de keuken ligt. Zij lezen en schrijven daar - dat noemen ze werken. Later zijn ze naarboven gegaan omdat ze het niet meer konden uithouden. Toen ik ook boven moest zijn en nog altijd zong, keken ze mij aan alsof ik een ruit had gebroken, maar zeiden niets. Ik wou nog doorgaan met zingen toen ik er met de kleine meid uit moest. Toen zijn de zoons snel weer naarbeneden gegaan en heeft mevrouw gevraagd of ik nog niet moe was, omdat ik de hele ochtend al gezongen had tot de ruiten ervan rinkelden en hun hoofd ervan dreunde.
Ach ja, nou weer hun hoofd! En moet je háár horen, als ze aan de piano zit te zingen, een kakelende kip is er niks bij. Alles wat wíj doen vinden de rijken lelijk, en wat ze zelf doen, mooi...
Toen Willem van school kwam, vroeg ik hem of hij mijn zingen ook lelijk vond.
‘Nee hoor, en moeder zegt ook dat je een goede stem hebt en dat 't jammer is dat je hem wel nooit zult kunnen ontwikkelen.’
‘Ontwikkelen? Maar ik hoef mijn stem niet te ontwikkelen - die héb ik. Wat praat jij nou voor onzin... Zingen kun je niet leren, zegt mijn vader die zelf zingt zonder het geleerd te hebben, het is een gave van de natuur.’
‘Maar Keetje, als je nu...’
‘Ach welnee, 't is net als met je nichtje, als je lelijke tanden hebt dan helpt een gouden beugel ook niet.’
‘Maar Keetje...’
Ik liep weg, smeet de deur achter me dicht en ging naar zolder waar ik meer dan een uur bleef pruilen. Maar, dacht ik tenslotte, ze zijn toch vriendelijk gebleven en mevrouw heeft háást niks gezegd. Allen - zingen doe ik niet meer; ik had gedacht hun een plezier te doen en jawel, alles wat ik zeg of doe valt altijd verkeerd. En dan mijn stem ontwikkelen! Is ze soms niet goed genoeg, heeft iemand er soms hin-