kieperen. Maar omdat Dirk zo jammerde, zei moeder met een knipoogje naar de anderen, dat hij de dieren mocht houden. In een van de hoeken maakte hij op de grond een nest van zijn kleren, waar hij de kat en haar kleintjes in deponeerde; maar de morgen daarop was ze met haar hebben en houden weer naar de oude plek verhuisd zonder dat mijn ouders er iets van hadden gemerkt.
Toen wij uit school kwamen, kwam Baatje haar baasje tegemoet en vertelde hem in niet mis te verstane taal, dat haar iets ergs was overkomen:
‘Boebeleboebeleboebeleboeêê! Lujujujujuhuhu! Mauwauwauwau!’
Zij sprong in de bedstee en Dirk en zij begonnen het stro te doorzoeken en alles ondersteboven te halen, maar kleine katjes ho maar!
Hij sprong op de grond. Bleek, de beide vuisten naar Mina gebald, huilde hij:
‘Dat heb jij gedaan, sssodododemieter!’
Zij duwde haar weg met haar ene hand en een gemeen lachje gleed over haar domme gezicht.
In het najaar werd Baatje opnieuw dik. Dirk aaide haar over haar witte buik, wat zij met ronkend spinnen beantwoordde. Op een dag was ze weg. Dirk en ik doorzochten het hele slop, maar Baatje was en bleef onvindbaar. De huid rond Mina's knopneus begon te trillen. Toen zocht Dirk niet langer.
‘Vevevevevuilak, d-dat-at-at is jouw werk, g-gemene sososodemieter!’
Een hele tijd lang bleef Dirk ellendig stotteren.