O, u had kwartjes!
De honger was een vertrouwde gast bij ons geworden en moeder had zelfs geleerd op een vrij gevaarlijke manier met hem om te springen.
Op een avond zaten wij rond een lekker turfvuurtje, want nadat wij om onderstand hadden gevraagd, hadden ze ons een partijtje turf toegewezen. De hele dag hadden wij niets anders te eten gehad dan een tien-centsbroodje dat mijn moeder in negenen had verdeeld. Zij had het kleintje aan de borst en wij zaten te bedenken wat voor eten wij zouden kopen als wij een gulden hadden.
Op dat moment wordt aan de deur geklopt. Ik doe open en daar staat een heer.
‘Blijf maar zitten, vrouwtje,’ zegt hij heel beleefd tegen moeder, ‘je zit daar zó gezellig met je kinderen om het vuur - hier...’
Hij geeft mij een gulden en verdwijnt.
Ik wou er meteen mee naar de winkel gaan om de dingen te halen waarover wij gesproken hadden: brood, koffie en zure haring, maar moeder greep me vast en zei: ‘Hier die gulden.’
Ik gaf hem en zij reikte mij drie kwartjes toe. Ik bekeek ze, stomverbaasd, en barstte opeens uit: ‘O, u had kwartjes!’