Feestdagen
Ik herinner mij, hoe de honger ons vooral op feestdagen kwelde. Vader, die aan den drank was geraakt, bedronk zich 's morgens als hij de eerste fooitjes had gekregen, en was voor de rest van den dag buiten staat op den bok te zitten. Dus leden wij gebrek door de fooitjes. Op die dagen was de ellende dubbel groot.
Toch kleedde moeder ons zoo goed mogelijk aan voor den feestdag en, met 't kleinste kind op den arm, gingen wij een wandeling doen, om ons te vergasten aan de lekkere geur van wat overal gegeten werd.
Vrouwen wachtten op den drempel van haar woning familie en gasten af. Moeder bleef staan praten, waar 't lekker rook naar koffie en gesmeerde boterhammen, in de vage hoop op een uitnoodiging, of alleen maar op 't aanbod van een kop koffie of wat ook; maar neen, wij werden nooit gevraagd.
Dan gingen wij weer naar huis. De grootsten doorsnuffelden de kasten, in de hoop een verdwaalde korst brood te vinden, de kleintjes schreiden en vroegen om eten; moeder zat daar bleek, met de handen op de knieën en zei niets; vader snurkte en verpestte de lucht met zijn dronkemansadem.
Dan ging moeder haastig uit en kwam een oogenblik later terug met ongaar brood, margarine en gemalen koffie.
Zij had een aanval gedaan op één van de talrijke