Palingkoppen en vellen
Zaterdag 's avonds, als vader zijn loon kreeg, ging moeder met mijn oudste zuster hem afhalen en dan werden er lekkere dingen gekocht om bij de boterham te eten. Ik moest zoolang op het huis passen en op de kleintjes, die in bed lagen.
Wij woonden in een kelder op den Haarlemmerdijk. Als moeder en mijn zuster weg waren, ging ik op het trapje naar de straat zitten om naar de voorbijgangers te kijken.
Ik bekeek ze van beneden af: ik lag met mijn armen en mijn hoofd op de plank van de goot, die in de Hollandsche steden langs de huizen liep. Van tijd tot tijd ging ik naar beneden en stak één van de kleintjes, die begon te huilen, de speen weer in den mond; dan nam ik mijn plaats weer in.
Als de nachtwacht voorbij kwam, kroop ik in onzen kelder; hij riep, hoe laat het was en draaide zijn ratel rond, die mij bang maakte; als hij voorbij was, ging ik weer op mijn oude plaatsje zitten.
Ik werd slaperig, maar 't geroep van de koopvrouw met gerookte paling, dat ik in de verte hoorde, maakte mij weer wakker en gaf me hoop, dat mijn ouders thuis zouden komen en gerookte paling meebrengen of haring in het zuur of misschien wel gebraden saucijsjes.
Doch ten slotte, door vermoeidheid overmand, sliep ik in op de stoep en de nachtwacht bracht mij in den