voorbijgangers staande en prezen hun koopwaar aan, of 't de fijnste paarlen waren.
Zij voelden zich erg tot mij aangetrokken en draaiden den heelen dag om mijn kar heen, maar hunne oogen loerden op een kooper; telkens als zij er één meenden te ontdekken, sprongen zij naar 't midden van de straat, onder het doen van allerlei uitroepen, alsof zij een ouden kennis ontmoetten.
‘Daar ben ik al! U koopt altijd van me! Zoekt u dit? Hier is 't, voor niets, voor niets!’
Dan kwamen zij weer bij mij terug en babbelden over allerlei, over onzen handel, over waar wij van hielden en dat alles vrijuit, met een logica, die mij trof en zonder één onvertogen woord.
En ze wisten zóó kalmweg op te snijden over allerlei dingen, dat ik er stil van werd. Ik zei aan één van hen, hoe 't mij verwonderde, dat ik hem broches met glazen steentjes zag verkoopen, terwijl hij de vorige week in vijgen deed. Hij antwoordde in drukke zinnen, dat hij elke acht dagen een andere negotie nam, dat de verkoop in de wijk geen twee weken achter elkaar ging met hetzelfde artikel, dat je met je tijd mee moest gaan en telkens wat nieuws hebben. O! zij hadden zoo prachtig begrip van de dingen, hun geest was helder, logisch en vooral beschaafd! Ik wist mijn gevoelens niet onder woorden te brengen en was alleen aangenaam verrast, toen ik niet den beruchten jood vond uit de overlevering, waarvoor ik zóó angstig was geweest, dat ik mijn koopwaar bijna niet in deze buurt durfde aanbieden.
En nu ontdekte ik, dat zij ver boven mij stonden!
Ik geloof ook, dat mijn blonde krullen indruk op hen maakten; en dan zeiden ze niet zonder verwon-