Refreinenbundel
(1940)–Jan van Doesborch– Auteursrecht onbekend[CLIII]En smorgens vondic dat al ghelogen wasRefreyn
ONlancx droomden mi so sotste dromen
Ia men hadder padden met mogen stoffieren. Ga naar eindvs. 2
Mi docht dat ic paus gemaect was van romen
En mijn wijf cardinael om duechts vercieren,
5[regelnummer]
Mijn kinderen eertsbisscopen door mijn bestieren
Dus en mocht niemant tegen ons voortstel clappen.
Doe gingen wi raet houwen onder ons vieren
Ga naar margenoot+ Hoe dat wi veel tonnen gouts mochten snappen.
| |
[pagina 271]
| |
Ic weet raet sprac dwijf doe, gaet, laet brieuen lappen
10[regelnummer]
An alle kercdoren ende sterck doen gebien
So wie dat gebonden is, al dragen si cappen,
Nonnen, baghijnen oft mishoude lien, Ga naar eindvs. 12
Dat si bi ons comen; wi sullense mits dien
Elcken ontbinden, twelck noyt geplogen was.
15[regelnummer]
En smorgens vondic dat al ghelogen was.
Ic consenteerdet als paus ende ooc mijn kindren
Dat eertsbisscopen waren dies mi therte loech.
De cardinael mijn wijf en wouts niet verminderen
Want si screef de bullen diemen al omme droech.
20[regelnummer]
Tvolc dat wetende bracht mi gelt genoech,
Twas al ontbint mi desen bant verwaten; Ga naar eindvs. 21
Deen vercocht sijn soch dander peert en ploech
En brachten mi tgelt thuys met grote vaten.
Tvolck liep te Romen achter straten
25[regelnummer]
So dick als mieren doen met groten hopen,
Triep al tsa, tsa, neemt veertich ducaten
Ende wilt mi desen bandt ontknopen
Op dat ick weder mach ongebonden lopen.
Ga naar margenoot+ Mi docht dat ic sprac die daer wtgetogen was,
30[regelnummer]
Ende smorgens vondic dat al ghelogen was.
Dair quam so veel volcx docht mi tontbindene
Dat geen van ons allen mocht hebben gemack.
Om datmens noit meer en plach te vindene
So wout al ontbonden sijn wie yet gebrack;
35[regelnummer]
Deen wijf riep: ontbint mi van desen droncken sac,
Dander: och mi van desen tuysschere verlost; Ga naar eindvs. 36
Ende die een wijf ha die qualick sprack
| |
[pagina 272]
| |
Riep: here ontbint mi, eer tgelt vermost.
Mer aerdige vroukens vol weelden gedost Ga naar eindvs. 39
40[regelnummer]
Die met ouden rochleers waren bedwongen,
Spraken: al ist dattet hondert cronen cost
Ontbint ons ende geeft elcken eenen iongen.
Wast cruepel of blint, tquam al bi gesprongen
Om tontbinden tsijne wat oyt bedrogen was.
45[regelnummer]
Ende smorgens vondic dat al ghelogen was.
Prince
Ick ontbrandt al dat ghelt gaf,
Dies sinte Peeter gestoort wten hemel clam
Want hi een ander paus met hem brochte
Die mi doen alle mijnen protel nam. Ga naar eindvs. 49
50[regelnummer]
Dit siende was ick op hem so gram
Ga naar margenoot+ Dat icken metten vuysten op sijn snotgat liep,
En met dien dat mijn vuyst ghewrongen quam
Sloech ick mijn wijf so die bi mi sliep
Dat si bi na al haer ghebueren riep
55[regelnummer]
Van groter veruaertheit, dat icker af ontspranc.
Dwijf creet en maecte so groten gepijp Ga naar eindvs. 56
Ia dat icker bey mijn handen om wranck,
Vloeckende den droom van fortunen cranck,
Want hoe ic met wanen snachs doorulogen was
60[regelnummer]
Ende smorgens vondic dat al ghelogen was.
|
|