‘Nou, dan moest je maar eens een paar flessen wijn voor moeder meenemen.’
‘Nee, Dirk, zeg haar zoiets niet, nee, dat wil ik niet hebben,’ protesteerde moeder.
‘Stil toch!’
‘Nee, ik durf niet, vader. Nu en dan gaat de zoon naar beneden om een hele fijne fles te halen, en dan komt hij er natuurlijk achter dat er flessen ontbreken. Er liggen telkens twee rijen van zes op elkaar, en als ik een fles wegneem, ziet hij het.’
‘Je moet niet een of twee flessen wegnemen, maar een hele rij, dan merken ze het niet.’
‘En hoe moet ik die zes flessen de deur uit krijgen?’
‘Je legt ze in het kolenhok onder de steenkool en elke ochtend verstop je er twee in de vuilnisbak, die je voor de deur zet: dan zorg ik wel voor de rest.’
‘Ja, zo zou het wel kunnen,’ zei Mina na een ogenblik nadenken.
‘En zou je ook een van de broeken van de oude heer mee kunnen brengen? Hij is verlamd en draagt ze dus toch niet meer.’
‘Een broek? Hoe moet ik die meenemen? De oude vrouw geeft mij elke avond mijn twee boterhammen op het moment dat ik de deur uitga.’
‘Je moet er ook geen pakje van maken, vanzelf niet, dat zou onverstandig zijn. Je moet de broek aantrekken en de pijpen omslaan tot aan de knie. Als je ze met een speld vastzet blijven ze zitten en geen mens ziet er iets van.’
‘Ajakkes nee! Er zitten allemaal schilfers op de oude man z'n vel en hij zit er steeds aan te krabben tot zijn