De pokken
Onze woning bestond uit een kelder, een keuken en een zolderkamer, waar de heele familie op lompen sliep. Nu ik zeventien jaar was, wou ik daar niet meer bij liggen en sliep beneden op een ouden canapé. Op een morgen was ik naar een vriendin gegaan, die beloofd had, mij naar een schouwburg te brengen, waar koristen werden gevraagd.
Ik was afgewezen omdat ik geen Fransch kende. Ontmoedigd was ik tot laat in den avond bij die vriendin gebleven.
Klaasje, mijn broertje van acht jaar, leed sedert den vorigen avond aan koorts met roode vlekken op zijn heele lichaam; toen ik nu in onze sousterrain-kamer kwam, vond ik mijn bed ingenomen door het kind, bij wie zich zwarte pokken vertoond hadden. Op twee stoelen, tegen de canapé aangeschoven, lag mijn broertje Dirk, die dertien jaar was, op hetzelfde kussen als de kleine en met zijn gezicht tegen hem aan; hij hield Klaasjes handen vast om het kind te beletten zich te krabben en verzon verhalen om hem af te leiden.
Klaasje was een zeldzaam mooi kind. Ik noemde hem mijn hagedisje, om de gewoonte die hij had, zich, als hij stout was geweest, onder de meubels te verstoppen, zooals een hagedis onder een steen.
We waren allemaal hevig ontsteld bij de gedachte, dat hij door de pokken geschonden zou worden.