voor voedsel uitgeven, de ander was van plan om een deel voor kleren of andere noodzakelijke dingen te besteden. Ook had moeder altijd een oude kous en deed allerlei dingen in 't geniep, die mijn vader woedend maakten.
Die twee mensen, zo verschillend van ras en karakter, waren getrouwd om hun schoonheid en uit liefde; het was een huwelijk waarin twee ongerepte mensen elkaar beminden en negen kinderen kregen. Maar voor het overige was er weinig in hun smaak en karakters wat overeenstemde, en met de armoede als ondergrond was een onoplosbare warboel het gevolg.
Nergens heb ik zo vaak over mooie dingen horen praten als bij ons thuis. Als wij ons voorstelden rijk te zijn, bespraken wij allereerst wat wij dan zouden leren, en hoe schitterend wij ons zouden inrichten. En al waren wij nog zulke hongerlijders, het eten kwam pas op de laatste plaats.
Ik herinner mij een zondagmiddag dat vader moeder wilde voorlezen. Zij had toen juist weer een kind aan de borst. Het werd hem echter onmogelijk gemaakt door de bovenburen die bezoek hadden en zich vrolijk maakten en zongen, waarbij ze met de voeten de maat stampten en met de messen tegen de glazen tikten. Vader had al een paar keer vloekend zijn boek dichtgeslagen, toen op de deur werd geklopt. Het was de buurvrouw, die mijn ouders kwam uitnodigen om de pret met hen te delen.
‘Ik zei tegen mezelf, de buren hebben nooit niks, die gaan van verveling maar lezen. Nou, als u ervoor voelt om mee te doen...’
Vader bedankte, maar een beetje uit de hoogte, met