijf treden op de begane grond zijn in de 19de eeuw vervangen door een steektrap.
| |
Geschiedenis
In 1580 werd het kerkhof behorend bij het Minderbroederklooster in erven verdeeld. Langs de westelijke grens van het terrein werd de Teelingstraat aangelegd. Het kloostergebouw werd de zetel van de Staten van Utrecht.
De huizen Ganzenmarkt 28 en 30 zijn op twee aan particulieren uitgegeven erven gebouwd. Zoals uit de, bij de vernieuwing van het huis Teelingstraat 1 zichtbare, achtermuur bleek, bestond het 16de-eeuwse huis slechts uit één bouwlaag met een zadeldak loodrecht op de voorgevel.
In de eerste helft van de 17de eeuw werd het huis met een verdieping verhoogd en voorzien van een opkamer. De voorgevel werd een trapgevel, zoals die nog tot in de tweede helft van de 19de eeuw aanwezig was. Mogelijk werd tegelijkertijd het huis in twee woningen verdeeld, een situatie die enige tientallen jaren werd gehandhaafd.
Vermoedelijk in 1877 werd de voorgevel van zijn top ontdaan. De vensters werden gemoderniseerd en op de begane grond werd een winkelpui aangebracht. De huidige pui dateert uit 1934.
Afb. 85. Ganzenmarkt 28. Plattegronden, doorsnede en details.
| |
Ganzenmarkt 30
Oud adres
Wijk G, nr 274.
| |
Karakteristiek
Het diepe huis met met een traptoren tegen de vrijliggende rechter zijgevel, gebouwd in 1581, kreeg in 1656 het tegenwoordige uiterlijk. Het huis bestaat uit drie bouwlagen en heeft een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel, en een kelder.
De voorgevel is een ongepleisterde, drie vensters brede lijstgevel met pilasters en een laat 19de-eeuwse winkelpui. De pilastergevel zet zich in de rechter zijgevel tot aan de traptoren voort.
| |
Bronnen
- | Vroedschapsresoluties, GAU/SA2-inv. nr 121; 1656; fol. 44 verso. |
| |
Literatuur
- | ‘Bijdragen voor onderhoud en herstel’, in: Jaarverslag UMF 1954/1955, blz. 15. |
| |
Afbeeldingen
- | P.W. van de Weijer, 1859. Gezicht op het noorden van de Ganzenmarkt (fruitmarkt). Litho, in: WAP, De stad Utrecht, album bevattende afbeeldingen harer voornaamste gebouwen en gezichtspunten met historische bijschriften, Utrecht 1859-1860. Zie afb. 84 |
- | Bouwtekening ‘Vernieuwing onderpui Wijk G 274’, GAU/SA5-bouwtek.; 1882; tek. nr 512. Zie afb. 88. |
- | Anoniem, 1926. Voor- en zijgevel vóór restauratie. Foto's. GAU/TA-Ganzenmarkt 30, 1926. Zie afb. 89 |
| |
Beschrijving
Het vrijwel volledig bebouwde perceel waarop het huis staat, meet ca 8 × 12 m. De hoofdmassa van het huis heeft een oppervlak van ca 6 × 12 m. Het huis is het rechter van een blok van twee huizen, waarvan het linker het hoekpand van de Teelingstraat is. Aan de rechterzijde grenst het blok met een smalle strook erf achter de traptoren aan een plaats, behorend bij de voormalige Statenkamer, Janskerkhof 3.
De in 1954 gerestaureerde voorgevel is een lijstgevel met pilasters van de kolossale orde op het niveau van de eerste en tweede verdieping. De pilasters hebben Dorische kapitelen. Onder de vensters van de tweede verdieping bevinden zich festoenen. Op de begane grond bevindt zich een winkelpui van 1882, die met zijn pilasters aansluit bij het ritme van de pilastergevel. De winkelpui loopt door voor een rechts uitgebouwde kamer, waardoor deze een travee breder is dan de gevel van het huis zelf.
De kruiskozijnen in voor- en zijgevel zijn
| |
| |
Afb. 86. Ganzenmarkt 30. Plattegronden.
in 1954 aangebracht. Tegelijkertijd zijn tegen de buitenste pilasters, op de tweede verdieping, muurankers aangebracht.
Deze ankers zijn een kopie van de overige muurankers uit de tweede helft van de 19de eeuw in de voorgevel.
De pilastergevel zet zich in de zijgevel over de diepte van één vak voort. Hier bevinden de kapitelen van de pilasters zich lager dan die van de voorgevel en zijn opgenomen in de bakstenen gootlijst. Op de tweede verdieping bevindt zich een oeil de boeuf in een cartouche. Het venster op de eerste verdieping bevat een kruiskozijn.
Tegen het tweede vak van de zijgevel staat een vijfkantige traptoren, met op het dak een achtkantige schoorsteen. De traptoren heeft een bakstenen gootlijst, voortgezet langs de gehele zijgevel. Op de hoeken bevinden zich zandstenen hoekblokken, zoals die eveneens in de gootlijst aanwezig zijn. Aan de achterzijde bevindt zich een deur naar het eigen erf. Het kelderluik in de zijgevel van de toren komt uit op de plaats van de voormalige Statenkamer. De zijgevel is achter de traptoren drie vensters breed en geheel gepleisterd, inclusief de bakstenen gootlijst. De vensters op de verdiepingen bevatten 18de-eeuwse schuiframen (eerste verdieping 2 × 3 + 1 × 3, tweede verdieping 2 × 5 + 2 × 5 ruiten). Op de begane grond bevinden zich aan de achterzijde twee schuiframen (2 × 2 + 1 × 2 ruiten) uit de eerste helft van de 19de eeuw. Direct achter de traptoren is op de begane grond een dichtgemetseld 17de-eeuws tweelicht herkenbaar, met een segmentboog erboven.
Boven de begane grond ligt een vijf vakken diepe moer- en kinderbalklaag evenwijdig aan de voorgevel met 17de-eeuwse sleutelstukken. De balklagen boven de verdiepingen zijn enkelvoudig.
Afb. 87. Ganzenmarkt 30.
De kapconstructie bevat enkelvoudige, grenen spanten.
De begane grond is in de diepte in twee delen gesplitst door een muur tussen het derde en vierde vak. Het voorste vak is in de breedte uitgebreid door de bouw van een zijkamertje tegen de zijgevel.
In de traptoren bevindt zich een houten spiltrap.
Slechts het voorste deel van het huis is onderkelderd.
| |
Geschiedenis
Net als Ganzenmarkt 28 werd nummer 30 rond 1580 door een particulier op een deel van het kerkhof van het voormalige Minderbroederklooster gebouwd. Op 5 juli 1656 kreeg Everard van Eede toestemming zijn huis te verbouwen. ‘Everard van Eede boekvercoper, aengaende sijn getimmer van sijn huijs op de Gansenmarkt ende de annexe lootse ende schoorsteen opt plein vant Segelhuijs daer hij genegen was een cierlijke toren ende daer in oock een trap te doen maken, gehoort 't rapport van den Heere
| |
| |
Afb. 88. Ganzenmarkt 30. Bouwtekening, verbouwing 1882. Bij de verbouwing werd het huis voorzien van een winkelpui.
Cameraar ende verder gecommitteerden die inspectie oculair genome hadde is geappropieerd.
Vroedschap permitteert suppliant 't vermaken vande schoorsteen en 't leijden vande trap in desen.’
Waarschijnlijk betreft het hier niet alleen de verbouw tot een traptoren maar ook de vernieuwing van de gevel en het moderniseren van het gehele huis.
De uitbouw op de begane grond dateert mogelijk eveneens uit die tijd.
In de eerste helft van de 19de eeuw werden de pui en de vensters gemoderniseerd.
De in het ritme van de pilastergevel passende winkelpui werd in 1882 aangebracht. De oorspronkelijke ontwerptekening van deze pui is niet volledig nagevolgd. Tussen de beide linker vensters was een brede pilaster ontworpen.
In 1954 zijn onder leiding van de architect P.H.N. Briët de voor- en zijgevel gerestaureerd.
Afb. 89. Ganzenmarkt 30. Opname 1926. De voor- en zijgevel voor de restauratie van 1954.
| |
Haverstraat 6
Oud adres
Wijk E, nr 126.
| |
Karakteristiek
Een van oorsprong middeleeuws, diep huis, in de 17de eeuw aan de voorzijde ingekort en aan de achterzijde uitgebreid. In de 19de eeuw is het met een verdieping verhoogd en voorzien van een nieuwe voorgevel. Het huis bestaat uit drie bouwlagen met een kap loodrecht op de straat en kelders.
Het huis mag representatief heten voor de verbouwingsgeschiedenis van de gehele
Afb. 90. Haverstraat 6. Plattegronden, doorsnede en detail sleutelstuk.
| |
| |
Afb. 91. Haverstraat 6.
reeks huizen aan de zuidzijde van de Haverstraat. Bovendien zijn veel elementen uit verschillende perioden in het huis bewaard gebleven, waaronder een opmerkelijke 18de-eeuwse insteekverdieping.
| |
Literatuur
- | kipp, a.f.e., ‘Haverstraat 6’, in: ABKU 1984, MOU 1985, blz. 85-86. |
| |
Beschrijving
Het huis is gelegen op een perceel van 7 × 13 m en heeft een oppervlak van ca. 7 × 9 m.
De voorgevel is een drie vensters brede, midden 19de-eeuwse lijstgevel met hoekpilasters. De begane grond is gepleisterd. De pui wordt geleed door vier pilasters, die een hoofdgestel dragen. Hierin zijn twee boogvormige vensters en een dubbele voordeur in de linkertravee gezet. De vensters van de beide verdiepingen bevatten 19de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling, respectievelijk 3 × 2 en 2 × 2 ruiten.
Het mansarde-schilddak heeft zijn nok loodrecht op de voorgevel en een dakkapel op het voorschild.
De achtergevel is een gepleisterde lijstgevel van drie vensters breed. De rechtertravee, uit de tuin gezien, is geheel aan het zicht onttrokken door een aanbouw van drie bouwlagen onder een plat dak. Hiernaast ligt een plaats. De vensters bevatten 19de-eeuwse schuiframen.
Boven de begane grond ligt een moer- en kinderbalklaag, loodrecht op de voorgevel, van drie vakken breed. De balken zijn in het voorste en achterste deel afzonderlijk opgelegd op de voormalige achtergevel, die door de uitbreiding als dragende binnenmuur is gaan functioneren. De balklaag boven de verdieping bestaat eveneens uit moer- en kinderbalken maar hier zijn de moerbalken evenwijdig aan de voorgevel gelegd, vier vakken diep. Zij zijn voorzien van zorgvuldig bewerkte peerkraalsleutelstukken uit ca 1500. De moerbalken zijn van eike-, de kinderbinten van grenehout. Boven het voorste deel is nog spreidsel aanwezig.
De tweede verdieping en de kap dateren uit ca 1850. De kap bevat twee grenen spanten met gordingen.
Voor het huis, onder de straat ligt een, thans afgesloten, kelder met een tongewelf evenwijdig aan de voorgevel. Onder het voorste deel van het huis ligt eveneens een kelder, met een 17de-eeuws tongewelf evenwijdig aan de voorgevel. In deze kelder bevindt zich een houten steektrap. Onder het achterste deel van het huis ligt alleen een grote waterkelder.
De indeling van de begane grond bestaat uit een winkel-woonruimte aan de rechterzijde en links een gang met vooraan de trap. Links achterin is een vermoedelijk 18de-eeuwse insteek ingebouwd. Deze insteek is aan de zijkant afgesloten met een dubbele houten wand, waartussen zich kasten, een bedstede en een trap bevinden. Vanaf de insteek gaat de trap naar de achterkamer op de verdieping.
De verdeling van het huis in een onderen bovenwoning dateert uit ca 1870.
| |
Geschiedenis
Het betreft hier een van oorsprong diep, middeleeuws huis van twee bouwlagen, muurwerk in het voorste deel van het huis wijst hierop. In 1644 werd de Haverstraat aan de zuidzijde verbreed. Hierbij werd het huis aan de voorzijde met twee vakken ingekort en tegelijkertijd werd het naar achter met twee vakken uitgebreid. Op de begane grond werden de balken in de twee relatief ondiepe ruimten die ontstonden, loodrecht op de voorgevel gelegd. Op de verdieping werden ze, zoals dit in diepe huizen gebruikelijk is, wel evenwijdig aan de voorgevel gelegd. Kennelijk werden de moer- en kinderbalken uit het afgebroken voorste deel opnieuw gebruikt in de uitbreiding aan de achterzijde. Bij het inkorten behield het huis wel de oude kelder, die hierdoor gedeeltelijk onder de straat kwam te liggen. Het gewelf van beide kelders werd door nieuwe vervangen.
De uitbouw achter het huis dateert eveneens uit de 17de eeuw. Oorspronkelijk was dit een keukenuitbouw van één bouwlaag met daarboven een meidenkamer op de zolder. In de volgende eeuwen werd deze verhoogd tot de huidige drie bouwlagen.
Op de eerste verdieping is aan de hand van op de balklaag teruggevonden verfsporen een reconstructie van de 17de-eeuwse indeling te geven. Deze bestond uit twee kamers achter elkaar, ieder met een hangschouw tegen de rechter zijmuur. De (spil?)trap bevond zich aan de linkerzijde ter hoogte van de tussenmuur. Aan deze zijde waren bovendien twee kleine kamers afgescheiden, voor met een houten wand en achter met een halfsteens binnenmuur. De oorspronkelijke beschildering van het plafond had een blauw-groene kleur, afgewerkt met gele biezen.
In de 18de eeuw werd het huis bescheiden verbouwd, waarbij de insteek werd aangebracht en de schouw in de voorkamer op de verdieping vervangen.
In de 19de eeuw werd een grote verbouwing ondernomen, rond 1850 werd het huis met een verdieping verhoogd en voorzien van een nieuw dak en een nieuwe voorgevel. Rond 1870 werd het huis in een boven- en benedenwoning gesplitst, ten behoeve waarvan de dubbele voordeur werd aangebracht.
| |
| |
| |
Lange nieuwstraat 76
Oud adres
Wijkhuisnummer: wijk A, nr 644.
| |
Karakteristiek
Het hoge 17de-eeuwse diepe huis, gelegen op de hoek van de Groenestraat, telt drie bouwlagen en heeft een zadeldak met voorschild. De voorgevel, onder kroonlijst, is op vlucht gebouwd. Het huis heeft boven de begane grond een samengestelde balklaag en uit dezelfde tijd enkelvoudige balklagen boven de verdiepingen. Rechts vooraan is het onderkelderd. Een spiltrap loopt van de begane grond tot de zolder.
| |
Bron
- | kipp, a.f.e., Bouwhistorisch rapport Lange Nieuwstraat 76, typoscript, 1984. In: UDS: Lange Nieuwstraat 76; kaart 5a (1982.1100). |
| |
Afbeelding
- | A. Braun, ca 1860. Lange Nieuwstraat |
Afb. 92. Lange Nieuwstraat 76. Plattegronden en doorsneden.
Afb. 93. Lange Nieuwstraat 76. Details.
naar het zuiden. Foto. GAU/TA-Lange Nieuwstraat, c. 1860. |
| |
Beschrijving
Het huis staat op een grondplan van 6,5 × 11,5 m.
De gepleisterde en wit geschilderde voorgevel met een kroonlijst is op vlucht gebouwd en kraagt over boven de moderne winkelpui. De drie vensters van de eerste verdieping hebben t-ramen, de drie van de tweede verdieping openslaande ramen.
De rechtergevel is een gepleisterde en wit geschilderde lijstgevel met eenvoudige gootlijst, vijf traveeën breed. De verdiepingsvensters van de voorste travee liggen iets hoger dan de overige. Achter in de zijgevel is een breed venster in één kozijn gekoppeld met een tweede ingang. De achtergevel is een gepleisterde tuitgevel met vlechtingen. Achter het voorste deel van het huis, op ongeveer vierkant grondplan, springt de linker zijmuur ca 0,5 m naar binnen.
Alleen de voorste helft van het huis is onderkelderd. Deze kelder is van middeleeuwse oorsprong en was tot de recente renovatie afgedekt met 17de-eeuwse troggewelfjes op houten balken evenwijdig aan de voorgevel. Deze balklaag is nu door een moderne vlakke dekking vervangen. De kelder is via een luik toegankelijk.
Boven de begane grond ligt een samengestelde balklaag met moerbalken evenwijdig aan de voorgevel, boven beide verdiepingen ligt een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. Alle sleutelstukken, 17de-eeuws, hebben een ojiefvorm, waarvan die boven de verdiepingen wat vlakker zijn uitgevoerd dan die boven de begane grond (afb. 97). De kap rust op eiken krammers met gehakte telmerken, van achter naar voor genummerd, met grenen dekbalken. Op het onderste juk staan A-jukken. De gehele kap dateert uit de bouwtijd van het huis. De zoldervloer bestaat uit grenen planken van 25 cm breedte met losse eiken veren en eiken vullingen in de naden.
De spiltrap, die links voor de sprong in de zijmuur staat, verbindt de begane grond met de verdiepingen en de zolder. Hieronder bevond zich oorspronkelijk een steektrap naar de kelder. De dragende stootborden zijn gepend in de grenen spil die een uitgesneden leuning heeft. In het bovenste deel hebben de treden hun profilering met oortje bij de spil bewaard. Enkele van de bovenste treden hebben drie grote ronde gaten, twee treden een rooster, bedoeld om het licht van een dakraam tot het lager gelegen gedeelte van de trap door te laten dringen.
| |
Geschiedenis
Op de plaats van Lange Nieuwstraat 76 stonden in de middeleeuwen twee huizen. Aan de Lange Nieuwstraat stond een huis van twee bouwlagen met een zadeldak
| |
| |
Afb. 94. Lange Nieuwstraat 76.
evenwijdig aan die straat en daarachter een wat kleinere kamerwoning aan de Groenestraat.
Het huidige pand dateert geheel uit de 17de eeuw, en is daarmee één van de weinige huizen met drie bouwlagen uit die tijd in Utrecht. Het was, zeker voor dit stadsdeel dat veel kamerwoningen had, een hoog gebouw. De voorgevel had een houten pui, en waarschijnlijk een topgevel. De rechtergevel was geslotener dan nu; naar valt aan te nemen behoren tot de oorspronkelijke opzet op de verdiepingen het voorste en de twee achterste vensters, op de begane grond het tweede en derde venster, met achteraan een tweede toegang.
In 1860 was de voorgevel al gepleisterd en bezat schuiframen, 3 × 2 + 3 × 2 ruiten op de eerste verdieping en 3 × 2 + 3 × 1 op de tweede verdieping. Onder een geprofileerde puibalk lag, wat terug, een 19de-eeuwse pui met pilasters. Voor het pand stonden stoeppalen.
In 1985 werd het huis door het Wilhelmina Kinderziekenhuis gerenoveerd ten behoeve van de personeelshuisvesting. Een probleem was hierbij dat de tweede verdieping volgens de geldende voorschriften te laag was. Door de zoldervloer en de kap in hun geheel 20 cm omhoog te brengen, werd hiervoor een bevredigende oplossing gevonden. De zolder kreeg enige dakramen, de winkelpui werd vervangen door een deur links en twee vensters ernaast.
| |
Lange Smeestraat 13
Oude adressen
Het pand Lange Smeestraat 13 heeft twee huisnummers gehad: 13 en 15.
De wijkhuisnummers waren respectievelijk wijk B, nr 626 en 627.
| |
Karakteristiek
Het winkelwoonhuis, daterend uit de tweede helft van de 17de eeuw, bestaat uit een diep voorhuis, 7 × 8 m, van twee bouwlagen onder schilddak met nok loodrecht op de 18de-eeuwse voorgevel, en is gedeeltelijk onderkelderd. Links sluit een smal achterhuis aan op een plattegrond van 4,5 × 5,5 m, het telt twee bouwlagen onder zadeldak loodrecht op de voorgevel. Rechts hiervan ligt de van oorsprong niet bij het huis behorende tuin.
| |
Beschrijving
De voorgevel is een 18de-eeuwse lijstgevel van twee bouwlagen met op de verdieping vier smalle vensters met t-ramen uit de tweede helft van de 19de eeuw, ieder onder een houten lijst. De houten pui van vijf traveeën heeft de ingang in het midden. De achtergevel van het voorhuis ligt, van achteren gezien, slechts links vrij en heeft per bouwlaag één hooggeplaatst venster. Op de verdieping betreft dit een 17de-eeuws drielicht. De achtergevel van het achterhuis is een in de 19de eeuw geheel vernieuwde tuitgevel met één venster op de verdieping en één op de zolder, waarboven een klein vlieringvenster. Op de begane grond bevindt zich naast de achterdeur een twaalfruits schuifraam, uitziend in een recentere aanbouw van één bouwlaag.
Het voorhuis heeft twee kelders, met enkelvoudige balklagen, naast elkaar. De linker, waarachter de toegangstrap ligt, reikt tot twee derde van de diepte van het voorhuis, de rechter is ondieper. De begane grond is een ongedeelde ruimte, afgezien van de afscheiding voor de trap. Deze voert, met twee loodrecht op de voorgevel geplaatste steektrappen, waartussen een bordes, naar de verdieping. De eerste trap met oude omtimmering voerde vermoedelijk eertijds naar een insteek, ter hoogte van het huidige bordes, in het achterste deel van het voorhuis. De spiltrap, die nu links achteraan van de verdieping naar de zolder leidt, begon dan, naar valt aan te nemen, op die insteek.
Boven de begane grond en boven de verdieping ligt een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel; de balken hebben een forse kraal. Dit profiel wordt op de verdieping langs de wanden in de vorm van een bovenplint tussen de balken voortgezet en ook op de originele houten tussenwand, die loodrecht op de voorgevel voorin het huis twee kamers scheidt.
Doordat de tussenwand een knik maakt heeft de toch al smallere rechter kamer slechts één van de vier vensters. Het schilddak rust op twee spanten en vier halve spanten. De spanten hebben twee jukken, windschoren en een geschoorde makelaar. De constructie is deels uit eikedeels uit grenehout opgebouwd. Spantbenen en jukdekbalken van beide jukken hebben gestoken telmerken, links als streepjes, rechts als eitjes uitgevoerd.
Aangezien het voorste spant nummer 3 is
| |
| |
en het achterste nummer 2, is er een spant verdwenen, vermoedelijk bij de verbouwing van het oorspronkelijke zadeldak tot schilddak. Later nog is bij de spiltrap het spantbeen met korbeel verwijderd. Voor de vliering ligt er tussen de spanten een hangbalk.
Het achterhuis heeft twee bouwlagen onder zadeldak loodrecht op de voorgevel. Achter de ongedeelde begane grond ligt een 20ste-eeuwse aanbouw van één bouwlaag met een deur naar de tuin rechts.
Boven de verdieping van het achterhuis ligt een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De in de 19de eeuw vernieuwde kapconstructie is zeer licht uitgevoerd met twee spanten van één juk, waarop een kleine vliering. Het zoldervenster is opmerkelijk laag boven de zoldervloer geplaatst. Het achterhuis heeft geen eigen trappen. De stookplaatsen zitten in het achterhuis rechts, in het voorhuis links. Daar staat op de verdieping een empire schoorsteenpartij met zwart marmeren schoorsteenmantel en houten boezem met spiegel. Een soortgelijke bevindt zich op de verdieping van het achterhuis.
De vermoedelijk 17de-eeuwse grenen spiltrap van de verdieping naar de zolder heeft een onbewerkte spil, waarin de dragende stootborden rusten. De treden komen met een ronding uit bij de spil en zijn aan de voorzijde van onderen afgerond.
De voorkamer links heeft een 18de-eeuwse paneeldeur.
De rechter kelder heeft onder de straat uitgebouwd, een nog compleet aanwezige plee. De linker kelder heeft resten van een keukeninrichting met schouw.
| |
Geschiedenis
De beide zijmuren van het achterhuis zijn van middeleeuwse baksteen gebouwd, die echter tenminste plaatselijk als secundair gebruikt beschouwd moet worden. Of dit betekent dat het achterhuis van middeleeuwse oorsprong is valt zonder verder onderzoek niet na te gaan.
Het voorhuis stamt blijkens balklagen, delen van de kap en het drielicht uit de 17de eeuw.
In de 18de eeuw is de voorgevel en de kap vernieuwd c.q. gewijzigd. Het achterhuis kreeg in de 19de eeuw een nieuwe achtergevel en kap op verhoogde borstweringen. Hoewel het voorhuis over de volle breedte bouwkundig één geheel is, was het gedurende lange tijd in gebruik gesplitst. Het kadastrale minuutplan van ca 1821 geeft namelijk het rechterdeel als een apart perceel aan, iets smaller dan het linkerdeel, dat qua breedte aansloot op het achterhuis. Nog in 1890 kreeg het
Afb. 95. Lange Smeestraat 13. Plattegrond en doorsnede.
Afb. 96. Lange Smeestraat 13.
| |
| |
pand bij de omnummering twee huisnummers. In de huidige situatie is deze deling niet terug te vinden, behalve dan in de kelders, die in hun huidige vorm vermoedelijk bij de splitsing ontstaan zijn. De tuin heeft tot voor kort nooit bij het huis gehoord: de voorste helft behoorde bij het rechter buurpand, de achterste bij Oudegracht 275. Deze eigendomssituatie verklaart de hoge plaatsing der vensters in de achtergevel van het woonhuis: zij mochten niet uitzien op andermans erf.
| |
Lange Smeestraat 28
Oud adres
Wijk B, nr 606.
| |
Karakteristiek
Het pand bestaat uit een onderkelderd voorhuis, mogelijk uit de 17de eeuw en een 18de- of vroeg 19de-eeuws achterhuis. Het voorhuis heeft twee bouwlagen en insteek, het zadeldak heeft voor een schild. Het achterhuis wordt gedekt door een plat dak met achterschild. Het huis bezit een 17de-eeuwse spiltrap.
| |
Bron
- | Systeem Luykx, in UDS: Lange Smeestraat 28; kaart 5a (1963.0001). |
| |
Beschrijving
Het huis staat met een ondiepe achtertuin op een erf van 7 × 13,5 m.
De twee bouwlagen hoge lijstgevel is op de verdieping drie vensters breed en heeft een houten winkelpui uit de 18de eeuw of begin 19de. Deze pui is vijf traveeën breed met centrale ingang. Van het voorhuis is de achtergevel ingebouwd door het achterhuis op de top van de puntgevel na. De gepleisterde achtergevel van het achterhuis heeft drie bouwlagen met per bouwlaag rechts en links een venster. De begane grond heeft in het midden een deur, enige kozijnen zijn mogelijk secundair gebruikt. Het voorhuis heeft samengestelde balklagen met de moerbalken evenwijdig aan de voorgevel. De kap van het voorhuis staat op twee spanten en bevat een zolder en een niet toegankelijke vliering. De kelder reikt vanaf de voorgevel tot ongeveer twee-derde van de diepte, een kort verbindingsdeel voert naar de keldertrap die in het midden tegen de achtergevel ligt, onder de spiltrap. De kelder, vermoedelijk middeleeuws, heeft een tongewelf loodrecht op de voorgevel.
De spiltrap voert van begane grond naar insteek, verdieping en zolder. Recent is de insteek en het onderste deel van de spiltrap tot de verdieping achter betimmeringen verdwenen. P.J.E. Luykx heeft dit deel in 1963 bezocht en meldt dat in de
Afb. 97. Lange Smeestraat 28. Plattegrond en doorsnede.
spil ter halver hoogte een kabelmotief is uitgehouwen en dat de aangrenzende treden daar geprofileerd zijn. De spil met uitgesneden leuning van deze eiken trap is vlak onder de zoldervloer afgezaagd. De stootborden zijn de dragende elementen en zijn met één pen in de spil verankerd. Het voorhuis heeft zijn winkelfunctie verloren, deze benedenwoning staat in verbinding met drie bouwlagen van het achterhuis. Hiertoe is evenwijdig aan de achtergevel en daar tegenaan een steektrap gemaakt, die links omhooggaat en met een kwart in het achterhuis uitkomt. Links vooraan bevat het voorhuis de steektrap naar de bovenwoning.
Het achterhuis heeft enkelvoudige balklagen, loodrecht op de voorgevel, boven elk van de drie bouwlagen die lagere verdiepingshoogten hebben dan het voorhuis. Een deel van de balken heeft een duivejagerprofiel. Opmerkelijk is, dat boven de begane grond het rechter vak van de andere afwijkt: het plafond is daar lager en het wordt begrensd door een extra zware balk. Het zou kunnen duiden op een uitbreiding van het achterhuis naar rechts, aangezien het voorhuis net deze breedte smaller is. De begane grond heeft in het midden een gang met rechts een kamer, links een keuken. De verdiepingen bevatten ieder een kamer. De zolder met twee halve spanten, die het dak dragen, staat in verbinding met de zolder van het voorhuis.
Afb. 98. Lange Smeestraat 28.
| |
| |
| |
Lichte Gaard 8
Oude adressen
Wijk F, nr 137 en 138.
| |
Karakteristiek
Een diep huis naar ontwerp van de architect H. van Lunteren daterend uit 1859. Het bestaat uit een lage begane grond, twee verdiepingen, een schilddak, en kelders van oudere oorsprong. Het huis bevat een fraai neogotisch interieur van O. Mengelberg.
De voorgevel is een drie vensters brede, ongepleisterde lijstgevel met een hardstenen ondergevel.
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening ‘Vernieuwing van een huis’. GAU/SA5-bouwtek.; 1859; tek. nr 238. Zie afb. 95. |
- | Bouwtekening ‘Verbouwing Lichte |
Afb. 99 Lichte Gaard 8.
Gaard 8 en 9’. GAU/SA5-bouwtek.; 1909; tek. nr 380. |
| |
Beschrijving
De plattegrond van het huis heeft door een sprong in de rechter perceelsgrens een l-vorm: aan de achterzijde is het perceel ongeveer een meter breder. Het perceel heeft een oppervlakte van ca 6,5 à 7,5 × 16 m, het huis zelf is ca 12 m diep en heeft rechtsachter een uitbouw.
Rechts van het huis verspringt de rooilijn van de Lichte Gaard met ca 2,5 m. De drie vensters brede lijstgevel heeft een hardstenen ondergevel, hardstenen vensteromlijstingen met afgeronde hoeken, en twee dito cordonlijsten boven de eerste verdieping. Onder de vensters van de eerste verdieping bevindt zich ijzeren siergietwerk. Onder het middelste venster bevat dit een vrouwenbuste. De achtergevel is een drie vensters brede lijstgevel met op de verdieping een gevelsteen met het jaartal 1859. De eerste verdieping heeft een serre-uitbouw. De kapconstructie bevat Philibertspanten met gordingen.
Onder het huis liggen vier kelders met tongewelven loodrecht op de voorgevel. De linker kelder is de langste en bezit een dichtgemetselde trap tegen de linkermuur. De overige drie kelders lopen aan de achterzijde tegen een tufstenen muur, behorend bij de ommuring van het Bisschopshof, aan. De rechter kelder bevindt zich deels onder de straat rechts van het huis. Voor het huis liggen twee werfkelders. Alle kelders zijn ouder dan 1859.
De lage begane grond is ingedeeld in dienstvertrekken, linksachter bevindt zich de keuken met de oorspronkelijke keukenkasten en -schouw. De keukendeur naar de voorkamer bevat zeer fraai gebrandschilderd glas.
Afb. 100 Lichte Gaard 8. Gebrandschilderd glas in de keukendeur.
| |
| |
Afb. 101 Lichte Gaard 8. De in 1874, naar ontwerp van O. Mengelberg gemaakte kamerbetimmering op de tweede verdieping.
Op de eerste verdieping, de bel-étage, ligt aan de voorzijde de salon over de volle breedte van het huis. Deze salon heeft een houten schouw. De vensters bezitten nog de oorspronkelijke binnenluiken en per venster twee bankjes. Het vertrek heeft een beschilderd stucplafond.
De achterkamer bezit een serre. De deuren tussen serre en kamer hebben binnenluiken. Aan de buitenzijde, voor de serredeuren, bevinden zich gietijzeren hekjes met een levensboom-motief. Aan de achterzijde van de tweede verdieping bevindt zich een kamer met rijke neogotische betimmering en plafondschildering uit 1874 naar ontwerp van O. Mengelberg. De plafondschildering verbeeldt ondermeer Sint Maarten met een kerk in zijn rechterhand. Bij de restauratie van de kamer in 1978 kwamen onder de wandbetimmering, voorschetsen, mogelijk voor wand- of plafondbeschildering, te voorschijn.
| |
Geschiedenis
Het huis is met het achterste gedeelte
Afb. 102. Lichte Gaard 8. Bouwtekening, 1859.
gebouwd op het gebied van het voormalige bisschoppelijk paleis, het Bisschopshof. De huizen Lichte Gaard 3-8 zijn alle voor een gedeelte op dit gebied gebouwd. In de kelders van deze huizen bevinden zich restanten van tufstenen muurwerk dat behoorde bij de westelijke ommuring van de bisschoppelijke ‘burcht’.
In 1859 vroeg de architect H. van Lunteren voor de eigenaresse van drie naast elkaar gelegen huizen vergunning voor het verbouwen van de linker twee. Er bleef nog verband bestaan tussen het nieuwe huis en het oude rechter huis. Dit verband werd in 1909 verbroken bij de vernieuwing van het huis Lichte Gaard 9. Hierbij werd ook de rooilijn rechts van het huis ca. 2,5 m naar achter verlegd, zodat een deel van de zijgevel van nr 8 vrij kwam te liggen.
In 1874 werd op de verdieping een kamer geheel in neogotische stijl naar ontwerp van O. Mengelberg gerenoveerd.
Het huis werd in 1978 gerestaureerd.
| |
| |
| |
Lijnmarkt 48
Oud adres
Wijk E, nr 49.
| |
Karakteristiek
Een in de tweede helft van de 18de eeuw gebouwd, diep huis, gelegen tussen de Oudegracht en de Lijnmarkt. Het huis is gedeeltelijk gebouwd op de werf langs de Oudegracht. Het telt twee bouwlagen en heeft een opkamer, een neerkamer en een kelder. Het zadeldak is met de nok loodrecht op de voorgevel gericht. Zowel aan de voor- als aan de achterzijde heeft het huis een klokgevel. De voorgevel is voorzien van een gave winkelpui uit 1860.
| |
Afbeelding
- | Bouwtekening ‘Verbouwing huis Lijnmarkt genaamd “de Vlijt”’. GAU/SA5-bouwtek.; 1860; tek. nr 334. Zie afb. 106. |
Afb. 103. Lijnmarkt 48.
Afb. 104. Lijnmarkt 48. Plattegronden en doorsneden.
- | W.C. van Dijk, ca 1870. Gezicht vanaf de Domtoren. Foto. GAU/TA-Ca 2 (4). Zie afb. 8. |
- | Bouwtekening ‘Het maken van een arkel boven openbaar water aan den achtergevel van het gebouw aan de Lijnmarkt no. 48’. GAU/SA5-bouwtek.; 1910; tek. nr 262. |
| |
Beschrijving
Het geheel bebouwde perceel beslaat een oppervlak van ca 5 × 9 à 10 m, de achterrooilijn geert. Het perceel grenst aan de voorzijde aan de straat en aan de achterzijde direct aan het water van de Oudegracht.
De klokgevel aan de voorzijde is gepleisterd, wordt afgesloten door een rollaag en telt drie vensters in de breedte. De gevel wordt op de begane grond over de volle breedte ingenomen door een winkelpui uit 1860. In de hardstenen plint is tweemaal de naam ‘de vlijt’ opgenomen, in de banderollen boven de halfronde bovenramen staat van links naar rechts ‘garen’, ‘de vlijt’ en ‘band’.
De vensters van de verdieping en de zolder bevatten 19de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling (verdieping 3 × 2 + 1 × 2, zolder 2 × 2 + 1 × 2 ruiten). De achtergevel, eveneens een gepleisterde klokgevel, wordt ook afgedekt door een bakstenen rollaag en is drie vensters breed. Op de wit geschilderde gevel staat ‘sinds 1847’ en ‘magazijn de vlijt’ geschilderd. De vensters bevatten tot stolpramen gewijzigde 19de-eeuwse schuiframen. De neerkamer heeft over de volle breedte een over het water uitkragende vier vensters brede houten erker uit 1910, met daarop een balkon voor de opkamer.
De gevel wordt op kelderniveau gedragen door een open boog die toegang geeft tot de overbouwde werf. Ongeveer een meter terug ligt de keldermuur met een deur en een venster in een gekoppeld kozijn. De dakvlakken worden gedragen door gordingen, rustend op vier Philibertspanten.
De kelder, uitkomend op de overbouwde werf, heeft een tongewelf loodrecht op de voorgevel. De kelder loopt door tot onder de straat.
Het gehele interieur van het huis stamt uit de tweede helft van de 19de eeuw. In de voorste helft van de begane grond is een gaaf winkelinterieur aanwezig. Links en rechts van de ingang staan twee toonbanken waarachter toonkasten voor garen en band. Deze toonkasten staan ook tegen de muur tussen voorkamer en opkamer. Het plafond van de voorste winkelruimte is beschilderd.
| |
Geschiedenis
Zoals ook aan de Choorstraat is aan de oostzijde van de Lijnmarkt de werf langs de Oudegracht bebouwd geraakt. De huizen hadden veelal houten gevels aan de grachtzijde. Het verbod in 1610 om houten gevels te bouwen en de verboden in 1636 en 1643 om houten gevels te onderhouden werden niet snel nagevolgd. Om de ‘verstening’ van de gevels te stimuleren werd het in de loop van de 17de eeuw toegestaan om het ruimteverlies ten gevolge van het vervallen van overstekende verdiepingen te compenseren door de de werf gedeeltelijk te bebouwen. Bij het noordelijke deel resulteerde dit in een werfgalerij, de eigenaars van het zuidelijke deel waarin ook Lijnmarkt 48 ligt, bouwden de werf geheel vol. Bij het middelste deel werd zelfs een nieuwe werf achter de huizen aangelegd.
Al in de middeleeuwen is er sprake van bebouwing aan de oostzijde van de Lijnmarkt.
Ook ter plaatse van nummer 48 heeft vermoedelijk in de middeleeuwen een huis gestaan. In het huis is hiervan echter niets waarneembaar. Slechts de kelder en de zijmuren lijken ouder dan het huidige huis. In de tweede helft van de 18de eeuw is het waarschijnlijk geheel van voor- tot
| |
| |
Afb. 105. Lijnmarkt 48. De Lijnmarkt aan de grachtzijde. Nummer 48 is het tweede huis van links.
achtergevel herbouwd. Toch is de oorspronkelijke structuur, bepaald door het gedeeltelijk bouwen op de werf, nog herkenbaar. Het aan de Lijnmarkt meermaals voorkomende verschijnsel van een opkamer is in de 18de-eeuwse nieuwbouw gehandhaafd. De grens tussen begane grond en opkamer ligt vrijwel in het verlengde van de werfmuur van het zuidelijk deel van de Oudegracht. In 1847 werd in het huis de winkel in garen en band ‘De Vlijt’ gevestigd. In 1860 werd door de timmerman J.A. van Reijsen een plan voor een nieuwe winkelpui voor het magazijn De Vlijt ingediend, hiertegen was van gemeentewege geen bezwaar. Deze pui is vrijwel ongewijzigd nog aanwezig. Mogelijk werd tegelijkertijd het gehele interieur, inclusief dat van de winkel, vernieuwd.
Als enige bezit dit huis een uitbouw boven het water van de gracht. Deze erker werd in 1910 aangebracht.
Afb. 106. Lijnmarkt 48. Bouwtekening, verbouwing 1860. Het huis kreeg bij deze verbouwing een nieuwe winkelpui.
| |
| |
| |
Minrebroederstraat 6
Oud adres
Wijk G, nr 270.
| |
Karakteristiek
Een 18de-eeuws diep huis met een, door een gang met het voorhuis verbonden, losstaand achterhuis. Het voorhuis bestaat uit twee bouwlagen, een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel, een kelder onder het huis en een kelder onder de straat.
De voorgevel is een twee vensters brede lijstgevel met op de begane grond een laat 19de-eeuwse winkelpui.
Het achterhuis telt drie bouwlagen gedekt door een zadeldak met de nok evenwijdig aan de voorgevel.
Het huis is gebouwd ter plaatse van de voormalige kloosterkerk van het Minderbroederklooster, die in 1581 werd afgebroken.
| |
Literatuur
- | kipp, a.f.e., ‘Janskerkhof 3’, abku 1981, MOU 1982, blz. 41-45. |
| |
Beschrijving
Het perceel, waarop het huis is gebouwd, heeft een oppervlak van ca. 5,4 × 17 m.
Aan de achterzijde wordt het begrensd door de noordelijke zijmuur van de verdwenen kerk van het voormalige Minderbroederklooster.
De linker penant van de twee vensters brede lijstgevel is breder dan de rechter. Op de begane grond bevindt zich over de volle breedte van de gevel een laat 19de-eeuwse winkelpui met een deur. De vensters op de verdieping bevatten schuiframen uit de tweede helft van de 19de eeuw, met roedeverdeling (2 × 2 + 1 × 2 ruiten) met een brede middenstijl. Op het dak staat een 19de-eeuwse dakkapel. De gevel is rood geschilderd. De achtergevel is eveneens een twee vensters brede lijstgevel. De vensters op de verdieping bevatten eind 18de-eeuwse, vierruits schuiframen.
Boven zowel begane grond als verdieping ligt een zeven vakken diepe enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De balken boven de begane grond hebben een kraalprofiel.
De kapconstructie bevat drie enkelvoudige grenen spanten en sporen.
Onder het gehele voorhuis ligt een mogelijk nog laat 16de-eeuwse kelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel.
De kleine kelder onder de straat heeft eveneens een tongewelf loodrecht op de voorgevel.
De begane grond heeft aan de voorzijde een winkelruimte met daarachter een kamer, die met suitedeuren met de winkelruimte is verbonden. Tussen de gang rechts en de achterkamer staat een tot de zolder doorlopende, grenen spiltrap. Deze spiltrap heeft halverwege de begane grond een bordes boven de gang met aan de voorzijde een in de gang uitkomend raampje. De spil heeft op de verdieping een knik. De dragende elementen van de trap zijn de treden die in de spil gepend zijn.
Op de verdieping bevinden zich twee kamers achter elkaar.
De verbinding tussen voor- en achterhuis wordt gevormd door een gang.
Het 18de-eeuwse achterhuis heeft een gepleisterde lijstgevel met per bouwlaag in het midden een venster. Boven zowel de begane grond als de verdiepingen ligt een vijf vakken brede enkelvoudige balklaag, loodrecht op de voorgevel. De begane grond bevat een keuken met een grote schouw tegen de achtermuur. De stookplaats is gedeeltelijk in de muur van de voormalige Minrebroederkerk gehakt. Tegen de linkermuur bevinden zich een 18de-eeuwse bedstede en een trap met gepende treden naar de verdieping. De begane grond is ruimer gemaakt door het
Afb. 107. Minrebroederstraat 6.
| |
| |
weghakken van een deel van de dikte van de voormalige kerkmuur.
In de voormalige kerkmuur, nu als zijmuur van de Statenkamer fungerend, bevindt zich boven het dak van het achterhuis de tracering van een dichtgemetseld kerkraam.
| |
Geschiedenis
Aan de noordzijde van de Minrebroederstraat stond op de plaats van nr 2 tot en met 20 tot 1581 de kerk van het Minderbroederklooster. In dat jaar werd de kerk gesloopt en werden erven door de stad aan particulieren uitgegeven, Minrebroederstraat 6 staat op één van die erven. Aanvankelijk stond er mogelijk een éénlaags huis van gelijke diepte als het huidige voorhuis. De kelder onder de straat, de ‘kluis’, wordt al in een transportakte van 1645 genoemd. Voor deze kluis moest erfpacht aan de stad worden betaald.
In het begin van de 18de eeuw werd het huis vrijwel geheel vernieuwd, onder meer de balklagen en de kapconstructie werden toen vervangen. Slechts de kelders lijken te behoren tot de voorganger. Tegelijkertijd werd tegen de voormalige kerkmuur een achterhuis met keuken gebouwd. In het einde van de 19de eeuw werd op de begane grond de huidige winkelpui aangebracht.
Afb. 108. Minrebroederstraat 6. E.M. Kylstra, 1983. Bovenlicht ten behoeve van de spiltrap in de gang op de begane grond.
| |
Muntstraat 4
Oud adres
Muntstraat 4 was vermoedelijk, samen met Muntstraat 2, wijk G, nr 388.
| |
Karakteristiek
Muntstraat 4 is gebouwd in het midden van de 17de eeuw, en bestaat uit twee bouwlagen, een kap met de nok loodrecht op de voorgevel, en kelders.
Typologisch vormt dit huis een tussenvorm tussen het diepe huis en het vierkante huis. Het is een diep huis, aangezien de kap met de nok loodrecht op de voorgevel staat en de balken evenwijdig aan de voorgevel liggen. Omdat ze echter op dragende binnenmuren rusten, is het verwant aan het vierkante huis. Die verwantschap wordt onderstreept door de indeling, die in principe uitgaat van een hal en centrale gang. Omdat de binnenmuren niet in elkaars verlengde liggen, is dit geen diep tweebeukig huis.
Op grond van de detaillering van de voorgevel wordt het huis door Briët aan Ghijsbert Thönisz. van Vianen en Peter Jansz. van Cooten toegeschreven.
| |
Literatuur
- | briet, 1953. |
- | kipp, a.f.e., ‘Muntstraat 4, 6 en 7’, in: abku 1982, mou 1983, blz. 89-93. |
| |
Beschrijving
Het huis is gelegen op een perceel van ca 10 × 22 m en heeft een oppervlak van ca 10 × 14 m.
De voorgevel is vijf traveeën breed en wordt geleed door pilasters van de kolossale orde. De baksteen is in kruisverband gemetseld met klezoren in het hoekverband (bs. 17 × 9 × 3,5 cm; 10 lagen 46,5 cm). De pilasters staan op postamenten en hebben basementen en Ionische kapitelen van zandsteen. Zij dragen een hoofdgestel met een zandstenen architraaf, een bakstenen fries en een houten kroonlijst. Deze gevel wordt door Briët vergeleken met die van de huizen Achter Sint Pieter 200 en Ambachtstraat 5. De ramen van de begane grond zijn in de 20ste eeuw vernieuwd, die van de verdieping zijn 19de-eeuwse schuiframen. Onder de beide vensters naast de deur bevindt zich een kelderlicht. Voor de eenvoudige empire deur ligt een hardstenen stoep met twee treden. Op het voorschild van het dak staan twee dakkapellen.
De vier vensters brede achtergevel is gepleisterd en heeft een gootlijst van geprofileerde baksteen. De vensters bevatten zowel op de begane grond als op de verdieping 19de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling (3 × 3 + 2 × 3 ruiten). De tuindeur is 19de-eeuws. Op het achterschild van het dak staat één dakkapel.
Boven zowel de begane grond als de verdieping ligt een moer- en kinderbalklaag van vier vakken evenwijdig aan de voorgevel. De moerbalken zijn voorzien van ojief-vormige sleutelstukken, zij zijn per vertrek afzonderlijk op de dragende binnenmuren opgelegd.
De kap bevat vijf grenen spanten, ieder van twee jukken met een a-juk als top.
| |
| |
Afb. 109. Muntstraat 4.
Afb. 110. Muntstraat 4. Schouw rechtsachter op de begane grond.
Afb. 111. Muntstraat 4. Plattegrond van de kelders en de begane grond, doorsnede.
Het gehele huis is onderkelderd. Aan de voorzijde liggen twee kelders van ongelijke afmeting, beide gedekt met een tongewelf loodrecht op de voorgevel. Aan de achterzijde ligt rechts eveneens een kelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel. In deze kelder bevindt zich een houten steektrap. Links ligt een kelder met een graatgewelf en tegen de linker zijmuur staat een keukenstookplaats. De indeling van het huis is, zoals ook bij vierkante huizen te zien is, gebaseerd op een centrale ingangspartij, hier wat smal uitgevallen, met een hal en een gang naar achter. Ter weerszijden van de gang liggen de kamers, twee kleine aan de voorzijde, een grote zaal linksachter en een derde kleine kamer rechtsachter. De, thans 19de-eeuwse, steektrap met bordessen bevindt zich direkt na het midden aan de rechterkant. Deze indeling wordt op de verdieping herhaald.
In de kleine achterkamer op de begane grond staat tegen de rechter zijmuur een schoorsteenpartij in Lodewijk xv-stijl met een zwart-marmeren mantel en een boezem met stucdecoratie, vanouds geschilderd in twee tinten olijfgroen. Met zwarte lijnen wordt de decoratie extra geaccentueerd en zijn de verfijnde details aangebracht, die men normaliter in stucreliëf zou verwachten.
| |
Geschiedenis
Briët dateert het huis, op grond van de stijlkenmerken van de voorgevel, tussen 1654 en 1662. In de structuur van het huis is in de loop van de tijd slechts een kleine wijziging gebracht. De oorspronkelijke spiltrap was, waarschijnlijk in de 19de eeuw, vervangen door een steektrap met bordessen. Deze trap staat op dezelfde plaats, maar is breder van opzet. Hiervoor werd de kleine achterkamer ingekort, waardoor de schoorsteenpartij, die zich hier bevindt, niet meer in het midden van de wand ligt.
Bij de aanpassingen, die het huis in 1982 onderging ten behoeve van het gebruik door de Rijksuniversiteit, is de schoorsteenpartij in de kleine achterkamer op de begane grond gerestaureerd. Aan de hand van teruggevonden verfsporen is deze overeenkomstig de oorspronkelijke kleuren en afwerking hersteld. Daarbij bleek dat het stucreliëf slechts de helft van de decoratie vormde en dat door middel van zwarte lijnen en blad- en ruitmotieven een aanvullend fijn gedetailleerd reliëf werd gesuggereerd.
| |
| |
| |
Neude 35, 36 en torenvormig huis hierachter
Huisnaam
Huis met de Luifel.
| |
Oud adres
Neude 35 had als wijkhuisnummer wijk G, nr 114; Neude 36 had geen wijkhuisnummer aangezien het pakhuis was.
| |
Karakteristiek
Ten dele onderkelderd 17de-eeuws pand van twee bouwlagen onder zadeldak, loodrecht op de voorgevel, met wolfeind voor en schild achter. De lijstgevel heeft een luifel over de volle breedte onder de bovenlichten van de houten pui. Het pand heeft links een insteek. Achter het pand ligt een 13de-eeuwse woontoren van vier bouwlagen onder zadeldak met achterschild.
| |
Literatuur
- | muller, 1911, blz. 44, plaat xxviii. |
- | traa, p.c. van, ‘Ganzenmarkt 16’, in: abku 1984, MOU 1985, blz. 76, 77. |
| |
Afbeeldingen
- | Jan de Beyer, 1744. Het Neude naar het zuiden. Pentekening. GAU/TA-Neude, 1744. |
- | Jan de Beyer, ca 1745. Het Neude naar het zuiden met militairen op het plein. Gewassen pentekening in O.I. inkt. Collectie Jhr. J.K.A. de Beaufort van Leusden, Leusden. Zie afb. 116. |
- | J. Bulthuis, 1760. Het Neude naar het zuiden. Kopergravure. GAU/TA-Neude, 1760 (1). |
- | G.L. Mulder, 1878. Gezicht vanaf Domtoren naar noorden. Foto. GAU/TA-Ca 3. |
- | W.G. Baer, 1904. Pui van Neude 35, 36. Foto. GAU/TA-Neude 36, 1904. Zie afb. 115. |
- | Anoniem, ca 1905. Pui van Neude 35, 36. Foto. GAU/TA-col. DOW, nr 14. |
- | Bouwtekening 1932, betreffende verbouwing torenvormig bouwdeel, GAU/SA6-bouwtek.; doos 130; Ganzenmarkt 16; nr 2, 3; 1932. |
- | Buro Oosting Utrecht, 1974. Bouwtekening: Neude 35, 35a, 36. Archief Bouw- en Woningtoezicht Gemeente Utrecht. |
| |
Beschrijving
Neude 35, 36
Het huis aan het Neude meet 7,5 × 8,5 (rechts) tot 9,5 m (links). De adressen Neude 35 en 35 a betreffen het grootste deel van de begane grond en de hele bovenwoning. Het adres Neude 36 betreft alleen het één deur en één venster brede
Afb. 112. Neude 35, 36. Plattegrond begane grond.
linkerdeel van de begane grond. Achter het huis ligt een vier meter diepe aanbouw, waarachter een drie meter diep plaatsje. Links van het pand ligt, overbouwd door Neude 37, een achterom, waaraan diverse panden van de Schoutenstraat een uitgang hebben.
De voorgevel is een tot lijstgevel verbouwde trapgevel uit de 17de eeuw, die zijn oude vorm nog verraadt door de plaatsing van de zoldervensters, de aanzet van de vroegere rechter schouder en een later dichtgezette spleet aan de linkerzijde. De
Afb. 113. Neude 35, 36. Lengtedoorsnede.
baksteen is lichtbruin geschilderd en gemetseld in kruisverband met klezoren. De verdieping heeft drie, de zolder twee vensters met t-ramen. Van de diverse muurankers zijn de vier boven de verdieping het rijkst versierd in vroeg 17de-eeuwse vormen. De houten pui heeft op halve hoogte een doorgaande luifel, waaronder links een deur en een venster, in het midden twee deuren, waarvan de linker naar de bovenwoning voert. De rechter deur geeft toegang tot het café, dat rechts van de deur twee vensters heeft met 4 × 4 ruiten. Onder deze vensters en in de stoep ligt de keldertrap. De luifel uit 1907 draagt de tekst: ‘A 1606 Tapperij “de Luifel”’. De voorzijde van de luifel ligt hoger dan de achterzijde. Hierboven bevinden zich zes bovenlichten tussen zes forse voluut-vormige consoles, die als Hermen uitgevoerd zijn en de diepe puibalk dragen. De buitenste twee hebben een leeuwekop, de middelste twee een vrouwenhoofd, terwijl de tussenliggende Hermen uitgevoerd zijn met een kop, die het midden houdt tussen een mensen- en een dierekop. Onder de koppen zijn de voluten gesierd met gestileerd rusticawerk. De luifel is opgehangen aan de consoles. Tussen de linker twee vensters bevindt zich geen console. De vakken tussen de consoles zijn ongelijk van grootte. De drie rechter vensters hebben vaste ramen met roedeverdeling, de linker drie sinds 1907 schuiframen met roedeverdeling. Van rechts naar links bevatten de ramen 4 × 5, 4 × 5, 3 × 5, 4 × 2 + 4 × 2, 3 × 2 + 3 × 2, 3 × 2 + 3 × 2 ruitjes. De puibalk is aan de voorzijde versierd met vlechtwerk, aan de onderzijde met gestileerd rusticawerk. Het metselwerk, dat tot 1907 op de puibalk rustte, wordt sindsdien hierboven opgevangen door een dubbele H-balk, gecamoufleerd door een lijst.
De achtergevel is een lijstgevel, die tot halverwege de verdieping schuil gaat achter een tweelaags aanbouw, het
| |
| |
vrijliggende deel is in de 20ste eeuw vernieuwd. De 20ste-eeuwse aanbouw heeft een plat dak, de verdiepingsvloer ligt 60 cm hoger dan de vloer van de insteek en is van daaruit bereikbaar.
Van de linkergevel is het onderste deel zichtbaar in het overbouwde achterom, dat erlangs loopt. Het betreft middeleeuws muurwerk van baksteen van? × 13 × 6,5-7 cm; 10 lagen 78 cm.
Van de balklagen is alleen boven de insteek een deel in het zicht, deze is enkelvoudig en loopt evenwijdig aan de voorgevel.
De kap is vernieuwd.
Onder het voorste deel van het huis ligt over de volle breedte een kelder met tongewelf evenwijdig aan de voorgevel. Een keldertrap onder vloerluik ligt in het midden aan de achterzijde, een buitentrap ligt rechts.
De begane grond heeft een horeca-functie in het rechterdeel en in de aanbouw, links hiervan ligt de steektrap naar de bovenwoning. Het linkerdeel, Neude 36, fungeert als opslag voor het café. De bovenwoning wordt per kamer verhuurd. De insteek omvat aan de voorzijde een kamer en heeft als vensters de bovenlichten boven de luifel. Achter de kamer ligt een overloop. Een vermoedelijk vernieuwde spiltrap voert van de insteek naar de verdieping en naar de zolder.
| |
Het torenvormige huis
Achter Neude 35, 36 ligt een laat 13de-eeuws pand van vier bouwlagen onder zadeldak tegen tuitgevel voor en een schild achter, dit gezien vanaf het Neude. Aan de voorzijde staat links nog één bouwlaag van een traptoren. Het pand beslaat de hele breedte van het perceel en meet 7,5 × 8,5 m.
De tuitgevel aan de zijde van het Neude heeft per bouwlaag twee vensters, waarbij de linkerzijde, waar de traptoren stond, blind is. De begane grond heeft naast een venster rechts een deur, bereikbaar via een trapje, het muurwerk is hier 80 cm dik. De top met vlechtingen bevat één vlieringvenster. De linkergevel heeft per bouwlaag twee vensters, uitziende op het achterom. De gevel aan de zijde van de Ganzenmarkt stond tot voor kort op verschillende niveaus in verbinding met in 1984 gesloopte aanbouwen van Ganzenmarkt 16, bij welk adres dit pand nu behoort, m.u.v. het gedeelte van de begane grond rechts vooraan, dat bij Neude 35 hoort.
De verdiepingshoogten zijn 2,8 m, 2,5 m, 2,7 m, 2,3 m. Het vloerniveau van de begane grond ligt iets onder het maaiveld, behalve in het deel dat bij Neude 35 hoort; daar ligt het 1 m boven het maaiveld.
Afb. 114. Neude 35, 36.
In de 17de eeuw is het pand grondig verbouwd. In eerste opzet blijkt het boven de begane grond een enkelvoudige dennen balklaag gehad te hebben, boven de verdiepingen samengestelde balklagen met korbelen en muurstijlen. De eerste verdieping fungeerde als hoofd-woonvertrek. De nu tot één bouwlaag ingekorte traptoren gaf in 1932 nog toegang tot alle bouwlagen.
Het pas ten dele onderzochte pand is een torenvormig huis (zie blz. 345).
| |
Geschiedenis
De bebouwing tussen Neude en Ganzenmarkt staat op percelen die oorspronkelijk van de Ganzenmarkt tot het Neude liepen, georiënteerd op de Ganzenmarkt, waarlangs in de vroege middeleeuwen een Rijnarm liep (blz. 9). Het karakter van deze erven is dan ook vergelijkbaar met dat van die langs de Oudegracht. Vermoedelijk lag ook hier de oudste bebouwing in veel gevallen min of meer in het midden van het perceel. Het laat 13de-eeuwse torenvormige huis op het perceel van de Ganzenmarkt 16 - Neude 35, 36 getuigt van deze opzet. Op de foto, die in 1878 vanaf de Domtoren gemaakt is (zie afb. 17), is ook op andere percelen opmerkelijk forse bebouwing achter de panden aan het Neude te zien. Zoals de meeste percelen in deze strook is ook dit gesplitst in een deel dat bij de Ganzenmarkt hoort en één dat bij het Neude hoort. Het torenvormige huis behoorde begin 19de eeuw kadastraal nog geheel bij het afwijkend uitgevoerde smalle linkerdeel, Neude 36, dat mogelijk oorspronkelijk een poortweg voor het torenvormige huis vormde, onder het huis aan het Neude door. Dat in de middeleeuwen ook aan het Neude al bebouwing bestond, blijkt onder meer uit de linkerzijmuur van Neude 35, 36.
| |
| |
Evenals het torenvormige huis is het pand aan het Neude in de 17de eeuw verbouwd of vrijwel compleet nieuw gebouwd. Het jaartal 1606 stond tot de restauratie van 1907 onder de puibalk geschilderd. Aangenomen mag worden dat dit het bouwjaar van tenminste de gevel van Neude 35, 36 is. Het was in zijn oorspronkelijke vorm een trapgevel met vijf of zes treden en, boven de drie vensters van de verdieping, twee zoldervensters en één vlieringraam. Ter hoogte van de onderdorpel van de zoldervensters liep een band of lijst.
Nadien werd de vensterindeling gemoderniseerd, de tweelaags trapgevel tot drielaags lijstgevel verbouwd, de doorgaande luifel met in het midden een halfrond fronton vervangen door een kortere die het linkerdeel vrijliet.
In 1907 volgde, na het vertrek van het papiermagazijn en gros van Adolf Meier, een restauratie van de pui naar ontwerp van S. Snuijf Jr. uit Delft. Hierbij werd de 17de-eeuwse luifel over de volle breedte van de pui gereconstrueerd. In de twee vakken aan de linkerzijde werden openslaande deuren aangebracht op de plaats van een deur rechts en een venster links. In het midden had de pui twee deuren, waarvan de rechter een rijk versierde paneeldeur was, vermoedelijk 18de-eeuws, de linker 19de-eeuws met een groot gietijzeren rooster met sierelement in het midden. Beide deuren werden door nieuwe vervangen. Rechts bevonden zich twee vensters boven de buitentrap naar de kelder; deze werden door een grote inrit vervangen. Boven de luifel hadden de drie linker vensters, behorend bij van de insteek, T-ramen. Deze werden door schuiframen met roedeverdeling vervangen. Boven de puibalk werd de gevel op twee H-balken opgevangen.
Na deze ‘restauratie’ werd op de begane grond een handel in motoren en rijwielen gevestigd, in 1913 opgevolgd door een café. Daarna werd het pand tot 1965 door het bodehuis ‘De Luifel’ gebruikt.
Sindsdien is het in gebruik als café met bovenwoning.
Het torenvormige huis is rechts vooraan in gebruik als opslag voor het café. Van dit pand heeft de rest, behorend bij Ganzenmarkt 16, sinds lange tijd een pakhuisfunctie.
Afb. 115. Neude 35, 36. W.G. Baer, 1904. De onderpui.
Afb. 116. Neude 35, 36 en 39. Jan de Beyer, ca 1745 (gedeeltelijk). Neude met rechts de trapgevel van Neude 35, 36 en links de houten gevel van Neude 39. Achter Neude 35, 36 is de topgevel van het erachter gelegen torenvormig huis te zien.
| |
| |
| |
| |
| |
Karakteristiek
Onderkelderd middeleeuws hoekpand van oorspronkelijk twee bouwlagen, in de 19de eeuw verhoogd met een tweede verdieping en een zolder onder een plat dak met voor- en zijschilden. De lijstgevel, met gevelsteen, stamt uit 1747. Achter in het huis ligt een opkamer waarvoor rechts een spiltrap staat met een gave 17de-eeuwse omtimmering. In de neerkamer bevindt zich een rijke 17de-eeuwse schouw.
| |
Bron
- | Systeem Luykx, in: UDS: Neude 39; kaart 5a (1964.0001a, b). |
| |
Literatuur
- | muller, 1911, blz. 39, plaat xix. |
- | temminck groll, 1963, blz. 94. |
| |
Afbeeldingen
- | Jan de Beyer, 1744. Het Neude naar het zuiden. Pentekening. GAU/TA-Neude, 1744. |
- | Jan de Beyer, ca 1745. Het Neude naar het zuiden met militairen op het plein. Gewassen pentekening in O.I. inkt. Collectie Jhr. J.K.A. de Beaufort van Leusden, Leusden. Zie afb. 116. |
- | K.F. Bendorp naar J. Bulthuis, 1760. Het Neude naar het zuiden. Kopergravure. GAU/TA-Neude, 1760 (1). |
- | Anoniem, ca 1880. De zuidoosthoek van het Neude. Foto. GAU/TA-Neude, c. 1880. |
- | Architectenbureau Stoffels de Munck, 1961. Bouwtekening: wijziging Neude 37, 38, 39, Archief Bouw- en Woningtoezicht, Gemeente Utrecht. |
| |
Beschrijving
Het hoekpand van Neude en Schoutenstraat meet 7,5 × 11,5 m. De voorgevel aan het Neude is een donkerbruin geschilderde lijstgevel uit 1747 van drie bouwlagen, waarvan de bovenste drie lage vensters heeft met openslaande ramen, nu voor de derde bouwlaag, voorheen voor de zolder; de eerste verdieping heeft drie vensters met schuiframen.
De houten pui uit de 18de eeuw onder hoofdgestel met tandlijst heeft vier vensters en een centrale ingang. Links hiervan bevindt zich onder de vensters een kelderlicht onder een schouderboog in natuurstenen omlijsting. Rechts van de ingang bevinden zich in eenzelfde omlijsting een tweede kelderlicht en rechts
Afb. 117. Neude 39.
Afb. 118. Neude 39. De zijgevel in de Schoutenstraat.
daarvan een keldertrap die in de stoep begint. Een sierlijk krullend, gesmeed stoephek sluit links de natuurstenen stoep af.
De gevel is gemetseld van baksteen 19,5 × 10,5 × 4 cm; 10 lagen 46 cm. De lijst die de gevel bekroont bevat geprofileerd omlijste siervelden. In het midden bevindt zich boven de eerste verdieping een gevelsteen met de tekst: ‘t. glindt - anno 1747’.
De gepleisterde en eveneens bruin geschilderde linkergevel is een lijstgevel die vooraan blind is, maar achteraan twee vensters bevat per bouwlaag, voor de neerkamer met driedelige indeling, voor de opkamer en eerste verdieping met t-ramen en voor de tweede verdieping met openslaande ramen. Het platte dak heeft een schild aan voor-, linker- en rechterzijde.
Boven de begane grond en de eerste verdieping liggen zeven vakken diepe samengestelde balklagen, met de moerbalken met peerkraalsleutelstukken evenwijdig aan de voorgevel. Boven de tweede verdieping ligt een enkelvoudige 19de-eeuwse balklaag evenwijdig aan de voorgevel.
| |
| |
De 19de-eeuwse gordingenkap staat op drie smalle spanten, bestaande uit een juk waarop een laag V-juk met makelaar. Er is vrijwel geen borstwering.
De neerkamer heeft een enkelvoudige balklaag van negen vakken loodrecht op de voorgevel. Tegen de achterwand hiervan staat een gave renaissance schouw met eiken eierlijst en natuurstenen schoorstenen met leeuwekoppen en kapitelen, uit de tweede helft van de 16de eeuw of de eerste helft van de 17de eeuw. Onder het voorhuis liggen twee kelders naast elkaar onder tongewelven loodrecht op de voorgevel, die aan de voorzijde met elkaar verbonden zijn onder een gewelf met de kruin evenwijdig aan de voorgevel. In de rechter kelder komt de buitentrap uit, aan de achterzijde voert rechts een houten trapje met een kwart naar de neerkamer. Links hiervan bevindt zich een natuurstenen fonteintje. Het achterste gedeelte van de rechter kelder is geheel betegeld: achterwand, zijwanden en gewelf. Aan de linkerzijde zijn deze tegels 18de- en 19de-eeuws, rechts 17de-eeuws, maar uit verschillende series en met diverse hoekmotieven; ook de onderwerpen zijn divers: personen, kinderspelen, landschappen. Rechts heeft het pand, grotendeels in de opkamer stekend, een tot de voormalige zolder doorlopende eiken spiltrap. In de spil met uitgestoken leuning, waarlangs een siergroef loopt, rusten de dragende stootborden die met één pen verankerd zijn. De rijke omtimmering op de begane grond heeft links een poortje met pilasters en sierschild voor het steektrapje naar de neerkamer, rechts de toegang tot de spiltrap waarboven een oeil de boeuf. Het snijwerk draagt het jaartal 1645 boven de linker doorgang. De opkamer is bereikbaar via een kort modern trapje waaronder zich vensters voor de neerkamer bevinden.
| |
Geschiedenis
Het huis had nog in 1744 een houten voorgevel (zie afb. 116) van twee bouwlagen met overkragende zolder en vliering. Het dak stak over en had windveren en een pinakel. De hoge begane grond had een reeks vensters, die met luiken gesloten werden, in het midden de ingang en een over de volle breedte doorlopende luifel. Hierboven lag een reeks bovenlichten.
De verdieping had, evenals de zolder, een reeks van een vijftal gekoppelde vensters, vermoedelijk met beneden een luikopening en daarboven een bovenlicht met vast glas. De vliering kreeg licht door een kruiskozijn met benedenluiken. De hoogte van de begane grond vindt zijn verklaring in de nog aanwezige opzet met een opkamer.
In de 17de eeuw werden diverse interieuronderdelen aangebracht, zoals van de spiltrap tenminste de omtimmering en de schouw in de neerkamer.
In 1747 werd de houten voorgevel vervangen door de huidige stenen, die drie bouwlagen suggereert, maar vermoedelijk met behoud van de oude kap, voor het middeleeuwse huis van twee bouwlagen geplaatst werd. Rond het midden van de 19de eeuw werd het huis verhoogd, waarbij de zolder een tweede verdieping werd door een nieuwe balklaag op de hoogte van de borstwering aan te brengen; daarboven kwam een zolder onder plat dak met voor- een zijschilden.
De zeilmakerij Lammers van Bueren werd hier in 1860 gevestigd en is sindsdien uitgebreid met Neude 38, 37 en Schoutenstraat 16.
| |
Nieuwegracht 27, Hamburgerstraat 40
Oude adressen
Nieuwegracht 27:
Runnebaan, Wijk F, nr 239
Hamburgerstraat 40:
Hamburgerstraat 34;
Wijk F, nr 238.
| |
Karakteristiek
Een in de 18de eeuw achter één gevel samengevoegd huis, bestaande uit een middeleeuwse diepe vleugel links en een 18de-eeuwse tweebeukige dwarse vleugel rechts ervan. Het huis is gelegen op de hoek van de Nieuwegracht en de Hamburgerstraat.
De diepe vleugel bestaat uit twee bouwlagen en een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel; hierachter ligt een tweelaags aanbouw onder plat dak. Het tweebeukige deel bestaat uit twee bouwlagen, twee zadeldaken achter elkaar met de nok evenwijdig aan de straat en kelders. Het zadeldak van de voorste beuk is doorgetrokken tot tegen het dak van het linkerdeel. De voorgevel is een zes traveeën brede gepleisterde lijstgevel.
| |
Bronnen
- | Rapport betreffende eigendom van een strook gronds langs de zijgevel van |
Afb. 119. Nieuwegracht 27.
| |
| |
Afb. 120. Nieuwegracht 27. Plattegronden en doorsnede.
Nieuwegracht 27. GAU/Rechtskundige Rapporten-inv. nr 661. |
| |
Literatuur
- | penders, jean: Adreslijst Middeleeuwen ‘Tussen de Grachten’, Utrecht 1978, blz. 22. |
- | temminck groll, c.l., ‘Restauraties en Vondsten in Utrecht’, MOU 1959, blz. 133. |
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening ‘Herbouw achtergevel huis Runnebaan hoek Hamburgerstraat’. GAU/SA5-bouwtek.; 1900; tek. nr 230. |
| |
Beschrijving
Het perceel heeft een rechthoekige plattegrond van ca 16 × 27 m. Het heeft links een uitgang in de Hamburgerstraat.
| |
Diepe vleugel
De diepe vleugel heeft een breedte van ca 8,5 en een diepte van 23 meter.
De voorgevel voor beide delen is een zes traveeën brede gepleisterde lijstgevel. Het linkerdeel van de gevel, drie traveeën breed, behorend bij het middeleeuwse diepe huis, bestaat uit metselwerk van afwisselend vijf lagen baksteen (ca 28 × 14 × 6 cm) en één laag tufsteen met een dikte van ca 9 cm.
De 18de-eeuwse vensters bevatten 19de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling (2 × 2 + 1 × 2 ruiten). De 19de-eeuwse voordeur heeft een omlijsting, mogelijk uit 1837. Op het voorschild van het dak staan twee dakkapellen.
De gepleisterde linker zijgevel bevat achteraan gelijksoortige vensters en een 19de-eeuwse deur. De achtergevel wordt grotendeels aan het oog onttrokken door een mogelijk nog 18de-eeuwse tweelaags aanbouw onder een plat dak. De aan het achtererf grenzend rechter zijgevel is eveneens gepleisterd en bevat zowel op de begane grond als op de verdieping twee vensters.
Boven de begane grond van het diepe deel ligt een zes vakken diepe moer- en kinderbalklaag evenwijdig aan de voorgevel. De overige balklagen zijn niet bekend.
De kapconstructie van het diepe deel bevat vijf tweejukkige eiken spanten en, om en om, met een haanhout gekoppelde sporenparen zonder nokgording. De spanten zijn met gehakte telmerken genummerd, rechts bestaat de nummering uit eitjes en links uit rechte merken. De indeling van de begane grond bestaat uit een gang rechts, waarnaast links twee kamers achter elkaar liggen. De stookplaatsen van deze kamers zijn gesitueerd tegen de tussenmuur.
Aan de achterzijde ligt rechts een keuken met een 18de-eeuwse hangschouw en links een kamer, waarvan in het einde van de 19de eeuw een gang is afgesplitst. De stookplaatsen van de keuken en de achterkamer zijn tegen de tussenmuur gebouwd. In de mogelijk nog 18de-eeuwse aanbouw aan de achterzijde liggen twee kamers.
| |
Tweebeukig deel
Het 18de-eeuwse tweebeukige gedeelte van het huis heeft een breedte van ca 7,5 en een diepte van 11 meter.
De in 1900 geheel vernieuwde drie
| |
| |
Afb. 121. Nieuwegracht 27. Kapconstructie van de diepe vleugel.
traveeën brede achtergevel is uitgevoerd in schoon werk. Boven de vensters zijn segmentvormige bogen met natuursteenblokken aangebracht. De begane grond heeft openslaande tuindeuren.
De rechter zijgevel bevat de middeleeuwse zijmuur van een dwarse voorganger langs de straat, met een diepte van 5,75 meter. Dit éénlaags gebouw met vlechtingen in de topgevel had een steenformaat van 28,5 × 15 × 6 cm; 8 lagen 61,5 cm. Het muurwerk van de achterste beuk bevat ook middeleeuwse steen, maar mogelijk is deze secundair gebruikt.
De beide kappen van het dwarse deel bevatten twee tweejukkige grenen spanten. De voorste kap staat in open verbinding met de kap op de diepe vleugel.
Onder de voorste beuk liggen twee kelders, links ligt een kelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel die in verbinding staat met een straatkelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel. De rechter kelder dateert uit de tijd van de 18de-eeuwse verbouwing, de dekking bestaat uit een vijf vakken diepe enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De balken hebben een duivejagerprofiel. De toegang tot de kelders wordt gevormd door een trap naar een smalle gang met een tongewelf loodrecht op de voorgevel onder het diepe deel van het huis.
De indeling op de begane grond bestaat uit twee kamers en suite.
| |
Geschiedenis
Het huis behoorde vóór de reformatie waarschijnlijk tot de eigendommen van de Paulusabdij. Het huis bestond in de middeleeuwen in ieder geval uit de bewaard gebleven diepe vleugel van twee bouwlagen links en een éénlaags dwarse vleugel rechts ervan langs de straat. Rechts hiervan lag een poortweg ter plaatse van het huidige Nieuwegracht 25, vermoedelijk toegang gevend tot de Paulusabdij, met een muur was het erf hiervan afgescheiden.
Na de reformatie kwam het in 1596 ter beschikking van het Hof Provinciaal. In het huis werd de ‘Gijzelkamer’ gevestigd. Tegen het einde van de 18de eeuw, toen het nog als ‘Gijzelkamer’ in gebruik was, werd het grondig verbouwd en uitgebreid, door de bouw van het tweebeukige deel rechts, ten koste van de middeleeuwse dwarse vleugel van één laag. Mogelijk werd ook toen de aanbouw aan de achterzijde van de diepe vleugel gebouwd. De gevel werd voor beide huizen in één opzet opgetrokken. De vensters van de diepe vleugel werden vergroot en aangepast aan die van de nieuwbouw.
In de vroege 19de eeuw werd het perceel uitgebreid met een strook grond langs de Hamburgerstraat, oorspronkelijk behorend bij Hamburgerstraat 38.
Pas in 1837 kwam het huis in particuliere handen. In dat jaar werd toestemming gevraagd tot het plaatsen van ‘hardstenen palen en ijzers’.
In 1900 werd de achtergevel van het rechterdeel geheel vernieuwd.
| |
Nieuwegracht 37
Oud adres
Wijk A, nr 882.
| |
Karakteristiek
Een zeer smal, diep huis gebouwd in de eerste helft van de 17de eeuw, bestaande uit drie bouwlagen met een kap met de nok loodrecht op de voorgevel. Het huis is onderkelderd en heeft een werfkelder. De voorgevel is van belang als een in Utrecht zeldzaam voorbeeld van architectuur in de stijl van Hendrick de Keyser.
| |
Bron
- | struyck, j.e.a.l., Geschiedenis van het huis Nieuwegracht 37 en het kleine buurhuis ernaast, die meertijds in de handen van één eigenaar waren, Typoscript, z. pl., z.j., Archief Bureau Monumenten, Gemeente Utrecht. |
| |
Literatuur
- | Jaarverslag UMF 1966/1967, blz. 12-13. |
- | thoomes, w., ‘Restauratie Nieuwegracht 37’, Nieuwsbrief UMF, 08-1986, katern, blz. 1-7. |
- | verlaan, a., e.a., Van eenvoudige doch harmonische architectuur, Utrecht 1979, blz. 82. |
| |
| |
Afb. 122. Nieuwegracht 37. P. Hogeweg 1854.
| |
Afbeeldingen
- | P. Hogeweg, 1854. Opstand van de voorgevel van het huis. Aquarel. GAU/TA-Nieuwegracht 37, 1854. (afb. 122). |
- | C. Marcussen, 1877. Gezicht op de voorgevel. Foto. GAU/TA-Nieuwegracht 37, 1877. |
- | W.G. Baer, 1906. Gezicht op de voorgevel van het huis. Foto. GAU/TA-Nieuwegracht 37, 1906 (1). |
- | J.T.J. Cuypers, 1906. Opstand van de voorgevel van het huis met herstelde pui en dakvensters. Pentekening. GAU/TA-Nieuwegracht 37, 1906 (2). |
- | A. Oosting, Z.j. Opstand van de voorgevel van het huis met gereconstrueerde top. Tekening. GAU/TA-Nieuwegracht 37, 1967. |
| |
Beschrijving
Het zeer smalle huis is gelegen op een perceel van ca 3 × 13 m en heeft een oppervlak van 2,85 × 9,75 m.
De twee traveeën brede lijstgevel wordt door middel van de houten puibalk en twee zandstenen waterlijsten horizontaal
Afb. 123. Nieuwegracht 37.
Afb. 124. Nieuwegracht 37. Detail van de puibalk en het fries.
| |
| |
geleed. De beide verdiepingen hebben een pilasterstelling, met Dorische kapitelen op de eerste en Ionische op de tweede verdieping. De gevel is rijk gedecoreerd met vooral natuursteenwerk: de met palmbladdecoratie gesneden puibalk wordt links gedragen door een zandstenen console met een manskop. De rechter tegenhanger hiervan is verdwenen. In het fries boven de puibalk zijn vijf zandstenen platen aangebracht, de middelste hiervan is voorzien van een wapenschild met daarop vijf Franse lelies geschilderd; het schild hangt aan een gebeeldhouwde boomtak. Aan beide zijden hiervan is een plaat bewerkt met een cartoucherand met Franse lelies. De beide uiterste platen zijn alleen voorzien van decoratief frijnslagwerk.
De basementen, kapitelen en de kroonlijsten zijn eveneens van zandsteen. In het fries boven de eerste verdieping zijn zandstenen trigliefen aangebracht, in dat boven de tweede verdieping dito kussenblokken. De vensters van beide verdiepingen hebben strekken met zandstenen hoek- en middenblokken. Deze op Hendrick de Keyser geïnspireerde gevelarchitectuur wordt in Utrecht verder alleen gevonden in het pand Oudegracht 168.
De ramen van de beide verdiepingen zijn bij de restauratie van 1966 in 18de-eeuwse vorm vernieuwd, maar zijn gevat in de oorspronkelijke, later verzaagde, kruiskozijnen. De pui is bij deze restauratie eveneens vernieuwd, waarbij de indeling met een deur en een venster links ervan ongewijzigd bleef.
Het zadeldak heeft aan de voorzijde een schild met op de top een kleine piron, daterend uit 1966.
De achtergevel is een twee vensters brede tuitgevel met vlechtingen. Deze is bij de restauratie geheel vernieuwd, waarbij de deur en vensters in 18de-eeuwse vorm aangebracht zijn.
Het huis is ingebalkt in de zijmuren van de beide buurpanden, de rechter zijmuur bevat sporen van doorgangen naar het
Afb. 125. Nieuwegracht 37. Plattegrond en doorsnede.
oorspronkelijk bijbehorende buurpand. Boven elke bouwlaag ligt thans een 19de-eeuwse enkelvoudige balklaag. De hoogte van de begane grond is 3,25 m van de verdiepingen respectievelijk 2,36 m en 2,26 m. De kapconstructie dateert uit 1966.
Onder het huis ligt een middeleeuwse kelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel, iets naar rechts verschoven ligt de werfkelder.
De indeling van het huis bestaat op alle bouwlagen uit een voor- en achterkamer. Aan de linkerkant staat tegen de tussenmuur de bij de restauratie vernieuwde spiltrap, deze loopt van de begane grond tot de zolder.
| |
Geschiedenis
Het wapen in de voorgevel is dat van de Utrechtse familie Van Weede. Een lid van deze familie was ook de vermoedelijke bouwheer van het huis. Het exacte bouwjaar is niet bekend, maar moet, gezien de stijl van de voorgevel, in de eerste helft van de 17de eeuw geplaatst worden. Hierbij sluit een acte aan van 16 mei 1626, waarbij een plecht gevestigd werd op een huis ‘daer Dirck van Weede noortwaerts ende die heer Van Wolffsweert met zeeckere poortwech Zuytwaerts naestgelegen sijn’. De ‘poortweg’ aan de zuidzijde is nog herkenbaar in de gevel van Nieuwegracht 39, de plecht toont tevens aan dat Van Weede Nieuwegracht 35 bezat.
Op 24 februari 1699 werd het door de erven van Vincent Stalpart van der Wielen en Johanna van Weede, echtelieden, getransporteerd aan Gijsbert van Vianen, de stadsmetselaar. Tot op de dag van vandaag is de geschiedenis van eigenaren vrijwel volledig na te gaan. Uit de verkoopacte van 1699 blijkt de merkwaardige eigendomsverhouding van de kelders onder de huizen Nieuwegracht 37 en 35: De kelder van nr 35 was in bezit van nr 37 en omgekeerd. Bij dit transport kwam aan deze situatie een einde door elke eigenaar het eigendom te verlenen van de kelder, waarop zijn huis staat.
Daar het huis een oudere kelder bezit stond hier vermoedelijk reeds eerder een pand, dat door de bouw van het huidige geheel werd vervangen. In de 19de eeuw zijn alle balken door enkelvoudige balklagen vervangen. Rond het midden van de 19de eeuw was het huis ook de geveltop al kwijt, die het naar alle waarschijnlijkheid oorspronkelijk gehad heeft. Deze was vervangen door een eenvoudige tuitgevel.
In 1965 werd de kap door brand verwoest. Een jaar later werd het huis aangekocht en gerestaureerd door het Utrechts Monumentenfonds naar een plan van architect A. Oosting. Bij deze restauratie werd onder andere de achtergevel vernieuwd. In de puibalk werden de gaten van de 17de-eeuwse houten pui teruggevonden, maar deze werd niet gereconstrueerd, evenmin als de 17de-eeuwse kruiskozijnen, waarvan de sporen waren teruggevonden; de gegevens bleken hiervoor te summier. Daarentegen werden de 19de-eeuwse t-ramen vervangen door ramen in 18de-eeuwse vorm. De 19de-eeuwse top werd verwijderd en vervangen door een dakschild.
| |
Oudegracht 111
Oude adressen
Oude Gracht Weerdzijde 70;
Wijk C, nr 4.
| |
| |
Karakteristiek
Hoewel Klein Fresenburg oorspronkelijk deel uitmaakte van het grote huis Fresenburg, wordt het beschreven als zelfstandig huis, omdat het een goed voorbeeld is van een huis dat van een groter eigendom werd afgesplitst en in 1569 vrijwel geheel werd vernieuwd. Het diepe voorhuis bestaat uit twee bouwlagen, een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel en een achterschild, een kelder en een werfkelder. De trapgevel aan de voorzijde is twee vensters breed.
Het 19de-eeuwse achterhuis bestaat uit twee bouwlagen waarboven een schilddak met de nok loodrecht op de voorgevel.
| |
Bronnen
- | a: Stukken, aan het gerecht overgelegd door Dirck van Werckhoven eigenaar van het huis Cleijn Vresenberch, tegen zijn buurman Gerrit Franss., eigenaar van het huis Groot Vresenberch, betreffende gaten door der laatste in hun gemeene muur gebroken, 1559.
b: Vonnis van het Hof in deze zaak, 1567.
c: Vergunning tot reparatie van het huis, 1569. GAU/SA1, inv. nr. 675. |
| |
| |
| |
Literatuur
- | muller, 1911, blz. 43. |
- | valentijn, d., Weerganghuizen in Utrecht, doctoraalscriptie, Rijksuniversiteit Utrecht, typoscript, Utrecht 1983. |
| |
Afbeeldingen
- | Jan van Goyen, ca 1650. De Oudegracht bij de Jansbrug vanaf de Bakkerbrug. Zwart krijt en penseel in grijs. Museum Boymans van Beuningen Rotterdam. Zie afb. 376. |
- | Anoniem, ca 1750. Gezicht op de westzijde van de Oudegracht vanaf de Bakkerbrug. Tekening. Koninklijk Huisarchief, 's-Gravenhage. |
- | C. Troost, ca 1760. Gezicht op de westzijde van de Oudegracht vanaf de Bakkerbrug. Tekening. GAU/TA-Oudegracht (Jansbrug - Bakkerbrug), 1760. |
- | J. Versteegh, 1774. Gezicht vanaf de Bakkerbrug naar het noorden. Tekening. GAU/TA-Oudegracht (Jansbrug - Bakkerbrug), 1774. Zie afb. 384. |
- | Anoniem, ca 1840. Plattegrond van het huis en beide aangrenzende huizen. Ingekleurde pentekening. GAU/TA-Oudegracht 113, 1840. |
- | Anoniem, ca 1850. Voorgevel en plattegrond huis en aangrenzend voor inrichting tot abattoir. Tekening in pen en potlood. GAU/TA-Oudegracht 113, 1850. Zie afb. 384. |
- | ‘Kadastrale situatie met omliggende percelen’, 1857. Ingekleurde pentekening. GAU/TA-Oudegracht 113, 1857. |
- | M.J. Kamperdijk. ca 1860, Voorgevel. Pentekening. GAU/TA-Oudegracht 111, 1860. Zie afb. 127. |
- | P. van Loon, 1860. ‘Bakkerbrug en bogt van de Oude Gracht Utrecht 1846’. Krijttekening. Centraal Museum Utrecht. |
- | J.H. Holm, 1908. Voorgevel. Foto. GAU/TA-Oudegracht 111, 1908. |
- | J.C. Covens, 1909. ‘Afbeelding van enige profielen en ankers in de topgevel van het huis in natuurlijke grootte’. Ingekleurde potloodtekening. GAU/TA-Oudegracht 111, 1909. Zie afb. 128. |
- | S. de Jongh, ca 1920. Voorgevel. Foto. GAU/TA-Oudegracht 111, 1920. |
- | Anoniem, 1920. Voorgevel Oudegracht 111 en 113. Foto. GAU/TA-T.2.12. |
- | Verbouwingstekeningen 1925. GAU/SA6-bouwtek.; doos 310; Oudegracht 111. |
- | E.A. van Blitz en Zn, 1926. Voorgevel. Foto. GAU/TA-Oudegracht 111, 1926 (1). |
- | Bureau Monumentenzorg, 1926.
Voorgevel. Foto. GAU/TA-Oudegracht 111, 1926 (2). |
Afb. 126. Oudegracht 111.
- | Anoniem, 1926. Opstand van de voorgevel met plan voor winkelpui. Blauwdruk. GAU/TA-Oudegracht 111, 1926 (3). |
| |
Beschrijving
Het perceel van het huis heeft een oppervlakte van ca 6 × 36 m met een enigszins gerende rooilijn. Het is vrijwel geheel bebouwd.
De trapgevel aan de voorzijde wordt gesierd met bollen op en voluten tegen de treden. De gevel wordt bekroond door een leeuwtje. Voor de strijkbalken en de wormplaten zijn sierankers aangebracht. Boven de vensters bevinden zich korfbogen met op de verdieping en zolder driepastraceringen. De baksteen van de dagkanten is geprofileerd. De vensters bevatten 19de-eeuwse schuiframen.
Uitgezonderd de top vertoont het metselwerk schijnbaar een koppenverband door het inhakken van schijnvoegen; de werkelijke voegen werden volgevoegd en in baksteenkleur geschilderd. Het steenformaat van dit deel van de gevel is 20,5 × 10 × 4,5 cm; 10 lagen 52 cm. Tussen de verdiepingsvensters is een gevelsteen aangebracht. Hierop staat de tekst
‘Dit huis is voor God bequaem,
Clein Vresenberch is sinen naem.
De gevel heeft op de begane grond over de volle breedte een moderne winkelpui. De lijstgevel aan de achterzijde, welke gepleisterd is, is drie vensters breed. Aan de rechterzijde, uit de tuin gezien, bevindt zich op de verdieping een deur naar een plat dak. De gevel is in het onderste deel weggebroken bij de uitbreiding op de begane grond van de winkel, ten koste van de binnenplaats.
| |
| |
Afb. 127. Oudegracht 111. M.J. Kamperdijk, ca 1860. Opmeting van de voorgevel.
De kapconstructie bevat vijf eiken, enkelvoudige spanten met krommers. De wormplaat en de sporen zijn vervangen door gordingen. Op de voorzijde zijn de onderdelen van de spanten, het achterste spant uitgezonderd, met gehakte merken genummerd; de telling loopt van voor naar achter. Aan de rechte merken is, ter onderscheiding, aan de rechterzijde een v-merk toegevoegd.
Onder het huis liggen twee kelders, de voorste is voorzien van een tongewelf loodrecht op de voorgevel, het tongewelf van de achterste kelder ligt evenwijdig aan de voorgevel.
Voor het huis ligt een werfkelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel. De werfmuur van de kelder is in de 20ste eeuw vernieuwd, in deze muur is een deur, met aan beide zijden een venster, aangebracht.
De oorspronkelijke indeling van de begane grond is geheel verdwenen ten behoeve van het huidige recente winkelinterieur.
Afb. 128. Oudegracht 111. C.J. Covens, ca 1909. ‘Afbeelding van enige profielen en ankers in de topgevel van het huis in natuurlijke grootte’.
De indeling van de verdieping is laat 19de-eeuws.
Het halverwege de 19de eeuw gebouwde vrijstaande achterhuis heeft twee bouwlagen. De voor- zowel als de achtergevel zijn twee vensters brede lijstgevels. Op het achterhuis staat een gordingkap. De indeling is deels nog 19de-eeuws.
| |
Geschiedenis
De middeleeuwse voorganger van het huidige huis moet opgevat worden als een zijhuis, behorend bij het buurhuis Fresenburg. In een hierna te noemen vonnis, in 1567 geveld, werd betoogd dat het grote en het kleine huis oorspronkelijk ‘eenen m(eeste)r’ toebehoorden. Dit bleek ondermeer uit een toen reeds dichtgemetselde doorgang tussen beide huizen. Hoe de voorganger van het huis er uit gezien heeft is niet bekend; de oudste afbeelding, van Jan van Goyen, is rond 1650 gemaakt, zodat het tegenwoordige huis al afgebeeld zou moeten zijn. De tekening geeft echter een niet geheel juist beeld. Hij geeft slechts de huizen Oudaen en Fresenburg min of meer juist weer, de tussenliggende bebouwing is vrijwel geheel getekend als houten huizen. ‘Klein Fresenburg’ was echter al ruim tachtig jaar eerder voorzien van een stenen gevel.
In 1559, toen er nog sprake was van het middeleeuwse huis, was een conflict gerezen tussen de eigenaren van Groot en Klein Fresenburg. Vanuit Groot Fresenburg waren gaten in de keldermuur gehakt. Het vonnis werd pas in 1567 geveld. In de 16de eeuw was het verband tussen hoofd- en zijhuis, zoals uit het vonnis blijkt, al verbroken.
Uit de kelders is wel op te maken dat in het middeleeuwse huis een tweedeling in de diepte heeft bestaan. Of de achterste kelder behoort heeft tot een kleiner zijhuis van ‘Fresenburg’ is niet duidelijk. Op de laatste dag van mei 1569 kreeg Jacob Anthoniss Goebel vergunning voor het ‘repareren ende oprechten zeeckere zijne huijsinge genaempt Cleijn Vresenberch’. Duidelijk is dat de gevelsteen in de voorgevel betrekking heeft op deze verbouwing. Uit de kapconstructie blijkt, dat de verbouwing ingrijpend is geweest. De telmerken, nog in de oorspronkelijke volgorde aanwezig, duiden op een volledige vernieuwing van de kap. Ook de voorgevel werd toen geheel nieuw opgebouwd.
Halverwege de 19de eeuw is achter het huis een achterhuis gebouwd. Hiervoor was een uitbreiding van het perceel ten koste van dat van Fresenburg noodzakelijk. Mogelijk tegelijkertijd werd de onderpui van de voorgevel van het voorhuis verbouwd. Een rijk versierde 18de-eeuwse voordeur werd bij die verbouwing gehandhaafd.
Een niet uitgevoerd plan van ca 1850, waarbij het huis Groot Fresenburg werd bestemd tot abattoir, projecteerde ter plaatse van Klein Fresenburg en Oudegracht 115 zijbeuken van het gebouw van het abattoir.
Bij een opknapbeurt van de voorgevel in 1909 werd de top deels opnieuw opgemetseld en voorzien van een sieranker. In 1925, 1926 werd de begane grond tot winkel verbouwd, waarbij tevens een winkelpui over de volle breedte van het huis werd aangebracht.
Recent zijn het winkelinterieur en de winkelpui gemoderniseerd.
| |
| |
| |
Oudegracht 133
Oude adressen
Oudegracht Weerdzijde 46; Wijk D, nr 65.
| |
Karakteristiek
Het kleine diepe huis van twee bouwlagen heeft een zadeldak met de nok loodrecht op de Oudegracht. Het is door zijn dragende houtskelet, waarvan de vakken met steen gevuld zijn, in wezen een houten huis, dat oorspronkelijk één geheel vormde met de voorloper van Bakkerstraat 1. Het hoekpand, markant gelegen tussen Bakkerstraat en Hamsteeg, stamt vermoedelijk uit de 14de eeuw; het is onderkelderd en bezit diverse straatkelders.
| |
Bron
- | Requesten aan de Vroedschap houdende verzoeken verlof tot verbouwingen van huizen. ‘Avis voor de heeren Cameraers den 15 may 1693, door Johannes van Fransburgh’. gau/sa2 - inv. nr 424. |
| |
Literatuur
- | kipp, a.f.e., ‘Oudegracht 133, een huis in de bocht’, Timmerwerf januari 1977, blz. 13-16. |
| |
Afbeeldingen
- | Anoniem (manier Jan Bruegel de Oude), ca 1615. De Oudegracht bij de Bakkerbrug. Tekening. gau/ta-Oudegracht (bij Bakkerbrug), c. 1615. Zie afb. 130. |
- | Anoniem, ca 1820. De Bakkerbrug met botermarkt. Gekleurde tekening. gau/ta-Oudegracht (bij Bakkerbrug), c. 1820. Zie afb. 131 |
- | A.F.E. Kipp, 1977. Reconstructietekeningen: doorsneden, naar noord (ca 1400), naar west (ca 1600), naar zuid (ca 1800). In: a.f.e. kipp, ‘Oudegracht 133, een huis in de bocht’, Timmerwerf januari 1977, blz. 13-16. zie afb. 132. |
| |
Beschrijving
Oudegracht 133 ligt in de rooilijn van de Oudegracht en fungeert als hoekpand van zowel Bakkerstraat als Hamsteeg en ligt derhalve aan drie zijden vrij.
Het grondvlak van ca 4 × 6,5 m wordt naar achter toe iets breder.
De voorgevel is een 18de-eeuwse klokgevel met ronde top en rococo-rolwerk met voluten. Het zoldervenster heeft een
Afb. 129. Oudegracht 133.
Afb. 130. Oudegracht 133. Naar Jan Bruegel de Oude, ca 1615. Bakkerbrug en omgeving. Het huis met de trapgevel is nummer 133, met links ervan de Bakkerstraat en rechts de Hamsteeg. Geheel rechts staat in de rooilijn de houten voorbebouwing van het Kasteel van Antwerpen, met ernaast de toegang tot het erf.
| |
| |
Afb. 131. Oudegracht 133. Bakkerbrug en omgeving rond 1820.
ellipsboogvormige bovendorpel met rechte schouders. De verdieping is twee vensters breed, de drie traveeën brede winkelpui met geblokte pilasters is in 1976 aangebracht.
Als achtermuur fungeert het derde gebint van het huis met een rommelige vulling, die eind 16de eeuw is aangebracht bij de afsplitsing van Bakkerstraat 1.
De linkergevel heeft zijn, gedeeltelijk bij de recente restauratie aangevulde, houtskelet als hoofdconstructie bewaard. Deze is drie vakken diep, met drie veldregels (waarvan één ter hoogte van de verdiepingsvloer) en een wormplaat op de stijlen, die er met pennen doorheen steken. De vakken hadden kennelijk al vanouds een halfsteens vulling van baksteen van ca 30 × 15 × 7,5 cm in klezoorverband. Het voorste vak is echter tegelijk met de voorgevel in de 18de eeuw vernieuwd. Op de begane grond is de pui van de voorgevel om de hoek één venster voortgezet. De verdieping heeft een schuifraam in het voorste en een kleiner venster in het achterste vak.
De rechtergevel heeft van oorsprong dezelfde opzet als de linkergevel, maar met op het houtskelet van de twee voorste vakken tot rond 1600 vermoedelijk een beplanking, die toen door een stenen vulling vervangen werd. Het achterste vak op de begane grond is altijd al een stenen muur geweest, in verband met de stookplaats alhier. Tegen het tweede vak staat aan de buitenzijde een schoorsteenkanaal voor de kelderschouw. Hierachter is de borstwering opgetrokken tot boven het zolderraam. Op het verdiepingsvenster na, dat zich daaronder bevind, is de gevel blind.
Het pand, dat oorspronkelijk één geheel vormde met de voorganger van Bakkerstraat 1, heeft als draagconstructie een houtskelet, dat nu drie vakken diep is, maar tot de splitsing zes vakken omvatte. De begane grond is 2,7 m, de verdieping 2,5 m hoog. In de reeds genoemde stijlen in de zijgevels steken met penverbindingen de moerbalken en korbelen van beide balklagen. Hierop liggen, respectievelijk lagen, de kinderbinten, later veelal door tussenliggers vervangen. Het hele skelet is van eikehout op één grenen moerbalk na, die blijkens het telmerk wel uit de bouwtijd stamt.
De kap bestaat uit twee spanten met eiken krommers, op ieder gebint één spant, tot de oorspronkelijke constructie behorend. Het keldercomplex is veel groter dan het huis en meet globaal 6 × 18 m. De hoofdkelder liep oorspronkelijk onder het hele in 1581 gesplitste pand, gedekt door twee tongewelven in elkaars verlengde met de kruin loodrecht op de gracht. De overgang naar het wat hogere achterste gewelf ligt ongeveer één meter voor de latere tussenmuur, die grotendeels achter de bovengrondse scheidingsmuur staat. Voor het pand ligt een werfkelder met een tongewelf in dezelfde richting, met nog weer daarvoor een kelder onder de Bakkerbrug met een uitgang naar de gracht. Deze laatste kelder heeft zijn tongewelf evenwijdig aan de gracht en geeft toegang tot de vierde kelder: een smallere straatkelder onder de Bakkerstraat met tongewelf loodrecht op de gracht.
| |
Geschiedenis
Het vermoedelijk 14de-eeuwse pand werd op 25 april 1581 gesplitst, toen Aerts Aertsz., bakker en eigenaar van Oudegracht 133, de achterste helft van zijn huis verkocht aan Jan Lambertsz., hoedenmaker, die dat deel al gebruikte en bewoonde en korte tijd later grondig vernieuwde. De deling van de hoofdkelder vond later plaats, waarna de kelder onder de Bakkerstraat ontstaan schijnt te zijn als eigen toegang naar de gracht vanuit de achterste kelder. De straatkelder werd nadien echter ook weer tussen de beide huizen verdeeld.
Uit afb. 130 blijkt, dat rond 1615 de oorspronkelijk vermoedelijk overkragende houten voorgevel vervangen was door een stenen trapgevel.
Nadat in Oudegracht 133 eveneens een hoedenmaker gehuisvest was, fungeerde het pand van 1714 tot 1752 opnieuw als bakkerij, waarbij de tot de restauratie betegelde kelder met schouw als werkplaats gefungeerd kan hebben.
In de 18de eeuw werd de voorgevel vervangen door de huidige. De restauratie van 1976 nam het herstel van het aangetroffen houtskelet als uitgangspunt. In de loop der tijd waren de onderste helften
| |
| |
der stijlen en de meeste korbelen verwijderd, waardoor het oorspronkelijk niet dragende muurwerk belast werd. Het houtskelet werd derhalve gecompleteerd. Aan de zijde van de Bakkerstraat gaat het originele gedeelte van het houtskelet nu schuil onder planken. Boven de begane grond had één vak zijn kinderbinten nog, in de beide andere werden ze opnieuw aangebracht, terwijl boven de verdieping de tussenliggers gehandhaafd bleven. Linksachter kwam een houten spiltrap. De winkelpui werd vernieuwd.
Afb. 132. Oudegracht 133. A.F.E. Kipp. Reconstructietekeningen: a. doorsnede naar het noorden gezien, ca 1400; b. doorsnede naar het westen gezien, ca 1600; c. doorsnede naar het zuiden gezien, ca 1800.
| |
Oudegracht 189
Oude adressen
Oudegracht Tolsteegzijde 19;
Wijk E, nr 89 a, 89 boven.
| |
Karakteristiek
Een hoog, diep huis gebouwd in 1735, bestaande uit vier bouwlagen, een kap met de nok loodrecht op de voorgevel, en kelders. Achter het huis ligt een 19de-eeuws achterhuis met drie bouwlagen, een mansardedak met de nok loodrecht op de voorgevel, en een kelder.
| |
Bronnen
- | Koopacten en overeenkomsten betreffende Oudegracht 187 en 189. GAU/bibl. Utr. - nr 2206x. |
- | Notulen B&W betreffende fabricage, ‘Vernieuwde onderpui van het perceel aan de Oudegracht, Wijk E no. 89 van G.H. van Wijngaarden’. GAU/SA5-inv. nr 389x; 1875; resolutienummer 89. (de bijbehorende tekening nr 1000 is niet meer in het archief aanwezig). |
| |
Literatuur
- | temminck groll, 1963, blz. 68. |
- | temminck groll, c.l., ‘Vondsten en Restauraties in Utrecht’, MOU 1959, blz. 32. |
| |
Afbeeldingen
- | P. Oosterhuis, ca 1870. Oudegracht westzijde gezien vanaf de Hamburgerbrug naar de Gaardbrug. Foto GAU/TA-Oudegracht (Gaardbrug-Hamburgerbrug), c. 1870. Zie afb. 137. |
- | G.L. Mulder, 1878. Oudegracht westzijde gezien vanaf de Hamburgerbrug naar de Gaardbrug. Foto. GAU/TA-Oudegracht (Gaardbrug-Hamburgerbrug), 1878. |
- | Bouwtekening ‘Situatie van een gedeelte van de Oudegracht tusschen de Gaard en Hamburgerbrug (westzijde) in verband met de afstand van een gedeelte stadsgrond vóór het perceel Wijk E 89a aan H. van Wijngaarden. GAU/ongeïnv. bouwtek.; BS 1883; tek. nr 58; lade 33. |
- | Bouwtekening ‘Plan van Verbouwing der twee winkelhuizen Oude Gracht E. 89 en 90’. GAU/SA5- bouwtek.; 1891; tek. nr 81. |
- | Anoniem, 1927, Winkelinterieur van banketbakkerij Van Wijngaarden. Foto. GAU/TA-To 22.27. Zie afb. 138. |
- | Anoniem, 1958, Winkelinterieur van banketbakkerij Van Wijngaarden. Foto. GAU/TA-To 22.28. |
| |
Verspreide onderdelen
- | Winkelinterieur van banketbakkerij van Wijngaarden, Centraal Museum Utrecht, Historische Collectie, cat. nr 1043x. |
| |
Beschrijving
Het huis stond oorspronkelijk op een perceel van ca 8 × 15 m. In 1891 is het met een half zo breed stuk linksachter, en geheel aan de achterzijde een stuk achter Oudegracht 191 uitgebreid tot een lengte van ca 43,5 m.
De voorgevel is een drie vensters brede lijstgevel, bekroond door een met Oudegracht 187 gemeenschappelijke, aan de linkerzijde omgekorniste, gootlijst met in het fries lauwerkransen. De onderpui is recent vernieuwd. De empire ramen van de verdiepingen zijn geplaatst in de oorspronkelijke 18de-eeuwse kozijnen. De achtergevel van het hoofdhuis, op de begane grond door de uitbouw van het huis naar achter niet meer aanwezig, wordt gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door de verbindingsgang naar het
| |
| |
Afb. 133. Oudegracht 189. Plattegrond, doorsnede, kappenplan, de tot 1958 bestaande winkelindeling en details.
achterhuis. De achtergevel is asymmetrisch ingedeeld in verband met het trappehuis aan de linkerzijde, vanuit de tuin gezien. Dit trappehuis heeft twee kleine vensters. Daarnaast bevinden zich per etage twee grote vensters, waarvan steeds het rechter iets smaller is dan het linker. De kozijnen zijn voor het merendeel de oorspronkelijke 18de-eeuwse, waarin op de derde verdieping tot voor kort een origineel raam aanwezig was. De gevel wordt afgesloten door een eenvoudige gootlijst, aan de rechterzijde doorbroken door de opbouw van het trappehuis.
De begane grond is geheel modern ingericht, en door het overdekken van de binnenplaats in verbinding gebracht met die van het achterhuis. De restanten van een gang rechts, met een marmeren vloer, en aan het einde een tot de zolder doorlopende sierlijke bordestrap, dateert van een vroeg 19de-eeuwse verbouwing. Boven zowel de begane grond als de verdiepingen liggen enkelvoudige balklagen evenwijdig aan de voorgevel. De balken van 25 × 30 cm met duivejagerprofiel liggen op een afstand van hart op hart 85 cm. Aan de rechterzijde zijn de balken opgelegd in de laat 13de-eeuwse muur van het huis ‘Ten Putten’, Oudegracht 187, en links in de in 1735 nieuw opgetrokken zijmuur.
Het dak met een empire dakkapel aan de
| |
| |
Afb. 134. Oudegracht 189. De voorgevels van Oudegracht 187 en 189, waaruit de samenhang tussen beide panden blijkt.
voorzijde heeft een constructie bestaande uit drie grenen, tweejukkige spanten. Aan de voorzijde bevindt zich een 18de-eeuwse hijsbalk verbonden aan twee spanten. De in 1735 gehandhaafde, naast elkaar gelegen, tongewelfde, middeleeuwse kelders onder het voorhuis zijn in 1978 vrijwel geheel uitgebroken, en vervangen door een betonnen constructie. De twee door tongewelven gedekte werfkelders zijn nog wel middeleeuws van oorsprong. In 1883 is de werfmuur vernieuwd in verband met het naar voren verlengen van de kelders.
Aan de rechterzijde, achter het trappehuis, staat een aanbouw van twee bouwlagen en een plat dak dat mogelijk nog uit 1735 dateert.
Het achterhuis uit 1891 bestaat uit drie bouwlagen, een kelder met vlakke dekking, en een mansardekap met de nok loodrecht op de voorgevel. De plattegrond is smaller dan die van het voorhuis in verband met het zijhuis van Oudegracht 187, dat ten dele achter Oudegracht 189 ligt.
De voorgevel is een twee vensters brede gepleisterde lijstgevel. De verder identieke achtergevel is blind. Van het 19de-eeuwse interieur is niets meer aanwezig.
Aan de achterzijde van het perceel staat een 20ste-eeuwse hal.
| |
Geschiedenis
In 1735 kocht de eigenaar van Oudegracht 187, het huis ‘Ten Putten’, twee zuidelijke buurhuizen, de ‘Drie Bombasijnen’ en ‘de Lelienbosch’. Direct na de aankoop begonnen de onderhandelingen met de zuidelijke buurman van de aangekochte huizen, eigenaar van Oudegracht 191. Onderwerp van onderhandeling was het gebruik van de gemeenschappelijke
Afb. 135. Oudegracht 189. Detail van de hijsbalkconstructie in de kap.
Afb. 136. Oudegracht 189. Trapbaluster.
scheidingsmuur. Na enige onenigheid werd in een gerechtelijk accoord van 2 augustus 1735 besloten tot de afbraak en wederopbouw in versterkte vorm van die muur. Na deze overeenkomst kon worden begonnen met de sloop van de beide aangekochte panden tot boven de kelders. Toen een jaar later vergunning tot het plaatsen van een ijzeren hek met stukken geschut als stoeppalen werd gevraagd aan de Burgemeester en Vroedschap, was de herbouw van het huis in de huidige vorm kennelijk gereed. Ook werd toestemming gevraagd de stenen borstwering aan de grachtzijde van de straat te vervangen door een ‘ijzeren balie op blauwe (hardstenen) dorpels’. De stoep met het ijzeren hek is reeds lang niet meer aanwezig, de werfmuurbalie nog wel.
In het begin van de 19de eeuw kreeg het huis een empire uiterlijk door het veranderen van de vensters en het aanbrengen van een winkelpui. Deze winkelpui bestond uit twee etalagevensters, waartussen een
| |
| |
Afb. 137. Oudegracht 189. P. Oosterhuis, ca 1870 (gedeeltelijk). Het huis heeft nog de empire winkelpui.
Afb. 138. Oudegracht 189. Het in 1958 gesloopte interieur van de voormalige bakkerswinkel.
winkeldeur. Bij deze winkelpui sloot een fraai winkelinterieur voor een banketbakkerij aan. Dit interieur op een aan de voorzijde recht gesloten, maar verder ovale plattegrond bestond uit beschilderde toonkasten gescheiden door vlakke pilasters met gekromde Korinthische kapitelen met planken voor koektrommels. Aan de achterzijde bevond zich een dubbele deur, geflankeerd door halfronde pilasters met korinthische kapitelen en een dessus de porte, met vier gebronsd houten dansende vrouwenfiguren, naar de achterliggende ruimte. Rechts en links van deze deur bevonden zich in het tweede vak van de toonkasten twee deuren, de rechter naar de bovenwoning. In de rand boven de toonkasten waren blad- en rozenmotieven aangebracht.
Twee s-vormig gebogen, mahoniehouten toonbanken, met door tien gebronsde en beschilderde grifioenen van elkaar gescheiden geprofileerde panelen, stonden rechts en links. Op de linker toonbank stond een bijbehorende weegschaal. Aan het einde van de gang rechts werd de nog steeds bestaande bordestrap met gebogen aanzet aangebracht. De trap heeft gedraaide balusters en een zware ronde hoofdbaluster. De gebogen aanzet
Afb. 139. Oudegracht 189. Aanzet en beginbaluster van de empire trap.
| |
| |
lijkt samen te hangen met de gekromde achterwand van het winkelinterieur. Volgens een mededeling uit 1958 van de toenmalige eigenaar werd de banketbakkerij Van Wijngaarden in 1824 opgericht, mogelijk dateert het interieur uit die tijd. In 1875 werd de onderpui vernieuwd waarbij aan de rechterzijde een aparte toegang voor de bovenwoning werd gecreëerd.
In 1891 werd een groot deel van het perceel van Oudegracht 191 aangekocht, waarop vervolgens een drielaags achterhuis werd gebouwd.
Het winkelinterieur van 1824 en de winkelpui van 1875 verdwenen bij een verbouwing in 1958. Belangrijke delen werden aangekocht door het Centraal Museum, waar het als stijlkamer zou worden opgesteld.
| |
Oudegracht 203
Oud adres
Oudegracht Tolsteegzijde 33.
| |
Karakteristiek
Een diep winkelwoonhuis van één winkel met twee bovenwoningen, gebouwd in 1897 naar ontwerp van architect W.J. van Vogelpoel. Het huis bestaat uit vier bouwlagen, een zolderverdieping onder plat dak met schilden, een kelder en oudere straatkelders. Het huis is een goed voorbeeld van 19de-eeuwse bouw van relatief grote bouwmassa's op oude percelen, in dit geval op een smal hoekperceel. Om hierop toch een winkel en twee bovenwoningen te kunnen onderbrengen, is een hoog gebouw ontworpen, in relatie tot de oppervlakte van het perceel.
De oorspronkelijke indeling met onder ander een slaapkamer in de kelder is hieraan ondergeschikt gemaakt en onderstreept de onvoordelige situatie. Bouwmassa en architectuur zijn vrijwel gaaf bewaard. De hoekoplossing met afgeschuinde hoek kan als karakteristiek beschouwd worden.
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening, niet uitgevoerd |
Afb. 140. Oudegracht 203.
| ontwerp. GAU/SA5-bouwtek.; 1897; tek. nr 184a, b. |
- | Bouwtekening van het pand. GAU/SA5-bouwtek.; 1897; tek. nr 198. (afb. 141). |
- | Bouwtekening, verbouwing. GAU/SA5-bouwtek.; 1897; tek. nr 184a. |
- | Bouwtekening, verbouwing. GAU/SA5-bouwtek.; 1898; tek. nr 96. |
- | Bouwtekening voor twee kelderlichten. GAU/SA5-bouwtek.; 1898. |
| |
Beschrijving
Het diepe pand is gelegen op de hoek van de Oudegracht en de Haverstraat en vult geheel het perceel van ca 5 × 13 m. De gevel, uitgevoerd als lijstgevel, is aan de zijde van de Oudegracht twee vensters breed en aan de zijde van de Haverstraat vier. Hoewel deze gevels strikt genomen respectievelijk de voor- en zijgevel zijn, worden zij door middel van de architectuur, en met name door de afgeschuinde hoek, tot één geheel verbonden. De architectuur is eclectisch te noemen met ontleningen aan met name Franse Lodewijk-stijlen en renaissance elementen. Het baksteenwerk wordt afgewisseld met uitvoerig pleisterwerk, met een accent rondom de vensters. Gesneden consoles dragen de gootlijst. Op de hoek is de lijst onderbroken door een fronton, waarin een tondo met het jaartal 1897. Alle vensters bevatten T-ramen en zijn voorzien van gietijzeren Franse balkons. Op de afgeschuinde hoek zijn op elke verdieping dubbele deuren aangebracht ten behoeve van een klein balkon. De dakschilden zijn gedekt met leien in Rijndekking gelegd. Op het schild aan de zijde van de Oudegracht staat één dakkapel en aan de zijde van de Haverstraat staan er vier. De ramen zijn gevat in een geprofileerde zinken omlijsting met een dito bol als bekroning. De winkelpui is in het tweede kwart van de 20ste eeuw vernieuwd. De toegang tot de winkel bevindt zich op de hoek, die tot de bovenwoningen in de rechter travee in de Haverstraat. Aan de zijde van de Oudegracht bevinden zich twee kelderlichten, aan de zijde van de Haverstraat vier. Voor de zij- en achtermuur is tot en met de derde bouwlaag gebruik gemaakt van het bestaande muurwerk van de buurpanden aan de Oudegracht en Haverstraat. De enkelvoudige balklagen liggen evenwijdig aan de gevel van de Oudegracht;
| |
| |
Afb. 141. Oudegracht 203. Bouwtekening 1897. Gevels, plattegronden en doorsneden.
zij zijn vanouds achter stucplafonds weggewerkt.
De grenehouten kap bevat vier spanten van ieder van één steil juk, waarop de gordingen liggen.
De kelder onder het huis is vlak gedekt. Voor het huis ligt, onder de Haverstraat, een middeleeuwse straatkelder met een tongewelf evenwijdig aan deze gevel. Voor het huis liggen aan de zijde van de Oudegracht twee mogelijk middeleeuwse werfkelders, waarvan de rechter onder de Hamburgerbrug uitkomt, in het verlengde van de kelder onder de Haverstraat. De winkelruimte is vanouds ongedeeld. Het trappehuis ten behoeve van de bovenwoningen bevindt zich linksachter. De steektrap draait met een kwartslag naar de overlopen van de verdiepingen. De eerste en tweede verdieping hebben twee kamers en suite, waarvan alleen de kamer aan de zijde van de Oudegracht een stookplaats heeft. Op de tweede verdieping bevindt zich een keuken op de oorspronkelijke plaats. De derde verdieping is thans eigentijds ingedeeld en afgewerkt.
Ook de kelder heeft een indeling ten behoeve van de woonfunctie. Hier bevindt zich een tweede keuken achteraan en twee kamers.
De voorkamer van de eerste verdieping en de beide kamers van de tweede hebben het stucplafond met decoratie uit de bouwtijd bewaard. De voorkamer van de eerste verdieping bezit ook nog de mantel van de schouw van zwart marmer, ingelegd met stukken rood-wit geaderd marmer.
Op verschillende plaatsen is een betimmering met kraalschroten aanwezig, in het trappehuis op de wanden, in de kelderkeuken op de wanden en het plafond. Deze keuken heeft bovendien een schouw en een kastenwand uit de bouwtijd bewaard.
| |
Geschiedenis
Het winkel-woonhuis is gebouwd in 1897, naar een ontwerp van de architect W.J. van Vogelpoel. Het smalle perceel is ontstaan na de verbreding van de Haverstraat in 1644. Aan de oudere situatie herinneren nu nog de straatkelders onder de Haverstraat. Terwijl de overige huizen aan de zuidzijde van de Haverstraat naar achter uitgebreid zijn (zie bijvoorbeeld Haverstraat 6, blz. 74), was dit met het hoekperceel niet mogelijk vanwege de aangrenzende bebouwing langs de gracht. De meest ingrijpende verbouwing heeft het pand in het tweede kwart van de 20ste eeuw ondergaan, waarbij de gehele winkelpui vernieuwd is. De bouwtekening toont de oorspronkelijke pui met grote etalageruiten, evenals andere verloren gegane details, zoals bijvoorbeeld de crête. Inwendig is het pand op bescheiden wijze gemoderniseerd.
| |
| |
| |
Oudegracht 307
Naam
Leeuwenberch.
| |
Oude adressen
Oudegracht Tolsteegzijde 139; wijk B, nr 54.
| |
Karakteristiek
Het huis bestaat uit een groot, diep hoofdhuis, daterend uit het tweede kwart van de 14de eeuw, van twee bouwlagen met een zadeldak en kelders. Ten opzichte van het hoofdhuis naar rechts versprongen staat een 15de-eeuws achterhuis, eveneens van twee bouwlagen met een kap met de nok loodrecht op de voorgevel. Deze beide delen zijn met elkaar verbonden door een klein tussenlid van oudere oorsprong dan het achterhuis. Ook dit tussenlid telt twee bouwlagen en is gedekt met een kap met de nok loodrecht op de voorgevel. Het is onderkelderd met een kleine kelder. Rechts naast het achterhuis staat een tweede achterhuis, daterend uit de 16de eeuw, van slechts één bouwlaag met een kap met de nok evenwijdig aan de voorgevel.
De kap op het hoofdhuis vertoont een interessant stadium in de ontwikkeling van sporen- naar gebintenkap. Voorts bezat het huis enkele, inmiddels elders bewaarde, interieuronderdelen van belang.
| |
Bronnen
- | berens, g., Oude Gracht 307, huis Leeuwenberg, kapconstructie, rapport Rijksdienst voor de Monumentenzorg, in: UDS: Oudegracht 307; kaart 5a (1982.0804). |
- | kipp, a.f.e, Voorlopig verslag van het bouwhistorisch onderzoek, typoscript, 1985. Archief Onderafdeling Monumenten, Gemeente Utrecht. |
| |
Literatuur
- | muller, 1911, blz. 35. |
- | penders, jean, ‘Hoe restaureer je een huis als Leeuwenberg?’, MOU 1979, blz. 60, 61. |
- | temminck groll, 1963, blz. 68-69. |
| |
Afbeeldingen
- | L.P. Serrurier, 1730. Gezicht op de voorgevel van het huis. Gewassen pentekening. gau/ta-Oudegracht 307, 1724 (1). (afb. 143). |
- | Bouwtekening ‘Verandering van het gebouw’. gau/sa5-bouwtek.; 1897; tek. nr 42a, b. |
- | Dienst Gemeentewerken, 1954. Opmeting van het plafond en de wanden van één der kamers in het huis. Lichtdruk. gau/ta-Oudegracht 307, 1954 (1). (afb. 145). |
Afb. 142. Oudegracht 307. De voorgevel na de restauratie.
| |
Elders bewaarde onderdelen
- | Een gesneden sleutelstuk met de voorstelling van Christus in Getsemene, 15de eeuw, afkomstig van de begane grond van het grote achterhuis. Eikehout. Centraal Museum, inv. nr 14198. |
- | Een tweede gesneden sleutelstuk met een wapenschild, afgebeeld in temminck groll, 1963, plaat x, werd door deze auteur later gesignaleerd in de etalage van Oudegracht 305. |
- | Wandbetimmering, houten plafond en marmeren schouw uit de eerste helft |
| |
| |
Afb. 143. Oudegracht 307. L.P. Serrurier, 1724.
van de 18de eeuw, afkomstig van de begane grond van het grote achterhuis. In 1962 aldaar verwijderd en overgebracht naar de ‘Blauwe Zaal’ van Slot Zeist. |
| |
Beschrijving
Het huis is gelegen op een perceel met een gerende rooilijn, dat aan de voorzijde ca 7 m breed is maar aan de achterzijde tot ca 17 m breder wordt. De grootste diepte meet thans ca 54 m, maar oorspronkelijk heeft het perceel tot aan de Springweg doorgelopen. Het verspringen van de achterhuizen naar rechts, die hierdoor als het ware op het achtererf van Oudegracht 305 staan, houdt vermoedelijk verband met een oudere situatie, waarin nr 305 verbonden was met nr 307; dat pand staat ook wel bekend als Klein Leeuwenberch. Langs de linkerzijde stond halverwege de diepte van het erf enige eenvoudige bebouwing van oudere oorsprong; deze is bij de restauratie van 1985 door nieuwbouw vervangen.
| |
Het hoofdhuis
Het hoofdhuis beslaat een oppervlak van ca 7 × 17 m. De voorgevel is drie traveeën breed en is uitgevoerd als een schijngevel, die een derde en een vierde bouwlaag suggereert in plaats van de feitelijke twee. Tot en met de eerste zoldervensters bestaat de gevel grotendeels uit het orginele werk van ca 1500, uitgevoerd in zandsteen en trachiet. Bij de restauratie van 1985 is het bovendeel met de beëindiging van vier kantelen in baksteen gereconstrueerd; elke kanteel wordt bekroond door een metalen leeuw met een vaantje. Bij de restauratie werd de gevel ontdaan van een dikke 19de-eeuwse stuclaag en, overeenkomstig de oorspronkelijke afwerking, van een okersaus voorzien. De boogtrommels boven de vensters zijn weer opengemaakt. De oude tracering daarin werd, voor zover afleesbaar, gereconstrueerd in de onderste helft en in moderne vorm aangegeven in de bovenste helft van de gevel. De vensters, alsmede de deurpartij en de traliekorf voor het linker venster op de begane grond, zijn alle tijdens de restauratie aangebracht. Boven de bovenste vensters is het jaar van de restauratie, 1985, in digitale-cijferankers aangebracht.
Op de gepleisterde, drie traveeën brede achtergevel werden de bij de restauratie aangetroffen gekanteelde treden weer hersteld. De begane grond wordt ingenomen door een 19de-eeuwse pui. Op de verdieping bevatten de vensters 19de-eeuwse ramen. In de top bevinden zich twee luikopeningen met zandstenen boven- en onderdorpels. Een derde, soortgelijke opening zit hierboven op vlieringniveau. Geheel bovenin de top bevinden zich twee uilegaten met ‘aanvliegstenen’.
Boven de 4 m hoge begane grond ligt een moer- en kinderbalklaag evenwijdig aan de voorgevel, van zeven vakken diep. Onder de moerbalken zijn nog restanten van peerkraalsleutelstukken aanwezig. Boven de verdieping ligt eveneens een samengestelde balklaag. Hiervan zijn de eerste viervakken ca 0,5 m hoger gelegen dan de achterste drie, respectievelijk op 3 en 2,5 m hoogte. De balken vertonen nog het korbeelgat van de oorspronkelijke constructie met muurstijlen en korbelen. De kapconstructie, daterend uit het tweede kwart van de 14de eeuw, vertoont een opmerkelijke overgangsfase van de sporenkap naar de gebintenkap. Van de oorspronkelijke dertig sporenparen is elk vierde paar verstevigd met eikehouten spantbenen onder het onderste haanhout. De sporen staan op de buitenste muurplaat en zijn met blokkeels en standzonen afgeschoord op de binnenste muurplaat. In de top zijn de sporen halfhouts verbonden en voorzien van een haanhout. Op de als jukdekbalk van de ‘spanten’ fungerende onderste haanhouten ligt een flieringbalk. Hierop is nogmaals een blokkeel-standzoonconstructie aangebracht, zodat de sporen op deze hoogte een extra ondersteuning hebben. Aan de achterzijde is de flieringbalk in de achtergevel ingemetseld en wordt extra gesteund door een, eveneens in de achtergevel ingemetselde schoor. De sporen zijn voorzien van gekraste telmerken, nummerend van voor naar achter, aan de rechterzijde in gebroken vorm uitgevoerd. De spanten zijn in deze nummering opgenomen.
De ontstaansgeschiedenis verklaart de afwijkende vorm van het voorste deel van de kap van het huis. Toen de voorgevel omstreeks 1500 vernieuwd werd, is het voorste deel van de kap een kwartslag gedraaid en aangekapt tegen de schijngevel. In de 19de eeuw werd op deze plaats de toch al opvallend hoge borstwering verhoogd om in het voorste deel de dakvlakken te kunnen optillen ten behoeve van een zolderkamer.
Het hoofdhuis is onderkelderd met één tongewelfde kelder. Naast de toegang, rechts vanuit het huis, is er vanouds een toegang vanaf het achtererf. Voor het huis ligt een werfkelder gedekt met een tongewelf loodrecht op de voorgevel, vanouds via doorgangen met de kelder onder het huis verbonden.
De indeling van geheel het huis, ook van het tussenlid, achter- en zijhuis, is bij de restauratie geschikt gemaakt voor appartementsbewoning. Op de plaats van de nieuwe spiltrap, rechts tegen de zijmuur, heeft in een oudere fase eveneens een trap gestaan. Op de begane grond bevonden zich tegen de linker zijmuur sporen van twee stookplaatsen, waarvan waarschijnlijk alleen de achterste tot de oorspronkelijke opzet gerekend moet worden.
| |
Het tussenlid
Uit de bouwtijd daterende doorgangen in de zijmuur van het hoofdhuis wijzen erop dat op deze plaats vanouds een aanbouw moet hebben gestaan. Thans zijn de gevels
| |
| |
van het tussenlid door de ingebouwde ligging maar ten dele waarneembaar. De voorgevel is een tuitgevel, gebouwd tegen de achtergevel van het pand Oudegracht 305. Dichtgezette doorgangen in deze muur wijzen erop dat er ooit een verbinding tussen beide panden is geweest. De achtergevel is gemeen met een deel van de voorgevel van het achterhuis. Op de begane grond bevindt zich in deze gevel een kaarsnis, waarvan de bakstenen die de keperboog vormen, bewerkt zijn tot een driepas met toten. Onder de gootlijst van de rechter zijgevel is een tandlijst aangebracht met drie natuurstenen kogels ca 30 cm daaronder ingemetseld.
Boven zowel de begane grond als de verdieping ligt een moer- en kinderbalklaag van drie vakken diep.
Het dak wordt gedragen door twee eenvoudige eikehouten spanten. Op deze zolder staat een mogelijk nog oorspronkelijk houten steektrapje naar de iets hoger gelegen zolder van het achterhuis.
De kelder is iets kleiner dan het tussenlid en is gedekt met een tongewelf loodrecht op de voorgevel.
| |
Het 15de-eeuwse achterhuis
De als tuitgevel uitgevoerde voorgevel is door de ingebouwde ligging nauwelijks waarneembaar. In de top bevindt zich, rechts van een oud schoorsteenkanaal ten behoeve van het tussenlid, een - in de muur ingebracht - nestkastje. De gepleisterde achtergevel, een twee traveeën brede tuitgevel, werd in 1962 gedeeltelijk weggebroken maar is bij de restauratie opnieuw opgebouwd.
De linker zijgevel is een gepleisterde lijstgevel met vanouds een onregelmatige vensterindeling. Op de verdieping bevindt zich vooraan een kloosterkozijn met een gedeeld bovenlicht, dat bij de restauratie weer heropend is. Op de begane grond is achteraan een in de bepleistering uitgespaarde, natuurstenen omlijsting van een grote vensteropening zichtbaar. In de rechter zijmuur werden sporen van de orginele stookplaatsen op de begane grond en de verdieping aangetroffen. Zowel boven de begane grond als de verdieping ligt een moer- en kinderbalklaag van vier vakken diep; de moerbalken zijn voorzien van peerkraalsleutelstukken. Op de balklaag van de verdieping liggen 40-44 cm brede eiken vloerdelen. De kap bestaat uit drie spanten. Hiervan zijn alleen de onderste eikehouten jukken met krommers oorspronkelijk. Het bovenste deel van de kap is bij de restauratie van 1985 opnieuw aangebracht. De oude jukken zijn voorzien van gekraste telmerken en vertonen sporen van brand.
| |
Het 16de-eeuwse achterhuis
De achtergevel hiervan is een gepleisterde twee traveeën brede lijstgevel, met, van achteren gezien, links een deur en rechts een venster.
De rechter zijgevel is een trapgevel, met in de top een luikopening. Voor de linker zijmuur is gebruik gemaakt van de zijmuur van het 15de-eeuwse achterhuis. Er ligt een moer- en kinderbalklaag van twee vakken breed boven de begane grond met een schoorsteenraveling tegen de linker zijmuur.
De kap is in de 19de eeuw tot een lage
Afb. 144. Oudegracht 307. De kap op het hoofdhuis.
| |
| |
Afb. 145. Oudegracht 307. Opmetingstekening 1954. Plafond en de betimmering van de begane grond van het 15de-eeuwse achterhuis. In 1962 uit het huis verwijderd.
verdieping uitgebouwd. Bij de restauratie is dit aan de achterzijde ongedaan gemaakt. In de top van de kap resteren nog de oorspronkelijke sporen en het eiken dakbeschot.
| |
Geschiedenis
De bouw van het hoofdhuis moet gedateerd worden in de eerste helft van de 14de eeuw. Deze datering is af te leiden uit de constructie van de kap. Deze kan niet meer beschouwd worden als alleen een dennen sporenkap, zoals bijvoorbeeld het huis Drakenburg, Oudegracht 114, van omstreeks 1291, bezit (zie blz. 395). De kap van Leeuwenberch vertoont door de extra toegevoegde eiken spantbenen een eerste stap op weg naar de volledig eiken gebintenkap. Een vergelijkbare constructie bezit de transeptkap van de Jacobikerk, die van voor 1334 dateert; daar zijn de spanten echter niet van de extra verbinding met de sporen voorzien.
Het huis is reeds bij de bouw onderkelderd. Ook de gereconstrueerde gekanteelde treden van de achtergevel moeten tot de oudste opzet gerekend worden. De balklaag boven de verdieping was oorspronkelijk met muurstijlen en korbelen uitgevoerd.
Omstreeks 1500 was het huis eigendom van Gijsbert van Leeuwen, ‘wiens dochter getroudt aen Aernt Boot de voorgevel van grauwen Erduyn dede make settende op yder tinne een stene leuw, oock het huys nae haer latende noemen Leuwenberch’. De gevel, waarvan sprake is, betreft de huidige, gerestaureerde en aangevulde schijngevel. Om deze gevel aan te laten sluiten bij de oude kap werd het voorste deel van de borstwering trapsgewijs verhoogd en kwam er een dwarse aankapping tegen de voorgevel. Kennelijk lag het in de bedoeling dat niet alleen de gevel maar het gehele huis een ingrijpende verbouwing zou ondergaan. De afmeting
van de vensters van de verdieping in de nieuwe gevel zijn namelijk gemaakt voor een hogere verdiepingsruimte dan die, welke het huis op dat moment bezat. De balklaag zou dus opgetild moeten worden; zover kwam het echter niet. Wel was de strijkbalk nu min of meer los voor de vensters komen te liggen. Om dit euvel te verhelpen werd de balk op consoles in de penanten opgevangen. De gaten van deze consoles werden in de voorgevel teruggevonden. De balklaag van de begane grond werd wel vernieuwd en verhoogd. De uiteindelijke verhoging van de balklaag op de verdieping heeft pas in de 18de eeuw plaatsgevonden; toen waren het echter alleen de eerste vier balkvakken, die ca een halve meter hoger zijn aangebracht.
Het tussenlid, dat ouder lijkt te zijn dan het grote achterhuis, geeft aan dat het hoofdhuis in ieder geval al in de 15de eeuw met één of meerdere bijgebouwen uitgebreid was. De opmerkelijke afwerking van de rechter zijgevel met muizentandlijst en natuurstenen kogels, en het feit dat er in deze gevel een aantal later dichtgezette vensteropeningen aangetroffen is, geven aan dat de gevel eens vrij moet hebben gelegen. Dit houdt vermoedelijk verband met een andere perceelstructuur, waarbij ook het, toen onbebouwde, achtererf van nr 305 bij nr 307 behoorde. De dichtgezette openingen in de muur tussen tussenlid en nr 305 wezen hier al op.
In de 18de eeuw werd, zoals gezegd, de balklaag van de verdieping van het hoofdhuis gedeeltelijk verhoogd. Ook werd in de eerste helft van die eeuw tenminste het interieur van de begane grond van het grote achterhuis vernieuwd met een lambrisering, schouw en houten plafond. In 1962 werden deze betimmering en schouw uit het huis verwijderd en overgebracht naar Slot Zeist. Hierbij werd in de schoorsteen het gebeeldhouwde sleutelstuk met de voorstelling van Christus in Getsemene aangetroffen. Uit een verbouwingstekening van 1897 blijkt dat de beëindiging van de voorgevel toen al afgebroken was; dit moet rond 1850 gebeurd zijn. De vroeg 19de-eeuwse ramen werden bij deze verbouwing vernieuwd en ook werd er een dubbele voordeur geplaatst.
In de loop van de 20ste eeuw kreeg het huis een bestemming als drukkerij. Het achtererf werd steeds meer volgebouwd met bedrijfsruimte, de achtergevel van het grote achterhuis werd gedeeltelijk weggebroken en de indeling van het huis in vertrekken verdween.
In 1985 werd met de restauratie van het huis begonnen. Hierbij zijn de belangrijkste veranderingen geweest de reconstructie van de bekroning van de voorgevel en de
| |
| |
top van de achtergevel. Bij de voorgevel is, na enige discussie, voor een herstel van de oude opzet in een als eigentijds herkenbare vormgeving gekozen. Van de achtergevel zijn de gekanteelde treden aan de hand van teruggevonden bouwsporen in oude vorm gereconstrueerd.
Inwendig werd het huis van een geheel nieuwe indeling en afwerking voorzien.
De restauratie werd uitgevoerd door het architectenbureau Temminck Groll-Van Vliet.
Afb. 146. Oudegracht 307. Situatie en plattegronden van de kelder en de begane grond.
| |
Oudegracht 20
Oude adressen
Oudegracht Weerdzijde 167; wijk C, nr 86.
| |
Karakteristiek
Een diep hoekhuis uit de eerste helft van de 17de eeuw, bestaande uit twee bouwlagen met een zadeldak en kelders. Aan de achterzijde ligt een kelderkeuken met daarboven een opkamer.
De oorspronkelijke indeling vertoonde een opzet met voorkamer, binnenhaard met stookplaats en achterkamer. Het is bekend dat het huis nog tot 1947 het oorspronkelijke tegeldak bewaard had.
| |
Literatuur
- | Temminck Groll, 1963, blz. 67, 157. |
| |
Afbeeldingen
- | W.G. Baer, 1906. Gezicht op de voorgevel van het huis. Foto. GAU/TA-Oudegracht 20, 1906 (1). (afb. 147). |
- | A.F.E. Kipp, 17-03-1980. Reconstructietekening van de oorspronkelijke indeling. Documentatieblad. Archief Onderafdeling Monumenten, Gemeente Utrecht. |
- | A.C. Thomann, ca 1947. Oudegracht 20, gezicht op het dak met daktegels. Foto. GAU/TA-Oudegracht 20, c. 1947. |
| |
Beschrijving
Het huis is gelegen op een geheel bebouwd perceel van ca 8,5 × 12m op de hoek van de Lange Lauwerstraat. De drie vensters brede lijstgevel is opgetrokken tot voor de zolder en suggereert een derde bouwlaag. Het metselwerk is uitgevoerd in kruisverband met hoekklezoren (bs. 17 × 8,5 × 4 cm; 10 lagen 44 cm).
De begane grond wordt grotendeels ingenomen door een 19de-eeuwse winkelpui met een houten lijst. De vensters van de verdiepingen zijn aan de bovenzijde afgewerkt met segmentbogen met zandstenenblokken. Alle vensters bevatten 19de-eeuwse ramen.
Op het wolfeind aan de voorzijde van het zadeldak staat een 19de-eeuwse dakkapel voor de vliering.
Slechts het bovenste deel van de gepleisterde achtergevel is zichtbaar; het onderste deel wordt door aangrenzende bebouwing aan het zicht onttrokken. In de top van deze tuitgevel bevinden zich twee vensters met recent vernieuwde ramen en daarboven tot zoldervensters omgebouwde luikopeningen. De top eindigt in een forse schoorsteen die, evenals de schouders van de gevel, afgedekt is met een natuurstenen plaat. De rechter zijgevel is een lijstgevel, gepleisterd met blokverdeling. Aan de voorzijde is het venster van de verdieping, in tegenstelling tot dat van de begane grond, dichtgezet.
In het achterste deel van deze gevel ontvangt de kelderkeuken licht door twee nog orginele 17de-eeuwse bolkozijnen. De twee vensters van de opkamer zijn voorzien van 19de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling (2 × 2 + 1 × 2 ruiten). Hierboven bevinden zich op de
| |
| |
Afb. 147. Oudegracht 20. W.G. Baer, 1906. Op het rechter dakschild liggen de daktegels, de voorgevel is gepleisterd.
| |
| |
verdieping drie vensters, waarvan het achterste een vertimmerd kruiskozijn is. Ongeveer op het midden van de zijgevel staat een schoorsteen.
Bij de bouw van het huis is links ingebalkt in de zijmuur van het buurpand. Deze vertoont in het horizontale vlak twee sprongen en in het verticale vlak één.
Boven de begane grond ligt een balklaag met moerbalken en kinderbinten, evenwijdig aan de voorgevel, boven het voorhuis drie vakken en boven de opkamer twee vakken diep.
Boven de verdieping ligt een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel met aan de voorzijde de raveling voor een hijsluik. De balken zijn weliswaar alle van sleutelstukken voorzien, maar naar mededeling van de bewoner zijn deze recent naar een oud voorbeeld nagemaakt. Ter hoogte van het trapgat zijn de eiken vloerdelen van de zolder zichtbaar, die loodrecht op deze balklaag liggen. De kap is door betimmering ten behoeve van hedendaagse bewoning slechts ten dele waarneembaar. Deze lijkt te bestaan uit vier grenen spanten van ieder twee jukken met een top. De vlieringvloer is op hangbalken gelegd.
De dekking van de kelderkeuken bestaat uit troggewelven op zware eiken balken loodrecht op de voorgevel. Onder het voorste deel van het huis ligt een kelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel. Voor het huis ligt een werfkelder met een zelfde gewelf.
De indeling van het huis bestaat thans uit kamers en suite met links een gang naar achter, waarop aan de achterzijde de spiltrap aansluit. De rechts draaiende spiltrap bezit een spil met ingesneden leuning; de bekroning van de spil is verdwenen. De treden zijn waarschijnlijk nog orgineel, maar door moderne bekleding niet waarneembaar. De stootborden zijn met één toognagel in de spil bevestigd. Het onderste deel van de trap is mogelijk later vernieuwd als steektrap. Deze sluit aan op een klein bordes halverwege de begane grond. Een 17de-eeuws deurtje geeft toegang tot het restant van een kleine hangkamer. De stookplaats van de binnenhaard tegen de rechter zijmuur is verdwenen. Kelderkeuken, opkamer en de kamer hierboven hebben een stookplaats tegen de achtermuur.
| |
Geschiedenis
Het huis is gebouwd in de eerste helft van de 17de eeuw.
De sprongen in de linker zijmuur zijn het gevolg van de reeds bestaande oudere bebouwing op het buurperceel.
Het voorste deel van het huis was oorspronkelijk door een stenen binnenmuur
Afb. 148. Oudegracht 20.
Afb. 149. Oudegracht 20. Plattegrond en doorsnede.
| |
| |
ingedeeld in een voorkamer en een tussenkamer of binnenhaard. Het voorhuis was onverwarmd en ontving niet alleen licht via de vensters in de voorgevel maar ook via het, thans dichtgezette, raam in de zijgevel. De binnenhaard bezat in het midden tegen de zijgevel een stookplaats op de plaats van de huidige. Aan beide zijden van de schoorsteen bevond zich een smal bolkozijn. Via de gang links, die aansloot op het voorhuis, was de opkamer bereikbaar. De keuken was in de keukenkelder ondergebracht.
Later, mogelijk in de 19de eeuw, is de binnenmuur tussen voorhuis en binnenhaard weggebroken. De zo ontstane grote ruimte werd als een soort suite met de opkamer verbonden, met handhaving van het niveauverschil. De gang werd langs het nieuwe voorvertrek naar voren doorgetrokken. Bij deze verbouwing is waarschijnlijk ook de nieuwe winkelpui aangebracht met in het midden een winkeldeur en links een voordeur, die aansloot op de nieuwe gang. Mogelijk is tegelijkertijd ook de topgevel tot lijstgevel verbouwd. Hierbij is zeer zorgvuldig het metselwerk met hoekklesoren doorgetrokken.
Zeker tot in 1949 heeft het huis zijn oude dakbedekking van daktegels gehad. Deze zijn hierna vervangen door moderne pannen.
Bij een weinig ingrijpende verbouwing in het begin van de jaren 1980 is het venster voor in de zijgevel dichtgezet en is het huis inwendig betimmerd en afgewerkt ten behoeve van het hedendaags gebruik.
| |
Oudegracht 302
Oude adressen
Oude Gracht Tolsteegzijde 138;
Wijk A, nr 44.
| |
Karakteristiek
Een in 1682 vrijwel geheel herbouwd diep hoekhuis, gelegen op de hoek van de Oudegracht en de Korte Smeestraat. Het huis heeft drie bouwlagen, een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel, en kelders. De voorgevel is een wit geschilderde, twee traveeën brede lijstgevel met op de begane grond een 19de-eeuwse pui met uitsteekkast.
| |
Bronnen
- | Requesten aan de Vroedschap houdende verzoeken van verlof tot verbouwingen van huizen. GAU/SA2- inv. nr 424; 1673-1759. |
| |
Beschrijving
Het huis staat op een volledig bebouwd perceel met een gerende rechthoekige plattegrond met een oppervlak van ca 5,8 × 9,5 m.
De voorgevel is een wit geschilderde, twee traveeën brede lijstgevel met een winkelpui uit ca 1860. De winkelpui heeft aan de linkerzijde een hangende uitsteekkast. Deze heeft aan drie zijden glas met twee hoekkolommen met eenvoudige kapiteeltjes.
De gevel suggereert door middel van zoldervensters een vierde bouwlaag. Ook de zijgevel is wit geschilderd. Achterin de zijgevel zijn zowel op de begane grond als op de verdiepingen twee vensters aanwezig.
De vensters van de voor- en zijgevel hebben bij de restauratie van 1984-1985 herstelde, 19de-eeuwse schuiframen (eerste verdieping 2 × 2 + 1 × 2, tweede verdieping 1 × 2 + 1 × 2 ruiten, alle ramen met brede middenstijl). De zoldervensters bevatten stolpramen. De kozijnen achterin de zijgevel zijn vermaakte 17de-eeuwse kruiskozijnen. Boven de vensters zijn anderhalfsteens getoogde
Afb. 150. Oudegracht 302. Doorsneden en plattegronden.
Afb. 151. Oudegracht 302. Voor- en zijgevel.
| |
| |
strekken aangebracht. Het metselwerk heeft een klezorenhoekverband. De achtergevel is, op een klein zoldervenster op zolder na, blind.
Boven zowel de begane grond als de verdiepingen ligt een elf vakken diepe, enkelvoudige, grenen balklaag.
De kapconstructie bevat drie enkelvoudige, grenen gebinten, met gestoken telmerken. De begane grond is in twee delen gesplitst. Het voorste deel is voorzien van een winkelinterieur met spiegels, houtsnijwerk en marmer daterend van rond 1900. De achterkamer heeft een interieur in dezelfde stijl als dat van de winkel. Vanaf de tweede verdieping tot aan de zolder loopt een 17de-eeuwse spiltrap, het onderste deel van de trap is 19de-eeuws. Op de verdiepingen zijn achter de trapombouw delen van oude bedstedewanden bewaard gebleven langs de linker zijmuur van de achterkamers.
De kelder onder het huis bestaat uit twee delen, beide voorzien van een tongewelf loodrecht op de voorgevel. Het voorste deel heeft een stookplaats. Rechts naast het huis ligt een grote straatkelder met een werfkelder en een kelder onder de Smeebrug. De straatkelder behoorde oorspronkelijk wellicht bij het voormalige buurhuis, dat in de 14de eeuw gesloopt werd voor de aanleg danwel verbreding van de Korte Smeestraat.
| |
Geschiedenis
Op 27 februari 1682 gaf Gijsbert Thönisz van Vianen aan de Vroedschap te kennen ‘dat hij suppliant gaerne soude afbreecken en weder optimmeren de huijsinge staende aende oostzijde vande Corte Smeesteegh opde Oude gracht, jegenwoordigh betimmert met een houte gevel, hij suppliant deselve genegen soude wederom cierlijck op te maecken, soo van vooren als ter sijde inde straet, soo als deselve jegenwoordigh is staende, mett het uijtstecke in de Smeesteegh voornoemt 't welcke binnen de geut vande straet staat alsmede met een kleijn heckje ter sijde in de straet 't welcke mede binnen de geut
Afb. 152. Oudegracht 302. De winkelpui met uitsteekkast.
sal comen met het uijtsteckje gelijck te maecken, versoeckt den suppliant hem 't gene voorschreven staet magh werden gepermitteerd’. Op 6 mei werd Van Vianen toestemming verleend tot het uitvoeren van het werk.
Een voor het uiterlijk belangrijke verbouwing vond rond 1860 plaats. De onderpui werd vervangen door een winkelpui met een uitsteekkast aan de linkerkant. Mogelijk werd het huis tegelijkertijd wit geschilderd.
Het interieur van de begane grond werd rond 1900 geheel vervangen.
In 1984-1985 is het gebouw door Het Utrechts Monumenten Fonds gerestaureerd, nadat deze stichting het in 1984 in erfpacht verkreeg.
| |
Oudegracht 346
Oude adressen
Oudegracht Tolsteegzijde 182; Wijk A, nr 76.
| |
Karakteristiek
Vermoedelijk uit de eerste helft van de 17de eeuw stammend huis met 18de-eeuwse klokgevel en café-pui uit 1898. Het twee bouwlagen hoge huis is onderkelderd en heeft een afgeplat dak loodrecht op de voorgevel. Het lage, zeer smalle huis, 2,6 m breed, contrasteert sterk met het linker buurpand uit 1888, dat door zijn grotere verdiepingshoogte met slechts één bouwlaag meer toch bijna twee maal zo hoog is.
| |
Bron
- | Register transporten en plechten. Overeenkomst gemene muur. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1611, blz. 78-81 (04-09-1611). |
| |
Afbeeldingen
- | P. Oosterhuis, uiterlijk 1870. Oudegracht vanaf Voldersbrug naar Geertebrug. Foto. GAU/TA-Oudegracht (Geertebrug - Voldersbrug), c. 1870. |
- | Bouwtekening ‘Plan voor een winkelhuis’, Oudegracht 344. GAU/SA5-bouwtek.; 1888; tek. nr 496. |
- | Bouwtekening ‘Grenen pui voor Café “St. Hubert”’. GAU/SA5-bouwtek.; 1898; tek. nr 137. |
| |
Beschrijving
Het pand staat op een perceel dat, bij een wisselende breedte, 20,5 m diep is. Het voorhuis is 2,6 m breed, 7,5 m diep; het is
| |
| |
Afb. 153. Oudegracht 346
Afb. 154. Oudegracht 346. Oudegracht 342-348.
ingebalkt in het rechter buurpand, de gevel loopt voor de halve dikte van de gemene muur door. Het achterhuis is vanaf een sprong in de zijmuur van het rechter buurpand 2 m breed bij een diepte van 7,5 m.
De voorgevel is een bruin geschilderde klokgevel met gepleisterd en wit geschilderd rolwerk, beginnend op voluten en eindigend met een ronde top. De verdieping heeft twee vensters met zesruits schuiframen, de zolder een venster met openslaand vierruits raam. Boven alle vensters bevinden zich eensteens strekken. De gaaf bewaarde eenvoudige houten winkelpui uit 1898 heeft tussen pilasters links de ingang, rechts een etalage, waaronder een hardstenen plint met getoogd kelderlicht.
De achtergevel is grotendeels ingebouwd door het achterhuis. De verdieping heeft rechts een hooggeplaatst venster, de zolder twee vensters.
Boven de verdieping ligt een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel met balkvakken van ongelijke diepte. Van de korte sleutelstukken is van een aantal een deel te zien. Ze zijn slechts 10 cm breed. Het eenvoudige profiel wekt de indruk uit de eerste helft van de 17de eeuw te stammen.
De vernieuwde kap, met plat dak met rechts en ten dele links een schild, staat op drie lichte spanten.
Het pand is onderkelderd. De 6 m brede werfkelder van het linker buurpand ligt mede voor de volle breedte van Oudegracht 346, dat derhalve geen eigen werfkelder heeft.
Op de begane grond is links een gang afgescheiden, de steektrap evenwijdig aan de voorgevel ligt voorin het achterhuis. Op de verdieping bevat het voorhuis één vertrek. Achterin geeft een 55 cm breed zeer stijl steektrapje toegang tot de ongedeelde zolderruimte.
Het vermoedelijk onderkelderde achterhuis van onbekende ouderdom heeft een naar links oplopend lessenaarsdak. Het heeft twee bouwlagen met lagere verdiepingshoogten dan het voorhuis.
Achter het achterhuis liggen twee kleine aanbouwen van één bouwlaag onder plat dak en een zeer klein plaatsje.
| |
Geschiedenis
In 1611 sloten Wouter Thonis Coninck en zijn vrouw Elisabeth Gijsbertsdr een accoord met Mathijs Adriaen van Hoboocken. Hij kreeg voor de bouw van zijn huis het recht zijn balken een halve steen in te laten in hun zijmuur, tevens mocht hij van de voorgevel, de raamstijl een klezoor inbrengen in hun muur. Mede gezien de vorm van de sleutelstukken die aangetroffen werden op de verdieping is het mogelijk dat Oudegracht 346 het in 1611 door Mathijs van Hoboocken gebouwde huis is.
In de 18de eeuw werd de huidige gevel gebouwd, geheel van steen met op de begane grond een deur en een venster. Voor het hier toen gevestigde café ‘St. Hubert’ werd in 1898 de huidige pui met een grenen puibalk aangebracht.
| |
| |
| |
Oudegracht 354
Oude adressen
Oudegracht Tolsteegzijde 190; Wijk A, nr 87.
| |
Karakteristiek
Oudegracht 354 is het hoofdgedeelte van het in 1870 gebouwde luxueuze, samengestelde woonhuis van sigarenfabrikant Ribbius Peletier van ‘De Gesloten Steen’. Het gebouw bestaat nu uit een diep huis van vier bouwlagen onder plat dak, oorspronkelijk drie onder vrij vlak zadeldak loodrecht op de voorgevel. Achter dit huis ligt een ruim trappehuis met rijk stucwerk, twee bouwlagen hoog onder plat dak. Van de bouwdelen die hiernaast en hierachter lagen, is slechts een deel van de kelders bewaard.
De voorgevel met een zeer zware kroonlijst is drie vensters breed en is tot de verdiepingsvensters bekleed met hardsteen, daarboven gepleisterd en geel geschilderd.
| |
Literatuur
- | vliet, p. van, ‘Restauratie Oudegracht 350-352-354-360’, De Timmerwerf januari 1977, blz. 3-7. |
| |
Afbeeldingen
- | P. Oosterhuis, uiterlijk 1870. Oudegracht vanaf Voldersbrug naar Geertebrug. Foto. GAU/TA-Oudegracht (Geertebrug - Voldersbrug), c. 1870. |
- | Bouwtekening Oudegracht 354. GAU/SA5-bouwtek.; 1870; tek. nr 296a-e. |
- | Anoniem, 1912. Trappehuis. Foto. In: De Timmerwerf januari 1977, omslag. Zie afb. 156. |
| |
Beschrijving
Het hoofdgedeelte van het huis meet 6,5 × 18 m, het hierachter gelegen trappehuis 8 × 8 m, met erachter een overbouwde buitenruimte van één meter diep.
De voorgevel is drie bouwlagen hoog en drie vensters breed.
De pui is van hardsteen met geprononceerde blokken. De ingang is links, onder de twee vensters met schuiframen bevinden zich getoogde kelderlichten.
Op de eerste verdieping heeft ieder venster een Frans balkon met natuurstenen balustrade. Boven deze balustrade is de gevel gepleisterd en geel geschilderd. Op de tweede verdieping rusten de vensterbanken elk op twee consoles in een fries. De vensters bevatten openslaande ramen, en evenals die van de verdieping, bij de restauratie weer aangebrachte zonneblinden.
De ver overkragende kroonlijst met zware tandlijst rust op vier forse consoles in het
Afb. 155. Oudegracht 354.
fries, dat verdiepte velden met rosetten heeft. De lijst met fries wordt aan beide zijden in vereenvoudigde vorm enkele meters om de hoek op de zijgevels doorgezet.
De kroonlijst fungeert als 60 cm hoge borstwering voor het moderne dakterras waarachter zich, 2,5 m terugliggend, de glazen schuifwand bevindt van de dakopbouw uit het midden van de 20ste eeuw.
De achtergevel van het hoofdhuis is grotendeels ingebouwd door het trappehuis. De gevel van dit trappehuis, die na de sloop van de achtergelegen bouwdelen als achtergevel ging fungeren, is in 1977 gecamoufleerd door een nieuwe bakstenen gevel, die op één meter afstand hierachter is opgetrokken in eigentijdse vormgeving. Hierdoor is als een soort veranda een beschutte ruimte ontstaan met een ingang onder een rondboogluifel en op de verdieping een balkon in de vorm van een loggia.
De grotendeels ingebouwde zijmuren van het hoofdhuis stammen tot het vloerniveau van de derde bouwlaag van de middeleeuwse voorganger. De verhogingen van de derde en vierde bouwlaag hebben aan beide zijden een reeks vensters. De begane grond en eerste verdieping ontvangen alleen rechts achteraan daglicht door twee vensters per bouwlaag. Het trappehuis heeft, ter versterking van de vroegere binnenmuur, rechts een moderne zijgevel met twee deuren op de begane grond, twee vensters op de verdieping, alle met een rondboog. De linkergevel hiervan is gepleisterd en heeft één venster op het bordes van de trap. Het pand heeft twee kelders onder het hoofdgedeelte waarvoor een werfkelder. Een kelder van één van de gesloopte delen van het pand en die onder het trappehuis bevatten de bergingen van de nieuwbouw aan de Vrouwjuttenhof. Met uitzondering van het trappehuis is de oorspronkelijke indeling van het huis geheel verdwenen bij de inrichting van het complex tot fabriek in het midden van deze eeuw. Sinds de restauratie van 1976 bevat het pand vier woningen, die op de verdiepingen bereikbaar zijn via het oude trappehuis, de woning op de begane grond heeft haar ingang aan de Oudegracht.
Links is, op de helft van de diepte van het pand, bij de restauratie het trappehuis van Oudegracht 352 ingebouwd, toegankelijk vanuit het oude trappehuis.
De decoratie van dat oude trappehuis uit 1870, het enige wat de oorspronkelijke sfeer van de nouveau-richewoning
| |
| |
Afb. 156. Oudegracht 354. Traphal in 1912.
| |
| |
bewaard heeft, is mogelijk geïnspireerd op de grote hal van ‘the Breakers’ in Newport bij New York. De trap is geplaatst tegen de linkerwand en begint als een enkele tussen rechthoekige pijlers waarop rondbogen rusten, om vervolgens te verdubbelen. Tussen de zwikken dragen hermen in karyatide-vorm de lijst, waarop sinds het midden van de twintigste eeuw een vloer de 8 meter hoge hal in tweeën deelt. Op de verdieping worden de drie bogen herhaald boven een balustrade. Omdat het verwijderen van de latere vloer hoge herstelkosten voor het stucwerk mee zou brengen, is bij de restauratie van de bestaande toestand uitgegaan.
Het geheel is wit gesausd, het was oorspronkelijk in imitatiemarmer geschilderd met witmarmeren vloer en - verdwenen - zwartmarmeren schouw. Behalve als toegangshal voor de zes appartementen fungeert het trappehuis als fietsenberging.
| |
Geschiedenis
Oudegracht 354 is in 1870 gebouwd door de sigarenfabrikant G.R. Ribbius Peletier als woonhuis in de nabijheid van zijn sigarenfabriek ‘De Gesloten Steen’ die enkele panden verder op de hoek van de Eligenhof nog grotendeels aanwezig is (Oudegracht 364).
Van de voorgaande bebouwing, het huis ‘Het Wapen van Leyden’, in 1735 ‘De Leidsche Grutmolen’ genoemd, zijn de middeleeuwse zijmuren tot hun volle hoogte bewaard, het gesloopte pand had twee forse bouwlagen met een hoog zadeldak met een voorschild. De voorgevel had evenals de huidige drie bouwlagen en was ook drie vensters breed. Ook de verdiepingshoogten waren min of meer de huidige, het bouwplan werd als ‘verbouwing’ ingeschreven bij de Fabricagecommissie.
Het hoofdgedeelte had op de begane grond links een vestibule waarachter een tot het trappehuis doorlopende gang. Rechts hiervan lag een zeer diepe voorkamer waarachter een achterkamer. In de achterste helft lagen de keldertrap en de trap naar de verdieping tegenover elkaar naast de kamer. Achter dit bouwdeel lag en ligt het trappehuis, rechts hiervan een bouwdeel met onder meer de keuken en nog een trappehuis. Aan de achterzijde lagen de eetkamer en de salon als suite evenwijdig aan de voorgevel. De verdieping telde vier slaapkamers, een kinderkamer en een logeerkamer.
In 1909 werd het huis gekocht door A. Lebret, in 1933 door makelaar Van Baaren die aan de overzijde van de gracht woonde en Oudegracht 354 onder meer verhuurde aan Mussert tot deze zich op Maliebaan 35 vestigde. Nadien werd het huis grotendeels leeggesloopt voor de vestiging van de confectiefabriek De Vries en Susan die ook de extra verdieping op het dak bouwde.
In verband met grootschalige nieuwbouwplannen kocht de Willem Arntszstichting onder meer Oudegracht 350, 352, 354 en 360. Het achterste gedeelte werd in verband hiermee gesloopt, de rest verkocht aan de Gemeente Utrecht. Deze gaf in 1971 opdracht aan Bureau voor Restauratie Temminck Groll/Van Vliet tot het maken van een restauratieplan. Dat plan werd in 1972 ingediend en kwam vervolgens weer op de helling te staan. In 1975 suggereerde de verantwoordelijk wethouder dat sloop en nieuwbouw voor deze reeks panden mogelijk beter was. Na druk, onder andere vanuit de buurt, kon de restauratie in 1976 starten onder leiding van Temminck Groll. In 1977 werden de huizen betrokken.
| |
Pauwstraat 30, Predikherenstraat 24
Oude adressen
Pauwstraat 30 droeg vroeger als adres Loeff Berchmakerstraat 19, voordien 23; wijk H, nr 278.
Predikherenstraat 24 was wijk H, nr 421.
| |
Karakteristiek
Pauwstraat 30 en Predikherenstraat 24 zijn twee 16de-eeuwse in één opzet rug-aan-rug gekoppelde panden van twee bouwlagen. De beide winkel-woonhuizen zijn hoekpand van de Pauwstraat, voor Pauwstraat 30 wordt in deze beschrijving uitgegaan van de oude situatie met de ingang - en voorgevel derhalve - aan de Loeff Berchmakerstraat. Beide voorgevels stammen uit de 19de eeuw. De panden hebben samen één doorgaand schilddak loodrecht op de voorgevels. Tenminste Pauwstraat 30 is gedeeltelijk onderkelderd.
| |
Literatuur
- | klück, bart, ‘Pauwstraat 30’, in: abku 1982, mou 1983, blz. 118-119. |
- | ‘Pauwstraat 30’, Nieuwsbrief umf 12-1985, blz. 1, 2. |
- | ‘Restauratie Pauwstraat 30, 30 bis’, Nieuwsbrief umf 03-1986, blz. 2-9. |
| |
Beschrijving
Pauwstraat 30
Pauwstraat 30 meet 6 × 5 m, het huis heeft twee bouwlagen en een zadeldak met voorschild. De gepleisterde 19de-eeuwse voorgevel aan de Loeff Berchmakerstraat heeft op de verdieping drie vensters met zesruits schuiframen uit 1985, op de begane grond twee vensters met zesruits schuifraam uit 1979, waartussen in 1985 de deur in 19de-eeuwse vorm heropend is. De gevel heeft een geprofileerde kroonlijst. De 16de-eeuwse rechter zijgevel aan de Pauwstraat bevat op de begane grond vooraan een deur en venster onder een lijst als invulling uit 1985 van een garagedeur. Achteraan bevindt zich de toegang tot de bovenwoning. De verdieping heeft nu alleen achteraan een venster met schuifraam, blijkens een gevonden ontlastingsboog was oorspronkelijk ook vooraan een venster aanwezig. Boven de begane grond en verdieping bevinden zich vier rijke sierankers met lelietop en twee grote krullen, die op de begane grond neerwaarts, op de verdieping opwaarts gedraaid zijn. Het voorste anker op de verdieping is daar aangebracht bij de bouw van de voorgevel in de 19de eeuw en komt kennelijk van de plaats waar een garagedeur aangebracht werd. Onderling vertonen de ankers enige verscheidenheid in de draairichting van de kleine toegevoegde krullen.
Afb. 157. Pauwstraat 30, Predikherenstraat 24. Plattegrond.
Thans verborgen achter een eenvoudige goot loopt de oorspronkelijke bakstenen geprofileerde lijst.
Zowel boven de begane grond als boven de verdieping ligt een samengestelde drie vakken diepe balklaag met de moerbalken evenwijdig aan de voorgevel waarvan de sleutelstukken boven de begane grond nog aanwezig zijn, boven de verdieping zijn ze deels afgezaagd. Merkwaardig is dat de vorm van de sleutelstukken een sterk 17de-eeuwse indruk maakt - het ojief-motief is boven de verdieping eenvoudiger uitgevoerd dan boven de begane grond - terwijl de muurankers die
| |
| |
bij deze balken horen 16de eeuws zijn. De kinderbinten die opgelegd zijn op de moerbalken, maar aan de voorzijde zonder strijkbalk in de voorgevel liggen, wijzen erop dat de voorgevel oorspronkelijk overkragend was: bij de bouw van de huidige gevel in de 19de eeuw werden de kinderbinten ongelijk afgezaagd. De schoorsteenraveling linksachter is in beide balklagen zo ruim dat hier een oven gestaan kan hebben. De spiltrap stond blijkens gevonden sporen tegen de linkerwand. Nu bevindt de trap naar de bovenwoning zich tegen de achterwand en loopt daarmee evenwijdig.
De kap staat op twee eiken spanten met krommers van ieder twee jukken en ongeschoorde makelaar, die evenals de jukken telmerken draagt. De telling van de spanten loopt over beide panden door en de spanten op Pauwstraat 30 hebben als nummers III en IIII.
Onder het linkerdeel van het pand ligt een ten dele volgestort keldertje onder een tongewelf loodrecht op de voorgevel, het achterste deel is breder dan het voorste en heeft rechts restanten van de oude toegang die in de verdwenen pothuis-achtige aanbouw langs de Pauwstraat lag.
| |
Predikherenstraat 24
Predikherenstraat 24 staat op een grondplan van 6 × 8 m.
De voorgevel is in kruisverband gemetseld en stamt uit de 19de eeuw. De laat 19de-eeuwse winkelpui onder zware lijst heeft pilasters en rechts de ingang en de toegang tot de bovenwoning. De verdieping heeft twee vensters met schuiframen met in de bovenlichten glas-in-lood uit de twintiger jaren. De gevel is wit geschilderd, al het houtwerk van beide gevels bruin. Tot voor enkele jaren was de gevel bruin geschilderd en al het houtwerk wit. De gepleisterde linkergevel aan de Pauwstraat is en was wit geschilderd en heeft dezelfde muurankers als de zijgevel van Pauwstraat 30. Dat de scheidingsmuur tussen beide huizen uit de oorspronkelijke opzet stamt blijkt uit de wat smallere muurankers die de strijkbalken hiernaast verankeren. De verdieping heeft twee vensters met schuiframen met glas-in-lood, zoals de voorgevel die heeft. Op de begane grond is de winkelpui om de hoek één venster doorgezet. Achteraan bevindt zich een schuifraam in een vermaakt kruiskozijn. De verdieping heeft achteraan onder een klein toiletraam een gedeeltelijk uitgebouwd toilet met zeer kleine ontluchtingsopening, er onder is de stortkoker eveneens uitgebouwd.
Afb. 159. Pauwstraat 30.
Afb. 160. Predikherenstraat 24.
Afb. 158. Pauwstraat 30. Eén van de muurankers aan de zijgevel, op de begane grond.
Predikherenstraat 24 heeft dezelfde opzet als Pauwstraat 30, maar heeft van de eveneens drie vakken diepe samengestelde balklaag zowel boven de begane grond als boven de verdieping sleutelstukken bewaard. De trap naar de bovenwoning bevindt zich rechts vooraan.
| |
Geschiedenis
Beide panden zijn als dubbelhuis in de 16de eeuw gebouwd met een stenen tussenmuur en vermoedelijk met overkragende voorgevels. Onder de voorgevel van Pauwstraat 30 werd een zwaar 14de-eeuws fundament tot ruim twee meter diep aangetroffen, behorend bij oudere bebouwing op deze plaats. De huizen liggen langs het korte deel van de Pauwstraat dat vroeger Hanetred of Hanengeschrei heette, een naam die vaker aan een dergelijke korte verbinding tussen twee straten gegeven werd.
Beide panden hadden aan deze doorgang een pothuis-achtige uitbouw onder lessenaardak, die lager was dan de
| |
| |
begane grond. Bij Predikherenstraat 24 verdween deze vroeger vaak voorkomende, maar inmiddels zeldzaam geworden, uitbouw pas rond 1974.
Pauwstraat 30 werd in 1975 door de Gemeente Utrecht verkocht aan het Utrechts Monumentenfonds dat in 1976 de kap herstelde. De begane grond was als garage in gebruik. In 1979 werden de ingekorte vensters aan de Loeff Berchmakerstraat in 19de-eeuwse vorm hersteld waarna de ruimte als kledingwinkel verhuurd werd.
Bij de komst van een nieuwe bewoner werd in 1983 de bovenwoning met zelfwerkzaamheid van deze aangepakt. Recente houten wandjes en betimmeringen verdwenen, nieuw sanitair werd aangebracht.
In 1985 volgde het herstel van het interieur van de begane grond en werden de gevels gerestaureerd. Hierbij werd op de plaats van de oude voordeur een nieuwe aangebracht en de garagedeur in de zijgevel van een historiserende invulling voorzien.
Afb. 161. Pauwstraat 30, Predikherenstraat 24. A. van de Pol, 1930. Pauwstraat 30 zonder uitgang in de Pauwstraat; Predikherenstraat 24 had nog zijn pothuis.
| |
Plompetorengracht 11
Oud adres
Wijk H, nr 674.
| |
Karakteristiek
Een voor Utrecht zeldzaam voorbeeld van een diep, tweebeukig huis, daterend uit de vroege 17de eeuw. Rechts staat een 18de-eeuws achterhuis. De twee beuken van het hoofdhuis bestaan beide uit twee bouwlagen en een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel, de linkerbeuk is onderkelderd. In de 18de eeuw zijn de twee zadeldaken door een dwars dak aan de voorzijde met elkaar verbonden.
Aan de achterzijde bevindt zich, oorspronkelijk op de scheiding van beide beuken het restant van een uitgebouwde traptoren. De voorgevel is een gepleisterde, vier traveeën brede lijstgevel. De vensters van de zolder suggereren een derde bouwlaag. Het achterhuis bestaat uit twee bouwlagen en een schilddak met de nok loodrecht op de straat.
Aan de Molenstraat staat op het perceel een 20ste-eeuws bouwdeel, een schoollokaal bevattend.
| |
Literatuur
- | eldering-niemeyer, e., De huizen aan de oost- en westzijde van de Plompetorengracht, en hun bewoners van 1552-ca 1800, typoscript, Utrecht 1955-1956, 2 delen, GAU/bibl. Utr., nr X D 21-22. |
| |
Afbeeldingen
- | Petrus Josephus Lutgers, 1842. Gezicht op de Plompetorengracht naar het noorden. Tekening in zwart krijt, pen in bruin en penseel in grijs en bruin. GAU/TA-Plompetorengracht, 1842. |
- | Petrus Josephus Lutgers, 1843. Gezicht op de Plompetorengracht naar het noorden. Tekening in zwart krijt, pen in bruin en penseel in grijs en bruin. GAU/TA-Plompetorengracht, 1843. Zie afb. 412. |
- | Anoniem, 1884. Situatie van een gedeelte van Wijk H. GAU/TA-Plompetorengracht 11, 1884. |
- | A. Bratsch. 1906, Lodewijk xiv-schouw in voorkamer begane grond. Foto. GAU/TA-Plompetorengracht 11, 1906 (1). |
- | A. Bratsch, 1906. xviia-schouw in kamer eerste verdieping. Foto. GAU/TA Plompetorengracht 11, 1906 (2). Zie afb. 164. |
| |
Beschrijving
Het perceel waarop het huis staat, maakt tegenwoordig deel uit van een complex van de Rijks Universiteit, een eenheid vormend met Plompetorengracht 9. Het deel behorend bij Plompetorengracht 11 loopt aan de achterzijde tegen de erven van Ridderschapstraat 12 tot en met 18 door. Aan de linkerzijde wordt het perceel begrensd door de Molenstraat. De plattegrond van het perceel is onregelmatig en heeft een sterk gerende voorrooilijn.
| |
| |
Afb. 162. Plompetorengracht 11. Plattegronden en doorsnede.
Afb. 163. Plompetorengracht 11.
De grootste diepte is ca 50 en de grootste breedte ca 35 m. De gevelbreedte aan de gracht is ca 11 m.
De gepleisterde, vier traveeën brede lijstgevel heeft laat 19de-eeuwse schuifvensters met roedeverdeling (begane grond en verdieping 2 × 2 + 1 × 2 ruiten). In de meest rechtse travee bevindt zich een 18de-eeuwse deur met een 19de-eeuwse omlijsting met pilasters en een eenvoudig hoofdgestel.
De achtergevel wordt gevormd door twee, ieder twee traveeën brede, tuitgevels. In de, van de tuin uit gezien rechter tuitgevel bevindt zich op zolder een oorspronkelijk 17de-eeuws kruiskozijn. De overige vensters zijn in de 20ste eeuw verbouwde 19de-eeuwse schuifvensters.
Tegen de linker achtergevel is het achterhuis aangebouwd.
In de hoek, gevormd door de linkerbeuk en het achterhuis, bevindt zich een één bouwlaag hoog restant van een half achthoekige traptoren, waarin zich nog een deel van een houten spiltrap van 180° met tien treden bevindt.
De rechter zijgevel van de rechterbeuk, die ten dele vrijligt, bevat aan de achterzijde op de verdieping twee 18de-eeuwse vensters met geprofileerde kozijnen en vroeg 20ste-eeuwse stolpramen.
In de beide beuken ligt boven zowel begane grond als verdieping een zes vakken diepe moer- en kinderbalklaag met de moerbalken evenwijdig aan de voorgevel. De balklagen zijn voor een belangrijk deel door latere plafonds aan het oog onttrokken. De drie achterste moerbalken op de verdieping van de linkerbeuk bezitten nog de oorspronkelijke 17de-eeuwse, geprofileerde sleutelstukken. Het plafond van de begane grond van de linkerbeuk is in de voorste helft 20 cm hoger dan in de achterste helft. De verdiepingsvloer in de voorste helft van beide beuken is 40 cm hoger dan in de achterste helft.
De kapconstructie van de linkerbeuk bevat vijf eiken spanten. De spanten zijn aan de voorzijde van voor naar achter genummerd met gestoken telmerken. Links zijn het rechte merken, rechts zijn het voor de voorste vier spanten ei-vormige en voor het achterste spant c-vormige merken. Op de rechterbeuk staat een kap met aan de achterzijde nog drie 17de-eeuwse, eiken spanten. Bij deze spanten zijn aan de voorzijde telmerken aangebracht, nummerend van achter naar voor. Hier zijn de rechter merken recht en de linker merken c-vormig.
Aan de voorzijde is in de 18de eeuw de kap voorzien van een over beide beuken doorlopende dwarskap. Hierbij is ook de voorste helft van de rechter kap verhoogd, waarbij het voorste deel van de zolder voor een deel tot tweede verdieping werd verbouwd.
| |
| |
Afb. 164. Plompetorengracht 11. A. Bratsch, 1906. De Lodewijk XIV-schouw in de voorkamer op de begane grond in de linker beuk.
Afb. 165. Plompetorengracht 11. Achtergevel van de linker beuk, met het restant van de traptoren.
Onder bijna de volle diepte van het linker deel van de linker beuk ligt een smalle kelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel. Hiervoor ligt een gang langs de achterzijde van de gevel onder de beide beuken, die uitkomt in de kelders van Plompetorengracht 9. Voor de twee beuken liggen twee, thans afgesloten, werfkelders.
De entree wordt gevormd door een ruime hal in de rechter beuk, waarin de gang naar het achterhuis en de bordestrap uit het vierde kwart van de 19de eeuw uitkomen.
In de linker beuk bevinden zich op de begane grond twee kamers en suite met in de voorste kamer een Lodewijk xiv-schouw; in de achterste kamer is nog een marmeren schoorsteenmantel van een Lodewijk xiv-schouw aanwezig. In de achterkamer op de verdieping van de rechter beuk bevindt zich een 17de-eeuwse geprofileerde houten rookkap.
Het achterhuis heeft aan de achterzijde een twee traveeën brede lijstgevel, met op de begane grond twee moderne deuren. In de linker zijgevel bevinden zich op de verdieping twee vensters. De vensters in achter- en zijgevel hebben geprofileerde kozijnen en schuiframen met roedeverdeling (2 × 3 + 2 × 3 ruiten). Het profiel van de kozijnen is identiek aan dat van de twee vensters in de rechter zijgevel van de rechter beuk. Boven de vensters bevinden zich anderhalfsteens getoogde strekken. Het baksteenformaat van het achterhuis bedraagt 22 × 11 × 4 cm; 10 lagen 46 cm.
De begane grond en de verdieping zijn ongedeeld.
Boven de verdieping ligt een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De balken hebben een duivejager-profiel. De kapconstructie bevat twee enkelvoudige grenen spanten met aan voor- en achterzijde een half spant haaks op de overige.
| |
Geschiedenis
Het huis is in de eerste helft van de 17de eeuw gebouwd op een van oorsprong groter perceel, waarop successievelijk drie huizen verrezen. Het voorhuis van Plompetorengracht 13 is ouder dan nummer 11, dat, voor wat betreft het voorste gedeelte, werd ingebalkt in de zijmuur van nummer 13. Plompetorengracht 11 kreeg het grootste gedeelte van het perceel. Het had een koetshuis aan de Seebecx- of Molensteeg, ter plaatse van het huidige schoollokaal, met een ‘camere’ annex. In het einde van de 18de eeuw werd rechts achter een achterhuis aangebouwd. Voor dit achterhuis werd de traptoren gedeeltelijk gesloopt. Mede hierdoor was het noodzakelijk een nieuwe trap te maken die mogelijk ter plaatse van de huidige was gesitueerd. Ongeveer tezelfder tijd werd de waarschijnlijk dubbele topgevel aan de voorzijde verbouwd tot de huidige lijstgevel, waarbij ook de kap werd gewijzigd.
Tot 1909 is het een particulier woonhuis gebleven, waarna het tot 1929 het Geografisch Instituut van de Universiteit herbergde. Vanaf die tijd vormde het samen met Plompetorengracht 9 onderdak voor de Bijzondere Hogere Burgerschool F. de Munnik. Voor deze schoolfunktie werd in 1932 een gymnastieklokaal aan de achterzijde van het perceel gebouwd. In 1936 werd het koetshuis aan de Molenstraat afgebroken ten behoeve van de bouw van enige schoollokalen. Na het vertrek van De Munnik in 1968 is in het gebouw een instituut van de Universiteit gevestigd.
| |
| |
| |
Predikherenstraat 25, 27
Oude adressen
Respectievelijk wijk H 441 en 440.
| |
Karakteristiek
Een zeldzaam voorbeeld van een laat-middeleeuws huis van één bouwlaag. Het huis heeft een kap met de nok loodrecht op de voorgevel en wordt door een tussenmuur in twee delen naast elkaar gesplitst.
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening, verbouwing van het huis. GAU/SA5-bouwtek.; 1908; tek. nr 64. |
| |
Beschrijving
Het huis is gelegen op een vrijwel geheel bebouwd perceel van 7 × 13 m, nr 25 is drie meter breed, nr 27 vier. De kleine plaats aan de achterzijde is thans overbouwd.
Waarschijnlijk is in de late 18de eeuw de oorspronkelijke voorgevel vervangen door de huidige lijstgevel. Deze is opgetrokken tot zolderniveau en suggereert daarmee een tweede bouwlaag. De begane grond wordt ingenomen door twee moderne winkelpuien. De ramen van de beide zoldervensters zijn eveneens 20ste-eeuws. Het zadeldak heeft aan de voorzijde een wolfeind, waarop een dakkapel staat. De achtergevel is eveneens tot en met de verdieping opgetrokken. Door de aanbouwen is deze vrijwel niet waarneembaar. De rechter zijmuur is gemeen met het buurpand nr 23.
Het is mogelijk dat de tussenmuur die beide delen scheidt tot de oorspronkelijke opzet behoort, doch hier kon geen onderzoek naar gedaan worden. De balklaag boven de begane grond is thans niet waarneembaar.
De kapconstructie bevat drie eiken spanten van twee jukken met een v-juk als top. Een aantal onderdelen is later verwijderd of vernieuwd. Het middelste spant heeft onder het midden van de onderste jukdekbalk een kleine slof met eenvoudig profiel. De vlieringbalken zijn op de onderste jukdekbalken gelegd. De beide delen van de begane grond bestaan ieder uit een ongedeelde winkelruimte. De totale zolder is in gebruik als één woning en wordt via een recente trap achter in nr 25 bereikt.
| |
Geschiedenis
Hoewel het exterieur van het huis de structuur van één bouwlaag enigszins verhult, is die inwendig nog geheel aanwezig. Het is mogelijk, dat het middeleeuwse huis vanouds door een tussenmuur in twee afzonderlijke woningen
Afb. 166. Predikherenstraat 25, 27.
Afb. 167. Predikherenstraat 25, 27. Plattegrond en doorsnede.
gesplitst is geweest. De slof onder het middelste juk duidt op de aanwezigheid van een standvink, die op de binnenmuur zou moeten staan. Een verbouwingstekening van 1908 geeft aan, dat nr 25 stookplaatsen tegen deze muur had. Het linker deel, nr 27, had daarentegen de stookplaatsen tegen de linker zijmuur. Ook op de kadastrale minuut van 1821 is de splitsing in twee woningen aangegeven. Het aanbrengen van de nieuwe voorgevel had waarschijnlijk plaats in het laatst van de 18de eeuw, mogelijk ook in het begin van de 19de eeuw.
| |
| |
| |
Servetstraat 4
Karakteristiek
Een winkelwoonhuis, gebouwd in 1908, naar ontwerp van Z.P.(?) Vos, bestaande uit drie bouwlagen, een zolderverdieping onder een plat dak, met voor- en achterschild, en een kelder. Het huis kan representatief genoemd worden voor de (ver)bouw van winkelwoonhuizen in dit deel van het centrum, dat rond de eeuwwisseling een nieuwe economische bloei als winkelcentrum beleefde. Bijzonder is dat het huis met een kelderkeuken en een opkamer is gebouwd, waaruit blijkt dat dit traditionele element nog tot in deze eeuw is toegepast. De opkamer is nu weggebroken, maar is in de structuur nog goed herkenbaar. Voorts bezit het huis nog een vrijwel gaaf interieur uit de bouwtijd.
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening, Servetstraat 4. GAU/SA5-bouwtek.; 1908; tek. nr 82a - c. (afb. 168). |
- | A. van de Pol, 1933. Gezicht op de noordzijde van de straat uit het westen. Foto. GAU/TA-Servetstraat, 1933 (1). |
| |
Beschrijving
Het huis vult in zijn geheel het perceel van 3,5 × 9 m. De plaats achter het huis behoort bij het pand Vismarkt 21 en is vanuit het huis aan de Servetstraat niet bereikbaar.
De voorgevel vertoont in stylistisch opzicht een onder invloed van de art nouveau gestyleerde neorenaissance opzet en decoratie. De materiaaltoepassing is gevarieerd en bestaat uit onder andere natuursteen, geglazuurde baksteen, hout en smeedijzerwerk. De begane grond wordt ingenomen door een wijde ronde boogopening, waarin zich de houten winkelpui bevindt met links een portiek met de toegang tot de winkel. De pui staat op een hardstenen plint, waarin een kelderlicht. De zijmuur van het portiek is van in verschillende kleuren geglazuurde tegels voorzien. De bovenzijde van de boog is uitgevoerd als een in het gevelvlak gemetselde trapvorm, waarvan elke trede met een hardstenen plaat gedekt is. In de top is het stadswapen van Utrecht aangebracht en in de vlakken aan weerszijden links het stadswapen van Amsterdam en rechts een onbekend wapenschild. De begane grond wordt, evenals de eerste verdieping afgesloten door een natuurstenen cordonlijst. Hierop staan op beide verdiepingen twee smalle natuurstenen kolommen. Zo ontstaat een geleding in drieën tussen smalle zijmuurdammen. Het middelste vak wordt ingenomen door openslaande deuren met daarvoor een Frans balkon van smeedijzerwerk. De beide buitenste vakken bevatten een venster. Vensters en deuren hebben een bovenlicht met gekleurd glas-in-lood. Deze indeling wordt op de tweede verdieping met een andere detaillering herhaald.
Op het voorste dakvlak staat een kleine, latere dakkapel met houten wangen.
De achtergevel is als lijstgevel in baksteen
Afb. 168. Servetstraat 4. Bouwtekening 1908. Gevel, doorsnede en plattegronden.
| |
| |
uitgevoerd. Het venster van de voormalige opkamer is, evenals de gangvensters van beide verdiepingen, voorzien van decoratief geëtst glas. Op beide verdiepingen bevindt zich voorts nog een venster met draairaam en bovenlicht met glas-in-lood voor de achterkamer.
Voor de linker zijmuur is tot halverwege de eerste verdieping gebruik gemaakt van ouder bestaand metselwerk. Dit geldt ook voor het muurwerk van het grootste deel van de kelder.
De balklagen liggen op alle bouwlagen evenwijdig aan de voorgevel. Zij zijn achter stucplafonds weggewerkt. De kapconstructie bevat drie steile spanten met gordingen. De zolder is vanouds beschoten.
Het voorste deel van de kelder is gedekt met troggewelven op ijzeren balken evenwijdig aan de voorgevel. In de tweede helft van de 20ste eeuw is het souterrain weggebroken en is de lage kelder daaronder verhoogd tot ongeveer het niveau van het voorste deel.
De indeling van de begane grond bestaat, na het uitbreken van het souterrain en de opkamer uit één winkelruimte, waarin echter de oorspronkelijke tweedeling nog duidelijk herkenbaar is. De grote hoogte van 4,6 m herinnert aan de oorspronkelijke opzet. De steektrap bevindt zich linksachter. In de rechterzijmuur van het trappehuis tekent zich halverwege nog de deuromlijsting van de opkamer af. De beide verdiepingen zijn op dezelfde wijze ingedeeld met een grote kamer aan de voorzijde, rechts daarachter een kleinere kamer en links de trap met de gang. Van het winkelinterieur resteert de terrazzovloer en de betegeling van witte tegels, aan de bovenzijde afgezet met een dubbele rand van blauwe tegels. Het stucplafond is voorzien van fabrieksmatig geproduceerde ornamenten met zowel geometrische als gestyleerde florale motieven. Vanuit de winkel is de glaspui van de voormalige opkamer zichtbaar. Deze is voorzien van gekleurd glas-in-lood, waarin het stadswapen van Utrecht aangebracht is. Een tweede wapenschild bleek niet voldoende waarneembaar om het eventueel te kunnen identificeren. Op de verdiepingen is in beide voorkamers eveneens het originele stucplafond aanwezig. Ook deze zijn voorzien van machinaal vervaardigde ornamenten in dezelfde stijl als die van de begane grond, maar met een andere detaillering. Op de tweede verdieping is de schoorsteenmantel
| |
| |
Afb. 169. Servetstraat 4.
in de voorkamer nog aanwezig. Deze is van zwart marmer met in het fries een machinaal ingebrachte decoratie van gestyleerde bloemen.
| |
Geschiedenis
In 1908 werd voor de heer J.F. de Laat dit winkelwoonhuis gebouwd. Tegelijkertijd werd bij het pand Vismarkt 32, thans genummerd 21, een achterkamer bijgebouwd; in dat pand aan de Vismarkt is nog steeds de bakkerij Andrée en De Laat gevestigd. De winkel aan de Servetstraat werd bestemd tot tabak- en sigarenhandel. De ontwerper van het pand signeerde zijn tekeningen met ‘Z.P.(?) Vos, bouwk.’. Het ontwerp is vrijwel geheel volgens plan uitgevoerd. Het lijkt erop dat slechts de erker van de eerste verdieping nooit is aangebracht, in plaats daarvan zijn de openslaande deuren met Franse balkons gekomen.
Op een foto van 1933 is nog de oorspronkelijke dakkapel te zien, die dus nadien door de huidige vervangen werd. De winkel besloeg oorspronkelijk alleen het voorste deel van de begane grond. In het souterrain was de keuken ondergebracht, terwijl de opkamer aangeduid werd als huiskamer. Hier was, overhoeks in de rechter voorhoek, een schoorsteen geplaatst.
In de tweede helft van deze eeuw zijn de opkamer en het souterrain weggebroken om een grotere winkelruimte te verkrijgen. Het interieur is weinig ingrijpend gemoderniseerd.
Afb. 170. Springweg 159. Plattegronden en doorsneden.
| |
Springweg 159
Adressen
Het pand omvat de adressen Springweg 159 en Geertekerkhof 9.
Oude adressen: Springweg 179 (Geertekerkhof ongewijzigd); het geheel had als wijkhuisnummer: wijk B, nr 568.
| |
Karakteristiek
Middeleeuws diep huis van één bouwlaag onder zadeldak met nok loodrecht op de voorgevel, dat gelegen is aan de Springweg, op de hoek van het Geertekerkhof, met daaraan een tweede ingang en een pothuis. Het achterste deel bevat een opkamer en een kelder. De enigszins gerende voorgevel is een klokgevel.
| |
| |
| |
Literatuur
- | Temminck Groll, 1963, blz. 127. |
| |
Beschrijving
Het perceel meet 6 bij 10 (links) tot 11 m (rechts) en is geheel bebouwd. Het pand als geheel is van middeleeuwse oorsprong. De tot klokgevel verbouwde middeleeuwse gevel aan de Springweg suggereert twee bouwlagen en heeft voor de zolder twee en voor de vliering één venster met schuifraam. Boven het vlieringvenster bevindt zich een korfboog, vanaf de bovendorpel van dit raam is de top ongepleisterd. De rest van de gevel is gepleisterd en wit geschilderd. Ook de steens rollaag, die langs de klokgevel loopt, is ongepleisterd. De halfronde top staat op natuurstenen 19de-eeuwse schouderplaten.
De gevel kraagt enigszins over boven de 17de-eeuwse puibalk, waarlangs een geprofileerde stenen lijst loopt.
De pui is vijf traveeën breed met in het midden de ingang, de opzet ervan is vermoedelijk 17de eeuws.
De gepleisterde en witgeschilderde eenlaags linkergevel aan het Geertekerkhof is vooraan blind en heeft daarachter drie vensters en een 19de-eeuwse deur, waarvoor een houten trapje. Tegen de onderdorpels van de vensters sluit het licht hellende dak van het lage pothuis aan, dat eveneens gepleisterd en wit geschilderd is. Het heeft in zijn lange kant twee lage vensters. Tussen het pothuis en de deur bevindt zich onder het achterste venster een kelderraam.
Het zadeldak, dat aan de kant van het Geertekerkhof achteraan een dakkapel heeft, staat aan de achterzijde tegen een middeleeuwse trapgevel van vijf treden, waarvan de bovenste vervangen is door een 19de-eeuwse schoorsteen. De trapgevel is steens en fungeert als gemene muur met Geertekerkhof 10.
Het achterste deel van het huis, 3 m diep, heeft een opkamer en maakt nu, maar ook oorspronkelijk deel van het hoekpand uit. Het heeft tenminste één periode zelfstandig beleefd en dankt daaraan een eigen adres. Op de scheiding van voorhuis en opkamer staat ook een schoorsteen, oorspronkelijk de enige.
Boven het niet onderkelderde voorhuis ligt een samengestelde balklaag met de
Afb. 171. Springweg 159.
moerbalken evenwijdig aan de voorgevel, vermoedelijk vier vakken diep. Halverwege het voorhuis staat links een spiltrap, opgenomen in een scheidingswand evenwijdig aan de voorgevel. Deze wand scheidt de hal van de kamer.
Uit de achterkamer voert een trapje omlaag naar het pothuis dat met zijn vloerniveau ruim één meter onder het maaiveld ligt. Van hieruit is de kelder onder de opkamer bereikbaar door nog enkele treden af te dalen. Dit lage keldertje heeft een tongewelf evenwijdig aan de Springweg.
De enkelvoudige balklaag van de opkamer, loodrecht op de voorgevel, heeft zeven balken en hieronder een achttal gedrongen 17de-eeuwse sleutelstukken met een eenvoudig ojief bewaard. De opkamer heeft een eigen steektrap naar de zolder en een nieuw deurkozijn, op de plaats van een dichtgezette oudere doorgang, die toegang geeft tot de achterkamer van het voorhuis.
De kap staat op drie spanten met één juk, maar is verbouwd tot gordingenkap. De zolder en de vliering zijn grotendeels ingericht als woonruimte.
De spiltrap heeft zijn 17de-eeuwse omtimmering, die deels in de kamer uitsteekt, bewaard en heeft sterk gesleten treden met dektreden. Plaatselijk is bij de ronde spil zonder leuning onder de dektreden een eenvoudig profiel te zien.
De spil wordt door een magere peer bekroond.
| |
Springweg 152
Oude adressen
Springweg 166;
Jufferstraat, Wijk B, nr 602 a.
| |
Karakteristiek
Een fors, 14de-eeuws, diep huis bestaande uit één bouwlaag en een zadeldak loodrecht op de Springweg. Het heeft een overgangsvorm van de sporenkap naar de gebintenkap. Het huis ligt ver achter de rooilijn van de Springweg. De voorgevel is een gepleisterde tuitgevel.
| |
Bronnen
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1597; fol. 317-319. |
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1629; fol. 63-65. |
- | Register van Transporten en Plechten. |
| |
| |
Afb. 172. Springweg 152. Doorsnede
| GAU/SA2-inv. nr 3243; 1663; fol. 34-37. |
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1677; fol. 77-78. |
| |
Literatuur
- | kipp, a.f.e., ‘Springweg 152, 154A, 154 bis en achter 154’, in: abku 1984, MOU 1985, blz 172, 173. |
| |
Beschrijving
Het huis Springweg 152 is met de huizen Lange Smeestraat 14, 16, 18 in één complex samengevoegd. De voorgevel ligt ruim 43 meter achter de rooilijn van de Springweg, de linker zijgevel 15 meter achter de rooilijn van de Lange Smeestraat. Het heeft een uitgang via een poortje onder het huis Springweg 154. Het huis zelf heeft een omvang van ca 13,3 × 6,5 meter.
De voor- en de achtergevel zijn gepleisterde tuitgevels. Aan de linkerkant zijn de schouders later hoger opgemetseld als aansluiting op recente bebouwing achter Lange Smeestraat 14, 16, 18. De voorgevel heeft op de begane grond twee 19de-eeuwse schuifvensters en een deur links ervan. Aan de rechterzijde is een buitenprivaat aangebouwd. De zolder heeft twee 20ste-eeuwse vensters, ook het vlieringvenster is 20ste-eeuws.
De achtergevel heeft slechts voor de zolder een venster. De linker zijgevel is voor een groot deel weggebroken. De vrijstaande rechter zijgevel is blind. De kapconstructie is een overgangsvorm van een sporen- naar een gebintenkap. Twee éénjukkige, eiken spanten dragen de sporenparen door middel van eiken wormplaten. Oorspronkelijk hadden de sporenparen één haanhout. De sporen zijn voorzien van gekraste telmerken in één doorlopende reeks. De eiken jukken zijn bij recente verbouwingen voor een
Afb. 173. Springweg 152.
belangrijk deel verdwenen.
In het midden van het huis staat een, op de begane grond weggebroken, binnenmuur doorlopend tot op zolder.
Van de verdere indeling is niets meer aanwezig, deze is, na het als bedrijfsruimte in gebruiknemen van het huis, geheel uitgebroken.
| |
Geschiedenis
Van een aantal huizen aan de westzijde van de Oudegracht is nog in de huidige verkaveligsstructuur herkenbaar dat de percelen doorliepen tot aan de Springweg. Dit is ook het geval voor het huis Oudegracht 283. De perceelsgrenzen lopen rechtdoor tot aan de Springweg, waar het huis Springweg 154, inclusief onderdoorgang, op dit perceel staat. Ongeveer in het midden van de diepte staat Springweg 152.
In een hypotheekacte van 1597 werd voor het huis aan de Oudegracht gesproken over een ‘huysinge en hoff met camer daer achter, achter inde Springwech uitgaende’. Waarschijnlijk was deze ‘camer’ een losstaand gebouw achter het huis, bedoeld voor aparte bewoning. De hier genoemde ‘camer’ betrof mogelijk Springweg 152. Bij de overdracht van Oudegracht 283 in 1663 door de weduwe van Godaert van Daell werd als achtergrens genoemd het ‘kookkeukentje van een ander huis van de Heer van Daell’. Dat het huis toen geen uitgang in de Springweg meer had, werd veroorzaakt door het in 1629 samentrekken van de vermoedelijke vroegere ‘camer’ als ‘kookkeuken’ met een door de heer van Daell aangekocht huis aan de Lange Smeestraat. Sindsdien heeft Springweg 152 zijn relatieve zelfstandigheid verloren.
In het begin van de 19de eeuw had het, en daarmee dus ook Lange Smeestraat 14, weer opnieuw de uitgang naar de Springweg.
In de 20ste eeuw is het huis door het volbouwen van binnenplaatsjes tussen de huizen aan de Lange Smeestraat en Springweg 152 ernstig aangetast. Het is niet bekend of een bij deze verbouwing verdwenen aanbouw vooraan tegen de linker zijgevel behoorde tot de middeleeuwse of tot de 17de situatie.
| |
| |
| |
Steenweg 44
Karakteristiek
Een winkelpand, gebouwd in 1891 voor apotheek A.H.J. van Spanje, naar ontwerp van W.J. van Vogelpoel. Het huis telt drie bouwlagen en heeft een zolder onder plat dak, met voor- en zijschilden, en een kelder. Linksachter bevindt zich een forse uitbouw, waarin het trappehuis en de keuken ondergebracht zijn. Tegen het overige deel van de achtergevel staat een bebouwing van één bouwlaag.
Het pand is uitgevoerd met een rijke gevelarchitectuur in eclectische stijl en een gevarieerd materiaalgebruik van onder andere hout, zink en hardsteen. Van het oorspronkelijke rijke interieur resteren nog enkele afwerkingen. Het pand kan exemplarisch heten voor de (ver)bouw golf rond de eeuwwisseling tijdens de opleving van de Steenweg en omgeving als winkelcentrum.
| |
Literatuur
- | centraal museum utrecht, Catalogus van het historische museum der stad, Utrecht 1928, blz. 107. |
- | Utrechtse nijverheid en handel in woord en beeld, Utrecht 1913, blz. 137-140. |
| |
Afbeeldingen
- | Bouwtekening voor de bouw van het huis. GAU/SA5-bouwtek.; 1891; tek. nr 87a-e. (zie afb. 177). |
- | Biegelaar, 1913. Gezicht op het gebouw, in de apotheek enz. Autotypieën. GAU/TA-Steenweg 44, Ts 22.28 A-I, 1913. (zie afb. 175/176). |
- | 't Sticht, 1964. Gezicht op de voorgevel en in de apotheek. Foto. GAU/TA-Steenweg 44, Ts 22.28 A, B, 1964. |
| |
Beschrijving
Het huis is gelegen op een perceel van ca 9 × 28,5 m, dat op een kleine plaats na geheel bebouwd is.
De als lijstgevel uitgevoerde voorgevel is drie vensters breed met smalle hoekpilasters. De begane grond wordt ingenomen door de pui met twee etalageruiten waartussen twee toegangsdeuren. De plint en de geblokte en gecanneleerde hoekpilasters zijn van hardsteen. De composietkapitelen van de pilasters zijn daarentegen van zink. De houten puibalk is voorzien van snijwerk met ranken, aansluitend op het snijwerk van de erker.
Op de verdieping is in het midden een forse rechthoekige houten erker uitgebouwd. De onderzijde is voorzien van ranken-snijwerk, waartussen een hertekop. De ramen zijn gevat tussen pilaartjes en de bovenzijde van de erker functioneert als balkon voor de verdieping erboven.
De beide vensters zijn gevat in een
Afb. 174. Steenweg 44.
Afb. 175. Steenweg 44. Biegelaar, 1913. Gezicht in de apotheek.
| |
| |
Afb. 176. Steenweg 44. Biegelaar, 1913. Gezicht in het privekantoor en de bibliotheek op de verdieping.
hardstenen omlijsting en voorzien van een Frans balkon met zinken leuning. De beide vensters en de balkondeuren op de verdieping zijn eveneens van een hardstenen omlijsting voorzien, echter met een rijkere detaillering dan van de vensters eronder. Ook op deze verdieping is een Frans balkon voor de vensters aangebracht. Het metselwerk van beide verdiepingen wordt geleed door horizontale hardstenen banden. De ramen zijn vanouds niet van een roedeverdeling voorzien. De omgekorniste gootlijst rust op twee consoles. Op het voorschild van het dak staat in het midden een forse rechthoekige dakkapel met dubbele pilasters met gekrulde voet op de hoeken. Ter weerszijden hiervan staat een kleine ronde dakkapel en op de hoeken van de kroonlijst een sokkeltje met een bol erop. De ornamentiek van de dakkapellen en de beide sokkeltjes is vermoedelijk uit zink vervaardigd. Een deel van de oorspronkelijke ornamentiek, waaronder een crête op de bovenste dakrand, is inmiddels verdwenen. Het dakschild en de beide zijden van de grote dakkapel zijn bedekt met bladzink in ruitvorm.
De als afgeknotte topgevel uitgevoerde gepleisterde achtergevel wordt door de beide aanbouwen grotendeels aan het zicht onttrokken. Op de beide verdiepingen bevinden zich grote gekoppelde vensters en in de top zijn twee zolderramen aangebracht. Ook de gevels van de beide aanbouwen, met verscheidene vensters, zijn gepleisterd.
De balklagen van alle bouwlagen zijn enkelvoudig en vanouds achter stucplafonds weggewerkt. Boven de voorkamer op de eerste verdieping liggen de balken loodrecht op de voorgevel en rusten daarbij op een binnenmuur. In het overige deel van het huis liggen de balken evenwijdig aan de voorgevel. De kapconstructie bevat drie steile spanten en twee halve spanten aan de voorzijde. Op de spanten liggen gordingen. De zolder is vanouds betimmerd. Alle onderdelen zijn van grenehout.
De kelder, die ook onder de beide aanbouwen ligt, is gedekt met troggewelven op ijzeren balken evenwijdig aan de voorgevel.
De oorspronkelijke indeling van de begane grond heeft thans plaatsgemaakt voor één grote winkelruimte. Die van de beide verdiepingen is nog vrijwel aanwezig. Aan de voorzijde ligt op de eerste
Afb. 177. Steenweg 44. Bouwtekening 1891. Plattegronden en doorsneden.
| |
| |
verdieping een grote brede kamer met daarachter twee kleinere kamers en suite. Op de tweede verdieping liggen aan de voorzijde twee kamers. De drie kamers hierachter zijn doorgebroken. De uitbouw links bevat, behalve het trappehuis, op de begane grond ook de keuken met daarboven op elke verdieping een vertrek. In een grote kast is een keuken- en goederenlift aangebracht.
Van het oorspronkelijke apotheekinterieur op de begane grond resteert thans alleen nog de tegelvloer met gekleurde tegels in decoratief patroon. Aan de hand van dit patroon zou de inrichting met receptuurtafels, kasten en dergelijke gereconstrueerd kunnen worden. Op de verdieping bezit de grote voorkamer nog de interieurafwerking met een houten lambrizering en een betimmering aan de binnenzijde van de erker. De linkerdeur is voorzien van een omtimmering met een klein tympaan. Tegen de rechter zijmuur staat de schoorsteen met een forse zwart-marmeren mantel met balusters. Het stucplafond imiteert een cassetteplafond en is voorzien van beschildering.
De kamers en suite hebben vanouds geen
stookplaats. Het plafond van deze kamers gaat op het moment schuil achter een modern verlaagd plafond. De beide voorkamers op de tweede verdieping bezitten een stucplafond met een eenvoudig midden-ornament. Beide kamers zijn voorzien van een stookplaats met eenvoudige schoorsteenmantel tegen de buitenste zijmuren.
De trap in de linker aanbouw loopt van de begane grond tot de zolder en bestaat uit steektrappen met bordessen. De houten leuning gaat in één keer door en wordt gedragen door metalen spijlen met op de begane grond een beginbaluster. De keuken heeft een tegelvloer van zwarte en gele tegels. Tegen de rechter zijmuur is de rookkap met een eenvoudige geprofileerde lijst en een witte betegeling aangebracht. Tegen de achtermuur staat onder het raam een aanrecht met keukenkastjes. Het vertrek boven de keuken heeft een eenvoudige houten kastenwand.
| |
Geschiedenis
In de voorganger van het huidige huis Steenweg 44, wijkhuisnummers wijk D, nr 476, 477, was reeds sinds 1780 een apotheek gevestigd. In het Centraal Museum wordt een 18de-eeuws tableau van paarse tegels bewaard met bijbelse taferelen, afkomstig uit dit huis. In 1840 werd G.H.N. van Spanje eigenaar van deze zaak, later opgevolgd door zijn zoon A.G.H. van Spanje. Bij een brand op 19 maart 1890 werd het oude huis verwoest waarna het tegenwoordige huis gebouwd werd naar ontwerp van W.J. Vogelpoel.
De begane grond was oorspronkelijk in twee min of meer afzonderlijke delen ingedeeld, rechts de drogisterij en links de apotheek. Beide ruimten waren met afzonderlijke deuren vanaf de straat toegankelijk. Deze deuren waren nog tot in 1964 van het geëtste glas voorzien. Geëtst glas en uitvoerig houtwerk kwamen ook voor in het interieur van zowel apotheek als drogisterij. De beide verdiepingen waren ten dele in gebruik als woonvertrekken. De grote voorkamer functioneerde als privékantoor en bibliotheek. Verscheidene vertrekken in het huis waren ingericht ten behoeve van onderzoek, zoals een laboratorium voor bacteriologisch onderzoek, één voor onderzoek van zuivelprodukten en één voor destillatie. De zolder en de kelder dienden als voorraad- en opslagruimten.
| |
| |
| |
Trans 5
Oud adres
Wijk F, nr 262.
| |
Karakteristiek
Een in 1618 gebouwd diep huis, bestaande uit twee bouwlagen en een zadeldak met de nok loodrecht op de voorgevel. Het huis is aan de voorzijde gedeeltelijk onderkelderd.
Het huis maakt deel uit van een reeks vrijwel gelijktijdig gebouwde diepe huizen aan de zuidzijde van de Trans met vrijwel gelijke omvang en vergelijkbare opzet.
| |
Bronnen
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1618; fol. 331-335. |
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1619; fol. 227-228. |
- | Register van Transporten en Plechten. GAU/SA2-inv. nr 3243; 1619; fol. 248-249. |
| |
Beschrijving
Het perceel waarop het huis is gebouwd, heeft een rechthoekig oppervlak van ca 6,9 × 23 meter. Het huis zelf is ca 12,5 meter diep.
De voorgevel is een drie traveeën brede gepleisterde trapgevel met laat 19de-eeuwse t-vensters. In het pleisterwerk zijn doorlopende horizontale banden aangegeven. De deurpartij met omlijsting is 19de-eeuws.
De treden van de trapgevel zijn afgedekt met geprofileerde natuurstenen dekplaten. De top is niet meer aanwezig.
De achtergevel is een gepleisterde tuitgevel met, het vlieringvenster uitgezonderd, 19de-eeuwse ramen. Het vlieringvenster is nog 17de-eeuws. Tegen de rechter travee, van de tuin uit gezien, staat een vroeg 20ste-eeuwse keukenaanbouw van één bouwlaag. De keuken is waarschijnlijk gebouwd ter plaatse van een voorganger. Naast deze keuken bevindt zich een eind 19de-eeuwse serre.
De indeling van de begane grond bestaat uit een hal met een 17de-eeuws dubbelportaal. Het portaal bestaat uit twee doorgangen onder rondboog, geflankeerd door pilasters met Ionische kapitelen. Hierboven bevindt zich een hoofdgestel, waarboven drie lichtopeningen voor de trap, twee ovale en een ronde. In de rechter doorgang begint de steektrap naar het bordes waar de 17de-eeuwse eiken spiltrap begint. De linker doorgang geeft toegang tot de gang naar de keuken, die onder de spiltrap doorloopt.
Naast de hal ligt een voorkamer, die rond 1900 middels suitedeuren met de achterkamer
Afb. 178. Trans 5.
werd verbonden. De verdieping bevat twee kamers.
Onder de spiltrap komt de trap van de kelder uit. Deze kelder bevindt zich onder de rechter twee traveeën van de voorste helft van het huis, en heeft een tongewelf loodrecht op de voorgevel.
Boven de verdieping, en waarschijnlijk ook boven de begane grond, ligt een vijf vakken diepe, samengestelde balklaag. De kinderbalken zijn in de moerbalken ingelaten. Onder de moerbalken zijn sleutelstukken aangebracht, slechts één daarvan is origineel, de overige zijn recente copieën.
De kap heeft vier grenen spanten en sporen. De vliering is aangebracht op hangbalken aan de wormplaat. De kap is beschoten.
| |
Geschiedenis
Na de reformatie verviel de Paulusabdij aan de Staten van Utrecht, de kerk werd in gebruik gegeven aan het gereformeerde kapittel van Oud- Munster. Tussen 1618 en 1624 werden percelen aan de zuidzijde van de Trans aan particulieren uitgegeven. Op 29 oktober 1618 werd de verkoop van het perceel van Trans 5 geautoriseerd. In oktober 1619 vond de feitelijke overdracht plaats van een gedeeltelijk door de timmerman Claes Jacobs bebouwd erf aan de Oudmunster Trans van de rentmeester van de Paulusabdij aan de metselaar Jan Poth. Al in december 1618 nam Jan Poth een hypotheek op het erf en huis. Aan de achterzijde grensde het perceel aan de noordelijke toren van de kerk van de Paulusabdij.
| |
| |
Afb. 179. Trans 5. Het 17de-eeuwse dubbelportaal in de hal.
Negen dagen na de overdracht verkocht Jan Poth het huis en erf. Hij lijkt het huis met winst-oogmerk gebouwd te hebben. Dit schijnt ook gebeurd te zijn met Trans 3 en 9, waar respectievelijk Oloff Mathijssen, ‘cruysbeeltwercker’, en Oth. Meertens van de Brenck, metselaar, hun perceel binnen vijf maanden na de officiële overdracht verkochten.
Met uitzondering van Trans 3 zijn alle diepe huizen aan de zuidzijde van de Trans even diep en even hoog. Hoewel de opdrachtgevers verschillend waren hebben deze huizen opmerkelijke overeenkomsten in bouwtechniek en indeling. Voor zover nog in de huizen aanwezig zijn de originele trappen identiek (Trans 5 en 9). De onderkeldering is in alle gevallen gelijk, de kelder ligt onder de voorste helft van het huis, uitgezonderd onder de gang. Ook de balklagen en de kapconstructie zijn gelijk. Mogelijk zijn de huizen door één timmerman-metselaarcombinatie gebouwd.
Afb. 180. Trans 5. Plattegrond, doorsnede en details.
In de late 19de eeuw is het interieur gemoderniseerd en werd tegen de achtergevel een serre aangebouwd. Ook werden de vensters in voor- en achtergevel, uitgezonderd het vlieringvenster aan de achterzijde vernieuwd.
| |
| |
| |
Vismarkt 4, 5
Oude adressen
Vismarkt 5 en 6;
Wijk F, nr 98 en 99.
| |
Karakteristiek
Een middeleeuws diep huis, oorspronkelijk voorzien van een houten voorgevel, bestaande uit drie bouwlagen, een zadeldak met voor- en achterschild met de nok loodrecht op de voorgevel, één kelder onder het gehele huis en één onder een deel van het achtererf en een werfkelder.
De huidige voorgevel is een 17de-eeuwse, drie vensters brede lijstgevel.
| |
Literatuur
- | ‘Bijdragen voor onderhoud en herstel’, Jaarverslag UMF 1956/1957, blz. 11-14. |
Afb. 181. Vismarkt 4, 5.
- | hulzen, a. van, Utrecht op oude foto's, van De Weerd naar Tolsteeg, Den Haag 1978, blz. 108-109. |
- | temminck groll, c.l., ‘Restauraties in Utrecht’, MOU 1958, blz. 14-15. |
- | temminck groll, c.l., ‘Een middeleeuws huis te Utrecht’, MOU 1958, blz. 25-28. |
- | temminck groll, 1963, blz. 94-95. |
| |
Afbeeldingen
- | Pieter Jansz. Saenredam, 1636. De Stadhuisbrug met de Domtoren, 1636. Tekening in pen in bruin en grijs en penseel in kleur. GAU/TA-Oudegracht (Bezembrug-Stadhuisbrug), 1636 (1). Zie afb. 183. |
- | A. Honich, 1662. Gezicht op het stadhuis. Schilderij. Centraal Museum Utrecht cat. nr 148. |
- | I. van Vianen en Specht, 1697. Gezicht op het stadhuis. Ingekleurde kopergravure. GAU/TA-Na.2.11. |
- | P.G. Vertin, 1867. Gezicht op oostzijde van de Vismarkt uit het noordwesten. Olieverf op paneel. Centraal Museum Utrecht cat. nr 328. |
- | Anoniem, ca 1880. Gezicht op de noordoostzijde van de Vismarkt. Foto. GAU/TA-Vismarkt, ca 1880 (3). Zie afb. 189. |
- | E.A. van Blitz & Zn, ca 1920. Vismarkt 4, 5. Foto. GAU/TA-Vismarkt 4, 5, ca 1920. |
| |
Beschrijving
Het huis staat op een gerende plattegrond met een oppervlak van ca 7,5 × 27,5 m.
Het bebouwde oppervlak is ca 7,5 × 11,2 m.
De voorgevel is een drie vensters brede lijstgevel. De vensters op de tweede verdieping zijn 17de-eeuwse kruisvensters, de kruisvensters op de eerste verdieping zijn in 1958 opnieuw aangebracht. Boven de vensters bevinden zich halfsteens rollagen.
De volle breedte van de begane grond wordt ingenomen door een winkelpui met twee deuren tussen drie vensters. Onder de bovenramen van deze onderpui is een naar achteren hellende luifel aangebracht. De achtergevel is een drie vensters brede, gepleisterde lijstgevel met enige in 1958 vernieuwde kloostervensters.
Boven zowel de begane grond als de tweede verdieping liggen vijf vakken
Afb. 182. Vismarkt 4, 5. C.L. Temminck Groll, 1958. Opmetingstekeningen voor de verbouwing in 1958.
| |
| |
Afb. 183. Vismarkt 4, 5. P. Saenredam, 1636. Gezicht op de Stadhuisbrug, met op de achtergrond de Vismarkt. Het hoge huis met houten gevel is Vismarkt 4, 5.
diepe moer- en kinderbalklagen evenwijdig aan de voorgevel met boven de tweede verdieping 15de-eeuwse sleutelstukken.
De moerbalken en kinderbinten boven de eerste verdieping zijn vervangen door stalen binten.
Het muurwerk, uitgezonderd dat van de voorgevel, bestaat uit baksteen van 28 × 14 × 6,5 à 7 cm; 10 lagen 76 cm.
De kapconstructie bevat vier tweejukkige eiken spanten met krommers.
De verdiepingshoogten zijn respectievelijk 4,5, 3,2 en 2,6 meter.
De begane grond is in de breedte in twee afzonderlijke delen gesplitst. Het rechterdeel bevat tegenwoordig de opgang voor de bovenwoningen.
Onder het gehele huis bevindt zich een kelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel. Belangrijke delen van het metselwerk in deze kelder bestaan uit baksteen van 30 à 31 × 15 × 7,5 cm; 10 lagen 80 à 82 cm. Achter het huis ligt rechts een kelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel, die waarschijnlijk bij een niet meer bestaande aanbouw heeft behoord.
De werfkelder, met een tongewelf loodrecht op de voorgevel, ligt voor de linker twee traveeën van het huis. Het voorste deel van de werfkelder en een kleine kelder er rechts naast, met een tongewelf evenwijdig aan de voorgevel, zijn 16de- of 17de-eeuws. Een kelder direct voor de rechter travee is niet meer toegankelijk.
Afb. 184. Vismarkt 4, 5. Vismarkt 1 tot en met 7 rond 1880.
| |
Geschiedenis
In de vroege 15de eeuw werd dit huis aan de Vismarkt gebouwd. In de oudste vorm had het een houten gevel met op beide verdiepingen en op zolderniveau een overkraging. De voorgevel is goed zichtbaar op de tekening van de Stadhuisbrug uit 1636 door P.J. Saenredam. Het vormde een onderdeel van een rij van huizen met houten gevels.
De achtergevel was een trapgevel met ezelsruggen en was in baksteen uitgevoerd. Uitgezonderd de voorgevel en de balklaag boven de eerste verdieping is de constructie echter ouder, vermoedelijk 14de-eeuws. De kelder rechtsachter het huis wijst op een, mogelijk eveneens 15de-eeuwse, aanbouw.
De werfkelders hadden oorspronkelijk nog niet de huidige lengte, de straat is in de 16de of 17de eeuw verbreed waarbij de kelders verlengd konden worden. Sporen in het metselwerk, aangetroffen bij een verbouwing in 1958, maken de aanwezigheid van een insteek in het achterdeel van het huis aannemelijk. De tweedeling in de breedte, die tegenwoordig nog bestaat, is al vroeg tot stand gekomen. De indeling van de kelder en de aanwezigheid van twee trappen tegen de voormuur van de kelder lijken hiermee samen te hangen.
In de 17de eeuw is na 1636 de houten voorgevel vervangen door de huidige stenen. Er zijn geen afbeeldingen bekend
| |
| |
waarop deze bakstenen gevel een geveltop heeft.
In de 18de eeuw zijn de kruisvensters op de eerste verdieping vervangen door schuifvensters. Deze zijn bij de restauratie van 1958 vervangen door kruisvensters. De trapgevel aan de achterzijde is in de loop van de 20ste eeuw afgebroken. In 1958 is het interieur ingrijpend verbouwd. Tegelijkertijd werd, met steun van Het Utrechts Monumenten Fonds, de voorgevel gerestaureerd.
Tot 9 mei 1970 is op de begane grond een viswinkel gevestigd geweest. De winkel van De Voest, een familie die daar vijf generaties hun bedrijf uitoefende, was de laatste van het grote aantal viswinkels aan de Vismarkt, die aansloten bij de op de Kalisbrug gevestigde markt.
Afb. 185. Voorstraat 3. J.A. Moesman, ca 1900. Voorstraat 1-5.
| |
Voorstraat 3
Oud adres
Wijk H, nr 555.
| |
Karakteristiek
Een in de 17de-eeuw met een verdieping verhoogd, middeleeuws, diep huis, bestaande uit aan de voorzijde twee bouwlagen, aan de achterzijde drie bouwlagen en één kap met de nok loodrecht op de voorgevel. Het gehele huis is onderkelderd.
De voorgevel is een in 1949 nieuw opgebouwde, drie vensters brede, ongepleisterde, ingezwenkte lijstgevel. Op de begane grond bevindt zich een etalage.
| |
Literatuur
- | kylstra, e.m., ‘Voorstraat 3’, in: abku 1984, MOU 1985, blz. 176-178. |
| |
Afbeeldingen
- | J.A. Moesman, ca 1900. Gezicht op Voorstraat 1 tot 5. Foto. GAU/TA-Voorstraat, ca. 1900-1910 (A). Zie afb. 185 |
- | Anoniem, 1930. Gezicht op Voorstraat 1 tot 5. Foto. GAU/TA-Voorstraat 1-5, 1930. |
- | Bouwtekening ‘Verbouwing Voorstraat 3’. GAU/SA6-bouwtek.; doos 405; Voorstraat 3; 1949. |
| |
Beschrijving
Het huis is gebouwd op een perceel van ca 19-20 × 6-7 m met een gerende rooilijn. Het huis zelf is ca 14-15 m diep. De voorgevel is een drie vensters brede, ongepleisterde, ingezwenkte lijstgevel. De vensters bevatten stolpramen. Op de begane grond is een brede winkelpui met links de voordeur van de bovenwoning. De achtergevel is een gepleisterde, twee ramen brede tuitgevel met op zolder een balkon daterend van de renovatie in 1984. Het balkon is in de plaats gekomen van een breed 18de-eeuws schuifraam. Rechts op de eerste verdieping bevindt zich een plee-uitbouw.
De begane grond is geheel ingericht als winkelruimte. Deze ruimte loopt door in een aanbouw op de binnenplaats. Aan de voorzijde zijn de begane grond en de verdieping respectievelijk 5 en 2,5 m hoog. De drie bouwlagen aan de achterzijde zijn respectievelijk 3,5, 2,5 en 2,5 m hoog. De indeling van de verdiepingen is in 1984 geheel gewijzigd.
De balklaag boven het voorste deel van de begane grond is samengesteld. De moerbalken, evenwijdig aan de voorgevel, liggen op een onderlinge afstand van 1,2 m hart op hart. Boven de eerste verdieping aan de achterzijde, en waarschijnlijk ook boven de begane grond, ligt een twee
| |
| |
Afb. 186. Voorstraat 3. E.M. Kylstra. Reconstructiedoorsnede, 14de eeuw.
Afb. 187. Voorstraat 3. E.M. Kylstra. Reconstructiedoorsnede, ca 1600.
vakken diepe samengestelde balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De van oorsprong vier vakken diepe, samengestelde balklaag aan de voorzijde boven de verdieping is door het verwijderen van de kinderbinten en het tussenleggen van balken enkelvoudig geworden. De balklaag boven de tweede verdieping die uit de eerste helft van de 20ste eeuw dateert, is enkelvoudig, evenwijdig aan de voorgevel.
De kap bevat vijf spanten met eiken krommers. Op verschillende onderdelen staan telmerken, die niet bij de huidige constructie behoren. Het achterste spant is bij de renovatie vernieuwd.
| |
Geschiedenis
De 14de-eeuwse voorganger waaruit het huidige huis is ontstaan, was een hoog, éénlaags, diep huis met een insteek aan de achterzijde. Hoewel het even diep was als het tegenwoordige huis had het slechts vijf balkvakken. De voorste drie balkvakken hadden een hoogte van 6 m. Onder de insteek was de hoogte 3,5 m, boven de insteek 2,5 m.
De constructie van het huis bestond uit een houtskelet met stenen zijmuren. Het huis had mogelijk drie stookplaatsen, één onder en één op de insteek, en één in de hoge voorruimte. De achtergevel was van baksteen. Aan de voorzijde had het huis een overkragende houten gevel. Rond 1600 is al het houtwerk uit het huis verwijderd en vervangen door zes vakken diepe moer- en kinderbalklagen direct opgelegd in de muren. De balklaag boven het hoge deel van de begane grond werd een meter verlaagd. De insteek bleef in wezen in het huis aanwezig en werd door een tussenmuur met houtskelet van het voorhuis gescheiden. Tegen de achtergevel werd een plee-uitbouw ten behoeve van de insteek aangebouwd. Zowel voor- als achterhuis werden met een verdieping verhoogd. In de kap zijn onderdelen van de middeleeuwse kapconstructie hergebruikt. De voorgevel werd vervangen door een uitkragende op vlucht gebouwde stenen opvolger. Tijdens de renovatie van 1984 is op de insteek een vroeg 18de-eeuwse, uit de hand geschilderde muurschildering aangetroffen, die leerbehang imiteerde. Bij deze insteekafwerking behoorde een niet meer bestaande eenvoudige Lodewijk xiv-schouw.
In de tweede helft van de 19de-eeuw is in het achterste deel van de hoge begane grond een nieuwe insteek aangebracht, waarop een nieuwe trap aansloot. Ten behoeve van deze insteek werden de moerbalken over een grote lengte tot de helft van hun hoogte afgehakt. De voorgevel is in 1949 geheel vernieuwd in een vorm, geinspireerd op de toen inmiddels afgetopte, 17de-eeuwse topgevel. De overkraging verdween hierbij. In 1984 is de gehele bovenwoning gerenoveerd en opgedeeld in appartementen.
| |
Voorstraat 14
Naam
D'Coninck van Poortugael.
| |
Oud adres
Wijk H, nr 456.
| |
Karakteristiek
Huis met een rijke gevelarchitectuur, gebouwd in 1619, bestaande uit drie bouwlagen, een zadeldak en een kelder. In de jaren 1895-1925 is het huis in fasen gerestaureerd. Deze restauratie betrof met name het interieur van de begane grond en de voorgevel. Als zodanig is het huis een goed voorbeeld van de toenmalige restauratieopvatting, gericht op reconstructie. Thans staat het huis in verbinding met het pand Predikherenstraat 3 en is het via een overbouwde achterplaats verbonden met een klein achterhuis.
| |
Bron
- | klück, b.j.m., Documentatierapport Voorstraat 14. Typoscript, 21-3-1984. Archief Onderafdeling Monumenten, Gemeente Utrecht. |
| |
Literatuur
- | campen, j.w.c. van, ‘Het huis “D'Coninck van Poortugael”’, JOU 1979, blz. 87-112. |
- | deodatus, j.a., Terschelling, stoeppalen belicht in samenhang met die, die elders in Friesland voorkomen. Terschelling 1978, blz. 37, 38. |
- | centraal museum utrecht, Catalogus van het Historisch Museum der Stad, Utrecht 1928, blz. 72. |
| |
Afbeeldingen
- | J.D. Berkhout, 1851. Opstand van de voorgevel. Tekening in sepia. GAU/TA-Voorstraat 14, 1851 (1). |
- | A. van Cuykenburgh, 1851. Opstand van de voorgevel. Aquarel. GAU/TA-Voortstraat 14 1851, (2). |
- | M.C. Bennik, 1851. Opstand van de voorgevel. Aquarel. GAU/TA-Voorstraat 14, 1851 (3). |
- | H.I. Brusse, 1851. Opstand van de voorgevel. Aquarel. GAU/TA-Voorstraat 14, 1851 (4). (afb. 189). |
- | C. Marcussen, 1877. Gezicht op de voorgevel van het huis. Foto. GAU/TA-Voorstraat 14, 1877 (1). |
- | P. Honnefeller, 1887. Gezicht op de voorgevel van het huis. Fotolitho. GAU/TA-Voorstraat 14, 1887 (1). |
- | Wegner en Mottu, 1894. Gezicht op de voorgevel. Fotolitho. GAU/TA-Voorstraat 14, 1894 (1). |
- | W.G. Baer, 1906. Gezicht op de voorgevel. Foto. GAU/TA-Voorstraat 14, 1906 (1). (afb. 190). |
- | Th. Verlaan, 1912. Opstand van de voorgevel van het huis. Aquarel. GAU/TA-Voorstraat 14, 1912 (1). |
- | Th. Verlaan, 1913. Afbeelding van ornamenten en profilen van de voorgevel van het huis. Pentekening. GAU/TA-Voorstraat 14, 1913 (1). |
- | Th. Verlaan, 1914. Opstand van de voorgevel van het huis. Aquarel en pentekening. GAU/TA-Voorstraat 14, 1914 (1). |
- | H.G. Lammerts van Bueren jr., ca 1925. Gezichten op de voorgevel en in één der vertrekken van het huis. Foto's. GAU/TA-Voorstraat 14, c. 1925 (1-3). |
- | Van Agtmaal, ca 1925. Gezicht op de voorgevel van het huis. Foto. GAU/TA-Voorstraat 14, c. 1925 (4). (afb. 188). |
| |
| |
Afb. 188. Voorstraat 14. Van Agtmaal, ca 1925. Sindsdien is de gevel niet noemenswaardig gewijzigd.
- | Anoniem, 1929. Gezichten op de voorgevel van het huis en in de benedenvertrekken en afbeeldingen van de gevelsteen en de twee schouwen. Koperdiepdruk. GAU/TA-Voorstraat 14, 1929 (1-7). |
- | Anoniem, 1939. Gezicht op de voorgevel van het huis. Koperdiepdruk. GAU/TA-Voorstraat 14, 1939 (1). |
| |
Beschrijving
Het huis ligt op een vrijwel geheel bebouwd perceel met een sterk gerende rooilijn van ca 5 × 8-14 m van rechts naar links. Hierdoor maakt de nok een scherpe hoek ten opzichte van de voorgevel en liggen ook de balken niet precies evenwijdig aan de voorgevel. De voorgevel is een trapgevel van twee vensters breed, op vlucht overkragend op een houten onderpui. De nog oorspronkelijke pui heeft een rond 1910 opnieuw aangebrachte luifel. Onder de luifel bevinden zich links twee gekoppelde vensters boven een natuurstenen plint, waarin een kelderluik; de deur is rechts daarvan aangebracht, met daarnaast nog een venster. De vier bovenlichten bevinden zich boven de luifel, tussen de gesneden houten consoles van de puibalk. De rechter console is gecombineerd met een gelijkvormige console in natuursteen. Ook de puibalk is voorzien van snijwerk. Boven de pui is de gevel langs de randen afgezet met natuurstenen blokken en banden, welke laatste aansluiten op de geleding van de vensters. Een geprofileerde bakstenen cordonlijst onder de vensters van de beide verdiepingen en het zolderraam geven de gevel een horizontale geleding. In het fries tussen de puibalk en de eerste cordonlijst zijn drie gevelstenen aangebracht. Eén in het midden, voorstellende een mansfiguur ten halve lijve met scepter en kroon geplaatst in een ronde nis met schelpmotief. Onder de figuur is de naam van het huis te lezen: ‘d'coninck van poortugael’. Rechts hiervan een gevelsteen met de voorstelling van een dubbele adelaar op een gekroond schild met een hartschild, waarop een klauwende leeuw, links een gevelsteen met het wapen van Portugal. De middelste steen en de voorstellingen op de beide buitenste stenen zijn in de 19de eeuw vernieuwd. Op de natuurstenen band tussen de vensters van de eerste verdieping is het jaartal 1619 aangebracht. De vensters van beide verdiepingen zijn in het eerste kwart van de 20ste eeuw aangebrachte kruisvensters met glas-in-lood en
luiken voor de onderste ramen. De vensters worden afgesloten door op natuurstenen consoles rustende korfbogen van geprofileerde baksteen en natuursteen blokken. Het 17de-eeuwse drielicht-zolderraam is eveneens in het eerste kwart van de 20ste eeuw weer voorzien van glas-in-lood en luiken. Dit venster wordt afgesloten met een tudorboog met dezelfde detaillering als de korfbogen. Geheel in de top bevindt zich een oeil de boeuf met een geprofileerde bakstenen rand met touwmotief en natuurstenen blokken. De treden van de top zijn gedekt door natuurstenen platen. Op de eerste trede staat een natuurstenen voluut. Op de tweede een stenen bol met prikkels, terwijl deze trede in het verticale vlak voorzien is van een halfrond pilastertje van baksteen op een leeuwekop in natuursteen. Beide verdiepingen en de geveltop zijn voorzien van rijke sierankers. Voor het huis ligt een zwart-wit betegelde stoep, aan de rechterzijde afgesloten met een bank en aan de straatzijde begrensd door drie gebeeldhouwde hardstenen stoeppalen. Deze palen dateren wel uit de 17de eeuw, maar zijn van Terschelling afkomstig. De stoeppartij is in zijn geheel omstreeks 1920 aangebracht.
De achtergevel is een gepleisterde tuitgevel, door aanbouwen grotendeels aan het zicht onttrokken. De houten onderpui met glas-in-lood is er later, in de periode van de restauratie, ingebracht. De linker zijmuur is een gemene muur met nr 12. In deze 14de-eeuwse anderhalfsteens muur is, in een recent aangebracht muurkastje voor in nr 14, een eiken muurstijl van nr 12 zichtbaar.
Boven zowel de begane grond als de beide verdiepingen ligt een moer- en kinderbalklaag van vijf vakken diep. Op de begane grond en de tweede verdieping zijn de moerbalken voorzien van ojief-vormige sleutelstukken.
De kap bevat vier spanten van twee jukken met een a-juk als top op de twee achterste en een a-juk met dubbele
| |
| |
Afb. 189. Voorstraat 14. H.I. Brusse, 1851.
haanhouten op de twee voorste spanten. De spantbenen zijn van achteren naar voren nummerend, voorzien van gestoken telmerken, rechts eitjes en links streepjes. De jukdekbalken van de spanten 1 en 2 zijn opnieuw gebruikte oudere eiken balken. De bovenste jukken zijn vermoedelijk in de periode van de restauratie vernieuwd terwijl de sporen en het beschot van de kap uit een nog recentere periode dateren.
Het huis is over de volle diepte voorzien van een kelder, gedekt met een enkelvoudige balklaag. Hier en daar zijn de balken voorzien van eenvoudige sleutelstukken. De strijkbalk tegen de achtergevel rust op natuurstenen consoles. Ter plaatse van de stookplaats van de begane grond ligt ook
Afb. 190. Voorstraat 14. W.G. Baer, 1906. Duidelijk zijn op de afbeeldingen 189, 190 en 188 de verschillende stadia van de restauratie te volgen.
in de kelder een raveling en zijn de balken verzwaard uitgevoerd. Op het kelderluik aan de voorzijde sluit een niet meer als zodanig functionerende keldertrap aan. De begane grond is door middel van een houten binnenpui in een voor- en achterruimte ingedeeld. Rechts aansluitend op de binnenpui bevindt zich de trap naar de verdiepingen. Hieronder ligt de toegang tot de kelder. Tegen de linker zijmuur staat in de achterkamer de schouw. De beide verdiepingen zijn van een recente indeling voorzien.
Het interieur van met name de begane grond bestaat uit een mengeling van origineel 17de-eeuws werk, opnieuw gebruikt 17de-eeuws materiaal en 19de- en 20ste-eeuwse aanvullingen. Het onderscheid hierin is niet altijd duidelijk aan te geven, daar het interieur in de loop van de langdurige restauratieperiode zonder documentatie aangebracht en hersteld is. Zo staat in het voorvertrek onder de linker vensters een waarschijnlijk geheel vernieuwde dubbele vensterbank met tafel. Eveneens geheel nieuw lijkt de steektrap naar de verdieping.
De binnenpui vertoont een opbouw in onder- en bovendeel, gescheiden door een forse kroonlijst. De beide delen zijn in vijf vakken ingedeeld. De vakken van het onderste deel worden van rechts naar links, gezien vanuit het voorvertrek, ingenomen door: de trap naar de verdieping, aan de zijde van het achtervertrek gecombineerd met de trap naar de kelder
| |
| |
en een kast, de verbindingsdeur tussen voor- en achtervertrek, twee vakken ten behoeve van de lichttoetreding, een vak met een kast aan de zijde van het achtervertrek. De drie middelste vakken zijn opgebouwd uit eikehouten panelen waarboven een boogvormig raam met glas-in-lood in een rechthoekig paneel. Deze opbouw is ook gebruikt voor de toegang tot de kelder en de beide kastdeuren. De bovenste vakken zijn, met uitzondering van dat waar de trap doorheen gaat, gevuld met glas-in-lood. De kroonlijst is aan de voorzijde voorzien van een decoratie met pijpen, waartussen driemaal een acanthusblad als middenelement. Ook de moerbalk waaronder de pui staat, is aan deze zijde betimmerd als kroonlijst met dito snijwerk. Aan de achterzijde is de moerbalk niet omtimmerd en is de kroonlijst met alleen de gebruikelijke profilering uitgevoerd. Aan beide zijden zijn de zwikken ter weerszijde van de vensters en deuren gevuld met een bloemmotief. Aan de voorzijde is boven elke kast ‘anno-1619’ uitgesneden, terwijl boven de kasten aan de achterzijde de spreuk ‘ora et labora’ aangebracht is. Welke onderdelen van de pui als origineel dan wel als restauratiewerk moeten worden beschouwd is niet nader onderzocht. De vloer van beide vertrekken is belegd met witte en zwarte marmeren tegels in schaakbordpatroon.
De plinten zijn afgewerkt met wandtegels, waarop diverse motieven, waaronder kinderspelen, staan afgebeeld. In de rechtermuur is aan de achterzijde een, vermoedelijk uit de restauratieperiode daterende, ondiepe muurkast met omtimmering aangebracht. Een veel kleiner muurkastje met een mogelijk ouder deurtje met gesmeed hang- en sluitwerk is aangebracht in de linkermuur. Tegen deze wand staat een kolommenschouw met rechthoekige rookkap, afgewerkt met een eenvoudig houten fries. De kolommen en pilasters zijn van hardsteen, geschilderd als imitatie van marmer. Slechts de basementen en kapitelen zijn van wit marmer. De achterwand van de schouw is betegeld met tegels, waarop diverse motieven, waaronder schaatstaferelen, afgebeeld staan. De voorstelling op de gietijzeren haardplaat stelt de aanbidding van de drie koningen voor, daaronder in een cartouche het jaartal 1665. Ook deze schoorsteenpartij is vermoedelijk bij de restauratie aangebracht, dan wel hersteld met gebruikmaking van, overigens origineel, 17de-eeuws materiaal, zoals de tegels en de haardplaat. In de linker achterhoek is halverwege een houten entresol ingebouwd, omgeven door een leuning met gedraaide ronde balusters. In de achterwand sluit hierop een thans loos 17de-eeuws deurtje aan. Evenals de deuren in de binnenpui bezit dit deurtje een getoogd paneel met gesneden zwikvulling. Onder de entresol is tegen de rechterwand een uit oudere onderdelen samengestelde kastenbedstedewand ingebracht.
De balklaag is beschilderd met okergele ranken tegen een rood fond op de moerbalken en een donkergroen fond op de vloerplanken en de kinderbinten. De zijkanten van de kinderbinten zijn daarentegen weer rood geverfd. Op de sleutelstukken zijn wapenschildjes geschilderd. Waarschijnlijk is de beschildering bij de restauratie vernieuwd, waarbij uitgegaan kan zijn van oude sporen van beschildering.
Op de eerste verdieping staan tegen de linkermuur twee 19de-eeuwse schouwen; de voorste met een marmeren schoorsteenmantel, de achterste met een gemarmerde houten mantel. In de rechtermuur is recent een thans loos ouder deurtje met 19de-eeuwse figuratieve beschildering herplaatst. Aansluitend op de steektrap van de begane grond naar de verdieping staat hier de oorspronkelijke tot de zolder doorgaande 17de-eeuwse spiltrap met ingesneden leuning. De treden van de eerste verdieping naar de tweede zijn vernieuwd. Die van de tweede verdieping naar de zolder zijn origineel en hebben oortjes aan de zijde van de spil. De knop van de spil is afgezaagd.
Op de tweede verdieping staat tegen de linkermuur aan de voorzijde een schouw met 19de-eeuwse marmeren schoorsteenmantel, vergelijkbaar met die op de eerste verdieping. In de hoekkast tegen de linkermuur is bij een recente herindeling een 19de-eeuwse rondgebogen paneeldeur, afkomstig uit een WC-ombouw, opnieuw gebruikt.
| |
Het achterhuis
Van dit kleine op vrijwel vierkante plattegrond gebouwde achterhuis is het geenszins duidelijk of het vanouds bij het huis Voorstraat 14 behoord heeft. Evenals het pand Predikherenstraat 3 is het niet nader onderzocht.
De enige twee op het moment in het oog lopende onderdelen in het achterhuis bestaan uit: een tegen de achterwand staande, waarschijnlijk geheel 19de-eeuwse schouw in neo-Lodewijk xiv-stijl. De mantel is van gemarmerd hout, de boezem van (asbest?) plaatmateriaal met beschildering. In de rechterhoek staat een hier vermoedelijk in de restauratieperiode geplaatst laat 18de-eeuws houten steektrapje met gesneden beginbaluster en ellipsvormig gedraaide spijlen.
| |
Geschiedenis
De oudste vermelding van het perceel met bebouwing dateert van 1582. Van 1609 tot 1644 was het huis eigendom van chirurgijn Dirck van Toll. Deze liet de huidige voorgevel bouwen, waarbij tevens waarschijnlijk het gehele huis vernieuwd werd. Voor dit nieuwe huis werd gebruik gemaakt van de 14de-eeuwse gemene muur met nr 12. Ten gevolge hiervan is waarschijnlijk ook de sprong en de daarmee gepaard gaande verbreding van het huis naar achteren toe, in de linker zijmuur ontstaan. Mogelijk zijn de eiken jukdekbalken in de kap uit het oudere huis afkomstig.
De oudste vermelding van de naam van het huis dateert van 1679. Van Campen tracht in zijn artikel aan de hand van historische gebeurtenissen en de afbeeldingen op de gevelstenen een verklaring voor deze naam te vinden. Zonder werkelijke sluitende bewijsvoering meent Van Campen hierin een bedekte politieke toespeling te kunnen zien. Deze zou ten gunste gericht zijn op de vredespolitiek van Philips III, sinds 1580 ook koning van Portugal, en tegen het beleid van Prins Maurits, door wiens toedoen in het jaar 1619 Johan van Oldebarneveld onthoofd was.
De hoofdmassa van het huis lijkt na de bouw van 1619 niet meer ingrijpend gewijzigd te zijn. Mogelijk stond linksachter een keukenaanbouw, waarvan de verdieping of de zolder via het deurtje op de entresol bereikbaar was.
De indeling van de begane grond is, ook al zou deze in de periode van restauratie geheel gereconstrueerd zijn, zeer aannemelijk als oorspronkelijke. Een indeling in een onverwarmde voorruimte en een achterkamer met stookplaats was niet ongebruikelijk. De nog originele plaats van de spiltrap, tegenover de wand met de stookplaats, versterkt deze opzet. De spiltrap liep oorspronkelijk door tot op de begane grond.
In de late 18de eeuw en in de loop van de 19de eeuw onderging het huis een aantal wijzigingen. Tijdens de Bataafse tijd werden de wapens van de beide buitenste gevelstenen weggehakt. Van Campen tracht in zijn artikel onder andere de geschiedenis van de stenen te recontrueren: de middelste gevelsteen is in de loop van de 19de eeuw vermoedelijk twee maal vernieuwd. Uit 1825 is een tekening bekend van de hand van N. van der Monde, voorstellende een eenvoudige geharnaste soldaat. In het Centraal Museum wordt een gipsafgietsel bewaard uit ca 1900, waarop de figuur een meer koninklijk uiterlijk, met bijvoorbeeld een kroon, heeft verkregen. Het onderschrift ontbreekt echter op dit afgietsel. De
| |
| |
Afb. 191. Voorstraat 14. Situatie, plattegronden en doorsnede.
huidige steen is vermoedelijk tijdens de Lammerts van Bueren-restauratie aangebracht. Op de linker gevelsteen was oorspronkelijk een enkele adelaar afgebeeld.
Rond 1860 werden de ramen in de voorgevel vernieuwd tot schuiframen met roedeverdeling. De vensters van de eerste verdieping werden door de cordonlijst heen naar beneden toe vergroot. In deze tijd was de pui ingedeeld met twee voordeuren, één ter plaatse van de huidige en één rechts daarnaast. De luifel en de stoeppartij waren toen niet aanwezig. In plaats hiervan werd de stoep aan beide zijden afgesloten met 18de-eeuwse smeedijzeren krulhekken. De beide verdiepingen waren met houten wanden ingedeeld in een aantal kamers en alkoven. Tussen 1850-'60 werd de familie Lammerts van Bueren eigenaresse van het pand. De opeenvolgende generaties zijn als huisschilder werkzaam geweest. Tijdens de bewoning door Reinier Jacob Lammerts van Bueren, werd vanaf 1895 met de restauratie aangevangen, deze zou tot ca 1925 duren. De voorgevel werd weer van een luifel voorzien, waarbij de rechter voordeur kwam te vervallen. De schuiframen werden vervangen door kruiskozijnen met glas-in-lood en luiken, de doorgebroken cordonband werd aangevuld. Voor de aanleg van de stoeppartij werden de stoeppalen aangekocht, van een type dat vanouds veel in Utrecht voorkwam.
Van Campen vermeld, echter zonder bronvermelding, dat deze afkomstig waren uit IJsselstein. Deodatus geeft, met bronvermelding, als plaats van herkomst Terschelling. Het interieur van de begane grond werd eveneens gerestaureerd. Hierbij maakte men gebruik van 17de-eeuwse, mogelijk uit het huis afkomstige, onderdelen, die, waar nodig, met nieuw werk werden aangevuld.
Na 1948 had het pand verschillende andere bewoners en functies. Sinds 1978 is de begane grond in gebruik als restaurant. In 1984 is door de huidige eigenaar een weinig ingrijpende verbouwing-restauratie uitgevoerd. Hierbij is de 19de-eeuwse indeling van de beide verdiepingen vernieuwd. In het nieuwe interieur werden oudere onderdelen opgenomen.
| |
Wittevrouwenstraat 26-36 (even)
Oude adressen
Ridderschapstraat 1: Wijk H, nr 735 Wittevrouwenstraat 26-36 (even): respectievelijk Wijk H, nr 643, 642, 641, 640, 639, 638.
| |
Karakteristiek
Oorspronkelijk een rij van zeven, gekoppelde, diepe huizen daterend uit 1709. De huizen hadden alle klokgevels en zadeldaken met een vrij flauwe helling met de nok loodrecht op de voorgevel. De huizen bestaan uit drie bouwlagen, een zolder en een kelder.
Doordat de rij aan de linkerzijde door de Ridderschapstraat en aan de rechterzijde door de voormalige Kloostersteeg wordt begrensd had zij twee hoekhuizen.
Het linker hoekhuis, Ridderschapstraat 1, is in 1911 geheel door nieuwbouw vervangen.
| |
Bronnen
- | Vroedschapsresoluties. GAU/SA2-inv. nr 121; 1709; fol. 215 recto en verso. |
- | Vroedschapsresoluties. GAU/SA2-inv. nr 121; 1711; fol. 152 verso. |
| |
Literatuur
- | van der monde, 1844, blz. 211. |
| |
Afbeeldingen
- | Anoniem, ca 1890. Exterieur Ridderschapstraat 1. Autotypie. GAU/TA-Ridderschapstraat 1, 1890(1). |
- | Dienst Openbare Werken, ca 1910. Ridderschapstraat 1, Wittevrouwenstraat 26 en 28 uit het zuidwesten. Foto. GAU/TA-DOW 132 C. Zie afb. 196. |
| |
| |
Afb. 192. Wittevrouwenstraat 26-36.
Afb. 193. Wittevrouwenstraat 26. Muuranker in de zijgevel.
Afb. 194. Wittevrouwenstraat 26-36. P. Ruysch, 1647. Tekening van het niet uitgevoerde plan voor de aanleg van de Ridderschapstraat in 1647. Wittevrouwenstraat 26-36 en Ridderschapstraat 1 werden gebouwd op de drie percelen rechts van de kerk van het Wittevrouwenklooster.
| |
| |
Afb. 195. Wittevrouwenstraat 26-36, Ridderschapstraat 1. E.M. Kylstra. Reconstructie van de gevelrij.
Afb. 196. Ridderschapstraat 1, Wittevrouwenstraat 26 en 28. Opname ca 1910.
| |
Beschrijving
Het perceel waarop de zeven huizen staan, heeft een grotendeels rechthoekige plattegrond met een onregelmatige achtergrens. De breedte is ca 35 m, de minimale diepte ca 26,5 m. Wittevrouwenstraat 28 tot 36 zijn alle ca 5 m breed en ca 15,5 m diep, de twee linker huizen zijn, ook oorspronkelijk, ca 3 m dieper uitgebouwd.
De nummers 26 tot en met 32 hebben nog de oorspronkelijke klokgevels met een éénsteens rollaag en een zandstenen halfronde bekroning. Bij de huizen 34 en 36 zijn de klokgevels door verlaging veranderd in lijstgevels, waarbij de voorschilden van de daken met elkaar verbonden werden.
Geen van de huizen heeft meer een oorspronkelijke onderpui, de pui van nummer 30, daterend uit het begin van de
| |
| |
19de eeuw, heeft waarschijnlijk nog wel de 18de-eeuwse indeling met één deur aan de zijkant en twee vensters. De winkelpui van nummer 28 is laat 19de-eeuws. Bij de overige huizen zijn de puien 20ste-eeuws en herhaaldelijk gewijzigd. De vensters op de verdiepingen zijn eveneens herhaaldelijk veranderd. De anderhalfsteens strekken boven de vensters zijn over het algemeen nog ongewijzigd; onder de onderdorpels bevinden zich halfsteens rollagen.
Een enkel huis heeft 19de-eeuwse schuiframen met roedeverdeling. De zijgevel van nummer 36 heeft een onregelmatige venster- en deurverdeling. Twee vensters zijn oorspronkelijk, de overige zijn later aangebracht of vergroot. De achtergevels zijn ongepleisterde tuitgevels met klezorenhoekverband. De tuitgevel van nummer 34 is hoger opgetrokken en van een lijst voorzien, die van nummer 36 is veranderd ten behoeve van een mansardedak.
Op de rechter zijgevel van het diepere huis Wittevrouwenstraat 26 bevindt zich achteraan een rijk 16de-eeuws sieranker, waarvan de herkomst niet duidelijk is. Van de oorspronkelijke indeling in de huizen is vrijwel niets meer aanwezig. Het interieur van de verdiepingen van nummer 30 is vroeg 19de-eeuws. Waarschijnlijk al in de 18de eeuw waren tegen de achtergevels keukens aangebouwd, nergens is deze uitbouw echter meer de oorspronkelijke.
De huizen hebben over de volle diepte een kelder met een tongewelf loodrecht op de voorgevel. Ook bij het nieuw gebouwde huis Ridderschapstraat 1 is de oorspronkelijke kelder nog aanwezig. Boven zowel de begane grond als de verdiepingen liggen enkelvoudige balklagen evenwijdig aan de voorgevel. De kapconstructie bevat eenvoudige spanten en gordingen. Slechts bij de nummers 34 en 36 is deze constructie gewijzigd.
| |
Geschiedenis
Op 12 augustus 1709 gaf de Utrechtse Vroedschap Justus van den Bosch, meester-timmerman, toestemming ‘de grond en opstal vant bouwvallige Wittevrouwe kerkie met het pleijn daer voor’ in eigendom over te nemen. Hij mocht de gebouwen afbreken en het terrein bebouwen met ‘seven bequame huijsen omme tot alle borger neeringe te konnen en mogen worden gebruijkt’. Ook de overgelegde tekeningen werden goedgekeurd.
Bij het overlijden van Justus van den Bosch, in december 1710, was de bouw nog niet afgerond. Zijn weduwe vroeg dan ook in maart 1711 toestemming een hypotheek van zesduizend gulden te mogen afsluiten om de ‘timmeringe verder te perfecteren ende nogh onbetaelde materialen en arbeijdsloonen tot voorschreeve werk geemploijeerd daer uijt te voldoen’.
Justus van den Bosch trad op als projectontwikkelaar en eigenaar. De huizen werden gebouwd als huurhuizen, met de mogelijkheid ze als winkelwoonhuis te gebruiken.
De twee hoekhuizen waren anders uitgevoerd dan de overige, beide hadden hun ingang in de zijgevel. Nummer 36 had een groter erf, dat achter nummer 34 doorliep. Hierdoor was het mogelijk een bedrijf uit te oefenen: in de 18de en 19de eeuw is er enige tijd sprake van een grutmolen.
Het hoekhuis aan de Ridderschapstraat had de beschikking over een koetshuis, dat later werd afgesplitst en in 1857 werd gesloopt. Dit huis en het hoekhuis werden in 1911 gesloopt en vervangen door een garagebedrijf met bovenwoning.
| |
Zadelstraat 41
Oud adres
Wijk E, nr 403.
| |
Karakteristiek
Een laat middeleeuws huis van twee bouwlagen, kelders en een zadeldak met een wolfeind aan de voorzijde. Een opmerkelijk en voor Utrecht zeldzaam element vormt de ca 60 cm dikke tussenmuur, die het huis in de diepte in tweeën deelt en waarin de stookplaatsen opgenomen zijn.
| |
Literatuur
- | temminck groll, 1963, blz. 95. |
| |
Beschrijving
Het huis heeft een oppervlakte van ca 5,5 × 10,5 m en beslaat daarmee, op een kleine achterplaats na, het gehele perceel. Op het plaatsje staat nog een buitenplee. De 17de-eeuwse ongepleisterde twee vensters brede voorgevel heeft thans de vorm van een lijstgevel, opgetrokken tot zolderniveau en daarmee een derde bouwlaag suggererend. Van de oorspronkelijke topgevel resteert links een trede met natuurstenen afdekplaat. De steen is gemetseld in kruisverband met hoekklezoren. De begane grond wordt ingenomen door een 19de-eeuwse houten winkelpui
Afb. 197. Zadelstraat 41. Plattegronden en doorsneden.
met kroonlijst op consoles. De winkeldeur is asymmetrisch geplaatst, rechts van het midden. Onder de linker etalageruit bevindt zich een kelderlicht. De vensters van de verdieping bevinden zich, gezien de anderhalfsteens getoogde strekken nog op de originele plaats maar zij zijn in de 19de eeuw vergroot en voorzien van schuiframen. De zoldervensters zijn kleiner van afmeting en aangebracht bij de verbouwing tot lijstgevel. Zij worden afgesloten met een rollaag.
De achtergevel is een ongepleisterde tuitgevel met vlechtingen. (bs. 29 × 14 ×
| |
| |
Afb. 198. Zadelstraat 41.
6,5 cm; 10 lagen 78 cm) Op kelderniveau is deze tweesteens, daarboven anderhalfsteens en in de top steens. Op de begane grond bevindt zich een 18de-eeuws deurkozijn met bovenlicht met roedeverdeling. Dit kozijn is gekombineerd met het raamkozijn en kelderlicht, vanaf het plaatsje gezien rechts daarnaast. Op de verdieping en in de top is één venster aangebracht, beide voorzien van een 19de-eeuws raam. Geheel boven in de top tekent zich de omtrek af van een thans dichtgezet vlieringluik.
Inwendig deelt een tussenmuur, die op kelderniveau ca 60 cm dik is, het huis in twee ongelijk grote delen. Deze muur begint in de kelder en gaat door tot en met de verdieping, waarna de rookkanalen, die zich erin bevinden als schoorsteen van ca één meter in het vierkant tot boven de nok voortgezet worden.
De balklagen bestaan naar alle waarschijnlijkheid zowel boven de begane grond als boven de verdieping uit moer- en kinderbalken. De kinderbinten zijn echter in het geheel niet zichtbaar, de moerbalken slechts ten dele. Het voorste deel van het huis is drie, het achterste twee vakken diep.
Het dak rust op twee eiken spanten voor, en één spant achter, elk bestaande uit twee jukken met een makelaar, waarop een nokgording. De zolder is met 19de-eeuwse kraalschroten betimmerd en in twee kamertjes ingedeeld. Hierbij zijn verschillende korbelen van de onderste jukken verwijderd.
Ten gevolge van de tussenmuur wordt ook de kelder in twee ongelijke delen gedeeld. De voorste kelder, de grootste, wordt gedekt door een 18de-eeuwse enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de straat. In deze kelder bevindt zich tevens de keldertrap tegen de rechter zijmuur, waaronder zich een vermoedelijk laat 18de-eeuwse mogelijk begin 19de-eeuwse houten bedstede- en kastenwand bevindt. Uit deze zelfde tijd dateert de keukenkast tegen de linker zijmuur en de hardstenen aanrecht aan de voorzijde onder het kelderlicht.
De achterste kelder is toegankelijk via een vermoedelijk 17de-eeuws spiegelgeklampt deurtje. Deze kelder is overwelfd met twee troggewelven op een gordelboog evenwijdig aan de voorgevel. In de tussenmuur zijn hier aan de linker zijde sporen van een dichtgezet kelderlicht of luik waarneembaar.
De indeling van de begane grond en de verdieping wordt sterk bepaald door de tussenmuur, ten gevolge waarvan steeds een voor- en achtervertrek ontstaan. Op de begane grond is het voorvertrek tot winkel ingericht. Hier bevindt zich ook de houten steektrap naar de verdieping. De vloer van het achterste deel ligt ca 25 cm hoger dan die van het voorste deel. Van de achterkamer is, vermoedelijk in de 17de-eeuw, rechts een gangetje naar achteren afgescheiden. Deze gang heeft een vloer van zwarte en witte marmeren tegels. De achterkamer bezit een stookplaats tegen de binnenmuur. Ook de achterkamer op de verdieping heeft de stookplaats tegen de binnenmuur. De voorkamer op de verdieping heeft daarentegen een waarschijnlijk later aangebrachte stookplaats tegen de linker zijmuur.
Het interieur van de winkel en van alle kamers heeft een sobere 19de-eeuwse afwerking met stucplafonds en houten schoorsteenmantel.
| |
Geschiedenis
Het huis is gelegen op een historisch belangrijke plaats, aan de zuidzijde gelegen aan de Zadelstraat, naar aangenomen wordt de oudst geplaveide straat in Utrecht en reeds in 1165 genoemd, en aan de noordzijde begrensd door het kerkhof van de oudste parochiekerk, de Buurkerk. Veel van de huizen aan deze zijde van de Zadelstraat en het Buurkerkhof bestaan uit twee delen. Mogelijk betreft het vrij ondiepe huizen aan de Zadelstraat, die later uitgebreid zijn ten koste van het kerkhof.
Deze veronderstelling kan enig licht werpen op de voor Utrecht zo ongewone situatie van een dikke middeleeuwse tussenmuur met stookplaatsen in een relatief klein huis. Wellicht betreft het hier een oorspronkelijk geheel of gedeeltelijk vrijstaande achtermuur, die later als binnenmuur in het huis opgenomen is. In de vroege 17de eeuw werd het huis van een nieuwe voorgevel en vermoedelijk ook van een nieuwe kap voorzien. Bij deze gelegenheid werd wellicht tevens het gangetje naast de achterkamer afgescheiden.
In de late 18de of begin 19de eeuw werd de kelder onder het voorste deel van het huis tot keuken ingericht. Hiertoe werd een nieuwe balklaag, kast en bedstede alsmede een hardstenen aanrecht aangebracht.
Rond het midden van de 19de eeuw werd het huis nogmaals verbouwd, waarbij de nieuwe winkelpui aangebracht werd en vermoedelijk tevens de topgevel tot lijstgevel werd verbouwd en de vensters vernieuwd werden. De sobere afwerking van het interieur dateert waarschijnlijk ook uit deze periode.
|
|