‘Ja, zo is het precies goed! Beeldig! Het wit van de hoed laat uw frisse teint zo goed uitkomen!’
‘Ja, daar hebt u gelijk in. Ik neem hem.’
Toen stak een dame haar hoofd door de deur.
‘Kunnen we kijken?’
‘Ja, kom binnen.’
Drie anderen volgden haar. Ik bekeek hen nauwkeurig: jazeker, het waren hoeren - maar sjiek! sjiek! Zijden jurken, hoogopgestoken blonde en bruine kapsels, en wat een prachtige huidskleur! Nu, ik wist wel dat 't uit een doosje kwam, maar wat rook het lekker!
Zij pasten alle hoeden.
‘O, dat grijs met die vergeet-mij-nietjes!’
‘Ik neem die met de gele linten en de rozen...’
Eén van de vrouwen nam me bij de kin en zei:
‘Hm... hoe oud ben je?’
‘Dertien.’
‘Nog 'n jaar of twee, drie, en ze is een schoonheid.’
Ze gaf me wat zuurtjes.
De eerste verkoopster was druk in de weer: ze hielp met passen, strikte linten, trok lokjes onder de hoeden tevoorschijn en zwengelde zo heftig aan haar eigen ‘Pamela’ tot die haar bijna over de ogen zakte. Tenslotte verkocht ze vijf hoeden inplaats van twee, zoals ze had gedacht: ze kostten twaalf gulden per stuk en werden contant betaald. Ik kreeg voor mezelf een kwartje en nog meer zuurtjes. Maar toen we buiten stonden zei ik:
‘Ik dacht dat we naar een meisjespensionaat zouden gaan, maar dit was een bordeel.’
‘O, wij noemen het altijd pensionaat om het platte woord dat jij gebruikt te vermijden.’
‘Maar wat zegt u dan tegen een echt pensionaat?’
En toen er geen antwoord kwam, vervolgde ik:
‘Ik wist niet dat wij aan hoeren verkochten.’